Van Dyek in Genua
MOOIE ZOMER IN ZWEDEN j
BRENGT KLEINE OOGST
Wat staat hier?
„Van land tot land95
Von Ribbentrop Jr. wil
in de champagne
KERKELIJK LEVEN
Emile Verhaeren
pelgrimstocht
Schweitzer in de Elzas
„Ik ben trots op mijn naam"
Pietje leest hier een woord van het
blaadje af. Als je het ook wilt lezen,
moet je de sommetjes afmaken en in j
de volgorde van de eerste cijfers onder
elkaar schrijven. De uitkomsten wijzen
de letters van het alfabet aan. A 1, j
B 2. C 3, enz. j
Oplossing: Rekenen. j
MIES BOUHUYS
i riixacorr» rnrrrrym*^»' ma
mensen gaan", zeiden de brandnetels
en hun voetjes liepen en liepen tot ze
in de stad kwamen. Eerst gingen ze
naar de kinderen die op straat speelden,
maar die schopten hun weg. „Bah,
brandnetels", riepen ze en ze gooiden
de hele familie in het water. De vis
sen zwommen met opgetrokken neuzen
voorbij. „Niets voor ons", zeiden ze.
Na een dag en een nacht kwamen de
brandnetels in een andere stad. Ze
spoelden tegen een steiger tot een grote
boot voorbij kwam die golven maakte.
Eén van die golven tilde de brandne
tels op en gooide ze op de wal. Daar
bleven ze heel stil liggen en wachtten
af. Een man en een vrouw kwamen
langs. „Oei, een bos brandnetels", riep
de vrouw en sprong opzij. De man
schopte ze in een goot. Een hele poos
bleven de brandnetels daar zonder dat
ze elkaar durfden aan te kijken. „Nu
weten we het", fluisterden ze op het
laatst, „er is geen vriendelijkheid in
de wereld. Niet bij de bloemen, niet bij
de bomen, niet bij de duiven, niet bij
de kinderen en niet bij de mensen. La
ten we hier maar blijven en nooit
meer iets vragen. Het is toch voor
niets".
Maar net toen ze dat gezegd hadden
ging vlak bij een deur open. Een oud
vrouwtje keek naar buiten. Ze hield
haar handen op haar rug die pijn deed
en liep helemaal krom. Ze deed een
paar stapjes, maar stond voor de goot
waar de brandnetels lagen weer stil.
„Nee", zei ze, „dat haal ik niet. Hele
maal buiten de stad gaan om brandne
tels te plukken. En brandnetelthee zou
zo goed zijn voor de pijn in mijn rug".
Toen de brandnetels dit hoorden,
richtten ze zich op zodat ze de plantof-
fels van het oude vrouwtje raakten. En
toen die verdrietig naar de grond keek
zag ze het. Ze keek naar de lucht om
dat ze dacht dat er een wonder was ge
beurd.
Ze raapte de brandnetelkinderen op
en droeg ze in haar schort naar huis.
En toen de brandnetelthee een poosje
later stond te trekken, zongen de blaad
jes zacht in het pruttelende water. Ze
hadden vriendelijkheid gevonden en
bovendien had iemand ze nodig. En
wat kun je meer willen?
MIES BOUHUYS
„Stil nou maar", zuchtte moeder
brandnetel en ze streek met haar groot
ste bladeren over de treurige stengeltjes
van haar kinderen, „stil nou maar. Het
zal heus nog wel eens veranderen".
„Maar iedereen loopt ons voorbij",
riep er één, „iedereen is bang voor ons",
riep een ander. „Iedereen roept: pas op,
als ze ons zien. Iedereen schrikt van
ons", snikten de anderen.
„Ik weet het, ik weet het", zuchtte
hun moeder, „maar wat moeten we er
aan doen?"
„Ik blijf hier niet", jammerde de
kleinste, „ik wil op zoek naar iemand,
die niet bang is en niet van ons
schrikt".
Voor hun moeder ze nog iets kon zeg
gen of troosten kon, hadden de brand
netels elkaar hun handje gegeven en
wandelden op dunne groene voetjes
weg, Op zoek naar iets vriendelijks.
Eerst kwamen ze bij de rozen, maar
de rozen draaiden hun hoofdjes af en
werden rood van boosheid. „Wij willen
niets met jullie te maken hebben", rie
pen ze al uit de verte, „je hebt geen geur
en geen kleur en je doet pijn".
„Jullie toch ook, jullie hebben toch
doorns?", riep de oudste brandnetel.
„Ha", riepen de rozen, „maar ónze
kleur en onze geur maken de doorns
weer goed".
De brandnetels liepen treurig verder
en kwamen bij de bomen. „Maak dat je
wegkomt", riepen de bomen al uit de
verte, „we willen niets met je te maken
hebben".
„Maar onze blaadjes zijn bijna het
zelfde", riepen de brandnetels, „en we
hebben allebei geen geur en kleur zo
als de rozen".
„Ha", riepen de bomen, „wij geven de
mensen schaduw en zijn een huis voor
de vogels. Die vergeten daarom dat wij
geen geur en kleur hebben".
Nog treuriger liepen de brandnetels
door; ze keken rond naar iets vriende
lijks. Zo kwamen ze bij de duiven, maar
de duiven keerden hun zachte kopjes
af en schudden koerend van nee. „We
lusten jullie niet, we houden van een
blaadje groen, maar brandnetels
nee".
„Niet bij de bloemen, niet bij de bo
men en niet bij de dieren is iets vrien
delijks te vinden. Laten we naar de
Er was er eens een mannetje
dat appels plukken zou:
- Sien, span het paard voor 't karretje. -
Jawel, zei Sien zijn vrouw.
Ze reden naar de appeltuin, 3
de takken hingen neer: 8
aan iedre appelboomtak zat 8
wel honderd pond of meer. P
Ze plukten, plukten, plukten maar,
ze plukten heel de dag 8
tot er een berg van appeltjes 8
onder de bomen lag.
I
Ze klommen op hun karretje,
het paardje trok sjok sjok;
het mannetje zwaaide zijn zweep
naast Sientje op de bok.
Toen werd zijn bol een appelbol,
zijn Sien een appelsien,
hij kon haar appelwangetjes
in 't donker duidlijk zien.
Een appelschimmel werd zijn paard,
het sprong van vurigheid.
De weg leek - hobbelbobbel - wel
met appels geplaveid.
Sterappeltjes hoog aan de lucht
staken hun lichtjes aan;
de maan, een gouden appelflap,
kwam uit een wolk vandaan.
In 't tuintje voor hun huisje sloeg
een appelvink tien keer.
't Oogappeltje van Sien, de poes
liep gapend heen en weer.
Op tafel stond de appeltaart
en appelmost al klaar.
Op Appelsien's fornuisje was
de appelmoes zó gaar.
En toen het paardje was gestald,
de wekker was gezet,
rolden het mannetje en Sien
als appeltjes in bed.
Nadat onlangs een delegatie van de Ne
derlandse Oecumenische Raad een reis naar
de Sovjet-Unie heeft gemaakt is er nog
eens extra veel aandacht besteed aan de
positie van de Kerk en de Christenen in
dat land. Ditmaal willen we eens luisteren
naar een ander, die een dergelijke reis
heeft gemaakt.
Die andere is de Duitse dr. Gustav Hei-
nemann, die zoals bekend ook enige
tijd een ministerszetel bezette. Zijn stem is
er zeker één, die waard is gehoord te wor
den. Evenals in het Gereformeerde Cen
traal Weekblad willen we in onze rubriek
iets van zijn indrukken doorgeven, die hij
opdeed tijdens de reis, die hij enige tijd
geleden met vijf andere Duitsers maakte
naar Rusland.
Op uitnodiging van de patriarch van de
Russisch-orthodoxe kerk werden Moskou,
Sagorsk, Leningrad, Kiew en Odessa be
zocht.
Hierbij had men vooral belangstelling
voor het leven van de orthodoxe kerk.
En om nu maar direct een der belang
rijkste conclusies van dr. Heinemann te
noemen: de delegatie was eenstemmig van
oordeel dat het leven van deze kerk in
drukwekkend genoemd kan worden.
Maar laten we dr. Heineman nu zelf aan
het woord. De orthodoxe kerk heeft al
haar privileges verloren, zegt hij. Zij is uit
gesloten uit het jeugdonderricht, charita
tieve arbeid mag zij niet werrichten, ter
wijl ook evangelisatiewerk haar verbo
den is.
Het enige wat zij mag doen, is de ere
dienst in stand houden. Het bezoek aan de
godsdienstoefeningen is goed te noemen.
Sommige kerken zijn dikwijls zelfs over
vol.
Een groot nadeel is, dat er veel te wei
nig kerkgebouwen zijn. Men tracht in het
tekort zoveel mogelijk te voorzien door de
kerken zeer intensief te gebruiken. Zowel
's Zondags als op weekse dagen worden
regelmatig diensten gehouden. Zitplaatsen
kent men niet. Dicht opeengedrongen
staande, woont men de diensten bij; deze
duren van twee tot vier uur.
Het aantal doopsbedieningen is omvang
rijk. In een dienst, die dr. Heinemann
meemaakte werden 250 kinderen gedoopt.
Vrijwillige bijdragen
De inkomsten van de orthodoxe kerk
worden uitsluitend gevormd door vrijwil
lige bijdragen in de vorm van collecten en
giften voor ambtshandelingen van de
priesters.
Bovendien worden veel kaarsen ver
kocht. Een gedeelte van de opbrengst hier
van is eveneens bestemd voor de kerk. Het
resultaat van dit alles is, dat, zoals de
orthodoxe kerk van zichzelf verklaart, zij
zeker geen arme kerk is.
De staat heeft een bijzonder college van
toezicht over de kerk ingesteld.
Evenals alle andere grond in de Sovjet-
Unie is ook de grond, waarop de kerken
gebouwd staan, eigendom van de staat. Het
gedeelte dat men nodig heeft, wordt gratis
in leen ontvangen. De kerk zelf moet na
tuurlijk alle bouwkosten opbrengen.
Dr. Heinemann concludeert, dat de kerk
loyaal is tegenover de Sovjet-Unie, even
als ze dit vroeger was ten aanzien van de
tsaar.
Hij meent, dat men respect moet opbren
gen voor een kerk die in een omgeving en
sfeer waarin zij moet werken en die de
arbeid niet eenvoudig maakt, geheel uit
eigen middelen bestaat en leeft in het vas
te vertrouwen, dat zij zal blijven bestaan.
Dit zijn zo enkele van de gedachten, die
dr. Heinemann naar aanleiding van zijn
bezoek heeft weergegeven. Er zou natuur
lijk nog veel meer te zeggen zijn over de
kerk in Rusland. Hierbij zou dan eigenlijk
ook, tot goed begrip, moeten worden stil
gestaan bij de orthodoxe theologie, op
grond waarvan men in Rusland nooit een
tegenstelling heeft gekend tussen kerk en
staat. Dit zou echter buiten de bedoeling
van „Kerkelijk leven" gaan.
Immers, wij willen in deze rubriek niet
anders doen dan flitsen te geven uit het
leven van Gods wereldwijde Kerk, die
over de gehele aarde en, zoals uit het bo
venstaande blijkt ook in de Sovjet-Unie,
wordt gevonden: „Hij trekt met heel zijn
Kerk, van land tot land".
Elk jaar op de tweede Zondag in Sep
tember, dit jaar dus op 11 September, on
dernemen de letterkundigen van de pro
vincie Henegouwen in België een pelgrims
tocht naar „Le Cailbuqui-Bique" te Roi-
sin, het huis, waar de Belgische dichter
Emile Verhaeren van 1899 tot 1914 elk jaar
geruime tijd vertoefde. In 1918, bij de te
rugtocht van de Duitse troepen werd het
huis in de as gelegd. Het is in zijn oor
spronkelijke trant herbouwd en ingericht.
3 SEP T EMBER 1955
(Van onze correspondent in Brussel)
MOEST Anthonie van Dyck, de grote
leerling van Pieter Paul Rubens, in deze
maand Augustus de prachtige tentoonstel
ling van zijn werken in het Palazzo dell'
Accademia te Genua kunnen bezoeken.
hij zou waarschijnlijk zelf verbaasd zijn
over de enorme verspreiding van een
groot aantal van zijn beste doeken, die
hier nu bijeen zijn gebracht. In de Aca
demie, op het Piazza de Ferrari, is werke
lijk een expositie tot stand gekomen, die
uniek is en die de Brusselse en Antwerpse
musea, die nochtans de meeste doeken af
stonden, jaloers kan maken. Naast de hon
derdtien doeken van de meester (hij over
leed in zijn woning in Blackfriars te Lon
den op 9 December 1641, niet veel meer
dan veertig jaren oud) vindt men een doek
van Rubens en een twintigtal vrij onbe
kende tekeningen van Van Dyck, die he
laas niet in de voortreffelijke catalogus
zijn gereproduceerd. Die ongedwongen,
losse schetsen geven ons een goed inzicht
in de nochtans zeer conformistische werk
methode van de jonge Antwerpenaar.
Plet heeft ons getroffen hoe rijk de Ver
enigde Staten aan goede Van Dycks zijn.
Naar onze mening is misschien wel het
beste portret van de jonge Vlaming in het
bezit der Amerikanen, hoe paradoxaal en
ongelooflijk het moge klinken in de oren
van de deskundigen, die de kunstenaar
kennen uit de Europese musea en uit par
ticuliere verzamelingen. Want iedere be
zoeker staat te Genua verwonderd te kij
ken naar de zeer mooie doeken, die in het
bezit zijn van Amerikaanse stichtingen of
van particulieren. Een van de meest frap
pante doeken is wel het portret van de
kardinaal Domenico rivarola (eigendom
van de staat Iowa) die in 1608 aartsbis
schop le Nazareth was en wiens portret
omstreeks 1623 te Rome door Van Dyck
moet zijn geschilderd. Men geve er zich
rekenschap van dat Van Dyck toen amper
vierentwintig jaar oud was
De roem van de Vlaamse School en
voornamelijk van de grote meester Rubens
was tot in alle leidende kringen van Rome,
Genua, Bologna, Florence en Venetië door
gedrongen. Het was bon ton een „ritratto"
of portret van een Vlaamse meester in zijn
woning te hebben. Toen de kardinalen,
prinsen en gravinnen het voorbeeld gaven,
volgden gewillig de rijke edellieden. Het
was voornamelijk te Genua, dat Van Dyck
gedurende zijn bezoeken aan Italië heeft
geschilderd. Hij genoot er de vriendschap
en gastvrijheid van twee Vlamingen, Luca
en Cornelio de Wael, welke broeders hij
samen en afzonderlijk heeft geschilderd.
Geleerde Van Dyck-kenners discuteren
thans nog over de periode waarin het doek
tot stand kwam. In andere Italiaanse ste
den woonde Van Dyck vaak bij vrienden
van Rubens.
DE TENTOONSTELLING van Genua
geeft ons dus een zeer volledig beeld van
het werk van de kunstenaar. Behalve de
talrijke portretten zijn er natuurlijk de
composities, zoals de in Italiaanse trant
geschilderde Madonna met Kind en de
Engelen, een mooi doek, dat te Rome in de
Accademia di San Lucca hangt. Ook de
Madonna van de Bob Jones University te
Greenville is een zeer teder en fijnzinnig
geschilderd doek. Er zijn Kruisafnemingen
uit bijkans alle bekende Europese musea.
Thema en compositie zijn in al die doeken
hetzelfde: een naar links of naar rechts
uitgestrekte naakte Christusfiguur, met
het hoofd tegen Maria aanleunend, met
vrouwen en engelen op de achtergrond.
Een veel minder bekend doek is „Ecce
Plomo" uit een particuliere collectie van
Monaco, waarvan overigens nog niet hele
maal vast staat of het een Van Dijck is.
Bij de ingang van de moderne expositie
zalen prijkt het „Zelfportret" van Van
Dyck: hij heeft zichzelf geschilderd zoals
hij zijn voorname klanten schilderde, een
rijk costuum, een gouden keten (hem door
Ferdinando Gonzago geschonken) over het
golvende fluwelen wambuis, een fijne,
witte kant rond de hals. Er is één innig
geschilderd portret, dat op het gebied van
luxe van kleding en juwelen al de andere
in de schaduw stelt, namelijk het portret
van de zeer mooie Jacqueline de Castre,
dat tot de verzameling van het Koninklijk
Museum te Brussel behoort. De jonge Van
Dyck moet als negentienjarige verliefd
zijn geweest op deze zeer mooie, rustig-
evenwichtige edelvrouw, die de echtgenote
van ridder Carlo de Cordes^was. Tegen
over dit fijngeschilderde portret staan dan
weer de zeer Rubens-achtige schilderijen:
de Magdalena uit het Rijksmuseum te
Amsterdam, de Marteldood van de Heilige
Petrus, de Heilige Rosalia uit het Metro
politan Museum te New York, doeken die
de jonge Van Dyck schilderde tussen zijn
achttiende en vijfentwintigste levensjaar
EEN DERGELIJKE warme droge zomer als de huidige heeft Zweden nog nooit
meegemaakt. Sinds twee maanden is het iedere dag vacantieweer. Van een azuren
hemel schijnt de eerst aanbeden, nu haast gemeden zon. En steeds meer beseft j
men de klachten der boeren, die de grond door de droogte zien scheuren. In enkele
gebieden is in twee maanden tijds slechts tien millimeter regen gevallen. Een X
echte regendag is nergens voorgekomen. En reeds nu kondigt de pers duurdere X
levensmiddelen aan.
De meeste zorgen maakt men zich op het ogenblik over de aardappelen. Grote
hoeveelheden zijn reeds uit Holland gekomen en nog grotere kwantiteiten X
vrezen de boeren zullen volgen, want zo graag zien zij deze import niet. On-
dertussen vraagt onze groenteboer nog tachtig cent voor een kilo nieuwe Zweedse
aardappelen, terwijl de Hollandse bij hem vijftig cent doen. „Maar die zijn slech-
ter", probeert hij ons wijs te maken, „omdat ze op z'n minst twee weken oud zijn. X
De Zweedse zijn pas gisteren geoogst". Evenals de groenteboer, die eerst het
Zweedse product kwijt wil, denkt ook de regering. Vooral de agrariërs bemoei-
lijken de import. Thans is op verzoek van de plantenziektekundige dienst, die de X
import van aardappelen controleert, de gehele invoer van dit product stop gezet.
Pas de volgende week wordt een beslissing verwacht, wanneer de buitenlandse
aardappel in Zweden weer welkom zal zijn.
Met de groenten is het al eender. De groenteboer vraagt heden voor een kropje
sla zestig cent, voor een kilo tomaten twee gulden en voor spinazie een rijksdaal-
der per kilo. De hoge prijzen vallen nog meer in het oog, als men vergelijkingen X
met de zuidvruchten maakt. Terwijl de prijzen voor Zweedse aardbeien, kersen,
bessen en frambozen omstreeks vier gulden per kilo liggen, kosten thans werke-
lijk sappige sinaasappelen één gulden vijftig per kilogram, dat is evenveel als drie X
ons sperziebonen of een grote komkommer. Als het zo doorgaat, zal de Zweedse X
huisvrouw in grotere mate de aardappel door spaghetti, rijst of bonen vervangen, j
En in plaats van het dure inheemse fruit (ook de appel behoort hierbij) te kopen, X
zal zij haar toevlucht moeten nemen tot de perziken (twee gulden per kilo) of X
ananas (anderhalve gulden per blik).
Dat is de omgekeerde wereld, merkt de lezer misschien op. Maar iets dergelijks
hebben wij al eerder gesignaleerd. Zo werd de slanke lijn van de dames-van-ho-
gere-klasse in een ingezonden stuk aangevallen door een arbeidster, die beweerde
niet de middelen te hebben om slank te zijn. „Heus, ik heb het geld niet om de
vetranden van het vlees weg te gooien. Wij arbeiders moeten alles etenX
schreef zij.
Zelfportret door Anthonie van Dyck (Monaco).
en die klaarblijkelijk de invloed tonen van
de Antwerpse reus, die zijn leermeester
was. In de staatsieportretten van Willem II
en Maria Stuart, koningin Enrichetta
Maria, James Stuart, de kinderen van Ka-
rel I en soortgelijke werken is Van Dyck
zichzelf geworden. Zijn Engelse periode
(16321641) is dan ook de vruchtbaarste,
ofschoon het dan toch telkens wegr treft
dat hij geregeld de invloed en de uitstra
ling van de Italiaanse sfeer nodig had om
zijn beste werken in het leven te roepen.
OM DE CATALOGUS samen te stellen
hebben de organisatoren van de tentoon
stelling ongeveer tweehonderd auteurs, die
in hun kunsthistorische werken over Van
Dyck handelen, geraadpleegd boeken
die werden geschreven tussen 1666 en 1955.
Jammer is het wel dat, om redenen die
we niet konden vernemen, de Engelse
periode slechts door een tiental doeken is
vertegenwoordigd. De „Mostra Van Dyck"
is onbetwistbaar een van de hoogtepunten
van het artistieke seizoen van dit jaar.
Men moet hopen dat deze prachtige ten
toonstelling, die ons het beste werk van
Anthonie van Dyck toont, ook in België
en Nederland zal worden georganiseerd.
De promotors van het Belgisch-Italiaans
cultureel accoord hebben met deze mani
festatie aan de Westerse culturele samen
werking een zeer grote dienst bewezen.
Albert Schweitzer is voor een vacantie
van enkele weken in CoLmar in de Elzas
aangekomen en heeft daar onder meer in
de katholieke kerk van het plaatsje Wihr
het nieuwe orgel bespeeld, dat Zondag zal
worden ingewijd. Hij werkt voorts aan het
manuscript van zijn laatste boek, het leven
van Johann Sebastian Bach.
Tientallen bezoekers komen naar het
dorpje Gunsbach bij Colmar, waar Schweit
zer verblijft in de hoop een glimp van de
beroemde philosoof, musicus en dokter op
te vangen. De vorige week ontving hij de
neef van premier Nehroe van India, die
in Frankrijk studeert. Hij speelde werken
van Bach voor de jonge Nehroe.
Adolf von Ribbentrop, de 19 jaar oude
zoon van de geëxecuteerde nazi-minister
van Buitenlandse Zaken Joachim von Rib
bentrop en petekind van Hitier, heeft in
Londen meegedeeld, dat hij van plan is om
net als zijn vader „in de champagne" te
gaan. Hij deelde mee, dat hij naar Enge
land gekomen was om Engels te leren,
waarna hij in Duitsland zijn eind-examen
wil halen om zich met de wijn-import te
kunnen gaan bezighouden.
Zijn vader, die wegens oorlogsmisdaden
terechtgesteld werd, was voor de oorlog
een tijdlang vertegenwoordiger van Hen-
kells, de grootste champagnefirma in
Duitsland. Later huwde hij met de dochter
van zijn directeur, de millionnair Carl Hen-
kell. Von Ribbentrop begon daarna een
eigen importzaak van champagne.
Volgens de „Sunday Express" zou ook
de nu 60-jarige weduwe van Von Ribben
trop in Wuppertal gezegd hebben, dat zij
besloten had om over te gaan tot herop
richting van de zaak van wijlen haar man
en hiertoe reeds een aanvraag had inge
diend.
„Wij hopen binnenkort weer champagne
te kunnen importeren en ook gin en whis
key uit Engeland", zo vertelde zij aan de
„Sunday Express".
Adolph, die in Londen rondrijdt in een
driewielig „Messerschmidt'-scooterwagen-
tje, verklaarde tegenover de pers, dat hij
zich voor kon stellen dat sommige Britten
niet al te vriendelijke gevoelens tegenover
hem zouden koesteren. „Maar denk niet,
dat ik mij voor m'n naam of mijn voor
naam Adolf schaam. Ik ben er trots op en
zou hem voor geen geld ter wereld voor
een andere willen ruilen", zo voegde de
veelbelovende nazaat van Joachim von
Ribbentrop hieraan toe.