Zuid-Afrika staat verbijsterd
in het felle zoeklicht der wereld
CABALLER0 hoort er bij
WeËMekeken door de Oehoe
Wijnhandel
„DeZylpoort"
r
Naamsverwarring
Zo speelt zwart Zuid-Afrika
Zo speelt blank Zuid-Afrika
„Bello" vijftig jaar
J
Na eeuwen van afzondering thans
geraakt door velerlei revoluties
Huidjes als satijn/jij
„Rheumafonds kreeg
normale zendtijd"
DONDERDAG 21 JULI 1955
J. A. Wiersma overleden
Columbia bestelt schepen
in ruil voor koffie
Antwoord van NRU
op open brief
Wie zorgt
lijdt geen kou
A.J.KAAN „De Wolbaai"
Noord-Duitse Lloyd heeft
haar eerste nieuwe schip
Geniet van een goed glas wijn
Laat Beaufort
Uw raadsman zijn
Op 50-jarige leeftijd is Woensdag te
Haarlem overleden de heer J. A. Wiers
ma, redacteur van het dagblad „Het Vrye
Volk", lid van de redactie van het maand
blad „Filmforum" en vele jaren bestuurs
lid van de Haarlemse Kunst Gemeenschap.
In de heer J. A. Wiersma verliest de Ne
derlandse journalistiek een bekwaam cri
ticus, wiens film entoneelrecensies, voor
treffelijk van stijl, een grote deskundig
heid en belezenheid verraadden. Wiersma
was een uitgesproken Francophiel, het
geen vooral in zijn beschouwingen over de
film tot uiting kwam. Hij huldigde dik
wijls een afwijkend standpunt van zijn re
dactiecollega's, die in het maandblad
„Filmforum" schreven en menige spitse
polemiek was er het gevolg van. Met deze
strijdvaardigheid, het handhaven van een
eigen visie op zeer besliste wijze is hij
nochtans niet getekend als een man, wiens
voorliefde het was eigenzinnig tegen de
gangbare mening in te gaan. Zijn colle
ga's hebben hem leren waarderen als een
beminnelijk en hoffelijk man, een erudiet
van verfijnde smaak, wien het lot der
Europese cultuur na aan het hart lag.
Een slepende ziekte heeft hem in de
kracht zijner jaren geveld. Men miste hem
reeds lang. Zijn verscheiden heeft de ban
ge vermoedens bevestigd dat J. A. Wiers
ma te vroeg van ons heen zou gaan. In de
herinnering van wie hem gekend hebben
zal hij blijven voortleven: een fijn mens,
een hartelijk collega.
Het gouden jubileum van Bello de
veelbesproken tram AlkmaarBergen aan
Zee is Woensdag gevierd. De eerste rit
maakte Bello op 20 Juli 1905.
Aan het jubileum werd geen aandacht
besteed door de Nederlandse Spoorwegen
of enige andere officiële instantie. De bur
gerij van Bergen heeft dus zelf het initia
tief maar genomen. Reeds vroeg werd de
jubilaresse met bloemen getooid door het
stationspersoneel te Alkmaar Om twaalf
uur hingen particulieren te Bergen aan Zee
kransen aan hun geliefde vervoermiddel.
Om half acht 's avonds vierden de bewo
ners van Bergen, de kunstenaars aan het
hoofd, met de dorpsharmonie Bello's gou
den feest.
De vroegrit om zeven uur werd meege
maakt door de heer G. J. J. Kaptein, de
thans 86-jarige reeds vele jaren gepension-
neerde conducteur, die ook de eerste rit in
1905 als chef-conducteur heeft meegemaakt.
NEW YORK (Reuter) De flota Mercante
Grancolombian heeft contracten gesloten
voor de bouw van zes schepen ter waarde
van 17 millioen dollar, waarvoor zij met
Columbiaanse koffie zal betalen. Vier van
de schepen zullen in Duitsland gebouwd
worden en twee in Spanje.
De schepen hebben een waterverplaat
sing van 12.000 ton en kunnen een snel
heid van 17 knopen ontwikkelen.
Ter meerdere complicatie van het toch
al niet eenvoudige rassenprobleem in
de Unie van Zuid-Afrika bestaat hier
een vreemd systeem van benaming van
de verschillende volksgroepen. De blan
ken worden verdeeld in een „Afrikaans"
sprekende groep (ongeveer 60 pet.) van
Nederlandse stam, die zichzelf „Afrika
ners" noemt, en een Engels sprekend
deel dat zichzelf betitelt als „Zuid-Afri
kanen". Om zichzelf te onderscheiden
van de gekleurde bevolking noemen de
Afrikaners zichzelf „blanken", de Britse
Zuid-Afrikanen beweren „Europeanen"
te zijn. De Afrikaners duiden de zwarte
man aan als „Bantoe" of „naturel" en
de Britse Zuid-Afrikanen betitelen hem
als „inboorling" of als „Afrikaan". De
zwarte man zelf voelt niet veel voor
Bantoe, naturel of inboorling en noemt
zich of „Afrikaan" of gebruikt de eigen
stamnaam zoals Zoeloe, Xhosa, Pondo,
enzovoorts. Alleen over de naam van het
Euro-Afro-Aziatisch mengras, dat in
Kaapland woont, is iedereen het eens.
Zijn leden heten „kleurlingen".
Om mijn lezers voor al te grote verbijs
tering te behoeden, zal ik in mijn van
daag beginnende serie artikelen over de
Unie van Zuid-Afrika zoveel mogelijk
de volgende terminologie aanhouden:
„Afrikaners" voor de blanken van Ne
derlandse stam, „Britse Zuid-Afrika
nen" voor de Engels sprekende blanken
en „Bantoe" voor het zwarte bevolkings
deel. Ik voeg daar mijn verontschuldi
ging aan de Bantoe aan toe, aangezien
hij mijns inziens het meeste recht heeft
op de naam Afrikaan. Het verschil tus
sen „Afrikaner" en „Afrikaan" zou nog
wel duidelijk kunnen zijn, maar het on
derscheid in het bijvoegelijk naamwoord
„Afrikaans" zou geheel wegvallen.
(Van onze reisredacteur)
JOHANNESBURG, Juli Aan de voet van het machtige Afrikaanse continent
waar 180 millioen zwarte mensen, van de Goudkust tot Kenya, van Khartoem tot
Kaapstad, zich beginnen te roeren, ligt een land dat de bezorgdheid van de wereld
heeft gewekt: de Unie van Zuid-Afrika. Want waar er hoop is, dat andere landen
in de stomende jungles en de wyde hoogvlaktes van dit donker werelddeel voor al
te pijnlijke stuiptrekkingen van het stervend kolonialisme gespaard zullen blijven
en zich geleidelijk zullen kunnen aanpassen aan nieuwe vormen van samenwerking,
daar staat in Zuid-Afrika de kwestie veel scherper door de aanwezigheid van 2 3/4
millioen gevestigde blanken, voor wie Zuid-Afrika „thuis" betekent. Een kolonie
waarin de kolonisatoren, althans het grootste deel van hen, geen verre thuisbasis
overzee meer hebben. Daarom zetten zij zich schrap tegen de rijzende golven van
een zwart onafhankelijkheidsstreven.
Zij willen hun blanke huid duur ver- lucht, waaruit de zon, moeder van Afrika,
kopen, hun wensen en vrezen hebben zich
sinds de oorlog uitgekristalliseerd in de
„apartheidspolitiek" van de Nationale Par
tij, de traditionele rassenscheiding van de
Unie in harder en scherper vorm. Een poli
tiek die ongeduld en ontzetting heeft ge
wekt in een wereld, die tast naar co-exis
tentie, naar een plaats onder de zon en een
onbelemmerde toekomst voor al haar vol
ken, ongeacht ras of geloof. Politiek ook,
die bitterheid en haat jegens de blanke
begint te wekken bij Afrika's donkere mil-
lioenen, wier leiders wel beseffen dat zij
nog voor lange tijd blanke assistentie zul
len behoeven om hun enorme achterstand
in te lopen, maar gelijkertijd betwijfelen of
de stijgende woede om uitbuiting en ver
nedering nog lang in toom zal kunnen wor
den gehouden.
„Zuid-Afrika, land van de zon": de vro
lijke reclame-platen van de Unie vertellen
het allerwege. En inderdaad, men bespeurt
doorgaans geen wolkje aan de star-blauwe
Ik had deze vijf Xhosa-jongetjes in de Ciskei twee kwartjes gegeven en van louter
vreugde voerden zij begeleid door de petroleum-blik-guitaar een klein dansje
uit, eer zij verder gingen over de stoffige weg tussen de kale heuvels om deze
ongelooflijke rijkdom te spenderen.
dit geweldige land en zijn geweldige steden
koestert. Zij warmt het glooiende „veld"
en de lemen hutjes van primitieve goed
lachse mensen. Zij schijnt ook over de
grijze wolkenkrabbers en de gele goud
mijndumps van Johannesburg, waar de
metalige geur een Nieuw-Afrika verraadt,
waarin blank en zwart verwikkeld zijn in
een razende industriële revolutie.Zij schept
een tropische atmosfeer in „Brits" Durban
aan de Indische Oceaan, waar tussen de
zwoele kleuren van Bougainvilles, Jacaran-
da's en Poinsettia's een giftige rassenhaat
tegen Indiër en Bantoe woekert. Zij zet
tenslotte het vriendelijker Kaapstad in een
zacht licht. Kaapstad waar het drie eeuwen
geleden allemaal begon, toen Jan van Rie-
beeck zijn drie scheepjes deed meren in de
Tafelbaai om aan Kaap de Goede Hoop een
ravitailleringsstation voor de Verenigde
Oost-Indische Compagnie te stichten. Kaap
de Goede Hoop, de naam is niet vrij van
bittere ironie gebleken.
Want in deze drie eeuwen historie zijn
wonden gemaakt, die vandaag nog rauw
zijn. De „Grote Trek" van de Boeren in
1836, die vrij wilden zijn van Britse inmen
ging en met hun bijbels en geweren de
ruimte zochten waarin zij de rook van hun
buurmans schoorsteen niet hoefden te
zien, stuitte op de zuidwaartse drang van
de Bantoe-massa, en de moord op Piet Re-
tief door de Zoeloes van koning Dingaan
en de daarop volgende slag aan de Bloed
rivier zijn nog niet vergeten. Het pastorale
„lekker lewe" van de Boeren werd later
verstoord door de Britse begerigheid naai
de diamanten van de Oranje-Vrijstaat en
het goud van Transvaal, die leidde tot een
van de schandelijkste oorlogen in de we
reldgeschiedenis. Het vrouwenmonument,
opgericht ter nagedachtenis van 25.000 ge
durende de Boerenoorlog in concentratie-
j kampen omgekomen vrouwen en kinderen
schroeit tot op de huidige dag nog de zie-
len van de Afrikaners.
t
Onaangeroerd werelddeel
Ware het nu, dat Zuid-Afrika betrokken
zou zijn geraakt in de stromingen, die de
Europese beschaving vernieuwden, het zou
mogelijk het benard verleden voor een rui
mer toekomst geruild hebben. Maar het
bleef in verre isolatie buiten dat alies. Zo
als de Franse revolutie het land onopge
merkt voorbij ging, zo begonnen pas korte
lings de industriële revolutie, het liberalis
me en het corrigerend socialisme de unie
aan te raken. Maar aarzelend: de liberaal
heet in de Unie nog een „gevaarlijk agita
tor". Terwijl landen als Canada, Australië
en Nieuw Zeeland hun onafhankelijkheid
consolideerden en de hoofdwegen van de
wereld betraden, bleef Zuid-Afrika in
wrokkende gespletenheid achteraf. Het
Engels sprekende deel gevangen in haastige
winzucht, de Afrikaners in een hard calvi
nisme, verbitterd door een schrijnende ne
derlaag. Ploe verbitterd begint pas thans
het Britse bevolkingsdeel te beseffen, dat
te laat betreurt dat het na de officiële
Britse grootmoedigheid aan het einde van
de Boerenoorlog niet oprecht gepoogd heeft
een nieuwe natie te smeden. Het betaalt
thans een hoge prijs voor zijn meesmuilen
de minachting jegens de Boeren. Want de
schroef van het Afrikaanse nationalisme
draait dicht: de senaatswet was een voor
proefje, Zuid-Afrika is op weg toch nog
een christelijke nationale Boeren-republiek
te worden, de Boerenoorlog wordt alsnog
gewonnen. Een Brit hier zei onlangs, dat in
die toekomstige republiek de voornaamste
rechten voor de Engelse Zuid-Afrikanen
het geld verdienen en het golf spelen zou
den zijn.
Vrees stygt
En de Zoeloes van Dingaan?
Welnu, zoals het vrouwenmonument de
Afrikaanse politiek op blank terrein stem
pelt, zo symboliseert het voortrekkers-mo
nument het beleid jegens de niet-blanke.
Nog steeds huivert het schrikbeeld van de
gillende Zoeloedansers, die zich op Piet
Retief en zijn ongewapende mannen stort
ten, door het brein van de blanken als zij
hun minderheid beseffen jegens tien mil
lioen zwijgende zwarten. En die vrees stijgt
thans. In de oude tijd was alles zoveel ge
makkelijker. De Bantoe voerde zijn primi
tieve bestaan in de reservaten, waar h;j,
behalve door honger en ziekte, met rust
gelaten werd, werkte als huisbediende, ze
telde op de „blanke" boerderijen, waar hij
in ruil voor zijn arbeid een klein lapje
grond mocht bebouwen of een schamel loon
kreeg. Als de patriarchale situatie hem niet
voldoende ontzag voor zijn blanke „baas"
bijbracht, wel, dan was daar nog altijd de
„meester- en dienaarswet", een brokje
rechtspleging van middeleeuwse feodaliteit,
om de landelijke rust te handhaven. Ook
heden bestaat die situatie voor deze drie
groepen goeddeels onveranderd voort.Maar
inmiddels is er een vierde groep bijgeko
men. Er werd naast mijn- en landbouw een
secondaire industrie geschapen, toen de
economische crisis van de dertiger jaren
een proletariaat van „arme blanken" in het
leven had geroepen. In de Tweede Wereld
oorlog kreeg die industrie ver van het
strijdtoneel gouden kansen, zij recru-
teerde niet alleen blanken, maar tastte ook
gretig in het zwarte arbeidsreservoir. Zij
trok massa's kleurlingen en Bantoes naai
de grote steden, die er zich neerlieten in
„locaties", erbarmelijke achterbuurten vol
krotjes en blik en hout vol sociale misère,
stank, ziekte, misdaad en prostitutie, in af
wachting van het moment, dat zij van de
simpele maar redelijk voldoende huisjes
krijgen, die door landelijke en plaatselijke
overheid thans in snel tempo worden ge
bouwd.
Daar wordt een nieuwe Bantoe geboren
en er zijn er nu al twee millioen. Hij leert
een vak, hij verstedelijkt, hij krijgt nieuwe
Op hun „surf"-planken laten jongens zich door de schuimende rollers van de
Indische Oceaan dragen naar het strand van Durban, de luxueuze azuren kust
van Zuid-Afrika.
behoeften, hij gaat onwennig, geplaagd,
struikend en vallend de twintigste eeuw
binnen door de deur, die de industrie voor
hem open houdt. De kringloop van de pri
mitieve bestaan in de verre blauwe heu
vels en het golvende gele „veld" is door
broken. En er gaat een wereld voor hem
open. Eigen intellectuelen en politici ver
tellen hem van mensenrechten en vakbon
den en Azië en vrijheid en de stille, gedul
dige zwarte man begint te hunkeren. Hij
krijgt een aarzelend zelfvertrouwen, al
weet hij nog nauwelijks welk een machtig
wapen hij in handen heeft gekregen, nu hij
aan de machines van de blanke maat
schappij staat.
De blanken weten dit wèl en vrezen hem
meer dan ooit. Uit die gestegen vrees in het
bijzonder is de „apartheid" geboren, poli
tiek om het probleem binnenskamers of te
doen. Maar tot schrik hebben zij bevonden,
dat de wereld zo klein is geworden, dat
zelfs voor Zuid-Afrika geen isolatie meer
mogelijk is. De wereld bemoeit zich met
hen, wordt ongeduldig, critiseert, atta
queert in de UNO. De stroom van buiten
landse journalisten houdt aan, de koele
ogen van camera's kijken rond in het land.
De veilige beslotenheid is weg, Zuid-Afrika
is verzeild geraakt in het woelige vaar
water van een veranderde wereld. En bin
nenlands kraakt het, het Britse bevolkings
deel begint langzaamaan te twijfelen, er
gaan liberaler stemmen op.
Dit alles verbijstert de Afrikaners. Er zijn
er onder hen die voor hun vrijwel onoplos
baar probleem het begrip en de sympathie
vragen waarop zij recht hebben. Maar er
zijn er meer zoals de prominente Afrikaner
journalist, wiens woorden tot mij waren:
„En het kan mij hoegenaamd niets schelen
wat jij over ons gaat schrijven."
Hij beet het mij toe. Koppig, hardnekkig,
zich doof en blind houdend voor de evolu
tie van een ganse wereld, onbesuisd reage
rend op venijnige aanvallen van buitenaf,
maar ook op zachte wenken van mannen
als Adlai Stevenson of de aartsbisschop van
Canterbury, schijnen deze Afrikaners voor
het laatst een Grote Trek te willen begin
nen. Zij hebben een politieke „ossewa" be
klommen om nog eenmaal de verte te zoe
ken, waar zij de schoorsteen van hun buur
man niet hoeven te zien.. Maar waar zij
ook rijden, zien zij thans rook.
ADVERTENTIE
Zoals wij gisteren gemeld hebben, heeft
de heer A. M. Bergers uit Rotterdam zich
in een „open brief" erover beklaagd, dat de
door hem geleide actie met „verrassings
couverts" ten bate van het Nationaal Rheu
mafonds onvoldoende medewerking (in de
vorm van zendtijd) van de omroepvereni
gingen, aangesloten bij de Nederlandse Ra
dio Unie, zou hebben ontvangen. Van de
zijde van het Rheumafonds zou hem, zo
zegt hij, nadrukkelijk verzekerd zijn dat
alle omroepverenigingen een dergelijke me
dewerking zouden verlenen.
Van de zijde van de Nederlandse Radio
Unie en de omroepverenigingen vernemen
wij thans:
„Hoewel de N.R.U. en de omroepvereni
gingen de bedoelde, aan hen gerichte open
brief niet hebben ontvangen, namen zij ken
nis van de berichten die daaromtrent in de
pers zijn opgenomen. Zij wijzen erop dat
van enigerlei toezegging van méér radio
medewerking dan aan het Rheumafonds
thans is gegeven, nooit sprake is geweest.
Van meet af aan is duidelijk vastgesteld,
dat dezelfde soort medewerking en in de
zelfde omvang zou worden gegeven als aan
andere, even belangrijke acties op charita
tief en cultureel gebied, die jaar in jaar uit
op medewerking van de omroep kunnen re
kenen. De N.R.U. en de omroepverenigin
gen staan buiten het misverstand dat blijk
baar intern bij het Rheumafonds is gere
zen".
ADVERTENTIE
Gen. Cronjéstr. 129 - Tel. 11385 - Haarl.
ADVERTENTIE
CONSTANTE KWALITEIT
toch is 't jammer, dat we deze
prachtvogel nooit in de sche
mer buiten op het land zullen
tegenkomen. U kunt u niet
voorstellen, hoe mooi de be-
vedering van deze geelbruine
vogel is, als u niet zelf hebt
gezien de fijne adering van
elk borst- en buikveertje, en
het beloop hebt gevolgd van
de intens zwarte vlekken, die
onder de zware haaksnavel
hun oorsprong vinden om
stroomgewijs af te vloeien tot
bij het fijne dons, dat de be
vederde tenen met de gekrom
de nagels gedeeltelijk bedekt.
Noch heeft u enig idee van
het indrukwekkende masker,
het uilengezicht met de ruig-
omkranste ogen, waarboven de
oorpluimen pieken als groteske
versierselen.
Kijk, nu is er iets anders,
dat zijn aandacht trekt. Er
ritselt iets in de tuin, opzij
van het uilenhok, er scharrelt
ergens een merel rond. De
machtige kop draait een slag
om, het uilengezicht verliest
plotseling zijn barse streng
heid, het krijgt zelfs iets ko
mieks met de uitspringende
snavel als een neus onder de
verbaasde ogen.
Dan waait mijn tekenblad
;ven op. Ogenblikkelijk draait
de kop en trekt zich terug
tegen een achtergrond van
loog opgezette ronde vleugels;
twee strakke oranje ogen bo
ren zich in de mijne, het vogel
lichaam deint zachtjes heen
en weer, aan weerskanten van
de snavel opent zich iets als
een heksenmond, tandeloos,
mummelend. Dan gebeurt er
iets heel wonderlijks met de
ogen. Langzaam trekt de
oranje iris over de pupil, die
van een grote zwarte cirkel
inkrimpt tot een kleine stip.
Twee zwarte stippen in al gro
ter wordende vurige bollen,
die het vogelgezicht een totaal
veranderde uitdrukking geven.
Wat een grapjas. En dat nog
wel zo'n „ernstig" uitziende
oehoe! Er is echter helemaal
niets te grapjassen, het is nog
steeds dodelijke ernst. Want
dat bezoek moet weg, hij wil
alleen gelaten worden. Zijne
majesteit verlangt rust en
stilte.
Goed, hij zal z'n zin hebben.
Dus pak ik mijn spullen bij
elkaar (ik voel de ogen in
m'n rug!) en trek me op m'n
eigen stelling terug. Ik ben
letterlijk weggekeken.
SJOUKE VAN DER ZEE
BREMEN (United Press) Het eerste
sinds het einde van de oorlog voor de
Noord-Duitse Lloyd te water gelaten
schip, is door de Vulkan-scheepswerf aan
de eigenaars overgedragen. Het schip, de
„Tannstein", meet 5.600 ton en is een zus-
sterschip van de in Mei te water gelaten
„Torstein". De „Tannstein" heeft een
laadvermogen van 8.350 ton, een snelheid
van 15 knopen en wordt voortgedreven
door twee dieselmotoren met een geza
menlijke stuwkracht van 4.500 paarde-
krachten.
Niet zodra ben ik op grote
afstand in het gezichtsveld van
de oehoe gekomen, of de grote
vogel toont overduidelijk, dat
hij met het onverwachte be
zoek volstrekt niet is ingeno
men. De flossige veren leggen
zich dichter tegen het lijf dat
een zacht schommelende be
weging maakt en de oorveren,
die gewoonlijk schuin omhoog
staan, strekken zich, terwijl de
ogen, prachtige hel geelrode
edelstenen, door een licht op
trekken van de wenkbrauw
veren groter schijnen te wor
den.
Kom ik nog dichterbij, dan
blaast hij als een kat, het
schommelen wordt heviger, de
helle ogen branden ter weers
zijden van de formidabele
uilensnavel, die, als in afweer,
half geopend is. Ik weet, wat
er zal volgen, wanneer de af
stand nog kleiner wordt: een
heviger blazen, een scherp
knappen met de snavel en dan
een wilde sprong tegen de tra
lies. Want dat is de reactie van
een doodsbenauwd dier, dat
niet heeft geleerd, de tralies
van zijn hok als een beveili
ging te beschouwen en zich
alleen maar als een wildeman
kan verweren.
Maar tot een uitbarsting
komt het niet. Mag het ook
niet komen, want het zou hem
enige staart- en vleugelpennen
kunnen kosten. Ik zet mijn
vouwstoeltje uit en dan gaan
we elkaar eens rustig bekij
ken. Het wiegelen houdt op,
de kop- en borstveren, prach
tig gemarmerd en gevlekt,
kruiven langzamerhand weer
wat uit en sinjeur komt tot
rust. De vuurogen echter blij
ven waakzaam. Ze staren me
onafgebroken aan, ze branden
dwars door me heen, terwijl
hij tot slot nog een ander af-
weerwapen in stelling brengt.
Elke vogel heeft immers een
zogenaamd derde ooglid, het
wenkvlies, dat van de ooghoek
uit schuin over de oogbol
wordt getrokken.
Nu, als uilen van het stuk
worden gebracht, gaan ze bij
wijze van afweer, met die
wenkvliezen manoeuvreren en
ik verzeker u, dat het een raar
gezicht is, dat kantelen van die
blauwig witte gordijntjes over
die glimmende karbonkels van
ogen!
Het toeval en de omstandig
heden hebben mij al verschil
lende soorten uilen in handen
gespeeld die ik gelukkig voor
ADVERTENTIE
"CCCOCCOCCCCCCOCOOOOCO
Fa. P. BEAUFORT
Kinderhuisvest 47-51
Telefoon 10717
Haarlem
een groot deel na enige tijd
van verpleging en verzorging,
geringd en wel heb kunnen
vrijlaten. Dat ik nog nooit een
oehoe op de hand heb gehad,
is geen wonder, want deze
machtige reus onder de uilen
is sinds lang in ons land uit
gestorven (vertaal: uitgeroeid).
Ook bij onze oosterburen, die
anders heus wel de ruimte
hebben voor deze grote vogels,
komt hij zo goed als niet
meer in 't wild voor en wordt
hij alleen nog gehouden als
lokvogel voor kraaien en an
dere vogels, die men wegens
werkelijke of vermeende scha
de wil schieten.
Het is namelijk zo, dat bijna
alle vogels door de aanwezig
heid van een uil onrustig
worden. Wat het precies is,
weet natuurlijk geen mens. We
kunnen er hoogstens naar ra
den, maar een feit is dat kleine
zangvogels geweldig te keer
gaan als ze ergens een klein
steenuiltje zien zitten en dat
ze net zo lang blijven schreeu
wen en fladderen (en zelfs wel
aanvallen) tot het uiltje er ge
noeg van krijgt en er vandoor
gaat. Het moet zich dan wel
ergens verstoppen om van die
tierende bende verlost te ra
ken.
Hetzelfde is het geval met
grotere vogels als kraaien, ek
sters en roofvogels, die heftig
stoten op een grote uil, zoals
deze oehoe. Door nu een oehoe
op een zitstok te plaatsen op
een open plek, lokt men die
roofvogels en die kraaien en
dan kan men vanuit een
schuilhoek doen, wat men
meent te moeten of te mogen
doen, waarbij goed in 't oog
moet worden gehouden, dat
onze roofvogels wettelijk be
schermd zijn, terwijl de
kraaien sinds kort onder de
jachtwet vallen.
Hoe begrijpelijk het is, dat
er in ons kleine en verkavelde
land voor een roofvogel als
een oehoe geen plaats meer is,