Radar en valken op London Airport
PERPETUUM MOBILE I Ko'v%haaldoor Eindelijk televisie
Stiekem zingen op de kermis
FRANSE PARAGRAAF
Aix en Avignon
5 Ltz%ySara May in Oostenrijk
DIE OCHTEND werd Marga wakker met een adres in haar
hoofd, alsof dit het enige was wat zij had kunnen redden uit
haar onderbewustzijn. Damrak 267 Dupont, luidde het. Het her
haalde zich in een opdringerig rhythme, steeds weer opnieuw.
Damrak 267 Dupont, Damrak 267 Dupont. Het intrigeerde haar
als het rinkelen van een telefoontje: je bent direct geneigd om
op te springen en antwoord te geven. En aangezien Marga van
beroep journaliste was bij een bekend damesweekblad, prik
kelde het adres dusdanig haar nieuwsgierigheid, dat ze besloot
er voor alle zekerheid naar toe te gaan. Wie weet, misschien
kon zij er een aardig verhaal uit slaan.
Ze had niet veel eetlust. Ze was de vorige avond op een fuifje
geweest, waar ze veel gerookt had. Ze voelde zich eigenlijk suf
en onuitgeslapen. Ze nam dus alleen maar een kop thee en begaf
zich op weg. De frisse ochtendlucht maakte dat ze zich wat be
ter voelde, maar het doffe gevoel in haar hoofd bleef. Het ge
woel van het Damrak leek haar tot een andere wereld te be
horen. Ze zat op een wolk en bekeek van daar uit de nietigheid
van de mens. Hoewel ze in haar beroep gewend was voor geen
kleintje vervaard te zijn, klopte het hart haar in de keel, toen
ze naast de monumentale deur van een enorm bankgebouw het
nummer 267 als een waarschuwend geheven vinger zag prij
ken. „Tot hier en niet verder" leek het nummer te willen zeg
gen. Maar het doorzettingsvermogen van de verslaggeefster
overwon alras de angst van het meisje en ze verzocht de portier
haar te introduceren bij de heer Dupont.
De portier bleek deze vraag in het geheel niet vreemd te vin
den. Hij deed haar plaats nemen op de bank in de hal en ver
dween ijverig door een lange marmeren gang. Na enige tijd
kwam hij terug met het verzoek of zij even geduld wilde heb
ben. Meneer Dupont was in conferentie, hij kon niet gestoord
worden momenteel, maar het zou niet zo lang duren....
Eigenlijk was Marga blij met dit uitstel van executie. Ze
haalde haar zakagenda voor de dag en begon daar afwezig in
te bladeren. Net toen ze een beetje boven haar afspraken aan
het wegsuffen was, trad er een bekende verschijning op haar
toe. Kamergeleerde, geheelonthouder, niet roker, enfin, een man
met alle eigenschappen die hem tot een serieus mens stempel
den: hij heette Adriaan en was een goede kennis van haar.
Hallo, zei hij, terwijl hij zijn hoed diep voor haar afnam,
dat is een alleraardigste verrassing, jou hier te treffen. Ik heb
je zolang al niet meer gezien. Heb je tijd voor een kopje koffie?
Nu was dit voor een buitenstaander helemaal geen bijzonder
gesprek. Maar voor Marga, die hem goed kende, was zijn gedrag
bevreemdend. Ten eerste had zij hem nog nooit zien glimlachen,
ten tweede had hij haar nog nooit voor zo iets banaals als een
kopje koffie uitgenodigd en ten derde had zij hem nog nooit
zoveel gewone dingen tegelijk horen zeggen. Ze kende hem niet
anders dan hevig filosoferend over het een of andere diepzin
nige onderwerp. Hij merkte haar bevreemding en verklaarde
onmiddellijk: Vandaag is mijn essay, je weet wel, dat over
de synthetische vezel, door de uitgever geaccepteerd. Het zal
binnenkort in druk verschijnen. Je snapt wel, dat ik goed ge
mutst ben. Mijn levenswerk!
Hij nam haar arm en leidde haar, voordat ze had kunnen
protesteren, het gebouw uit. Wat zou je denken van het café
hiernaast? Lekkere koffie met slagroom!
Voor ze het wist zaten ze al aan een tafeltje op het overdekte
terras. Tot Marga's grote verbazing bestelde Adriaan echter
voor zich zelf geen koffie, maar een oude klare. Zo'n essay
wordt maar eens uitgegeven, mompelde hij verontschuldigend.
Toen Adriaan zich de tweede oude klare had laten inschen
ken, verbaasde Marga zich al nergens meer over. Nimmer had
zij Adriaan zoveel ditjes en datjes horen vertellen. Na de twee
kwamen er nog drie en daarna stelde Adriaan haar voor om
even mee naar huis te lopen, dan zou hij haar enkele stukjes
uit zlJn essay voorlezen. Aangezien Marga hier weer moge
lijkheden voor het damesweekblad in zag, stemde zij toe en
begeleidde Adriaan naar zijn woning.
Hij woonde op een stemmige gracht als een schilderij van
Willink en in een huis waar alle leven uit ontvlucht scheen te
zijn.
Hoewel hij de veertig jaar al was gepasseerd, woonde hij nog
bij zijn moeder in. Hij noemde haar Mama met het accent
op de laatste letter en Marga had van zijn verhalen over zijn
Mama altijd de indruk gekregen dat zij haar zoon had opgevoed
cu cuici aaiuigsie verrassing, jou nier te treilen. IK heb
g al niet meer gezien. Heb je tijd voor een kopje koffie?
as dit voor een buitenstaander helemaal geen bijzonder
Maar voor Marga, die hem goed kende, was zijn gedrag
idend. Ten eerste had zij hem nog nooit zien glimlachen,
ede had hij haar nog nooit voor zo iets banaals als een
offie uitgenodigd en ten derde had zij hem nog nooit
[ewone dingen tegelijk horen zeggen. Ze kende hem niet
dan hevig filosoferend over het een of andere diepzin-
derwerp. Hij merkte haar bevreemding en verklaarde
2llijk: Vandaag is mijn essay, je weet wel, dat over
hetische vezel, door de uitgever geaccepteerd. Het zal
:°rt in druk verschijnen. Je snapt wel, dat ik goed ge
en. Mijn levenswerk!
am haar arm en leidde haar, voordat ze had kunnen
ren, het gebouw uit. Wat zou je denken van het café
st? Lekkere koffie met slagroom!
ze het wist zaten ze al aan een tafeltje op het overdekte
Tot Marga's grote verbazing bestelde Adriaan echter
:h zelf geen koffie, maar een oude klare. Zo'n essay
naar eens uitgegeven, mompelde hij verontschuldigend.
Adriaan zich de tweede oude klare had laten inschen-
rbaasde Marga zich al nergens meer over. Nimmer had
aan zoveel ditjes en datjes horen vertellen. Na de twee
er nog drie en daarna stelde Adriaan haar voor om
ee naar huis te lopen, dan zou hij haar enkele stukjes
essay voorlezen. Aangezien Marga hier weer moge-
n voor het damesweekblad in zag, stemde zij toe en
Ide Adriaan naar zijn woning.
'oonde op een stemmige gracht als een schilderij van
en in een huis waar alle leven uit ontvlucht scheen te
el hij de veertig jaar al was gepasseerd, woonde hij nog
moeder in. Hij noemde haar Mama met het accent
tatste letter en Marga had van zijn verhalen over zijn
iltijd de indruk gekregen dat zij haar zoon had opgevoed
met Latijnse namen voor alle huishoudelijke gebruiksvoorwer
pen. Adriaans moeder bleek echter niet thuis te zijn. Hij nam
Marga mee naar zijn studeervertrek, dat geheel uit leder bleek
te zijn opgetrokken. Verder was de kamer ingesloten door vier
van plafond tot vloer reikende boekenrekken. De boeken gingen
bij nadere beschouwing allemaal over het nut van de vezel, van
de verdediging tot de afbraak, van het ontstaan tot en met het
vergaan. Adriaan scharrelde in enige papieren en bracht een
bundel in klemmen geslagen folio's te voorschijn. Hij zwaaide
er triomfantelijk mee.
Ga toch zitten, zei hij hartelijk en schoof met veel moeite
een zware lederen fauteuil aan, die al jaren op de plek moest
zijn vastgeroest. Zelf nam hij op de leren divan tegenover haar
plaats, die onder zijn gewicht niet eens het kleinste deukje
maakte. Hij kuchte enige keren en begon voor le lezen, hierbij
duim en vinger van zijn vrije hand op elkaar houdend, terwijl
de pink sierlijk in de houding stond.
Marga begreep niets van zijn betoog. Of het aan haar gebrek
aan kennis over de vezel of aan de verwarde manier van voor
dragen van Adriaan lag, verhit door vijf borrels, waaraan hij
niet gewend was, is niet te zeggen, In ieder geval bleek van de
vezel geen touw te maken te zijn. Ook de stilte van het huis
begon haar te benauwen. En Adriaan die maar las, die maar
uren doorlas
Opeens zweeg hij. Op een vreemde manier keek hij haar door
dringend aan. Het was Marga of haar hart stilstond. Langzaam
verhief Adriaan zich en kwam met iets dreigends in zijn hou
ding op haar af. Hij greep haar bij de armen. Trok haar naar
zich toe. Zijn gezicht was vlak bij het hare.
Marga, sprak hij hijgend, op dit moment heb ik altijd ge
wacht.
Zij gaf een doordringende gil en werd wakker op de bank
in de hal van Damrak 267. Voor haar stond Adriaan. Diep nam
hij zijn hoed voor af. Hallo, zei hij, dat is een alleraardigste
verrassing, jou hier te treffen. Ik heb je al zolang niet meer ge
zienHeb je tijd voor een kopje koffie?
In „Erbij" van de vorige week heeft men een
beschrijving door onze correspondent in Enge
land kunnen lezen van de „diamantstad" in
het centrum van London Airport, de grootste
luchthaven van Europa, waar van 1960 af ge
rekend wordt op meer dan vier millioen pas
sagiers per jaar. De reportage van dit gigan
tische, maar onpersoonlijke bedrijf eindigde
met de opmerking van een functionaris, pas
terug uit Amsterdam, die vertelde hoe het in
tieme contact tussen publiek en luchtvaart
hem daar getroffen had. Hieronder volgt het
slot van de indrukken van zijn bezoek aan
London Airport, dat tot 1945 het voornaamste
vliegveld van de R.A.F. was en thans de offi
ciële toegangspoort en vertrekplaats van het
burgerluchtvaartverkeer naar en van Enge
land is. De nevenstaande afbeelding geeft een
indruk van de van alle gemakken voorziene hall
voor passerende reizigers.
EVEN LATER suizen wij omhoog in de
lift naar het topje van de verkeerstoren, die
ronde duiventil van groen-blauw glas,
veertig meter boven de grond. Tien man
bedienen hier de telefoons en de knoppen.
Misschien komt het doordat zij Engelsen
zijn, maar hier bemerkt men er niets van
dat vliegen een spannend bedrijf is. Er
heerst de rust van elk gewoon klein kan
toor. Hoewel wanden en dak van glas zijn
en de zon er op staat, is het allerminst een
broeikas. De temperatuur blijft er, dank zij
air-conditioning, koel tenzij men een
raam zou opendoen
Men heeft het gevoel dat men reeds
vliegt, neerkijkende op de opstijgende en
dalende toestellen en genietend van het
panorama. Aan het einde van een start
baan, die de westelijke horizon schijnt te
raken, verrijst het witgrijze massief van het
kasteel Windsor, het weekend-verblijf van
de Engelse koninklijke familie. In tegen
overgestelde richting ziet men een andere
burcht. Het is de geweldige hangar van
de BOAC, de Britse overzeese luchtvaart
maatschappij, de bergplaats voor de trans
atlantische vliegreuzen. Enorm ook is de
hangar van de BEA, de Britse Europese
luchtlijn, waarvan de harmonicadeuren,
wanneer zij gesloten of geopend worden,
een doordringend waarschuwingssignaal
laten horen om te voorkomen dat er onge
lukken gebeuren.
DE VERKEERSTOREN is het centrum
van de radar-installatie, die het Britse
luchtvaartbedrijf thans volledig beheerst.
Het is een misvating, dat radar alleen maar
hulpmiddel zou zijn bij slecht weer. De
normale routine bij het opstijgen en lan
den berust, ongeacht de weersomstandighe
den, thans op het gebruik van radar, waar
mee niet alleen de bewegingen in de lucht
worden gecontroleerd, maar ook op de
grond, de laatste door middel van prccisie-
radar. De omvang van het vliegverkeer is
thans zo groot, dat zonder de hulp van ra
daar de controle ernstige moeilijkheden
met onvermijdelijke, aanzienlijke vertra
ging zou opleveren.
Op de toren kan men vertrekkende en
binnenkomende toestellen tot op een af
stand van meer dan honderdvüftig kilo
meter op het radarscherm volgen. Zoals
men weet, volgen de vliegtuigen bepaalde
naderingswegen, die straalgewijze van het
vliegveld uit zijn geprojecteerd. Bij het
(Van onze correspondent in Wenen)
Na een paar „proefuitzendingen" zal
de Oostenrijkse televisie op 1 Augustus
met haar programma beginnen. Om even
tuele storingen zoveel mogelijk uit te
schakelen heeft men op de Kahlenberg,
't hoogste punt bij Wenen, een antenne van
honderdertig meter gebouwd. Deze Ween-
se zender vormt het centrale punt, waar
op dan voorlopig de andere Oostenrijkse
stations worden aangesloten, namelijk
voor Linz en Salzburg op de bergtoppen
Jauerling, Sonntagsberg, Koglerau en
Gaisberg en voor het Zuiden (Graz) op
de Sonnwendstein en de Schokl.
In de eerste proefuitzendingen werden
er slechts geometrische figuren op het
scherm geprojecteerd, maar van 1 Au
gustus af zal er dagelijks een uur lang
een normaal programma worden uitge
straald, te beginnen met een discussie tus
sen de hoofdredacteuren van de grootste
vier Weense dagbladen. Vervolgens ko
men sportgebeurtenissen, reportages en
culturele manisfestaties aan de beurt.
Aanvankelijk had men de hoop gekoes
terd de „Festspiele" van Salsburg, die zo
juist weer zijn begonnen, over een groot
Europees net uit te zenden, maar tech
nische moeilijkheden hebben dit plan ver
ijdeld. Daarom zal het eerste grote en
Ëuropese programma van de Oostenrijk
se televisie pas in de loop van October
plaats hebben, bij de opening van het
Burghtheater, waarvoor zich in de eerste
plaats de Duitse televisie interesseert.
Daar muziek internationaal is, bestaat er
nog grotere belangstelling voor de ope
ning van de Weense Opera op 5 Novem
ber met de opvoering van „Fidelio" van
Beethoven, die door een groot interna
tionaal televisienet (Eurovisie) zal wor
den overgenomen.
Oostenrijk is waarschijnlijk het enige
land in Europa, dat nog geen televisie
bezat. Zelfs volksdemocratische staten
zoals Hongarije en Tsjechoslowakije be
schikken al lang over hun eigen studio's.
Evenals op het gebied van de luchtvaart
is ook deze achterstand van Oostenrijk te
wijten aan het „njet" van de Russen ge
durende de laatste tien jaar. Deze nega
tieve houding heeft echter ook haar voor
delen gehad, want Oostenrijk kan profi
teren van de proeven en ervaringen in
andere landen en is zodoende in staat
een televisienet op te bouwen dat al da
delijk „up to date" is.
Titiaan ontdekt Door middel van een
röntgenonderzoek heeft men, volgens een
bericht van United Press, kunnen vaststel
len, dat het schilderij „Ecce Homo" in de
National Gallery van Dublin een werk van
Titiaan is. Tot dusver was het aan diens
navolger Matteo Cerezo toegeschreven.
vertrek worden dezelfde routes gevolgd.
Voor de verdere veiligheid bedraagt het
verschil in vlieghoogte tussen de diverse
toestellen, die zich in het gebied van de
luchthaven bevinden, ongeveer duizend
voet (driehonderddertig meter). Het radar
oog maakt het verder mogelijk de onder
linge afstand tussen landende vliegtuigen
zonder onnodig risico te verminderen. Hier
door wordt het oponthoud in de lucht be
langrijk verkleind en behoeven er bij grote
drukte in het luchtruim minder rondjes te
worden gedraaid. Het minimum aantal lan
dingen zal binnenkort worden gebracht op
vijfentwintig tot dertig per uur in plaats
van vijftien tot twintig, zoals tot nu toe.
Dagelijks landen en starten er momenteel
ongeveer vierhonderd toestellen.
OP LONDON AIRPORT houdt men
overigens valken, om andere vogels af te
schrikken, omdat vogelzwermen vaak een
gevaar voor de vliegtuigen opleveren. Een
zware regenbui levert verder een groot
probleem op, want een halve centimeter
regen betekent voor London Airport bijna
zeventigduizend ton water, waardoor de
Theems buiten haar oever zou treden in ge
val deze hoeveelheid rechtstreeks in de
rivier werd gespuid. Vandaar dat draineer-
buizen met een totale lengte van bijna
honderdertig kilometer zijn aangebracht,
die het water naar twee speciale réservoirs
voeren, vanwaar het geleidelijk in de rivier
wordt gelaten.
De startbanen en landingsbanen die
honderd meter breed zijn, beslaan een to
tale lengte van twaalf kilometer. Na de
landing moeten de vliegtuigen soms vijf
minuten of langer taxiën alvorens de sta
tionsgebouwen te bereiken. De nieuwe
„vliegstad" op London Airport zal een be
drag van drie honderd millioen gulden kos
ten. Er komt een eigen telefooncentrale,
waarmee men zal kunnen worden verbon
den door het draaien van de toepasselijke
letters sky, gevolgd door het nummer.
„Sky" betekent: hemel of lucht.
TERUGGAANDE in de geschiedenis van
Rome (dat wil dus zeggen onze eigen,
West-Europese geschiedenis) komen we te
recht in een nevelveld van oncontroleerbare
verhalen. En als we nóg dieper doordrin
gen stuiten wij op een volk, dat niet eens
verhalen heeft nagelaten en ons voor nog
groter raadsels plaatst: de Etruriërs (Etrus
ken). Wij weten inderdaad zo weinig van
hen af, dat bijna elke vraag die wij stellen
een vraag blijft misschien is dat één der
redenen waarom dit volk ons boeit: het
prikkelt onze verbeeldingskracht.
Er is onlangs een Pelican Book versche
nen „The Etruscans", door M. Pallottino
vertaald uit het Italiaans dat tot op he
den bijgewerkt de stand van onze kennis
weergeeft. Het is een strikt wetenschappe
lijk en daardoor voor de niet-vakman alles
behalve gemakkelijk werk: de nadruk
wordt, terecht, op de problemen gelegd en
het stelt een zekere mate van kennis voor
op. Voor de rest een voortreffelijk overzicht
van de beschikbare gegevens. Het komt in
het kort hierop neer: van laat ons zeggen
700500 voor Christus hebben de Etruriërs
een bloeiende staat gevormd in Midden-Ita-
lië, grof gemeten in het gebied tussen Ro
me en Florence, maar na de opkomst van
Rome zijn zij in het Romeinse volk opge
gaan. Sporen van hun cultuur zijn duidelijk
gebleven in die van hun opvolgers. In de
politieke organisatie en de godsdienstige
rituelen vooral hebben zich resten gehand
haafd van hun magistratuur en hun pries
tercolleges. Wat hun taal betreft: die is
niet helemaal abracadabra voor de Etrus-
cologen, zoals wel eens gedacht wordt,
maar voorlopig kan van werkelijke ontcijfe
ring toch niet worden gesproken. Wat voor
ons, leken op dit gebied, echter het meest
aantrekkelijk is: zij hebben bouwwerken
nagelaten, in het bijzonder graftomben, die
niet alleen een indruk geven van de wijze
waarop deze mensen gewoond hebben: de
stad der doden is een spiegelbeeld van de
stad der levenden, maar ook een kijk zij
het een gedeeltelijke op hun levensfilo
sofie, die sterk rekende met de dood. De
mens leeft na zijn dood voort, maar de we
reld waarin hij terechtkomt is niet al te
vrolijk Pallottino spreekt van een „at
mosfeer van zuiver pessimisme". Demonen
spelen de grote rol, als bijvoorbeeld Vanth
(de gevleugelde noodlotsgodin) en Tuchul-
cha, die de kop heeft van een gier, de oren
van een ezel en slangen als wapens voert.
Gedurende twee volle maanden
te weten Augustus en September
wordt in het Haags Gemeentemuseum
een unieke tentoonstelling van Etrus-
kisclie Kunst gehouden. Ter algemene
inleiding daarvan plaatsen wij hier
bij een artikel van onze medewerker
B. Rijdes, die verleden jaar de reliëf-
graven in de Etrurische dodenstad te
Cerveteri (nabij Rome) bezocht. On
derstaande afbeelding toont een deel
van het inwendige van deze necro
polis. In het opschrift hierboven ziet
men de wandversiering van een
tombe in détail.
AMSTERDAM, Juli Ik heb u in de
laatste weken allemaal gezien. Tenzij u nog
geen vacantie hebt gehad: dan heb ik u nog
gemist, maar dan komt u waarschijnlijk
nog wel. Ik heb al diegenen onder u, die
hun paar weken vacantie in deze uitzonder
lijk vreemde Nederlandse zomer hebben ge
nomen, gadegeslagen terwijl u met korte
pantalons en vreemde modernistische over
hemden, in spijkerbroeken en diepe losse
blouses door uw oord van zaligheid liep.
U, die in Zandvoort bent geweest en u,
die het heil in Valkenburg had gezocht. De
voorstanders van Bergen waren weer trouw
in Bergen, de hartstochtelijke bewonde
raars van Nunspeet werden in Nunspeet
niet gemist en u, die vorige week op de
kermis in Antwerpen liep te zingen dacht
u dat ik u niet gezien had? Echt wel. We
zullen er verder niets van zeggen, maar u
liep te zingen. Doet u dat in uw eigen straat
wel eens? Als u naar kantoor gaat, of er
net vandaan komt? Neen, daar kiest u de
kermis van Antwerpen voor uit en ik kan u
verzekeren, dat de Antwerpenaren er u
waarderend om hebben aangekeken. Dat
vinden ze aardig, daar.
Ik geloof niet ik heb er tenminste
nooit van gehoord dat de Haarlemmers
een slechte naam als toeristen hebben. In
tegendeel: Haarlem is een van die plaatsen
waarvan de buitenlandse toerist in de regel
verwacht, dat de mensen die er wonen geen
toerist zijn. In Haarlem kómen de toeristen
om bloemen te kijken. Dat schijnt bijna
automatisch te impliceren, dat de bewoners
zelf geen vacantie nemen. Dat is een on
redelijke, maar verklaarbare gedachte. Hebt
u wel eens gedacht aan de vacantie van de
man uit St. Moritz, aan die uit Cannes, uit
Lugano, uit Monschau of om het dichter
bij te zoeken, uit Volendam? Ziet u wel?
U denkt, dat die mensen geen vacantie
hebben, of zo. Dat ze zich altijd maar met
de vacantie van andere bezig*houden. Dat
wordt van u ook gedacht. Zegt u niet, dat
de bloembollen toch maar een week of wat
duren en dat de Flora slechts één keer in
de vijf jaar wordt gehouden. Ik weet dat
wel. Maar de Parijzenaar, de Antwerper en
de Stockholmer denken daar niet zo aan.
Die kennen de naam van Haarlem en me
nen, dat u allen (zonder uitzondering)
twaalf maanden per jaar met bosjes tulpen
en grote slingers vriendelijk lachend langs
de weg staat. En dat u de vrije dag van de
week gebruikt om naar de bloemenafslag
in Aalsmeer te gaan om de overgebleven
voorraden te verkopen. Dit alles, staande
op klompen en gekleed in wijde broek of
twintig dikke rokken.
De vreemdelingen gaan dan ook niet 's
zomers in Valkenburg kijken. Dat is gere
serveerd voor Nederlanders, met misschien
een paar dozijn zichzelf vergeten Belgen
en Westduitsers er door heen. En die ver
moeden dan, dat al die Hollanders wel Am
sterdammers zullen zijn, omdat Amster
dam tenslotte te groot is om iederéén een
boterham te laten verdienen in de toeris
ten-industrie.
Eigenlijk moesten bewoners van toe
ristische oorden als Haarlem zorgvuldig
verborgen houden, dat ze ooit met vacantie
gaan. In het toeristenoog hóórt u niet weg
te gaan. Vooral niet in de bouwvakweek,
die dit hele land toch al zo'n apatische aan
blik geeft.
Stiekum dus maar, volgend jaar. En
vooral niet zingen op de kermis in Ant
werpen. Al hebben de mensen daór er dan
wel begrip en waardering voor. A. S. H.
Slechts weinig gegevens duiden op de mo
gelijkheid van (rituele) bevrijding uit de
klauwen des doods.
Mijn eigen belangstelling voor dit volk
werd pas wakker, toen ik vorige zomer de
gelegenheid had één van deze dodensteden
te bezoeken. Cerveteri, het oude Caere, per
bus gemakkelijk van Rome uit te be
reiken, heeft voor de toerist weliswaar geen
graven met muurschilderingen, althans niet
bij een eerste bezoek van één dag, maar is
volgens Pallottino één van de meest
suggestieve verzamelingen van overblijfsels
niet alleen van Italië maar van de hele we
reld rondom de Middellandse Zee".
Inderdaad een ver verleden krijgt hier
een onbegrijpelijk tastbare vorm. Theore
tisch had ik wel iets van de Etrusken ge
weten en was het daarna vergeten, die zo
niet kenbaar dan toch te proeven was. Een
prachtige weg leidt naar de necropolis, bo
men aan weerszijde, lawaaiende krekels, in
onze rug Cerveteri, met huizen die de rots
wand naar boven verlengen in hun muur
met kleine vensters, een onneembare ves
ting. Mijn begeleider ontdekt naast de weg
onnatuurlijke heuvelvormingen, wij klaute
ren dwars door doornstruiken omlaag en
vinden een niet meer gebruikt pad, half
onder takken en bladeren verborgen, waar
het heerlijk naar tijm geurt. Zijn vermoe
den is juist: wij dringen oude graven bin
nen, sommige voor een deel onder water
gelopen. Ergens is er een tot stal gemaakt
met stro en mest op de vloer. Hagedissen
glippen weg. Hier en daar strijken wij lu
cifers aan om te kunnen zien. Naar schat
ting zijn deze graven een meter of zeven
hoog. Zij zijn rond gebouwd, met steeds
nauwer kringen van stenen en tenslotte
met aarde overdekt, waar gras op is gaan
groeien, zodat ze nauwelijks meer opvallen.
Natuurlijk levert onze speurtocht niets op
dan de illusie maar hoe waardevol! zelf
voor een ogenblik ontdekker te zijn ge
weest. Na deze letterlijke zijsprong is la
Necropoli di Cerveteri zelf veel belangrij
ker, al heerst overal nagenoeg hetzelfde
AIX-EN-PROVENCE, Juli - - In Aix
zijn de grote platanen van de Cours Mira-
beau gesnoeid, zoals dat iedere tien jaar
moet gebeuren. Verdwenen is de indruk
dat men er een hal betreedt met een eigen
licht en andere geluiden: onder de vier
rijen gedunde bomen, op de weg en de bre
de trottoirs, waar vorig jaar het zonlicht
alleen in bewegelijke kleine vlekjes neer
kwam, ligt het nu in grote warme plassen
uitgespreid. Volgend jaar zal het alweer
beter zijn, maar op het ogenblik wordt de
bezoeker de nauwe straatjes opzij inge
drongen, waar rust noch duur te vinden is
doordat de bewoners zelf niet de indruk
maken er prijs op te stellen: zij zijn on
zichtbaar, op een enkele na die er zich
doorheen haast. Na één hoek te hebben om
geslagen is men er de weg al kwijt, een
kwartier later vindt men de Cours Mira-
beau terug, als het niet een van de andere
„Cours" is: die genaamd Sextius, een volks
uitvoering van de grote, met scooters voor
garages uitgestald en driehoeksgesprekken
tussen voorbijgangers, bierdrinkers en
obers van de grote rinkelende cafés met de
dozijnen reclamebordjes, of op die des Arts
et Métiers, die naar een school op de hoek
heet en overigens enigszins de oude functie
van de hoofdstraat waarneemt: een stille
woonwijk van grote huizen. Zo moet het op
de Cours Mirabeau geweest zijn, toen daar
nog niet aan de ene kant een dozijn kalme
cafés en eethuizen was ingericht en de
geel-en-grijze herenhuizen van de overkant
nog geen winkeltjes hadden toegelaten.
Iets deftigs heeft Aix niettemin behouden,
voor een groot deel waarschijnlijk door
toedoen van het bronwater: kuurgasten zijn
er allicht op gesteld zich tussen Casino en
bronhuis te kunnen bewegen door een te
rughoudende en uitgestreken omgeving.
Geheel anders is het in Avignon, waar de
oude straatjes van het centrum nog wat
nauwer zijn en waarschijnlijk ook vuiler:
hier spelen links en rechts pijlsnelle kin
deren en staan en zitten bij de openingen
van de huizen (aan deuren denkt men nau
welijks) families in gesprek. Op kleine
driehoekige pleintjes is tegen de avond het
hele leven van de omringende straten uit
gestald, mannen drinkend bij de cafétjes
en moeders verstellend in het midden bij
een fontein of op een paar banken. Het ter
rasleven op de grote Place de l'Horloge in
het midden, aan de voet van het monument
ter herinnering aan de vereniging van het
graafschap Avignon met Frankrijk, vormt
een plaatselijk centrum, waar geen enkele
beeld: op stenen banken hebben de doden
gelegen veelal meer dan één, soms man en
vrouw, in één graf, waarbij de ligplaats van
de man steeds aan een boogvormige „hoofd
steen", die van de vrouw, meesteres van
het huis, aan een dito in de vorm van een
dak te herkennen is. In enkele vertrekken
zijn stoelen uitgehouwen (de dode mag het
niet aan zijn aardse gemakken ontbreken!)
en altijd is er een „achterkamer" waar
schijnlijk de spijskamer voor de gestorve
nen. Ik vroeg naar de graven van de kin
deren. De gids wees ons er enige, buiten de
grote grafheuvels gelegen, met ook hier
een onderscheiding: de jongen kreeg een
zuiltje („colonnina") op de steen, het meis
je een huisje („casa").
De indruk die deze woonplaats der doden
maakte is vreemd en ontzagwekkend.
Grauwbruin is de kleur die overheerst. Wij
een Hollands echtpaar en ik waren
practisch de enige bezoekers en liepen door
de straten van een in dubbele zin uitgestor
ven stad, over de Via Antica, waarin nog
karresporen te zien waren. De steen van
het wegdek deed mij denken aan kolensin-
tels (lava?). Tussen de met gras begroeide
tumuli staan bomen en struiken, ook de
kenmerkende cypressen en bloeiende olean
ders. Rond één der graven liep een rand
van prachtige rode geraniums. Er bloeide
zelfs een roos. Het geheel ligt besloten in
een landschap van lieflijke heuvels.
Het mooiste graf dat wij te zien kregen
was dat met de reliëfs (Tomba dei rilievi).
In de achterwand en de zijwanden alkoven,
waarin de vorstelijke familie begraven lag,
daarvóór een stenen bank, eveneens langs
drie zijden, door stenen ribbels verdeeld in
„compartimenten" hebben hier nog eens
doden gelegen, zesenvijftig in getal? Er
waren nog resten van beschildering te ont
dekken (rood, en als ik mij goed herinner,
geel en blauw). Maar vooral belangwek
kend waren de reliëfs, aangebracht op de
muren en op de twee steunpilaren. Een he
le verzameling van dagelijkse voorwerpen
van gebruik is afgebeeld, die vérgaande ge
volgtrekkingen toelaat voor het leven van
dit zo weinig bekende volk: wapens voor
jacht en strijd, kookgerei, attributen van
priesters en koningen, houweel en tang,
messen en lepels, zelfs dieren: een kat en
een gans en herten (en boven de ingang
nog twee runderkoppen). „In vele opzich
ten", zegt Pallottino (in de officiële gids
van de Necropolis) „de enige gegevens die
wij hebben over het persoonlijke leven der
Etrusken".
DIT ALLES brengt wellicht een indruk
over van de cultuur die vóór de Romeinse
zijn stempel drukte op een groot deel van
Italië en waarvan de betekenis nog moei
lijk is te schatten. Een sterker beeld geeft
straks de tentoonstelling van Etruskische
kunst in Den Haag, waar in het bijzonder
(naast de beeldhouwkunst) de fresco's te
zien zullen zijn, de wandschilderingen die
tal van graven hebben gesierd. De mij be
kende afbeeldingen daarvan onder meer
op de magnifieke Olivetti-kalender van dit
jaar! wekken grote verwachtingen. De
Corriere della Sera van 19 Mei van dit jaar
(Roberto Papini) noemde deze tentoonstel
ling' (die toen in Milaan was) er een, zoals
op de wereld nog nooit gezien is. Hij argu
menteert terecht dat nu voor het eerst in
het openbaar een welgeordend beeld van
een kunst wordt geboden, die op fascine
rende wijze haar eigen kracht bewijst te
genover de Griekse waarvan zij zo vaak als
een randgebied is beschouwd. B. RIJDES
categorie toeristen een belangrijke mate
van zeggenschap in heeft. In een verge
lijking met Parijs is Aix de Champs-Elv-
sées en Avignon* de Boulevard St. Michel.
Alles zou er wel anders gaan uitzien als
men de tijd had er een nader onderzoek
van te maken, met als een van de eerste
punten de gewoonte van de verkeersagen
ten van Avignon om deelnemers aan het
verkeer met een lange, in de diepte ironi
sche blik te volgen, waarbij zij langzaam
en regelmatig als een vuurtoren het hoofd
draaien. Deze merkwaardigheid is telkens
weer op te merken en moet wel aangeven,
dat het bestaan in Avignon een kwaliteit
heeft, die het bijna overal elders mist.
Overigens is het spreken over steden
niet anders dan een gewoonte en geen be
tere dan andere. Wat men zich achteraf
van de Provence herinnert, zijn grotendeels
tal van bewegende kleurige foto's, die al
leen zolang zij geschreven zijn niet mak
kelijk aan elkaar passen: een uitzicht op
het vlakke landschap, de cypressen en de
witte natuurstenen huizen met rode daken,
de bergen op de achtergrond, onder een
lucht die blauw is alsof het niet anders
kon, de rode rotsen langs een weg ten wes
ten van Aix, in het licht van de vroege
avond-requisieten voor de droom van een
holbewoner.