Radar en valken op London Airport PERPETUUM MOBILE I Ko'v%haaldoor Eindelijk televisie Stiekem zingen op de kermis FRANSE PARAGRAAF Aix en Avignon 5 Ltz%ySara May in Oostenrijk DIE OCHTEND werd Marga wakker met een adres in haar hoofd, alsof dit het enige was wat zij had kunnen redden uit haar onderbewustzijn. Damrak 267 Dupont, luidde het. Het her haalde zich in een opdringerig rhythme, steeds weer opnieuw. Damrak 267 Dupont, Damrak 267 Dupont. Het intrigeerde haar als het rinkelen van een telefoontje: je bent direct geneigd om op te springen en antwoord te geven. En aangezien Marga van beroep journaliste was bij een bekend damesweekblad, prik kelde het adres dusdanig haar nieuwsgierigheid, dat ze besloot er voor alle zekerheid naar toe te gaan. Wie weet, misschien kon zij er een aardig verhaal uit slaan. Ze had niet veel eetlust. Ze was de vorige avond op een fuifje geweest, waar ze veel gerookt had. Ze voelde zich eigenlijk suf en onuitgeslapen. Ze nam dus alleen maar een kop thee en begaf zich op weg. De frisse ochtendlucht maakte dat ze zich wat be ter voelde, maar het doffe gevoel in haar hoofd bleef. Het ge woel van het Damrak leek haar tot een andere wereld te be horen. Ze zat op een wolk en bekeek van daar uit de nietigheid van de mens. Hoewel ze in haar beroep gewend was voor geen kleintje vervaard te zijn, klopte het hart haar in de keel, toen ze naast de monumentale deur van een enorm bankgebouw het nummer 267 als een waarschuwend geheven vinger zag prij ken. „Tot hier en niet verder" leek het nummer te willen zeg gen. Maar het doorzettingsvermogen van de verslaggeefster overwon alras de angst van het meisje en ze verzocht de portier haar te introduceren bij de heer Dupont. De portier bleek deze vraag in het geheel niet vreemd te vin den. Hij deed haar plaats nemen op de bank in de hal en ver dween ijverig door een lange marmeren gang. Na enige tijd kwam hij terug met het verzoek of zij even geduld wilde heb ben. Meneer Dupont was in conferentie, hij kon niet gestoord worden momenteel, maar het zou niet zo lang duren.... Eigenlijk was Marga blij met dit uitstel van executie. Ze haalde haar zakagenda voor de dag en begon daar afwezig in te bladeren. Net toen ze een beetje boven haar afspraken aan het wegsuffen was, trad er een bekende verschijning op haar toe. Kamergeleerde, geheelonthouder, niet roker, enfin, een man met alle eigenschappen die hem tot een serieus mens stempel den: hij heette Adriaan en was een goede kennis van haar. Hallo, zei hij, terwijl hij zijn hoed diep voor haar afnam, dat is een alleraardigste verrassing, jou hier te treffen. Ik heb je zolang al niet meer gezien. Heb je tijd voor een kopje koffie? Nu was dit voor een buitenstaander helemaal geen bijzonder gesprek. Maar voor Marga, die hem goed kende, was zijn gedrag bevreemdend. Ten eerste had zij hem nog nooit zien glimlachen, ten tweede had hij haar nog nooit voor zo iets banaals als een kopje koffie uitgenodigd en ten derde had zij hem nog nooit zoveel gewone dingen tegelijk horen zeggen. Ze kende hem niet anders dan hevig filosoferend over het een of andere diepzin nige onderwerp. Hij merkte haar bevreemding en verklaarde onmiddellijk: Vandaag is mijn essay, je weet wel, dat over de synthetische vezel, door de uitgever geaccepteerd. Het zal binnenkort in druk verschijnen. Je snapt wel, dat ik goed ge mutst ben. Mijn levenswerk! Hij nam haar arm en leidde haar, voordat ze had kunnen protesteren, het gebouw uit. Wat zou je denken van het café hiernaast? Lekkere koffie met slagroom! Voor ze het wist zaten ze al aan een tafeltje op het overdekte terras. Tot Marga's grote verbazing bestelde Adriaan echter voor zich zelf geen koffie, maar een oude klare. Zo'n essay wordt maar eens uitgegeven, mompelde hij verontschuldigend. Toen Adriaan zich de tweede oude klare had laten inschen ken, verbaasde Marga zich al nergens meer over. Nimmer had zij Adriaan zoveel ditjes en datjes horen vertellen. Na de twee kwamen er nog drie en daarna stelde Adriaan haar voor om even mee naar huis te lopen, dan zou hij haar enkele stukjes uit zlJn essay voorlezen. Aangezien Marga hier weer moge lijkheden voor het damesweekblad in zag, stemde zij toe en begeleidde Adriaan naar zijn woning. Hij woonde op een stemmige gracht als een schilderij van Willink en in een huis waar alle leven uit ontvlucht scheen te zijn. Hoewel hij de veertig jaar al was gepasseerd, woonde hij nog bij zijn moeder in. Hij noemde haar Mama met het accent op de laatste letter en Marga had van zijn verhalen over zijn Mama altijd de indruk gekregen dat zij haar zoon had opgevoed cu cuici aaiuigsie verrassing, jou nier te treilen. IK heb g al niet meer gezien. Heb je tijd voor een kopje koffie? as dit voor een buitenstaander helemaal geen bijzonder Maar voor Marga, die hem goed kende, was zijn gedrag idend. Ten eerste had zij hem nog nooit zien glimlachen, ede had hij haar nog nooit voor zo iets banaals als een offie uitgenodigd en ten derde had zij hem nog nooit [ewone dingen tegelijk horen zeggen. Ze kende hem niet dan hevig filosoferend over het een of andere diepzin- derwerp. Hij merkte haar bevreemding en verklaarde 2llijk: Vandaag is mijn essay, je weet wel, dat over hetische vezel, door de uitgever geaccepteerd. Het zal :°rt in druk verschijnen. Je snapt wel, dat ik goed ge en. Mijn levenswerk! am haar arm en leidde haar, voordat ze had kunnen ren, het gebouw uit. Wat zou je denken van het café st? Lekkere koffie met slagroom! ze het wist zaten ze al aan een tafeltje op het overdekte Tot Marga's grote verbazing bestelde Adriaan echter :h zelf geen koffie, maar een oude klare. Zo'n essay naar eens uitgegeven, mompelde hij verontschuldigend. Adriaan zich de tweede oude klare had laten inschen- rbaasde Marga zich al nergens meer over. Nimmer had aan zoveel ditjes en datjes horen vertellen. Na de twee er nog drie en daarna stelde Adriaan haar voor om ee naar huis te lopen, dan zou hij haar enkele stukjes essay voorlezen. Aangezien Marga hier weer moge- n voor het damesweekblad in zag, stemde zij toe en Ide Adriaan naar zijn woning. 'oonde op een stemmige gracht als een schilderij van en in een huis waar alle leven uit ontvlucht scheen te el hij de veertig jaar al was gepasseerd, woonde hij nog moeder in. Hij noemde haar Mama met het accent tatste letter en Marga had van zijn verhalen over zijn iltijd de indruk gekregen dat zij haar zoon had opgevoed met Latijnse namen voor alle huishoudelijke gebruiksvoorwer pen. Adriaans moeder bleek echter niet thuis te zijn. Hij nam Marga mee naar zijn studeervertrek, dat geheel uit leder bleek te zijn opgetrokken. Verder was de kamer ingesloten door vier van plafond tot vloer reikende boekenrekken. De boeken gingen bij nadere beschouwing allemaal over het nut van de vezel, van de verdediging tot de afbraak, van het ontstaan tot en met het vergaan. Adriaan scharrelde in enige papieren en bracht een bundel in klemmen geslagen folio's te voorschijn. Hij zwaaide er triomfantelijk mee. Ga toch zitten, zei hij hartelijk en schoof met veel moeite een zware lederen fauteuil aan, die al jaren op de plek moest zijn vastgeroest. Zelf nam hij op de leren divan tegenover haar plaats, die onder zijn gewicht niet eens het kleinste deukje maakte. Hij kuchte enige keren en begon voor le lezen, hierbij duim en vinger van zijn vrije hand op elkaar houdend, terwijl de pink sierlijk in de houding stond. Marga begreep niets van zijn betoog. Of het aan haar gebrek aan kennis over de vezel of aan de verwarde manier van voor dragen van Adriaan lag, verhit door vijf borrels, waaraan hij niet gewend was, is niet te zeggen, In ieder geval bleek van de vezel geen touw te maken te zijn. Ook de stilte van het huis begon haar te benauwen. En Adriaan die maar las, die maar uren doorlas Opeens zweeg hij. Op een vreemde manier keek hij haar door dringend aan. Het was Marga of haar hart stilstond. Langzaam verhief Adriaan zich en kwam met iets dreigends in zijn hou ding op haar af. Hij greep haar bij de armen. Trok haar naar zich toe. Zijn gezicht was vlak bij het hare. Marga, sprak hij hijgend, op dit moment heb ik altijd ge wacht. Zij gaf een doordringende gil en werd wakker op de bank in de hal van Damrak 267. Voor haar stond Adriaan. Diep nam hij zijn hoed voor af. Hallo, zei hij, dat is een alleraardigste verrassing, jou hier te treffen. Ik heb je al zolang niet meer ge zienHeb je tijd voor een kopje koffie? In „Erbij" van de vorige week heeft men een beschrijving door onze correspondent in Enge land kunnen lezen van de „diamantstad" in het centrum van London Airport, de grootste luchthaven van Europa, waar van 1960 af ge rekend wordt op meer dan vier millioen pas sagiers per jaar. De reportage van dit gigan tische, maar onpersoonlijke bedrijf eindigde met de opmerking van een functionaris, pas terug uit Amsterdam, die vertelde hoe het in tieme contact tussen publiek en luchtvaart hem daar getroffen had. Hieronder volgt het slot van de indrukken van zijn bezoek aan London Airport, dat tot 1945 het voornaamste vliegveld van de R.A.F. was en thans de offi ciële toegangspoort en vertrekplaats van het burgerluchtvaartverkeer naar en van Enge land is. De nevenstaande afbeelding geeft een indruk van de van alle gemakken voorziene hall voor passerende reizigers. EVEN LATER suizen wij omhoog in de lift naar het topje van de verkeerstoren, die ronde duiventil van groen-blauw glas, veertig meter boven de grond. Tien man bedienen hier de telefoons en de knoppen. Misschien komt het doordat zij Engelsen zijn, maar hier bemerkt men er niets van dat vliegen een spannend bedrijf is. Er heerst de rust van elk gewoon klein kan toor. Hoewel wanden en dak van glas zijn en de zon er op staat, is het allerminst een broeikas. De temperatuur blijft er, dank zij air-conditioning, koel tenzij men een raam zou opendoen Men heeft het gevoel dat men reeds vliegt, neerkijkende op de opstijgende en dalende toestellen en genietend van het panorama. Aan het einde van een start baan, die de westelijke horizon schijnt te raken, verrijst het witgrijze massief van het kasteel Windsor, het weekend-verblijf van de Engelse koninklijke familie. In tegen overgestelde richting ziet men een andere burcht. Het is de geweldige hangar van de BOAC, de Britse overzeese luchtvaart maatschappij, de bergplaats voor de trans atlantische vliegreuzen. Enorm ook is de hangar van de BEA, de Britse Europese luchtlijn, waarvan de harmonicadeuren, wanneer zij gesloten of geopend worden, een doordringend waarschuwingssignaal laten horen om te voorkomen dat er onge lukken gebeuren. DE VERKEERSTOREN is het centrum van de radar-installatie, die het Britse luchtvaartbedrijf thans volledig beheerst. Het is een misvating, dat radar alleen maar hulpmiddel zou zijn bij slecht weer. De normale routine bij het opstijgen en lan den berust, ongeacht de weersomstandighe den, thans op het gebruik van radar, waar mee niet alleen de bewegingen in de lucht worden gecontroleerd, maar ook op de grond, de laatste door middel van prccisie- radar. De omvang van het vliegverkeer is thans zo groot, dat zonder de hulp van ra daar de controle ernstige moeilijkheden met onvermijdelijke, aanzienlijke vertra ging zou opleveren. Op de toren kan men vertrekkende en binnenkomende toestellen tot op een af stand van meer dan honderdvüftig kilo meter op het radarscherm volgen. Zoals men weet, volgen de vliegtuigen bepaalde naderingswegen, die straalgewijze van het vliegveld uit zijn geprojecteerd. Bij het (Van onze correspondent in Wenen) Na een paar „proefuitzendingen" zal de Oostenrijkse televisie op 1 Augustus met haar programma beginnen. Om even tuele storingen zoveel mogelijk uit te schakelen heeft men op de Kahlenberg, 't hoogste punt bij Wenen, een antenne van honderdertig meter gebouwd. Deze Ween- se zender vormt het centrale punt, waar op dan voorlopig de andere Oostenrijkse stations worden aangesloten, namelijk voor Linz en Salzburg op de bergtoppen Jauerling, Sonntagsberg, Koglerau en Gaisberg en voor het Zuiden (Graz) op de Sonnwendstein en de Schokl. In de eerste proefuitzendingen werden er slechts geometrische figuren op het scherm geprojecteerd, maar van 1 Au gustus af zal er dagelijks een uur lang een normaal programma worden uitge straald, te beginnen met een discussie tus sen de hoofdredacteuren van de grootste vier Weense dagbladen. Vervolgens ko men sportgebeurtenissen, reportages en culturele manisfestaties aan de beurt. Aanvankelijk had men de hoop gekoes terd de „Festspiele" van Salsburg, die zo juist weer zijn begonnen, over een groot Europees net uit te zenden, maar tech nische moeilijkheden hebben dit plan ver ijdeld. Daarom zal het eerste grote en Ëuropese programma van de Oostenrijk se televisie pas in de loop van October plaats hebben, bij de opening van het Burghtheater, waarvoor zich in de eerste plaats de Duitse televisie interesseert. Daar muziek internationaal is, bestaat er nog grotere belangstelling voor de ope ning van de Weense Opera op 5 Novem ber met de opvoering van „Fidelio" van Beethoven, die door een groot interna tionaal televisienet (Eurovisie) zal wor den overgenomen. Oostenrijk is waarschijnlijk het enige land in Europa, dat nog geen televisie bezat. Zelfs volksdemocratische staten zoals Hongarije en Tsjechoslowakije be schikken al lang over hun eigen studio's. Evenals op het gebied van de luchtvaart is ook deze achterstand van Oostenrijk te wijten aan het „njet" van de Russen ge durende de laatste tien jaar. Deze nega tieve houding heeft echter ook haar voor delen gehad, want Oostenrijk kan profi teren van de proeven en ervaringen in andere landen en is zodoende in staat een televisienet op te bouwen dat al da delijk „up to date" is. Titiaan ontdekt Door middel van een röntgenonderzoek heeft men, volgens een bericht van United Press, kunnen vaststel len, dat het schilderij „Ecce Homo" in de National Gallery van Dublin een werk van Titiaan is. Tot dusver was het aan diens navolger Matteo Cerezo toegeschreven. vertrek worden dezelfde routes gevolgd. Voor de verdere veiligheid bedraagt het verschil in vlieghoogte tussen de diverse toestellen, die zich in het gebied van de luchthaven bevinden, ongeveer duizend voet (driehonderddertig meter). Het radar oog maakt het verder mogelijk de onder linge afstand tussen landende vliegtuigen zonder onnodig risico te verminderen. Hier door wordt het oponthoud in de lucht be langrijk verkleind en behoeven er bij grote drukte in het luchtruim minder rondjes te worden gedraaid. Het minimum aantal lan dingen zal binnenkort worden gebracht op vijfentwintig tot dertig per uur in plaats van vijftien tot twintig, zoals tot nu toe. Dagelijks landen en starten er momenteel ongeveer vierhonderd toestellen. OP LONDON AIRPORT houdt men overigens valken, om andere vogels af te schrikken, omdat vogelzwermen vaak een gevaar voor de vliegtuigen opleveren. Een zware regenbui levert verder een groot probleem op, want een halve centimeter regen betekent voor London Airport bijna zeventigduizend ton water, waardoor de Theems buiten haar oever zou treden in ge val deze hoeveelheid rechtstreeks in de rivier werd gespuid. Vandaar dat draineer- buizen met een totale lengte van bijna honderdertig kilometer zijn aangebracht, die het water naar twee speciale réservoirs voeren, vanwaar het geleidelijk in de rivier wordt gelaten. De startbanen en landingsbanen die honderd meter breed zijn, beslaan een to tale lengte van twaalf kilometer. Na de landing moeten de vliegtuigen soms vijf minuten of langer taxiën alvorens de sta tionsgebouwen te bereiken. De nieuwe „vliegstad" op London Airport zal een be drag van drie honderd millioen gulden kos ten. Er komt een eigen telefooncentrale, waarmee men zal kunnen worden verbon den door het draaien van de toepasselijke letters sky, gevolgd door het nummer. „Sky" betekent: hemel of lucht. TERUGGAANDE in de geschiedenis van Rome (dat wil dus zeggen onze eigen, West-Europese geschiedenis) komen we te recht in een nevelveld van oncontroleerbare verhalen. En als we nóg dieper doordrin gen stuiten wij op een volk, dat niet eens verhalen heeft nagelaten en ons voor nog groter raadsels plaatst: de Etruriërs (Etrus ken). Wij weten inderdaad zo weinig van hen af, dat bijna elke vraag die wij stellen een vraag blijft misschien is dat één der redenen waarom dit volk ons boeit: het prikkelt onze verbeeldingskracht. Er is onlangs een Pelican Book versche nen „The Etruscans", door M. Pallottino vertaald uit het Italiaans dat tot op he den bijgewerkt de stand van onze kennis weergeeft. Het is een strikt wetenschappe lijk en daardoor voor de niet-vakman alles behalve gemakkelijk werk: de nadruk wordt, terecht, op de problemen gelegd en het stelt een zekere mate van kennis voor op. Voor de rest een voortreffelijk overzicht van de beschikbare gegevens. Het komt in het kort hierop neer: van laat ons zeggen 700500 voor Christus hebben de Etruriërs een bloeiende staat gevormd in Midden-Ita- lië, grof gemeten in het gebied tussen Ro me en Florence, maar na de opkomst van Rome zijn zij in het Romeinse volk opge gaan. Sporen van hun cultuur zijn duidelijk gebleven in die van hun opvolgers. In de politieke organisatie en de godsdienstige rituelen vooral hebben zich resten gehand haafd van hun magistratuur en hun pries tercolleges. Wat hun taal betreft: die is niet helemaal abracadabra voor de Etrus- cologen, zoals wel eens gedacht wordt, maar voorlopig kan van werkelijke ontcijfe ring toch niet worden gesproken. Wat voor ons, leken op dit gebied, echter het meest aantrekkelijk is: zij hebben bouwwerken nagelaten, in het bijzonder graftomben, die niet alleen een indruk geven van de wijze waarop deze mensen gewoond hebben: de stad der doden is een spiegelbeeld van de stad der levenden, maar ook een kijk zij het een gedeeltelijke op hun levensfilo sofie, die sterk rekende met de dood. De mens leeft na zijn dood voort, maar de we reld waarin hij terechtkomt is niet al te vrolijk Pallottino spreekt van een „at mosfeer van zuiver pessimisme". Demonen spelen de grote rol, als bijvoorbeeld Vanth (de gevleugelde noodlotsgodin) en Tuchul- cha, die de kop heeft van een gier, de oren van een ezel en slangen als wapens voert. Gedurende twee volle maanden te weten Augustus en September wordt in het Haags Gemeentemuseum een unieke tentoonstelling van Etrus- kisclie Kunst gehouden. Ter algemene inleiding daarvan plaatsen wij hier bij een artikel van onze medewerker B. Rijdes, die verleden jaar de reliëf- graven in de Etrurische dodenstad te Cerveteri (nabij Rome) bezocht. On derstaande afbeelding toont een deel van het inwendige van deze necro polis. In het opschrift hierboven ziet men de wandversiering van een tombe in détail. AMSTERDAM, Juli Ik heb u in de laatste weken allemaal gezien. Tenzij u nog geen vacantie hebt gehad: dan heb ik u nog gemist, maar dan komt u waarschijnlijk nog wel. Ik heb al diegenen onder u, die hun paar weken vacantie in deze uitzonder lijk vreemde Nederlandse zomer hebben ge nomen, gadegeslagen terwijl u met korte pantalons en vreemde modernistische over hemden, in spijkerbroeken en diepe losse blouses door uw oord van zaligheid liep. U, die in Zandvoort bent geweest en u, die het heil in Valkenburg had gezocht. De voorstanders van Bergen waren weer trouw in Bergen, de hartstochtelijke bewonde raars van Nunspeet werden in Nunspeet niet gemist en u, die vorige week op de kermis in Antwerpen liep te zingen dacht u dat ik u niet gezien had? Echt wel. We zullen er verder niets van zeggen, maar u liep te zingen. Doet u dat in uw eigen straat wel eens? Als u naar kantoor gaat, of er net vandaan komt? Neen, daar kiest u de kermis van Antwerpen voor uit en ik kan u verzekeren, dat de Antwerpenaren er u waarderend om hebben aangekeken. Dat vinden ze aardig, daar. Ik geloof niet ik heb er tenminste nooit van gehoord dat de Haarlemmers een slechte naam als toeristen hebben. In tegendeel: Haarlem is een van die plaatsen waarvan de buitenlandse toerist in de regel verwacht, dat de mensen die er wonen geen toerist zijn. In Haarlem kómen de toeristen om bloemen te kijken. Dat schijnt bijna automatisch te impliceren, dat de bewoners zelf geen vacantie nemen. Dat is een on redelijke, maar verklaarbare gedachte. Hebt u wel eens gedacht aan de vacantie van de man uit St. Moritz, aan die uit Cannes, uit Lugano, uit Monschau of om het dichter bij te zoeken, uit Volendam? Ziet u wel? U denkt, dat die mensen geen vacantie hebben, of zo. Dat ze zich altijd maar met de vacantie van andere bezig*houden. Dat wordt van u ook gedacht. Zegt u niet, dat de bloembollen toch maar een week of wat duren en dat de Flora slechts één keer in de vijf jaar wordt gehouden. Ik weet dat wel. Maar de Parijzenaar, de Antwerper en de Stockholmer denken daar niet zo aan. Die kennen de naam van Haarlem en me nen, dat u allen (zonder uitzondering) twaalf maanden per jaar met bosjes tulpen en grote slingers vriendelijk lachend langs de weg staat. En dat u de vrije dag van de week gebruikt om naar de bloemenafslag in Aalsmeer te gaan om de overgebleven voorraden te verkopen. Dit alles, staande op klompen en gekleed in wijde broek of twintig dikke rokken. De vreemdelingen gaan dan ook niet 's zomers in Valkenburg kijken. Dat is gere serveerd voor Nederlanders, met misschien een paar dozijn zichzelf vergeten Belgen en Westduitsers er door heen. En die ver moeden dan, dat al die Hollanders wel Am sterdammers zullen zijn, omdat Amster dam tenslotte te groot is om iederéén een boterham te laten verdienen in de toeris ten-industrie. Eigenlijk moesten bewoners van toe ristische oorden als Haarlem zorgvuldig verborgen houden, dat ze ooit met vacantie gaan. In het toeristenoog hóórt u niet weg te gaan. Vooral niet in de bouwvakweek, die dit hele land toch al zo'n apatische aan blik geeft. Stiekum dus maar, volgend jaar. En vooral niet zingen op de kermis in Ant werpen. Al hebben de mensen daór er dan wel begrip en waardering voor. A. S. H. Slechts weinig gegevens duiden op de mo gelijkheid van (rituele) bevrijding uit de klauwen des doods. Mijn eigen belangstelling voor dit volk werd pas wakker, toen ik vorige zomer de gelegenheid had één van deze dodensteden te bezoeken. Cerveteri, het oude Caere, per bus gemakkelijk van Rome uit te be reiken, heeft voor de toerist weliswaar geen graven met muurschilderingen, althans niet bij een eerste bezoek van één dag, maar is volgens Pallottino één van de meest suggestieve verzamelingen van overblijfsels niet alleen van Italië maar van de hele we reld rondom de Middellandse Zee". Inderdaad een ver verleden krijgt hier een onbegrijpelijk tastbare vorm. Theore tisch had ik wel iets van de Etrusken ge weten en was het daarna vergeten, die zo niet kenbaar dan toch te proeven was. Een prachtige weg leidt naar de necropolis, bo men aan weerszijde, lawaaiende krekels, in onze rug Cerveteri, met huizen die de rots wand naar boven verlengen in hun muur met kleine vensters, een onneembare ves ting. Mijn begeleider ontdekt naast de weg onnatuurlijke heuvelvormingen, wij klaute ren dwars door doornstruiken omlaag en vinden een niet meer gebruikt pad, half onder takken en bladeren verborgen, waar het heerlijk naar tijm geurt. Zijn vermoe den is juist: wij dringen oude graven bin nen, sommige voor een deel onder water gelopen. Ergens is er een tot stal gemaakt met stro en mest op de vloer. Hagedissen glippen weg. Hier en daar strijken wij lu cifers aan om te kunnen zien. Naar schat ting zijn deze graven een meter of zeven hoog. Zij zijn rond gebouwd, met steeds nauwer kringen van stenen en tenslotte met aarde overdekt, waar gras op is gaan groeien, zodat ze nauwelijks meer opvallen. Natuurlijk levert onze speurtocht niets op dan de illusie maar hoe waardevol! zelf voor een ogenblik ontdekker te zijn ge weest. Na deze letterlijke zijsprong is la Necropoli di Cerveteri zelf veel belangrij ker, al heerst overal nagenoeg hetzelfde AIX-EN-PROVENCE, Juli - - In Aix zijn de grote platanen van de Cours Mira- beau gesnoeid, zoals dat iedere tien jaar moet gebeuren. Verdwenen is de indruk dat men er een hal betreedt met een eigen licht en andere geluiden: onder de vier rijen gedunde bomen, op de weg en de bre de trottoirs, waar vorig jaar het zonlicht alleen in bewegelijke kleine vlekjes neer kwam, ligt het nu in grote warme plassen uitgespreid. Volgend jaar zal het alweer beter zijn, maar op het ogenblik wordt de bezoeker de nauwe straatjes opzij inge drongen, waar rust noch duur te vinden is doordat de bewoners zelf niet de indruk maken er prijs op te stellen: zij zijn on zichtbaar, op een enkele na die er zich doorheen haast. Na één hoek te hebben om geslagen is men er de weg al kwijt, een kwartier later vindt men de Cours Mira- beau terug, als het niet een van de andere „Cours" is: die genaamd Sextius, een volks uitvoering van de grote, met scooters voor garages uitgestald en driehoeksgesprekken tussen voorbijgangers, bierdrinkers en obers van de grote rinkelende cafés met de dozijnen reclamebordjes, of op die des Arts et Métiers, die naar een school op de hoek heet en overigens enigszins de oude functie van de hoofdstraat waarneemt: een stille woonwijk van grote huizen. Zo moet het op de Cours Mirabeau geweest zijn, toen daar nog niet aan de ene kant een dozijn kalme cafés en eethuizen was ingericht en de geel-en-grijze herenhuizen van de overkant nog geen winkeltjes hadden toegelaten. Iets deftigs heeft Aix niettemin behouden, voor een groot deel waarschijnlijk door toedoen van het bronwater: kuurgasten zijn er allicht op gesteld zich tussen Casino en bronhuis te kunnen bewegen door een te rughoudende en uitgestreken omgeving. Geheel anders is het in Avignon, waar de oude straatjes van het centrum nog wat nauwer zijn en waarschijnlijk ook vuiler: hier spelen links en rechts pijlsnelle kin deren en staan en zitten bij de openingen van de huizen (aan deuren denkt men nau welijks) families in gesprek. Op kleine driehoekige pleintjes is tegen de avond het hele leven van de omringende straten uit gestald, mannen drinkend bij de cafétjes en moeders verstellend in het midden bij een fontein of op een paar banken. Het ter rasleven op de grote Place de l'Horloge in het midden, aan de voet van het monument ter herinnering aan de vereniging van het graafschap Avignon met Frankrijk, vormt een plaatselijk centrum, waar geen enkele beeld: op stenen banken hebben de doden gelegen veelal meer dan één, soms man en vrouw, in één graf, waarbij de ligplaats van de man steeds aan een boogvormige „hoofd steen", die van de vrouw, meesteres van het huis, aan een dito in de vorm van een dak te herkennen is. In enkele vertrekken zijn stoelen uitgehouwen (de dode mag het niet aan zijn aardse gemakken ontbreken!) en altijd is er een „achterkamer" waar schijnlijk de spijskamer voor de gestorve nen. Ik vroeg naar de graven van de kin deren. De gids wees ons er enige, buiten de grote grafheuvels gelegen, met ook hier een onderscheiding: de jongen kreeg een zuiltje („colonnina") op de steen, het meis je een huisje („casa"). De indruk die deze woonplaats der doden maakte is vreemd en ontzagwekkend. Grauwbruin is de kleur die overheerst. Wij een Hollands echtpaar en ik waren practisch de enige bezoekers en liepen door de straten van een in dubbele zin uitgestor ven stad, over de Via Antica, waarin nog karresporen te zien waren. De steen van het wegdek deed mij denken aan kolensin- tels (lava?). Tussen de met gras begroeide tumuli staan bomen en struiken, ook de kenmerkende cypressen en bloeiende olean ders. Rond één der graven liep een rand van prachtige rode geraniums. Er bloeide zelfs een roos. Het geheel ligt besloten in een landschap van lieflijke heuvels. Het mooiste graf dat wij te zien kregen was dat met de reliëfs (Tomba dei rilievi). In de achterwand en de zijwanden alkoven, waarin de vorstelijke familie begraven lag, daarvóór een stenen bank, eveneens langs drie zijden, door stenen ribbels verdeeld in „compartimenten" hebben hier nog eens doden gelegen, zesenvijftig in getal? Er waren nog resten van beschildering te ont dekken (rood, en als ik mij goed herinner, geel en blauw). Maar vooral belangwek kend waren de reliëfs, aangebracht op de muren en op de twee steunpilaren. Een he le verzameling van dagelijkse voorwerpen van gebruik is afgebeeld, die vérgaande ge volgtrekkingen toelaat voor het leven van dit zo weinig bekende volk: wapens voor jacht en strijd, kookgerei, attributen van priesters en koningen, houweel en tang, messen en lepels, zelfs dieren: een kat en een gans en herten (en boven de ingang nog twee runderkoppen). „In vele opzich ten", zegt Pallottino (in de officiële gids van de Necropolis) „de enige gegevens die wij hebben over het persoonlijke leven der Etrusken". DIT ALLES brengt wellicht een indruk over van de cultuur die vóór de Romeinse zijn stempel drukte op een groot deel van Italië en waarvan de betekenis nog moei lijk is te schatten. Een sterker beeld geeft straks de tentoonstelling van Etruskische kunst in Den Haag, waar in het bijzonder (naast de beeldhouwkunst) de fresco's te zien zullen zijn, de wandschilderingen die tal van graven hebben gesierd. De mij be kende afbeeldingen daarvan onder meer op de magnifieke Olivetti-kalender van dit jaar! wekken grote verwachtingen. De Corriere della Sera van 19 Mei van dit jaar (Roberto Papini) noemde deze tentoonstel ling' (die toen in Milaan was) er een, zoals op de wereld nog nooit gezien is. Hij argu menteert terecht dat nu voor het eerst in het openbaar een welgeordend beeld van een kunst wordt geboden, die op fascine rende wijze haar eigen kracht bewijst te genover de Griekse waarvan zij zo vaak als een randgebied is beschouwd. B. RIJDES categorie toeristen een belangrijke mate van zeggenschap in heeft. In een verge lijking met Parijs is Aix de Champs-Elv- sées en Avignon* de Boulevard St. Michel. Alles zou er wel anders gaan uitzien als men de tijd had er een nader onderzoek van te maken, met als een van de eerste punten de gewoonte van de verkeersagen ten van Avignon om deelnemers aan het verkeer met een lange, in de diepte ironi sche blik te volgen, waarbij zij langzaam en regelmatig als een vuurtoren het hoofd draaien. Deze merkwaardigheid is telkens weer op te merken en moet wel aangeven, dat het bestaan in Avignon een kwaliteit heeft, die het bijna overal elders mist. Overigens is het spreken over steden niet anders dan een gewoonte en geen be tere dan andere. Wat men zich achteraf van de Provence herinnert, zijn grotendeels tal van bewegende kleurige foto's, die al leen zolang zij geschreven zijn niet mak kelijk aan elkaar passen: een uitzicht op het vlakke landschap, de cypressen en de witte natuurstenen huizen met rode daken, de bergen op de achtergrond, onder een lucht die blauw is alsof het niet anders kon, de rode rotsen langs een weg ten wes ten van Aix, in het licht van de vroege avond-requisieten voor de droom van een holbewoner.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 14