Vanessa lo, de dagpauwoog MMm ':V ifca? Sovjet-Unie haalt achterstand op medisch gebied zeer snel in DE SITUATIE VAN HET TONEEL Eten en drinken MARTY" - DE BETOVERING VAN HET GEWONE Wij rekenen op Kroonstad yam nummer De Gids Éfe jPSWpPB Prof, dr. J. Goslings over zijn reis naar Rusland Onze Puzzle OP DE ONTBIJTTAFEL zat plotseling een vlinder. Op zich zelf niet zo'n schokkende ge beurtenis en ook niet zo ver wonderlijk, want de tafel stond buiten op het gras en midden in de baan waarlangs de vlinders, de vliegen, de bijen en al zulk gedierte een weg vonden van de rijke bloei der goudgele Canadese gulden roe de aan de ene en de bonte ver scheidenheid van de zomertuin aan de andere zijde. Begrijpelijk dus, dat een bruin, zwart en helderwit ge ringde hommel tussentijds wel eens een noodlanding maakte op een boterhambordje en een zweefvlieg boven een thee kopje in de lucht bleef staan, voordat hij in scherpe hoeken wegpijlde naar de laatst over bleven indigoblauwe monniks kappen. Maar het bijzondere van dat vlinderbezoek was het plotse linge en het onverwachte. De verrassing van de stille ver schijning. Want zeer stil was het in de tuin op die Zondag ochtend in de eerste Septem berdagen. Zo'n ochtend uit duizenden, als het lijkt of iedereen op de tenen loopt. Aan dat spelletje doet men onbewust mee. Men dempt zijn stemgeluid wat, men wurmt zijn benen omzichtig onder het wel wat kleine ontbijttafeltje en aanvaardt in een milde stemming de kleine ongeriefe- lijkheden van een tafelaan kleding, op een klein vlak sa mengedrukt. Men vist een vlieg uit de thee en leidt een hardnekkige wesp van de jam af naar betere oorden in de tuin. Alles onder het motto: „Want we kunnen nog acht maanden binnen ontbijten". En dan zit daar ineens die vlinder. Een dagvlinder, een dagpauwoog, een van de mooiste Nederlandse kapellen. Afgedwaald van het mans hoge bloeiende koninginne- kruid en neergestreken op een servetje, waar hij met opengeklapte vleugels roerloos blijft zitten. Drie mensen zit ten ook doodstil, het gesprek breekt af, drie paar ogen kij ken in bewondering naar het ranke figuurtje. DAN KOMT er uit deze we reld, de mensenwereld, een duidelijk teken van leven. Ergens vandaan, een straat ver, scheurt een mannenstem door de stilte, die nadrukke lijker wordt naarmate het ge luid wint aan scheurkracht. Ik kijk naar de vlinder. Naar het warme bruinrood van de voorvleugels en naar de vleu- gelhoeken, waarin, als edel stenen in gitzwart gevat, de oogvlelcken schitteren. De pauwogen, roomwit, met een overvloeiing van rood en geel, en naast het wit een blauw, dat zweemt naar het violet van amethyst kristal. Ik kijk en tegelijkertijd moet ik luisteren. Want die melo die, hoewel ietwat verminkt, is me bekend. Ze herinnert me aan kazernezang, lang ge leden, aan soldaten, die hun schoonste balladen uitbalk- ten. Ik herken het droevig ver haal van de schildwacht, die men vond, slapend op zijn post en die deswegen met be schaamde kaken voor de krijgsraad verscheen. „De dood, zo klinkt het schrik'lijk in zijn oren. „Uw slapen bracht ons allen in ge vaar Laat hem staan voor de he ren, ik vind „Vanessa Io" (want dat is de vlindernaam) veel interessanter. Hij speelt een spelletje met zijn tong, een lange dunne naald, die hij om beurten uitrekt en in een hoek doorbuigt, om hem ten slotte als een horlogeveer op te rollen. En dan steekt hij hem weer rechtuit en prikt er mee in het servetje. Nee sukkeltje, je bent ver keerd aangesloten. Je moet die zwarte vlindertong in een bloem opereren, een distel of een goudsbloem. Hup, de vleugels klappen dicht en laten de onderkant zien, die lang niet zulke prachtige kleuren draagt als de bovenzijde. Als hij nu nog de voorvleugels laat zakken, wordt het hele schitterende dier teruggebracht tot een on opvallend nietigheidje! Zo zal hij straks na het zomerseizoen de herfst en de winter door brengen. Op een zolder, in een hoek, een spleet, in een oude boom, waar hij veroor deeld is de koude winter on beweeglijk door te brengen. Die schildwacht is intus sen ook veroordeeld. Er strijkt een lichte windzucht door de struiken, de bomen en over alle tuinen en daar komen nieuwe strofen uit het helden dicht aangedreven. Er is een vrouwenslem bij gekomen en eendrachtig jam meren man en vrouw verder over de arme sukkel, die nu wordt weggevoerd. „Hij krijgt zijn loon, voorwaar". VANESSA IO! Dagpauw oog! Deze zomer zul je nog rondvliegen, jij, de schoonste uit de rij der schoenlappers, dat zijn de dagvlinders met hun vele kleuren, tot een bont patroon „aaneengelapt" (dit zou de verklaring van de naam zijn). Zodra de herfst kleuren zich vertonen, duik je onder in je winterkwartier. Pas in Mei zal het ontwaakte wijfje haar eieren hechten aan brandnetel en andere planten. Dan zullen de zwarte rupsen, wit bestippeld en met vele doorntjes bezet, zich door hun korte bestaan eten, al maar eten, tot er- aan de brandnetels hun tot pop ver stijfde lichaam hangt. De pop van de dagpauwoog, met goudglans en gouden vlekken. Van al die zorgen weet dat pronkjuweel tussen deze kop jes, bordjes en botervlootje maar helemaal niets. Zijn lange donkere sprieten, voorzien van fijne knopjes, bewegen even met een fijne trilling. Bemerken ze iets van het vergrootglas, dat lang zaam, heel.... o! weg! Dat komt van die schild wacht, die juist met een uit haal zijn laatste snik aflevert aan z'n moeder: leef gelukkig moeder, uw zoon ziet gij op aarde nimmer meer" waarna „lief bruidje" nog een stevige beurt krijgt. Ziezo, dat hebben we dan al lemaal gehad. Een pluim op de hoed van onze Nederlandse volkszang. En voor onze dag pauwoog een andere pluim, namelijk die van de budd- leya, de vlinderstruik met zijn zwaargeurende donker paarse bloemtrossen waarop tientallen kapellen de hele dag te gast gaan. Ook onze Vanessa. Dat kan hij beter doen dan proberen uit een ontbijtservies iets te halen. En iets halen voordat hij de nachtschuit ingaat, dat zal hij zeer zeker moeten. Anders haalt de dagpauw oog het voorjaar niet! SJOUKE VAN DER ZEE 99 HET TONEELNUMMER van De Gids, dat zo pas (bij de uit geverij P. N. van Kampen en Zoon N.V. te Amsterdam) het licht heeft gezien, bevat voor de lezer een aangename ver rassing. Want al is het zo op het oog uit een groot aantal willekeurige bijdragen samengesteld en doet de inleiding niet verwachten, dat men er veel van waarde in zal tegenkomen, al spoedig blijkt, dat juist die inleiding het magerste deel van het nummer is en de overige beschouwingen, op enkele anec- dotische na, wel degelijk een goed inzicht geven in de stand van zaken op het Nederlandse toneel, het zelfs zien in meer dan de betrekkingen tot de vaderlandse toestanden alleen, zo dat de in het toneel geïnteresseerde lezer er nog wat van in zijn oren kan knopen. De gevarieerdheid van onderwerpen en auteurs heeft het voordeel, dat men er spontane en in wezen hartstochtelijke ontboezemingen in kan tegenkomen als van A. Pitlo, die verklaart waarom hij van toneel houdt en dat, bezijden de beschou welijke weg, doet met zoveel inzicht en gevoel voor zaken, dat hij heilige huisjes vertrappend er meteen een hecht bouw werk van liefde voor de planken voor in de plaats zet: „Waarom ik naar het toneel ga? Omdat het leven daar een schonere vorm heeft dan in de werkelijkheid!" Men kan zich amuseren met Mary Dresselhuys en A. Viruly, al is het voornamelijk om hun woordenspel, men kan Luc Lutz en Johan de Meester in wat gemoedelijke trant uit hun toneel- practijk horen verhalen, maar men kan uit de rest van de bij dragen heel wat formuleringen putten, die om wat eraan voorafgaat en om wat erop volgt het toneel en de toneelsituatie tekenen en verklaren. Er is een continuïteit in gelijkluidende oordelen over de oorzaken, die tot de huidige onbevredigdheid met de situatie van het toneel leidden, die bijna de gedachte wekken, dat de auteurs het van tevoren met elkaar hebben afgesproken. Van de ene op de andere auteur stappend komt men steeds weer eenzelfde opinie en bewijsvoering tegen, die soms van bijna tegengestelde gezichtspunten uit schijnt ont wikkeld te zijn. Een bloemlezing van citaten volge hier als representatie van de voornaamste stellingen. A. Koolhaas in een ironisch bespiegelende beschouwing over de maatschappelijke zekerheid van de auteur en het gebrek aan toneelleiders: „Het toneel staat zichzelf in de weg als het om nieuwe artistieke leiders vraagt. Voor een deel is dat eigen schuld, voor een deel ligt het aan de maatschappelijke ont wikkeling en aan de gereglementeerde plaats, die cultuur tegen woordig in de samenleving heeft gekregen. In het kalme en .99 deftige Nederland heeft het toneel zich meer en meer in de richting van de maatschappelijke aanpassing bewogen. Het eindigt bij een verambtelijking van de toneelstand." A. den Hertog in een beschouwing over de verhouding acteur en auteur: „Indien wij erkennen dat het toneel leeft bij de gratie van de acteur, moeten wij daaraan toevoegen, dat het blijft leven bij de gratie van de auteurs." David Koning in een bijdrage over Grensgebied van het toneel: „De mens is bezig zich opnieuw te oriënteren en zijn situatie te bepalen. Men zal hem weer moeten zien als een geheel, dat ieder ogenblik wordt bedreigd door het nameloos onbekende in zijn geweldige strijd om het bestaan. Dat is het eerste en laatste thema van het toneel. Wij moeten daarbij als het ware onze verrekijker omdraaien om niet de microscopische ver groting van het te weinig omtrent de algemeenheid zeggende détail te bestuderen, maar het geheel te kunnen waarnemen: de volledige mens in zijn verhouding tot het mysterieuze element dat in en om hem is." En: „Uitgaande van een stevige basis kan door het wonder der poëzie een hoogte bereikt worden van het ruimst mogelijke perspectief." Ben Stroman over de functie van de toneelcritiek: „De toneel- critiek is grotendeels in handen van letterkundigen, die te zeer vergeten dat de toneelspeelkunst strikt genomen een woorden loos begin heeft. Het toneel is niet begonnen met de tekst en hoe belangrijk en onontbeerlijk de tekst sinds eeuwen ook moge zijn geworden, zij is in wezen slechts hulpmiddel om tot een eigen uitdrukkingsvorm te komen." J. W. Hofstra: „Een Nederlands schrijver werkt zijn karakters meestal zo zorgvuldig uit, dat er, op schrift, geen wrikken of wegen meer aan is. Maar dat is nu juist een kwaliteit die, in een roman noodzakelijk, noodlottig is voor een toneelstuk. De kunst van het toneelschrijven berust voornamelijk op het zo wijd maken van een karakter, dat er genoeg speling is om het wezen van het sujet in grote verscheidenheid te inter preteren." Het nummer bevat voorts nog een verhandeling van Wim Ves- seur over het open toneel, principieel van aard met een voor beeld, dat zich op zijn mérites moeilijk laat beoordelen. Voorts een gedegen analyse van Manuel van Loggem over de psycho logie van de acteur en naast andere hier onvermeld blijvende bijdragen, de door De Gids in haar prijsvraag bekroonde één- acter van G. M. Eickholt, waarvan de humoristische waarde heel wat sterker is dan de dramatische. Fr. (Speciale berichtgeving) NOG MAAR ternauwernood bekomen van de vermoeienissen van de reis vonden wij de Leidse rheumatoloog prof. dr. J. Goslings niettemin direct bereid ons iets te vertellen omtrent het veertien dagen ge duurd hebbende bezoek, dat vijf Neder landse medici op uitnodiging van de Sov jet-Russische vereniging voor het onder houden van culturele betrekkingen met het buitenland (de W.O.K.S.) aan Moskou en Leningrad hebben gebracht. Ik kan niet anders zeggen, aldus prof. Goslings, dan dat wij bijzonder hartelijk en gastvrij zijn ontvangen en heel veel hebben gezien. Onmiddellijk na aankomst werden aan ons gezelschap een reisleidster en een vrouwelijke tolk toegevoegd. Nadat wij onze wensen hadden kenbaar gemaakt ten aanzien van hetgeen wij graag zouden willen zien en weten, werd in gezamenlijk overleg het reisprogramma opgesteld, dat de volgende dag met de plaatsvervangende minister van Volksgezondheid werd be sproken en goedgekeurd. Buiten het reis plan om, dat ten uitvoer werd gebracht in gezelschap van de hierboven genoemde toegevoegde gids en tolk, hadden wij meermalen gelegenheid geheel „onder ons" wandelingen te ondernemen, waarbij het ons vrij stond te fotograferen wat wij wil den, uitgezonderd in havens en op vlieg velden. Overal zijn wij met grote wel willendheid ontvangen en werden onze vragen openhartig beantwoord, al dient hierbij te worden opgemerkt, dat de taai moeilijkheid soms een belemmering vorm de voor de medische gedachtenwisseling. Heeft u zich enig denkbeeld kunnen vormen van het niveau der Russische ge zondheidszorg? Wij hebben de stellige indruk dat de Sovjet-Unie de vroegere achterstand snel inhaalt en momenteel al aardig „bij" is. Een kwart eeuw geleden waren er in dit onmetelijke gebied ongeveer vijfendertig duizend artsen, nu zijn er driehonderddui zend. Om deze vooruitgang te bewerkstel ligen is omstreeks het jaar 1930 het roer radicaal omgegooid. Het gehele medische onderwijs werd onttrokken aan het mini sterie van Onderwijs en bij dat voor Volks gezondheid ondergebracht. Er kwam een afzonderlijke medische opleiding met eigen hoogleraren. Momenteel zijn er ruim ze ventig van dergelijke centra, die tezamen jaarlijks twintigduizend artsen afleveren. In 1944 is bovendien een academie van medische wetenschappen opgericht, die thans vijfentwintig instituten onder zich heeft, die speciaal verantwoordelijk zijn voor de wetenschappelijke medische re search, elk voor een bepaald onderwerp. Wij hebben, aldus vervolgde prof. Goslings, verscheidene van die instituten en oplei dingscentra bezocht en konden constateren, dat er hard en enthousiast wordt gewerkt. Men beschikt over het algemeen over mo derne instrumentaria en apparatuur, vrij wel alles van „eigen" fabrikaat. Er worden van staatswege grote bedragen beschikbaar gesteld voor wetenschappelijk onderzoek. De eigenlijke gezondheidszorg is voor een groot deel gebaseerd op het vroegtijdig onderkennen en bestrijden van ziekten, waardoor dus het bevolkingsonderzoek en de preventieve zorg een grote rol spelen. Uiteraard zijn de artsen in de Sovjet-Unie staatsambtenaren. Alle staatsburgers ge nieten gratis medische behandeling. Ook krijgen zij vrij medicamenten, althans voor zover deze in een ziekenhuis worden ver strekt. Is de Sovjet-Unie in enig onderdeel van de medische wetenschap vóór op West-Europa? Dat is heel moeilijk te zeggen. Op mijn eigen terrein, dat van de rheumato- logie, vermoedelijk niet. Chronische ge- wrichtsrheuma komt in Rusland heel wat minder voor dan bij ons. Wij zagen kanker instituten, die voortreffelijk geoutilleerd waren en over zeer moderne hulpmiddelen beschikten. De opleiding tot arts duurt zes jaar en omvat drie faculteiten: een sociaal- medisch-hygiënische, een voor de alge mene therapie en een voor de kinder geneeskunde. Het is merkwaardig te con stateren dat meer dan de helft der Rus sische artsen vrouwen zijn. Zij staan vaak op hoge medische posten (bijvoorbeeld als directrice van ziekenhuizen) of bezetten hoogleraarszetels. SINDS 1951 was ik niet in Engeland ge weest. Maar reeds binnen de vijf minuten na mijn aankomst in de vroege morgen op Liverpool Street Station bleek mij duide lijk, dat er gedurende mijn afwezigheid niets veranderd is. In Londen ziet men aan de verkeerde kant van de wegen zoveel tweedehands automobielen rijden, dat men wel lot de veronderstelling gedwongen wordt, dat de industrie alleen nog maar oude wagens aan de lopende band produ ceert, omdat niemand de belasting op een nieuwe betalen kan. Enkele vooruitstreven de firma's overwegen thans de revolution- naire invoering van paardentractie. Wij vermoeden overigens, dat men deze paar den wel achter de wagens zal spannen. Deze methode immers is traditie in Enge land. Een andere traditie is het dragen van zwarte kleren met dito hoeden en para- pluies, geenszins bij wijze van rouwbetoon of uit watervrees, maar eenvoudig omdat zoiets hoort, zelfs midden in de zomer. Het leven is hier kennelijk niet ingesteld op de inbreuken op de vaste regels, die de zon zich nu en dan veroorlooft. Men mist de mist op zulke dagen. De inist hoort bij Londen als vette jus bij een Hollandse biefstuk. Men merkt het direct: iedereen voelt zich onwennig onder een heldere hemel. De zon hoort achter de wolken te schijnen als teken van hoop. In Hyde Park is het licht te realistisch. Men zoekt daar om bij voorkeur verkwikking in een bootje op de Theems, waar links en rechts de gore smook uit de schoorstenen pluimt. Het eigenaardige van de Engelsen is, dat zij absurditeiten tot wetten verheffen en dan nieuwe absurditeiten moeten beden ken om aan de dwang daarvan te ont komen. In de taplokalen (cafés zou een veel te groot woord zijn) luidt om tien uur 's avonds de bel voor de laatste ronde. Daarna wordt er geen drank meer geschon ken. De vaste klanten drinken daarom bier uit glazen als lampetkannen, elkaar wijs makend dat de lauwe inhoud een verfris sende lekkernij voorstelt. Als men na dit tijdstip nog alcoholica wil gebruiken, moet men ergens een diner gaan nuttigen, het geen niet bepaald een genoegen is, want de geheimen der fijne keuken zijn hier nog altijd onopgehelderd, of zich laten inschrij ven als gast in een hotel. Het is voor vreemdelingen bijzonder moeilijk om te wennen aan de voorschrif ten, die geboren zijn uit dezelfde mystieke logica waaraan ook het muntenstelsel ver moedelijk zijn ontstaan te danken heeft. Op een Vrijdagmorgen trad ik om tien uur een restaurant aan Oxford Street binnen, ge dreven door de behoefte aan een kop ster ke koffie. Toen er na een uur geen serveer ster verschenen was, ging ik op onderzoek uit. Achter in de zaal zat een vriendelijke heer, die mij meedeelde dat de zaak geslo ten was, al stond de deur open, maar dat ik een verdieping hoger op mijn wenken bediend zou worden. Dat was ook zo, met dien verstande, dat er alleen thee verkrijg baar was, benevens sandwiches met een blaadje sla. Het zou aanbeveling verdienen als men eens een dienstregeling van ope ningstijden en sluitingsuren van openbare etablissementen liet verschijnen. Ja, er was toch een verandering. Deze is evenwel voortgekomen uit een eeuwenoude behoefte, die blijkbaar te weinig bevredi ging kon vinden, namelijk die aan rijvor- ming. De meeste eethuizen zijn herschapen in zelfbedieningsbedrijven. Voor het ver krijgen van een maaltijd dient men daarbij eerst een plateau en enig bestek te halen. Daarna sluit men zich aan bij een file, waar geen schot in zit. Schotten zijn, gelijk alle abonnés op moppenblaadjes weten, te zuinig om buitenshuis te eten. Op het mo ment dat alle gewenste schotels zijn uit verkocht, heeft men de plaats bereikt, waar men enige levensmiddelen uit het buffet kan kiezen. De voornaamste bestanddelen zijn lamsvlees en bonen, tomatensaus en enige zure bladeren. Heeft men op deze wijze het benodigde voedsel verzameld, dan krijgt men ruimschoots gelegenheid dit verder te laten afkoelen tijdens het wach ten voor de kassa ter betaling. De smake lijkheid verandert er omgekeerd evenredig aan de honger, de enige tot eetlust of spijsbegeerte prikke lende kok, die het Verenigde Koninkrijk bezit. De liefde van de Engelsman gaat beslist niet door de maag. Of tochMen weet het eigenlijk niet, zeker niet in Londen, de stad waar Eros in het middel punt staat, op een voetstuk verheven niet als een levend begrip, maar als een standbeeld midden in Piccadilly Circus. P KO BRUGBIER. OP HET FILMFESTIVAL te Cannes met „La palme d'or" bekroond, in Arnhem tij dens de Filmweek enthousiast begroet, is de Amerikaanse film „Marty" nu ein delijk in ons land ingezet wel een be schouwing in de filmrubriek waard. Ik heb deze u trouwens reeds toegezegd, toen ik over „Marty" schreef naar aanleiding van de Arnhemmse vertoning. Wij hadden daar op één dag het beste te verwerken gekre gen wat 1955 ons aan chinematografische werken te bieden had. Want ook „La Stra- da" werd toen gedraaid en men herinnert zich misschien wel hoe geestdriftig wij wa ren en tevreden. Niets immers is plezieri ger dan te schrijven over wat men bewon dert. Toch is het niet zo eenvoudig de rede nen van die bewondering in enige preg nante volzinnen samen te vatten. Bij „La Strada" ging dat nog het gemakkelijkste. De sterke expressie van deze film was vrij snel vertaalbaar. De film analyseerde als het ware zichzelf. „Marty" stelt de recencent voor meer problemen. De inhoud is zo eenvoudig men selijk en tegelijk zo uitzonderlijk, omdat zij zo zelden aan de orde is gesteld, dat men geneigd is haar hoger te schatten dan de vormgeving, alsof die inhoud niet gevormd behoefde te worden. Zich concentrerend op de vorm moet men echter al spoedig be kennen, dat zij in eenvoud aan de inhoud gelijk is en dat dit juist haar grote ver dienste is, omdat zij zo tot een sublieme eenheid samensmolt. Het levensverhaal van „Marty" wordt verteld op een wijze, die onze aandacht er ten volle op concen treert. En uit dat levensverhaal van twee jonge mensen en twee oude mensen rijst het beeld van de menselijke eenzaamheid groot en beklemmend op. WAT VERTELT DE FILM? Ze voert ons binnen in het wereldje van een eenvoudige vrijgezel, die voor zijn moeder de kost ver dient. Hij moet maar steeds horen dat an deren zich een levensgezellin kiezen. En wanneer hij? Marty probeert die vraag overal te ontlopen, maar de verveling, die hem onophoudelijk belaagt, maakt het probleem des te obsederender en ingewik kelder. „Marty, wanneer heb jij nu eens een meisje?" Iiy is een degelijke jongen. Hy houdt er geen vriendinnetjes op na, die goed zijn voor een avond vulgair plezier. Hij zal wel nooit een vrouw krijgen. Maar dan ontmoet hij een meisje. Ze is niet knap. Hij is het evenmin. Ze is niet vrijmoedig. Hij is het ook niet. Maar ze wordt op een gevoelloze manier door de knaap, die zich met haar meent opgescheept, in de steek gelaten en daaraan ergert Marty zich. Eigenlijk tegen wil en dank ontfermt hij zich over haar. En dan bekennen zij elkaar hun eenzaamheid. Dat gaat van Marty's kant met ongeloof lijk veel woorden. Hij praat maar en praat maar en het meisje luistert geduldig en voelt zich gelukkig, omdat zich eindelijk iemand vertoont, die haar de moeite van een ontboezeming waard acht. Marty spreekt met het meisje af voor de volgende dag. Hij zal haar bellen. Maar zijn vrien den proberen hem na de ontnuchtering op de roes van gewroken eenzaamheid te ver leiden het meisje te laten zitten. Wat ziet hij in zo'n lelijk meisje? En ook zijn moe der, die bemerkt dat zij haar zoon dreigt kwijt te raken, draait als een blad aan een boom om. Nee, Marty doet veel verstandi ger dat meisje uit zijn hoofd te zetten. Maar- het eind van veel aarzeling, strijd en twij fel is, dat Marty toch naar het meisje „zijn meisje" belt om eindelijk voor zichzelf het geluk vast te houden, dat hij haast nog had losgelaten, Abrupt en navrant is dat slot, dat het lot van twee mensen bezegelt in wie men alle mensen herkent, hun vei-langens en hun pijn. Ontroerend en tragisch zijn de moeders in deze film, wier eenzaamheid begint nu die van Marty ophoudt. Het is de tragiek der gewone levens, die in deze ver houdingen wordt weerspiegeld, de tragiek van het leven zelf. En dat zo simpel, zo gewoon, dat men zich verbaast, hoe men niet eerder op het idee is gekomen hier een film over te maken, waaruit wel blijkt, dat de film het nog te veel zoekt in het sex-appeal en de hartveroverende meisjes. Het lelijke liefdespaar in Marty krijgt de glans van goud. Eenzame harten blijken harten van goud. Lelijkheid bestaat niet waarneer de liefde een glimlach van geluk tovert op het gelaat.... MET VERBLUFFEND WEINIG midde len heeft regisseur Delbert Mann deze in houd vorm gegeven. Hij filmt statisch. Maar dat blijkt de grote waarde, want zo concentreert zich alles op de personen en hun belevenissen, die vooral ook afhangen van het gesproken woord. Er is voor een film heel veel dialoog en monoloog aanwe zig. De tekst hoort er evenwel wezenlijk bij. Alles, wat Marty het meisje bijvoor beeld heeft te vertellen, komt hem recht uit het hart. Het vloeit voort uit het ver breken van zijn isolement, het is de getui genis van zijn hele zelf, dat op hol slaat, de ketenen verbreekt, vrij ademt en zich wel moet uitspreken. Wij zien daarbij het lieve lachende gezicht van het meisje. Wij horen Mai'ty en zien dat hy wordt begre pen. Beeld en geluid zijn zonder elkaar niet denkbaar, zij betekenen elkaar. Zo toont Delbei-t Mann zich een fijngevoelig realist, meer eigenlijk, een schepper van nieuwe werkelijkheid, de voorwaarde van alle kunst. Hij laat ons de mens zien uit een mens. Hij houdt ons de spiegel van het leven voor en wij kijken erin en herkennen ons zelf. Hij betovex-t en ontroert. Hij be haagt ons en verrast ons. Hij doet ons ademoos meebeleven. Ernest Borgine (de sadist uit „From here to eternity") en Betsy Blair, de echtgenote van de regisseur, vielen de eer te beurt de symbolen te zijn door wie wij de mens herkennen. Zij worden ons sympathieker dan de beroemdste „sterren" Ja, „Marty" is een film om enthousiast over te zijn. P. W. FRANSE Horizontaal: 1. zuiver gewicht, 3. fijne haren zeef, 7, iedere keex\ 9. tweetal, 10. plaats voor dieren, 11. papegaai, 13. zijtak Elbe, 14. onbehouwen, 16. water in Utrecht, 19. zwemvogel, 21. verdriet, 22. Nederl. geld stuk, 23. kweker, 24. bloem. Verticaal: 1. ijverig, 2. twijg, 4. eenmaal, 5. stok met voettrede, 6. putemmertje, 7. raaklijn (meetkunde), 8. deel van een bloem, 11. vlaktemaat, 12. bergweide, 15. vertegen woordiger, 17. onbepaald voornaamwoord, 18. slang, 20. hoeve, 21. deel van een foto toestel. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f7,50, f5,en f2,50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux: in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: K.nnemer- laan 186. De oplossing van onze vorige puzzle luidt: Horizontaal: 1. handboei. 9. oei, 10. Sem, 11. uk. 13, gem. 15. Km, 16. los, 18, pijl, 20. pels, 22. tijm. 24. loos, 26. nis, 29, keet, 31. k.o., 32. ijk, 34. pion, 36. sap, 37. neon. Verticaal: 2. Ao, 3. neg, 4. diep, 5. os, 6. eek, 7. imme. 8. pulp, 12. koel, 14. mijt, 17. slok, 19. lijn, 21. soep, 23. mik, 25. sein, 27. sop, 28. sijs, 30. toe, 33. ka, 35. no. De prijzen werden na loting als volgt toegekend: Mej. A. J. Kemp, Karei Door- manlaan 74, Haarlem 7.50); J. B. Lief hebber, Reek 8, Bennebroek 5.en J. M. Kroon, Const. Huygensstraat 18, Haar lem-Noord 2.50). 99 99 IN HET BOEK „Wij re kenen op Kroonstad" wordt de geschiedenis van de matrozen van de eiland- vesting Kroonstad in de haven van Petrograd thans Leningrad be schreven. Zij kwamen in opstand tegen het Tsaris tisch bewind (Maart 1917), beten als proletarische voox-hoede het spit af voor Lenin (November 1917) en rebelleerden, teleurgesteld in het communisme, op nieuw (Maart 1921). De anonieme schrijver van „Wir hoffen sehr auf Kronstadt" (dat door Nel Bakker uitstekend is ver taald) laat doorschemeren een ooggetuige te zijn ge weest. Hij wil zijn lezers de laatste uitbarsting van volksver-zet tegen de bols jewistische dictatuur laten zien, die mislukte doordat wel van binnen en buiten Rusland telegrammen met de boodschap: „Wij reke nen op Kroonstad", wer den gezonden, maar daad werkelijke steun uitbleef. De matrozen hadden eigen denkbeelden over de revolutie, die zij uit broe derliefde waren begonnen met het vermoorden van hun officieren. Zij wilden haar daarna zuiver bewa ren en verdedigden haai-, tenslotte met hun levens, tegen Lenins meedogen loze dictatuur. Men mag betwijfelen of zij werkelijk dachten aan geheime ver kiezingen, vrije vakbonden, vrijheid van pers en gewe ten en afschaffing van de geheime politie, zoals de schrijver beweert. In ieder geval waren zij de exces sen van het communisti sche stelsel beu. Niet voor niets zwijgt de offi ciële Russische geschied schrijving hun tweede re volutie dood. Een van de matrozen is Leonid Goesef, een boe renzoon, die zijn dienst plicht vervult en wordt meegesleept in de werve ling der gebeurtenissen. Met zijn jonge vrouw, die in verwachting is, vlucht hij over het ijs uit het overmeesterde en bran dende Kroonstad naar de kust (17 Maart 1921). Hal verwege moet hij haar ach terlaten en alleen sleept hij zich voort om hulp te ha len. Een boerengezin neemt hem op, verbergt hem voor een patrouille van Trots- ki's troepen en helpt hem zijn vrouw zoeken. Zij wordt echter niet gevon den. Als het ijs begint te smelten, vlucht hij naar Duitsland, waar hij veer man wordt aan een grens rivier en blijft wachten op zijn Nastja. De sfeer in het belegerde Ki-oonstad, waar een sov jet (raad) van matrozen het bewind voert, is uit zonderlijk goed getroffen. Het leven gaat zijn gang, er wordt bestuurd, er wordt een krant uitgegeven, er worden vergaderingen ge houden, er worden men sen geboren, er sterven mensen en er worden ge wonden verpleegd in een schemering tussen hoop en vrees. In diezelfde scheme ring ontmoet men de veer man aan het begin, neemt afscheid van hem aan het slot. 't Spectrum (Utrecht/ Antwerpen) is de uitgever van dit aangrijpende boek. A.B.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 14