Zuid-Afrika staat verbijsterd in het felle zoeklicht der wereld CABALLER0 hoort er bij WeËMekeken door de Oehoe Wijnhandel „DeZylpoort" r Naamsverwarring Zo speelt zwart Zuid-Afrika Zo speelt blank Zuid-Afrika „Bello" vijftig jaar J Na eeuwen van afzondering thans geraakt door velerlei revoluties Huidjes als satijn/jij „Rheumafonds kreeg normale zendtijd" DONDERDAG 21 JULI 1955 J. A. Wiersma overleden Columbia bestelt schepen in ruil voor koffie Antwoord van NRU op open brief Wie zorgt lijdt geen kou A.J.KAAN „De Wolbaai" Noord-Duitse Lloyd heeft haar eerste nieuwe schip Geniet van een goed glas wijn Laat Beaufort Uw raadsman zijn Op 50-jarige leeftijd is Woensdag te Haarlem overleden de heer J. A. Wiers ma, redacteur van het dagblad „Het Vrye Volk", lid van de redactie van het maand blad „Filmforum" en vele jaren bestuurs lid van de Haarlemse Kunst Gemeenschap. In de heer J. A. Wiersma verliest de Ne derlandse journalistiek een bekwaam cri ticus, wiens film entoneelrecensies, voor treffelijk van stijl, een grote deskundig heid en belezenheid verraadden. Wiersma was een uitgesproken Francophiel, het geen vooral in zijn beschouwingen over de film tot uiting kwam. Hij huldigde dik wijls een afwijkend standpunt van zijn re dactiecollega's, die in het maandblad „Filmforum" schreven en menige spitse polemiek was er het gevolg van. Met deze strijdvaardigheid, het handhaven van een eigen visie op zeer besliste wijze is hij nochtans niet getekend als een man, wiens voorliefde het was eigenzinnig tegen de gangbare mening in te gaan. Zijn colle ga's hebben hem leren waarderen als een beminnelijk en hoffelijk man, een erudiet van verfijnde smaak, wien het lot der Europese cultuur na aan het hart lag. Een slepende ziekte heeft hem in de kracht zijner jaren geveld. Men miste hem reeds lang. Zijn verscheiden heeft de ban ge vermoedens bevestigd dat J. A. Wiers ma te vroeg van ons heen zou gaan. In de herinnering van wie hem gekend hebben zal hij blijven voortleven: een fijn mens, een hartelijk collega. Het gouden jubileum van Bello de veelbesproken tram AlkmaarBergen aan Zee is Woensdag gevierd. De eerste rit maakte Bello op 20 Juli 1905. Aan het jubileum werd geen aandacht besteed door de Nederlandse Spoorwegen of enige andere officiële instantie. De bur gerij van Bergen heeft dus zelf het initia tief maar genomen. Reeds vroeg werd de jubilaresse met bloemen getooid door het stationspersoneel te Alkmaar Om twaalf uur hingen particulieren te Bergen aan Zee kransen aan hun geliefde vervoermiddel. Om half acht 's avonds vierden de bewo ners van Bergen, de kunstenaars aan het hoofd, met de dorpsharmonie Bello's gou den feest. De vroegrit om zeven uur werd meege maakt door de heer G. J. J. Kaptein, de thans 86-jarige reeds vele jaren gepension- neerde conducteur, die ook de eerste rit in 1905 als chef-conducteur heeft meegemaakt. NEW YORK (Reuter) De flota Mercante Grancolombian heeft contracten gesloten voor de bouw van zes schepen ter waarde van 17 millioen dollar, waarvoor zij met Columbiaanse koffie zal betalen. Vier van de schepen zullen in Duitsland gebouwd worden en twee in Spanje. De schepen hebben een waterverplaat sing van 12.000 ton en kunnen een snel heid van 17 knopen ontwikkelen. Ter meerdere complicatie van het toch al niet eenvoudige rassenprobleem in de Unie van Zuid-Afrika bestaat hier een vreemd systeem van benaming van de verschillende volksgroepen. De blan ken worden verdeeld in een „Afrikaans" sprekende groep (ongeveer 60 pet.) van Nederlandse stam, die zichzelf „Afrika ners" noemt, en een Engels sprekend deel dat zichzelf betitelt als „Zuid-Afri kanen". Om zichzelf te onderscheiden van de gekleurde bevolking noemen de Afrikaners zichzelf „blanken", de Britse Zuid-Afrikanen beweren „Europeanen" te zijn. De Afrikaners duiden de zwarte man aan als „Bantoe" of „naturel" en de Britse Zuid-Afrikanen betitelen hem als „inboorling" of als „Afrikaan". De zwarte man zelf voelt niet veel voor Bantoe, naturel of inboorling en noemt zich of „Afrikaan" of gebruikt de eigen stamnaam zoals Zoeloe, Xhosa, Pondo, enzovoorts. Alleen over de naam van het Euro-Afro-Aziatisch mengras, dat in Kaapland woont, is iedereen het eens. Zijn leden heten „kleurlingen". Om mijn lezers voor al te grote verbijs tering te behoeden, zal ik in mijn van daag beginnende serie artikelen over de Unie van Zuid-Afrika zoveel mogelijk de volgende terminologie aanhouden: „Afrikaners" voor de blanken van Ne derlandse stam, „Britse Zuid-Afrika nen" voor de Engels sprekende blanken en „Bantoe" voor het zwarte bevolkings deel. Ik voeg daar mijn verontschuldi ging aan de Bantoe aan toe, aangezien hij mijns inziens het meeste recht heeft op de naam Afrikaan. Het verschil tus sen „Afrikaner" en „Afrikaan" zou nog wel duidelijk kunnen zijn, maar het on derscheid in het bijvoegelijk naamwoord „Afrikaans" zou geheel wegvallen. (Van onze reisredacteur) JOHANNESBURG, Juli Aan de voet van het machtige Afrikaanse continent waar 180 millioen zwarte mensen, van de Goudkust tot Kenya, van Khartoem tot Kaapstad, zich beginnen te roeren, ligt een land dat de bezorgdheid van de wereld heeft gewekt: de Unie van Zuid-Afrika. Want waar er hoop is, dat andere landen in de stomende jungles en de wyde hoogvlaktes van dit donker werelddeel voor al te pijnlijke stuiptrekkingen van het stervend kolonialisme gespaard zullen blijven en zich geleidelijk zullen kunnen aanpassen aan nieuwe vormen van samenwerking, daar staat in Zuid-Afrika de kwestie veel scherper door de aanwezigheid van 2 3/4 millioen gevestigde blanken, voor wie Zuid-Afrika „thuis" betekent. Een kolonie waarin de kolonisatoren, althans het grootste deel van hen, geen verre thuisbasis overzee meer hebben. Daarom zetten zij zich schrap tegen de rijzende golven van een zwart onafhankelijkheidsstreven. Zij willen hun blanke huid duur ver- lucht, waaruit de zon, moeder van Afrika, kopen, hun wensen en vrezen hebben zich sinds de oorlog uitgekristalliseerd in de „apartheidspolitiek" van de Nationale Par tij, de traditionele rassenscheiding van de Unie in harder en scherper vorm. Een poli tiek die ongeduld en ontzetting heeft ge wekt in een wereld, die tast naar co-exis tentie, naar een plaats onder de zon en een onbelemmerde toekomst voor al haar vol ken, ongeacht ras of geloof. Politiek ook, die bitterheid en haat jegens de blanke begint te wekken bij Afrika's donkere mil- lioenen, wier leiders wel beseffen dat zij nog voor lange tijd blanke assistentie zul len behoeven om hun enorme achterstand in te lopen, maar gelijkertijd betwijfelen of de stijgende woede om uitbuiting en ver nedering nog lang in toom zal kunnen wor den gehouden. „Zuid-Afrika, land van de zon": de vro lijke reclame-platen van de Unie vertellen het allerwege. En inderdaad, men bespeurt doorgaans geen wolkje aan de star-blauwe Ik had deze vijf Xhosa-jongetjes in de Ciskei twee kwartjes gegeven en van louter vreugde voerden zij begeleid door de petroleum-blik-guitaar een klein dansje uit, eer zij verder gingen over de stoffige weg tussen de kale heuvels om deze ongelooflijke rijkdom te spenderen. dit geweldige land en zijn geweldige steden koestert. Zij warmt het glooiende „veld" en de lemen hutjes van primitieve goed lachse mensen. Zij schijnt ook over de grijze wolkenkrabbers en de gele goud mijndumps van Johannesburg, waar de metalige geur een Nieuw-Afrika verraadt, waarin blank en zwart verwikkeld zijn in een razende industriële revolutie.Zij schept een tropische atmosfeer in „Brits" Durban aan de Indische Oceaan, waar tussen de zwoele kleuren van Bougainvilles, Jacaran- da's en Poinsettia's een giftige rassenhaat tegen Indiër en Bantoe woekert. Zij zet tenslotte het vriendelijker Kaapstad in een zacht licht. Kaapstad waar het drie eeuwen geleden allemaal begon, toen Jan van Rie- beeck zijn drie scheepjes deed meren in de Tafelbaai om aan Kaap de Goede Hoop een ravitailleringsstation voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie te stichten. Kaap de Goede Hoop, de naam is niet vrij van bittere ironie gebleken. Want in deze drie eeuwen historie zijn wonden gemaakt, die vandaag nog rauw zijn. De „Grote Trek" van de Boeren in 1836, die vrij wilden zijn van Britse inmen ging en met hun bijbels en geweren de ruimte zochten waarin zij de rook van hun buurmans schoorsteen niet hoefden te zien, stuitte op de zuidwaartse drang van de Bantoe-massa, en de moord op Piet Re- tief door de Zoeloes van koning Dingaan en de daarop volgende slag aan de Bloed rivier zijn nog niet vergeten. Het pastorale „lekker lewe" van de Boeren werd later verstoord door de Britse begerigheid naai de diamanten van de Oranje-Vrijstaat en het goud van Transvaal, die leidde tot een van de schandelijkste oorlogen in de we reldgeschiedenis. Het vrouwenmonument, opgericht ter nagedachtenis van 25.000 ge durende de Boerenoorlog in concentratie- j kampen omgekomen vrouwen en kinderen schroeit tot op de huidige dag nog de zie- len van de Afrikaners. t Onaangeroerd werelddeel Ware het nu, dat Zuid-Afrika betrokken zou zijn geraakt in de stromingen, die de Europese beschaving vernieuwden, het zou mogelijk het benard verleden voor een rui mer toekomst geruild hebben. Maar het bleef in verre isolatie buiten dat alies. Zo als de Franse revolutie het land onopge merkt voorbij ging, zo begonnen pas korte lings de industriële revolutie, het liberalis me en het corrigerend socialisme de unie aan te raken. Maar aarzelend: de liberaal heet in de Unie nog een „gevaarlijk agita tor". Terwijl landen als Canada, Australië en Nieuw Zeeland hun onafhankelijkheid consolideerden en de hoofdwegen van de wereld betraden, bleef Zuid-Afrika in wrokkende gespletenheid achteraf. Het Engels sprekende deel gevangen in haastige winzucht, de Afrikaners in een hard calvi nisme, verbitterd door een schrijnende ne derlaag. Ploe verbitterd begint pas thans het Britse bevolkingsdeel te beseffen, dat te laat betreurt dat het na de officiële Britse grootmoedigheid aan het einde van de Boerenoorlog niet oprecht gepoogd heeft een nieuwe natie te smeden. Het betaalt thans een hoge prijs voor zijn meesmuilen de minachting jegens de Boeren. Want de schroef van het Afrikaanse nationalisme draait dicht: de senaatswet was een voor proefje, Zuid-Afrika is op weg toch nog een christelijke nationale Boeren-republiek te worden, de Boerenoorlog wordt alsnog gewonnen. Een Brit hier zei onlangs, dat in die toekomstige republiek de voornaamste rechten voor de Engelse Zuid-Afrikanen het geld verdienen en het golf spelen zou den zijn. Vrees stygt En de Zoeloes van Dingaan? Welnu, zoals het vrouwenmonument de Afrikaanse politiek op blank terrein stem pelt, zo symboliseert het voortrekkers-mo nument het beleid jegens de niet-blanke. Nog steeds huivert het schrikbeeld van de gillende Zoeloedansers, die zich op Piet Retief en zijn ongewapende mannen stort ten, door het brein van de blanken als zij hun minderheid beseffen jegens tien mil lioen zwijgende zwarten. En die vrees stijgt thans. In de oude tijd was alles zoveel ge makkelijker. De Bantoe voerde zijn primi tieve bestaan in de reservaten, waar h;j, behalve door honger en ziekte, met rust gelaten werd, werkte als huisbediende, ze telde op de „blanke" boerderijen, waar hij in ruil voor zijn arbeid een klein lapje grond mocht bebouwen of een schamel loon kreeg. Als de patriarchale situatie hem niet voldoende ontzag voor zijn blanke „baas" bijbracht, wel, dan was daar nog altijd de „meester- en dienaarswet", een brokje rechtspleging van middeleeuwse feodaliteit, om de landelijke rust te handhaven. Ook heden bestaat die situatie voor deze drie groepen goeddeels onveranderd voort.Maar inmiddels is er een vierde groep bijgeko men. Er werd naast mijn- en landbouw een secondaire industrie geschapen, toen de economische crisis van de dertiger jaren een proletariaat van „arme blanken" in het leven had geroepen. In de Tweede Wereld oorlog kreeg die industrie ver van het strijdtoneel gouden kansen, zij recru- teerde niet alleen blanken, maar tastte ook gretig in het zwarte arbeidsreservoir. Zij trok massa's kleurlingen en Bantoes naai de grote steden, die er zich neerlieten in „locaties", erbarmelijke achterbuurten vol krotjes en blik en hout vol sociale misère, stank, ziekte, misdaad en prostitutie, in af wachting van het moment, dat zij van de simpele maar redelijk voldoende huisjes krijgen, die door landelijke en plaatselijke overheid thans in snel tempo worden ge bouwd. Daar wordt een nieuwe Bantoe geboren en er zijn er nu al twee millioen. Hij leert een vak, hij verstedelijkt, hij krijgt nieuwe Op hun „surf"-planken laten jongens zich door de schuimende rollers van de Indische Oceaan dragen naar het strand van Durban, de luxueuze azuren kust van Zuid-Afrika. behoeften, hij gaat onwennig, geplaagd, struikend en vallend de twintigste eeuw binnen door de deur, die de industrie voor hem open houdt. De kringloop van de pri mitieve bestaan in de verre blauwe heu vels en het golvende gele „veld" is door broken. En er gaat een wereld voor hem open. Eigen intellectuelen en politici ver tellen hem van mensenrechten en vakbon den en Azië en vrijheid en de stille, gedul dige zwarte man begint te hunkeren. Hij krijgt een aarzelend zelfvertrouwen, al weet hij nog nauwelijks welk een machtig wapen hij in handen heeft gekregen, nu hij aan de machines van de blanke maat schappij staat. De blanken weten dit wèl en vrezen hem meer dan ooit. Uit die gestegen vrees in het bijzonder is de „apartheid" geboren, poli tiek om het probleem binnenskamers of te doen. Maar tot schrik hebben zij bevonden, dat de wereld zo klein is geworden, dat zelfs voor Zuid-Afrika geen isolatie meer mogelijk is. De wereld bemoeit zich met hen, wordt ongeduldig, critiseert, atta queert in de UNO. De stroom van buiten landse journalisten houdt aan, de koele ogen van camera's kijken rond in het land. De veilige beslotenheid is weg, Zuid-Afrika is verzeild geraakt in het woelige vaar water van een veranderde wereld. En bin nenlands kraakt het, het Britse bevolkings deel begint langzaamaan te twijfelen, er gaan liberaler stemmen op. Dit alles verbijstert de Afrikaners. Er zijn er onder hen die voor hun vrijwel onoplos baar probleem het begrip en de sympathie vragen waarop zij recht hebben. Maar er zijn er meer zoals de prominente Afrikaner journalist, wiens woorden tot mij waren: „En het kan mij hoegenaamd niets schelen wat jij over ons gaat schrijven." Hij beet het mij toe. Koppig, hardnekkig, zich doof en blind houdend voor de evolu tie van een ganse wereld, onbesuisd reage rend op venijnige aanvallen van buitenaf, maar ook op zachte wenken van mannen als Adlai Stevenson of de aartsbisschop van Canterbury, schijnen deze Afrikaners voor het laatst een Grote Trek te willen begin nen. Zij hebben een politieke „ossewa" be klommen om nog eenmaal de verte te zoe ken, waar zij de schoorsteen van hun buur man niet hoeven te zien.. Maar waar zij ook rijden, zien zij thans rook. ADVERTENTIE Zoals wij gisteren gemeld hebben, heeft de heer A. M. Bergers uit Rotterdam zich in een „open brief" erover beklaagd, dat de door hem geleide actie met „verrassings couverts" ten bate van het Nationaal Rheu mafonds onvoldoende medewerking (in de vorm van zendtijd) van de omroepvereni gingen, aangesloten bij de Nederlandse Ra dio Unie, zou hebben ontvangen. Van de zijde van het Rheumafonds zou hem, zo zegt hij, nadrukkelijk verzekerd zijn dat alle omroepverenigingen een dergelijke me dewerking zouden verlenen. Van de zijde van de Nederlandse Radio Unie en de omroepverenigingen vernemen wij thans: „Hoewel de N.R.U. en de omroepvereni gingen de bedoelde, aan hen gerichte open brief niet hebben ontvangen, namen zij ken nis van de berichten die daaromtrent in de pers zijn opgenomen. Zij wijzen erop dat van enigerlei toezegging van méér radio medewerking dan aan het Rheumafonds thans is gegeven, nooit sprake is geweest. Van meet af aan is duidelijk vastgesteld, dat dezelfde soort medewerking en in de zelfde omvang zou worden gegeven als aan andere, even belangrijke acties op charita tief en cultureel gebied, die jaar in jaar uit op medewerking van de omroep kunnen re kenen. De N.R.U. en de omroepverenigin gen staan buiten het misverstand dat blijk baar intern bij het Rheumafonds is gere zen". ADVERTENTIE Gen. Cronjéstr. 129 - Tel. 11385 - Haarl. ADVERTENTIE CONSTANTE KWALITEIT toch is 't jammer, dat we deze prachtvogel nooit in de sche mer buiten op het land zullen tegenkomen. U kunt u niet voorstellen, hoe mooi de be- vedering van deze geelbruine vogel is, als u niet zelf hebt gezien de fijne adering van elk borst- en buikveertje, en het beloop hebt gevolgd van de intens zwarte vlekken, die onder de zware haaksnavel hun oorsprong vinden om stroomgewijs af te vloeien tot bij het fijne dons, dat de be vederde tenen met de gekrom de nagels gedeeltelijk bedekt. Noch heeft u enig idee van het indrukwekkende masker, het uilengezicht met de ruig- omkranste ogen, waarboven de oorpluimen pieken als groteske versierselen. Kijk, nu is er iets anders, dat zijn aandacht trekt. Er ritselt iets in de tuin, opzij van het uilenhok, er scharrelt ergens een merel rond. De machtige kop draait een slag om, het uilengezicht verliest plotseling zijn barse streng heid, het krijgt zelfs iets ko mieks met de uitspringende snavel als een neus onder de verbaasde ogen. Dan waait mijn tekenblad ;ven op. Ogenblikkelijk draait de kop en trekt zich terug tegen een achtergrond van loog opgezette ronde vleugels; twee strakke oranje ogen bo ren zich in de mijne, het vogel lichaam deint zachtjes heen en weer, aan weerskanten van de snavel opent zich iets als een heksenmond, tandeloos, mummelend. Dan gebeurt er iets heel wonderlijks met de ogen. Langzaam trekt de oranje iris over de pupil, die van een grote zwarte cirkel inkrimpt tot een kleine stip. Twee zwarte stippen in al gro ter wordende vurige bollen, die het vogelgezicht een totaal veranderde uitdrukking geven. Wat een grapjas. En dat nog wel zo'n „ernstig" uitziende oehoe! Er is echter helemaal niets te grapjassen, het is nog steeds dodelijke ernst. Want dat bezoek moet weg, hij wil alleen gelaten worden. Zijne majesteit verlangt rust en stilte. Goed, hij zal z'n zin hebben. Dus pak ik mijn spullen bij elkaar (ik voel de ogen in m'n rug!) en trek me op m'n eigen stelling terug. Ik ben letterlijk weggekeken. SJOUKE VAN DER ZEE BREMEN (United Press) Het eerste sinds het einde van de oorlog voor de Noord-Duitse Lloyd te water gelaten schip, is door de Vulkan-scheepswerf aan de eigenaars overgedragen. Het schip, de „Tannstein", meet 5.600 ton en is een zus- sterschip van de in Mei te water gelaten „Torstein". De „Tannstein" heeft een laadvermogen van 8.350 ton, een snelheid van 15 knopen en wordt voortgedreven door twee dieselmotoren met een geza menlijke stuwkracht van 4.500 paarde- krachten. Niet zodra ben ik op grote afstand in het gezichtsveld van de oehoe gekomen, of de grote vogel toont overduidelijk, dat hij met het onverwachte be zoek volstrekt niet is ingeno men. De flossige veren leggen zich dichter tegen het lijf dat een zacht schommelende be weging maakt en de oorveren, die gewoonlijk schuin omhoog staan, strekken zich, terwijl de ogen, prachtige hel geelrode edelstenen, door een licht op trekken van de wenkbrauw veren groter schijnen te wor den. Kom ik nog dichterbij, dan blaast hij als een kat, het schommelen wordt heviger, de helle ogen branden ter weers zijden van de formidabele uilensnavel, die, als in afweer, half geopend is. Ik weet, wat er zal volgen, wanneer de af stand nog kleiner wordt: een heviger blazen, een scherp knappen met de snavel en dan een wilde sprong tegen de tra lies. Want dat is de reactie van een doodsbenauwd dier, dat niet heeft geleerd, de tralies van zijn hok als een beveili ging te beschouwen en zich alleen maar als een wildeman kan verweren. Maar tot een uitbarsting komt het niet. Mag het ook niet komen, want het zou hem enige staart- en vleugelpennen kunnen kosten. Ik zet mijn vouwstoeltje uit en dan gaan we elkaar eens rustig bekij ken. Het wiegelen houdt op, de kop- en borstveren, prach tig gemarmerd en gevlekt, kruiven langzamerhand weer wat uit en sinjeur komt tot rust. De vuurogen echter blij ven waakzaam. Ze staren me onafgebroken aan, ze branden dwars door me heen, terwijl hij tot slot nog een ander af- weerwapen in stelling brengt. Elke vogel heeft immers een zogenaamd derde ooglid, het wenkvlies, dat van de ooghoek uit schuin over de oogbol wordt getrokken. Nu, als uilen van het stuk worden gebracht, gaan ze bij wijze van afweer, met die wenkvliezen manoeuvreren en ik verzeker u, dat het een raar gezicht is, dat kantelen van die blauwig witte gordijntjes over die glimmende karbonkels van ogen! Het toeval en de omstandig heden hebben mij al verschil lende soorten uilen in handen gespeeld die ik gelukkig voor ADVERTENTIE "CCCOCCOCCCCCCOCOOOOCO Fa. P. BEAUFORT Kinderhuisvest 47-51 Telefoon 10717 Haarlem een groot deel na enige tijd van verpleging en verzorging, geringd en wel heb kunnen vrijlaten. Dat ik nog nooit een oehoe op de hand heb gehad, is geen wonder, want deze machtige reus onder de uilen is sinds lang in ons land uit gestorven (vertaal: uitgeroeid). Ook bij onze oosterburen, die anders heus wel de ruimte hebben voor deze grote vogels, komt hij zo goed als niet meer in 't wild voor en wordt hij alleen nog gehouden als lokvogel voor kraaien en an dere vogels, die men wegens werkelijke of vermeende scha de wil schieten. Het is namelijk zo, dat bijna alle vogels door de aanwezig heid van een uil onrustig worden. Wat het precies is, weet natuurlijk geen mens. We kunnen er hoogstens naar ra den, maar een feit is dat kleine zangvogels geweldig te keer gaan als ze ergens een klein steenuiltje zien zitten en dat ze net zo lang blijven schreeu wen en fladderen (en zelfs wel aanvallen) tot het uiltje er ge noeg van krijgt en er vandoor gaat. Het moet zich dan wel ergens verstoppen om van die tierende bende verlost te ra ken. Hetzelfde is het geval met grotere vogels als kraaien, ek sters en roofvogels, die heftig stoten op een grote uil, zoals deze oehoe. Door nu een oehoe op een zitstok te plaatsen op een open plek, lokt men die roofvogels en die kraaien en dan kan men vanuit een schuilhoek doen, wat men meent te moeten of te mogen doen, waarbij goed in 't oog moet worden gehouden, dat onze roofvogels wettelijk be schermd zijn, terwijl de kraaien sinds kort onder de jachtwet vallen. Hoe begrijpelijk het is, dat er in ons kleine en verkavelde land voor een roofvogel als een oehoe geen plaats meer is,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 7