1 m H 11 SISISISISISISISI Buitenlandse journalisten verstrekken informaties over 't vacantiebezoek van vreemdelingen aan Italië Voorbeeldige proeven van novellistisehe kunst Lof voor Rein Blijstra Onze voorvaderen gaven in de Gouden Eeuw 11 de voorkeur aan Oostenrijkse wijn Onze Puzzle 8 18 Dierbare vrienden FOLKLORISTISCH FESTIVAL HOE BEWUSTER IK getracht heb er mij rekenschap van te geven, waaróm ik van het vooropgaande verhaal, met een zo onverdeelde bewondering heb gelezen en genoten, des te zekerder ben ik ervan overtuigd geraakt, dat dit weinig gerucht- de twee novellen, die Rein Blijstra onlangs bundelde onder de titel „Hoogtevrees" makende talent zich met de jaren heeft ontplooid tot een van onze begaafdste no vellisten. Ettelijke verhalen, geschreven door auteurs van ongetwijfeld mindere rang dan hij, zijn tot de populaire lectuur gaan behoren, geneigd als men is om de litteraire waarde af te lezen aan „het verhaal", aan het „wat", in plaats van het „hoe van het wat": aan de vormgeving, die het schriftuur pas tot een kunst werk maakt. Maar Blijstra, één die de techniek van de novellistisehe kunst tot' in de geringste nuances in zijn vingertoppen heeft, hoort men typerend genoeg zelden noemen, een betrekkelijke miskenning, die voor een goed deel, dunkt me, moet worden toegeschreven aan een onvoldoende begrip voor de structurele, ik zou haast zeggen: architectonische eisen, die de novelle als prozavorm stelt. DAT MEN IN het algemeen niet meer dan een vrij vage voorstelling heeft van de bijzondere vormtechnische kwaliteiten der novelle is op zichzelf niet zo te verwonde ren. Blijkbaar is het complex van struc tuurelementen, de novelle eigen, dermate samengesteld, dat het zich nauwelijks laat ontleden en schematiseren. Voor het volle litteraire genot van Blij- stra's novellistisehe kunst in het algemeen en van deze beide novellen „Hoogte vrees" en „Een schot in de bergen" in het bijzonder, is een dergelijke gecodifi ceerde novellennorm trouwens en dat pleit voor Blijstra's werk allerminst no dig. Wie over voldoende litteraire intuïtie beschikt om te beseffen, dat zijn bewonde ring, zijn onder het lezen hand over hand groeiende overtuiging: dit is werk van het zuiverste gehalte, niét berust op de mee slependheid van het verhaal of de karak teristieke uitbeelding van het détail, noch op de ongemeen suggestieve beschrijvings kunst of wat verder zelfs een vluchtig lezer wel moet opvallen als een veel-eenheid van loffelijke kwaliteiten (sfeer, bondig-sobere zinsbouw, evenwicht tussen handeling en beschrijving enzovoorts), maar boven dit alles uit op het niet aanstonds omschrijf bare van Blijstra's vertelkunst hij zal met mij tot de slotgom moeten komen, dat deze auteur als novellist de meerdere is i - t 4 F i 7 9 12 15 10 16 11 17 14 19 ZO Horizontaal: 1. poel, 4. zelf (Lat.), 7. rund, 9. dorpje in Gelderl., 10. gewicht, 11. boom, 15. bad- en havenplaats aan de Z.-zijde van de Theemsmond, 18. schoon vader van de aartsvader Jacob, 19. zuivel product, 20. sprakeloos. Verticaal: 1. tweetal, 2. stad aan het N.- einde v. h. Panamakanaal, 3. samentrek king van stede, 4. onbep. voornaamwoord, 5. bevoorrecht, 6. zwemvogel, 8. zijtak Saaie, 12. onderdeel v. d. Padangse Boven landen, 13. spitse bek van een vogel, 14. Bijb. figuur, 16. ambacht, 17. sluiskolk. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7,50, 5.en 2,50 dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux; in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer- laan 186. Oplossing van de vorige puzzle: Horizontaal: 1. gaga, 4. vijs, 6. ale, 7. bas, 9. si, 10. tol, 11. ze, 12. wil, 13. lui, 14. elan, 16. leus, 17. los, 18. Veur, 19. t.t., 20. deuk, 22. leer, 23. s.o., 24. koen, 25. rif. Verticaal: 1. Gasselte, 2. ali, 3. ge, 4. val, 5. ijs, 7. Bol, 8. leis, 10. tin, 11 zuur, 12. was, 13. leuk, 15. lot, 16. Leur, 18. veen, 20. Dee, 21. hof, 22. L.O., 23. si. De prijzen werden na loting als wolgt toegekend: Mevr. C. C. J. Wacha—Kurtz, Curiestraat 3, Haarlem 7.50); A. M. Mulder, Cremerlaan 2, Santpoort (dorp) 5.en H. Witkamp, Pieter Kiesstraat 44, Haarlem 2.50). Aangezien de vacanties in volle gang zijn en de meesten onzer trouwe puzzelaars zich elders en anders verpozen, wacht onze volgende puzzle tot de eerste week van September. Tot zolang! van velen zijner roemruchtiger collega's. Dit moest mij voor alles van het hart, niet in de laatste plaats als een protest tegen de traditionele handboekjes-waar deringsschaal en het gemiddelde lezersoor deel, dat al te gemakkelijk onder de invloed staat van „de magie van de naam". Kort en goed: ik vind „Hoogtevrees" een juweel van een novelle. Blijstra heeft hierin, zo als herhaaldelijk in zijn vroegere werk, een dubbelmotief gekozen en het zich daarmee steeds opnieuw een greep doende naar de „volmaakte" novelle niet gemakkelijk gemaakt. Twee vrienden meten in het Zwitserse hooggebergte hun beperkt-men- selijke krachten van lichaam en geest met de ongenaakbaarheid van de „onmense lijke" natuur. Ze tarten het noodlot, dagen de dood uit om hun „hoogtevrees" de angst voor het menselijk-eindige, de huive ring voor het afgrondelij k-diepe en on- metelijk-hoge, voor het elementaire be- staansgevoel te overwinnen. In het on herbergzame zijn Ferdinand en Adriaan niet alleen tochtgenoten, maar lotgenoten, bedreigd door hetzelfde natuurgeweld van rotsige mensverlatenheid, sneeuwval, mist en woeste ontoegankelijkheid, waarin de bergbeklimmer zich waagt om op de hoog tevrees, op zijn menselijke onzekerheid, een welbewust recht op leven te veroveren. Hier, op deze gletschertocht, op zichzelf al een staal van voortreffelijke vertelkunst, waar het lot van de één over dat van de ander beslist, begint zich een al onheil spellend aangekondigd tweede motief het psychische pendant van deze physiek- hachelijke uitdaging van het lot met het eerste te verstrengelen. Deze broeders in nood zijn elkanders vijand. Ze zijn rivalen, sinds Ferdinand een niet onbeantwoord ge bleven liefde heeft opgevat voor Adriaans vrouw. En het is deze fatale verhouding, waarvan het wederzijds antagonisme der beide vrienden tijdens deze tocht-op-leve-n- en-dood een oplossing hoopt, een „natuur lijke" dan wel een gewelddadige. De verweving van deze beide thema's heeft Blijstra in een kettingreactie van spanningen weten op te voeren tot een be klemmend hoogtepunt, waarin de psychi sche dreiging zowel symbolisch als reëel samenvalt met het uiterste lijfgevaar, zo dat een lawine van motieven in beweging komt, die dankzij Blijstra's voortreffelijke techniek deze éne novelle meer doet in houden dan stapels zwaarwichtig-analy- serende moderne romans met elkaar. Kon oplossing geeft „Hoogtevrees" zeer terecht niet: het lot noch het oerrecht van de sterkste heeft beslist. In beide vrienden was het primitieve lijfsbehoud sterker dan de moed om aan de liefde een leven te offeren. Waar het „natuurduel" onvolstre- den bleef, zal het hart, zal Adriaan's vrouw moeten kiezen. Aldus het slot van deze meesterlijke novelle. De tweede „Een schot in de bergen" is, hoewel traditioneler van bouw, stel lig niet van geringer verdienste. De tragiek het schuldgevoel van een jachtopziener, die zich medeplichtig acht aan de „moord" HET ENIGE, dat Italië met ons land ge meen heeft, is de onberedeneerde vrees, dat reizigers in de trein zullen spuwen. Het „non sputara della carozza" is dan ook het eerste Italiaans, dat de toerist bij het binnentrekken van dit goede land bij fraaie, cadansrijke beklemtoning van deze zichzelf leert mompelen. Hij kan er de taal vast een beetje in uitleven. Het blijft te betreuren, dat deze volzin, die men met zoveel toewijdnig leert uitspreken, in het dagelijkse Italiaanse leven zo weinig ge bruikt wordt, ook al is het nog zo'n mooi en klankrijk stukje Italiaans. Men kan natuurlijk de toepassing wat breder maken door vervanging van het achterste woord, bijvoorbeeld „non sputara della Ferrari" of „della Lambretta" of zo iets, maar dan nog zal men het zelden kunnen bezigen, omdat het spuwen over het algemeen ook geen Italiaanse gewoonte genoemd kan worden. Italië is dan ook echt geen land om te spuwen, integendeel. Men hoort er natuurlijk wel klagen over de regeringspolitiek en over de achterlijke sociale toestanden in het Zuiden, maar de statistiek heeft dan toch maar ontdekt, dat Italië het land van het geringste percen tage zelfmoorden is. Men zou er natuurlijk in de omgeving van Napels veel verwach ten, gezien het veelgehoorde voornemen „eerst Napels zien en dan sterven", maar dit schijnt veeleer te moeten luiden „eerst Napels zien en zich dan bedenken". Het is heel goed om zonder colbertjasje en met een broekzak vol verkreukelde lires in het avondlijk Turijn rond te slen teren en bij het zitten gaan roekeloos aller- op een stroper, welke de jagers op grond van het feodale gewoonterecht hebben „neergelegd" uit weerwraak om de geweld dadige dood van één hunner krijgt hier zelfs een klassiek karakter, zodra de per soonlijk onschuldige jachtopziener voor de politie een bekentenis aflegt van zijn mede schuld en vanwege dit „verraad" uit de dorpsgemeenschap wordt gestoten. De vo gelvrije jager, wiens geweten hem „allen voor allen schuldig" deed voelen, is nu zelf „wild geworden, een stroper, wiens dagen geteld zijn. De sociaal-morele strek king van deze uitnemend gecomponeerde novelle verheft het incidentele zozeer tot de rang van het algemeen-menselijke, dat ik aarzel of ik aan dit tweede verhaal toch tenslotte niet de voorrang moet geven bo ven het eerste. Maar hoe dan ook, Blijstra heeft met deze bundel onze litteratuur ver rijkt met een tweetal voorbeeldige proeven van novellistisehe vertelkunst. C. J. E. DINAUX. R. Blijstra, „Hoogtevrees" (Boekvink- serie, N.V. „De Arbeiderspers" te Amsterdam). Een ganse familie op pad. lei ijssoorten en wijnen te laten aanruk ken, omdat het grote aantal biljetten in de zak zo weelderig aanvoelt. Dit is een vreemd deLirium, dat zelfs spaarzuchtige Hollanders in zijn greep krijgt. Komt het wellicht door de overtuiging, dat men hier na het verlies van al zijn geld toch nog zo verrukkelijk veel overhoudt al was het alleen maar de aanblik van de Po, deze ongeëvenaarde nachtspiegel van de maan? En waarom wordt men in Pinerolo niet weemoedig, wanneer de laatste zonnestra len over de Cottische Alpen priemen, maar brult men een operafragment mee met de dorpslieden, die net niet teveel en net niet te weinig grignolina hebben gedronken? Of waarom voelt men zich niet opgelaten, als de mooie Marcella, wier ogen men gaarne zou meenemen in een bijouteriedoosje, zich giebelend tot een andere jongeman wendt. Waarom klinkt een lichtelijk ontstemde piano hier niet vals, evenmin als een daar op afgestemde viool en een stelletje daar mee ingestemde jongensstemmen? Waar om hebben zelfs aperte dissonanten daar hun deel in de harmonie? HET ANTWOORD kan men niet mee naar huis nemen. Het hangt ergens on grijpbaar tussen de groene valleien van Prali, ergens in het witte schuim van de Chisone, die er over de rotsen boldert. Misschien zit het ook wel in de damp van de spaghetti, die men nooit zonder opwin ding kan nuttigen en ook nooit zonder de vreemde bezorgdheid, die men bezig is een sliert op te winden, die uiteindelijk zal blijken te ontspringen op het bord van een ander. Het lastigste daarbij is dat men niet weet of het excuus in dat geval „scusa" of „scusi" zal moeten heten. Over het algemeen hoeft men het Ita liaans niet zo goed te beheersen om aan een geanimeerde discussie deel te kunnen nemen. Instede van „ja" zegt men „si", dus „jajajajajaja" is „sisisisisisi" en daarmee kan men dus een belangrijk aandeel in het gesprek hebben. Ook daar zijn vele spre kers, die behoefte hebben aan een beves tiging, die wij, vreemdelingen, hen van harte geven, al was het alleen maar om het onze tot het gesprek te kunnen bijdra gen. Bij alle gesticulaties valt het van de Zuiderlingen overigens steeds meer op, dat zij het krachtige, ontkennende hoofd schudden, dat bij ons hierboven nog een vrij algemene gewoonte is, te vermoeiend vinden. Zij steken hun hand naar voren en laten hun wijsvinger het werk van hun hoofd verrichten, daarbij met de tong een klakkend geluid voortbrengend. Wil men de aandacht van het gezelschap op zich gevestigd zien dan moet men midden in de discussie „questo" roepen. Dit heeft het gevolg, dat de spreker zich tot u zal rich ten en dat indien u het dan uiteraard nog niet begrijpt allen tegelijkertijd zullen trachten u het geval uit te leggen, desnoods met inschakeling van handen en voeten. Dat zijn de ogenblikken in Italië, welke onvergetelijk worden. OP DE TERUGWEG in de buurt van Bern trekt men zijn colbertjasje weer aan en ter hoogte van Keulen neemt men naar gewoonte zijn regenjas bij de hand. En men hoort het vrolijke gesprek tussen land genoten ernstiger worden. Het heeft de hartelijkheid en levenskunst der Italianen tot onderwerp en een der reizigers ver klaart somber: straks moet je het verschil maar eens zien als je weer met Hollanders in de trein zit: al die strakke, norse, langs elkaar heenkijkende gezichten. Maar bij het opstaan in de coupé ziet men plotseling zijn eigen gezicht in de spiegel, dat nü reeds zo staat als men het van andere va derlanders verwacht te zien. Daarom ver dient het nog wel eens extra vermelding, dat de import van een Zuidelijke ge moedstoestand niet aan invoerrechten on derhevig is. Het heeft dus geen zin, deze zowel voor douane als vaderlandse mede passagiers te verbergen. Integendeel. KO BRUGBIER 6 Van onze correspondent in Wenen) betekend heeft, maar hij drong er ■kt a m,TTTr,T TT bij de keizer op aan om de een- NATUURLIJK kan men in het Hij zegt in dat rapport, dat de maal aangeknoopte handelsrela- buitenland wel eens een paar wijn door de warmte en het ver- ties njet aj breken en vooral flesjes Oostenrijkse wijn be- voer wel geleden had en er wat om bij een volgende gelegenheid machtigen, maar bij vaatjes of troebel uitzag, maar dat hij door een veej grotere hoeveelheid te vaten is dit kostelijke nat niet een goede behandeling en vooral verzenden.0 Tevens stelde hij, om verkrijgbaar. Wanneer men in na de nodige rust er veel edeler de onkosten te verlagen, een' an- Wenen vraagt waarom Oosten- en fijner op was geworden. Vol- dere vervoersweg voor,namelijk rijk zijn wijn niet in grotere hoe- gens dr. Becher gaven onze voor- jn plaats van de Donau én de Elbe §j veelheden exporteert, krijgt men vaderen uit de Gouden Eeuw de de landweg naar Oppeln in Sile- altijd weer het stereotiepe ant- voorkeur aan deze Oostenrijkse zië, daarna de waterweg van de §j woord te horen, dat deze wijn wijn boven de Rijnwijn, die hun Oder naar Stettin en vandaar de wel een hoge kwaliteit bezit, te zuur was, zelfs boven de Fran- zeeweg naar Hamburg en tenslot- maar ongeschikt is voor uitvoer, se, die zij „Suimerwater" noem- te naar Amsterdam. Dat deze bewering niet juist is, den. De zending werd overgeno- Hij voegde er aan toe, dat men bewijst een oud document, dat men en verkocht door de Holland- zich door de slechte ervaringen ons toevallig in handen is geval- se handelaar Isaac Telgens, die niet moest laten ontmoedigen, len en waaruit blijkt, dat Oos- maar één bezwaar aanvoerde, na- want alle begin was moeilijk en tenrijk reeds in het jaar 1672 een melijk dat de hoeveelheid veel te zelfs de Oost-Indische Compag- flinke hoeveelheid wijn naar ons klein was en men een veel te nie, zo verklaarde hij, had aan- land heeft uitgevoerd. Er is daar hoge prijs moest vragen. vankelijk veertig percent verlies sprake van vijftig emmers, dat Uit de afrekening blijkt dit dan geleden, maar daarna grote win- is ongeveer vijfentwintighonderd ook overduidelijk. Want terwijl de sten afgeworpen. Ondanks deze liter. De man, die het initiatief tot wijn zelf met vaten en verpak- goede raadgevingen is het schijn- deze handelstransactie nam, was king 530 florijnen kostte, bedroe- baar bij deze eerste proefzending een zekere dr. Joh. Becher, die gen de onkosten (aan tollen, gebleven, want Oostenrijk expor- hiervoor een reis naar Holland fooien en vervoer) 989 gulden, dus teert geen wijn in grote hoeveel- had ondernomen en daarover een bijna het dubbele van het artikel heden, ofschoon de wijnboeren uitvoerig verslag uitbracht aan zelf. Dr. Becher gaf eerlijk toe, dat ook in dit jaar weer klagen, dat z'n opdrachtgever Leopold I. deze eerste transactie een verlies hun omzet veel te laag is. (Van onze corresi NEGEN MILLIOEN vreemde lingen in een jaar, die tweehon derddertig milliard lire (ongeveer anderhalf miUiard gulden) aan deviezen hebben achtergelaten, ziedaar de officiële cijfers voor het Italiaanse vreemdelingenver keer, de „belangrijkste export industrie" van het land. Het zijn heel mooie cijfers, ook al weten wij wel dat er onder die negen millioen een flink aantal Zwitsers en Oostenrijkers zijn, die niet als toeristen moeten worden be schouwd, omdat zij de grens over komen sommigen zelfs dage lijks voor het afdoen van hun zaken of voor werkzaamheden in de Italiaanse stadjes en dorpen in het grensgebied. Maar dat Italië een toeristenland is van de aller eerste orde, staat toch wel vast. En toch is niet alles zo, als de Italianen het graag zouden willen hebben. Het aantal overnachtin gen in hotels is geringer dan in 1937, omdat de manier van reizen sterk veranderd is. De alleenrei- zende toerist is bijna een uitzon dering geworden. Steeds meer ko men de „karavanen" in trek, die een vast reisprogrogramma heb ben, dat geen rekening kan hou den met persoonlijke voorliefde der reizigers, meestal de kleinere plaatsen overslaat en om econo mische redenen het aantal dagen verblijf in den vreemde bekort. Venetië, Florence, Rome, Napels, Capri, Taormina, de grote trek pleisters van Italië, hebben geen klagen of juister: klagen alleen over gebrek aan hotels, maar de mooie stadjes in Toscane en Um- brië, zoals Lucea, Pisa, Orvieto, zelfs Sienna en Perugia, worden vaak overgeslagen of door reizi gers per touringcar in een uur of twee bekeken. Vroeger bleven de toeristen er twee of meer dagen. De belangstelling van de heden daagse bezoekers is anders gericht en stellig oppervlakkiger. Vaak zoeken zij in Italië dingen, die het land nu eenmaal niet kan bieden en hebben zij weinig oog voor de rijke musea, de ruïnes uit de Ro meinse oudheid en de aan kunst schatten overrijke kerken. EEN MAN met veel inzicht in deze kwesties van vreemdelingen verkeer, dr. Berretta, voorzitter van de provinciale V.V.V. voor de provincie Varese, is twee jaar ge leden op de gedachte gekomen bij de verkeerswerving de raad in te winnen van de pers.Verleden jaar zijn een aantal Italiaanse journa listen te Varese bijeengekomen en dit jaar heeft men een dertigtal leden van de buitenlandse pers waaz-onder drie Nederlanders ondent in Rome) gevraagd. De opzet van dit kleine congres was uitstekend en het lijkt ons nuttig er wat meer over te zeggen, omdat wij overtuigd zijn dat iets dergelijks ook voor ons land zijn betekenis zou kun nen hebben. Enkele weken tevoren ontvin gen de deelnemers het verzoek te willen antwoorden op twee vra gen: op welke wijze meent u dat de pers het toerisme kan helpc-n bevorderen? Kunt u enig voorstel doen waarmee wordt tegemoet gekomen aan verlangens of voor zien in klachten van uw landge noten? Op die vragen heeft ieder naar beste weten geantwoord. Dr. Beretta had uit die antwoorden een voortreffelijk rapport opge maakt, dat als leidraad diende bij de besprekingen. Journalisten in het buitenland komen natuurlijk nogal eens in aanraking met toeristen uit hun vaderland en zij hebben beter be grip voor de opmerkingen en aan merkingen die deze maken, dan de bewoners van het betrokken land zelf ooit kunnen hebben. Als dus een Duitse journalist zegt, dat toeristen uit München of Bonn het betreuren,dat geen enkel reis bureau in hun stad ook maar de minste inlichting kon verstrekken over belangrijke manifestaties als het programma van de Milanese Scala of de Romeinse Opera, of zelfs de Florentijnse Maggio Mu- sicale, dan is dat een aanmaning voor de heren, die zich hier met toerisme bezighouden. En wan neer een Nederlandse journalist er op wijst, dat mensen uit Noor delijke landen vaak verzot zijn op wandelingen in de vrije natuur, ongestoord door automobielen en scooters en er over klagen dat daar in Italië zo weinig gelegen heid toe bestaat, omdat dit land wel uitstekende autowegen bezit maar bijna geen voetpaden, dan is dat een aanwijzing voor ge meentebesturen in plaatsen met veel natuurschoon. Een vrij algemene klacht was, dat vreemdelingen zich in Italië 's avonds vaak vervelen, omdat er zelfs in de grote steden weinig concerten worden gegeven (en dan meestal nog 's middags) en de schouwburgen en zelfs bioscopen, voor wie het Italiaans niet gron dig kent, niets te bieden hebben. Vroeger waren er cafés en restau rants met goede plaatselijke krachten, die Napolitaanse of an dere liedjes zongen. Daarvan is, zelfs in Napels, vrijwel niets over. De enige muziek en zang, die men in Italiaanse steden hoort, komt uit de radio. Er werd daarom aan gedrongen op meer concerten, bio scopen waar films in de oorspron kelijke taal worden gegeven (al leen Rome en Milaan hebben een theater waar dit het geval is), balletvoorstellingen en andere vormen van toneel, waarvoor men de taal niet behoeft te kennen. Een andere, eveneens algemene klacht, betreft het oorverdovend lawaai van auto's en scooters in alle Italiaanse steden. ZO'N CONGRES zou een vrij academisch geval zijn, indien er niet voor gezorgd was, dat de he ren, wie het onmiddellijk aangaat, er bij tegenwoordig waren. Wij noemen de voorzitter van de C.I.T. (zoveel als bij ons de A.N.W.B.) en die van de E.N.I.T. (te vergelijken met onze A.N.V.V.), verder voor zitters van talrijke provinciale V.V.V.'s, de chef van de persdienst van het ministerie van Buiten landse Zaken, de chef van vreem delingenverkeer bij het nieuwe ministerie van Toerisme, sport en toneel, hoge ambtenaren van Bin nenlandse Zaken, Financiën (de kwestie van prijzen speelt natuur lijk een rol en die prijzen worden mede bepaald door de belastingen op het „Horecaf'-bedrijf), het hoofd van de douanedienst, de directeur-generaal van de spoor wegen, een hoge functionaris van de afdeling monumentenzorg en museumwezen van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen, verder de voorzitters van de bonden van hotelhouders en cafépersoneel. Dat op die wijze vruchtbare be sprekingen kunnen worden ge voerd, behoeft geen betoog. Al deze heren waren het er over eens dat zij uit de opmerkingen, die de buitenlandse journalisten hadden gemaakt, heel wat hadden geleerd. Plet congres heeft al dadelijk goede gevolgen gehad. Meer dan tot nu toe het geval was zullen de musea en de daarbij eventueel behorende tuinen 's avonds voor het publiek worden opengesteld en zelfs gratis. Dit is ongetwijfeld een grote attractie. Een wandeling door het met zeer veel smaak verlichte Capitolijnse museum te Rome, reeds sedert twee jaar op Zaterdagavond toegankelijk, is 'n waar genot. Van nu af is te Rorne bijna iedere avond één der musea open. Als men bedenkt dat niets belangrijker is dan de toerist ook 's avonds bezig te houden, omdat dit de enige manier is waarop de vier of vijf dagen verblijf in Italië, die nu het gemiddelde zijn, kun nen worden verlengd tot zes of zeven dagen een toeneming van het vreemdelingenverkeer met vijftig percent dan moet gezegd worden, dat het congres reeds een eerste belangrijke vrucht heeft gedragen. De Federatie van folkloristische groepen in Nederland gaat haar eerste lustrum van 6 tot 14 Augustus in Hilversum vieren met een groot internationaal festival. Ten minste twaalf groepen uit tien landen zullen naar de radiostad komen om aan deze reeks van fees- ten deel te nemen. De organisatoren hebben, dank zij financiële garanties van de gemeente Hilversum en het ministerie van Onder lij wijs, Kunsten en Wetenschappen, dit festival groots kunnen opzet- |j ten. Vandaar dan ook dat folkloristische dansgroepen konden wor- E= den uitgenodigd uit Italië, Frankrijk, Oostenrijk, Luxemburg, Bel- gië, Ierland, Engeland en de Scandinavische landen. (Uit „The New Yorker")

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 15