Duizenden bollen en voorjaarsplanten
gaan de grond in
Vallende bladeren en
gevallen woorden
NAJAARSGRIEPJE
Herfst of geen herfst, op Singel
bloeien de schoonste bloemen
Aanleg van bijna dertig plantsoenen
KO BRUGBIER
Permanent
Wave
Q.1h.9ari(unïa
Herfst hoogtij van Hout en Plantsoenen
Nieuwe plantsoenen
Kastanjes zonder kastanjes
Dodenrit
DOOR
WOENSDAG 5 OCTOBER 1955
IS
„Dit is de tijd, dat men zou moeten lopen,
„Gerooide velden langs of door een laan,
„Aan 't eind waarvan een vergezicht gaat open
„Op herfstland en een edeler bestaan".
Dat schreef de dichter J. C. Bloem in een van zijn vele
verzen over de herfst, maar wie moch menen, dat men nu
ook bij de Haarlemse gemeentelijke dienst van Hout en
Plantsoenen zich aan mijmeringen en overpeinzingen van
deze aard in dit jaargetijde zou kunnen overgeven, vergist
zich deerlijk. Want daarvoor ontbreekte de tijd. Wanneer
de bladeren gaan vallen denken de bijna honderdvijftig man
aan wie de zorg voor Haarlems plantsoenen, parken, bos,
bomen en begraafplaatsen is toevertrouwd al weer aan het
voorjaar. Want het najaar is de tijd, dat in de parken en
plantsoenen waarvan Haarlem er een dikke 250 bezit met
een gezamenlijke grootte van ongeveer honderdveertig
hectare de bloembollen worden geplant 85.000 stuks
Vroeger was de zomer eigenlijk de stille ken. Steeds blijft immers, dat het de om- Bovenaan staan de groenstroken om
ti.ld, waarin de dienst volstond met onder- wonenden aan het hart gaat wanneer de flatwoningen van „Vooruitgang" aan
houdswerk aan park en plantsoenen, zo een vertrouwde en geliefde boom gaat ver- de Richard Holkade en omgeving. Die
vertelde directeur J. A. Dorresteyn dwijnen. Boze telefoontjes zijn dan geen hadden al voor de zomer klaar moeten zijn,
ons. Maar zo is het lang niet meer, want uitzondering en steevast laat de heer Dor- maar er is niets van kunnen komen,
het bedrijf Openbare Werken is 's zomers resteyn de verontruste bomenminnaars uit- En verder staat er plantsoenaanleg op
tegenwoordig volop in de weer met de uit- leggen, waarom er gerooid moest worden, het programma bij, om of in het Mendel-
voering van grote werken voor de verbete- Waarbij hij zich kan beroepen op de toe- college, de flats van Patrimonium aan de
ring van de^ verkeerssituatie. Men -behoeft stemming van de gemeenteraad. Rijksstraatweg, de beide Van Zeggelen-
en de voorjaarsgewassen, zoals violen in vele variëteiten,
vergeet-mij-nietjes, muurbloemen en madelieven, in totaal
45.000 exemplaren.
Het najaar is ook de tijd, dat hersteld wordt wat in de
de afgelopen zomer vernield werd, worden nieuwe stads
wijken van bomen voorzie^ en georganiseerde wegen en
pleinen opnieuw beplant, want wat dat betreft volgt Hout
en Plantsoenen Openbare Werken op de voet. Èr moet
gesnoeid worden, dode en zieke bomen gaan voor de bijl.
En wanneer de gevallen bladeren een dikke bruine laag
zijn gaan vormen komen de ongeveer zeventig tot tachtig
minder-valide arbeidskrachten om zich nuttig te maken met
het opruimen daarvan.
Bovendien tracht Hout en Plantsoenen, al is men zelf al
druk bezig met de herfst, de zomer nog zo lang mogelijk
vast te houden, hetgeen wil zeggen dat plantsoen en park
tot 1 November zo fleurig mogelijk worden onderhouden.
maar te denken aan de verbetering van de
beide Bolwerken en het Kennemerplein, de
Brederodestraat en Kleverparkweg en de
Delftlaan. Zo heeft men de in 1946 pas
geplante bomen uit het middengazon in de
scholen, de hulpschool aan de Roerdomp
straat, de Prins Bernhardlaan, het Prinsen
Bolwerk, het Coornhertlyceum, de Schip-
De heer Dorresteyn gaat het lijstje van holweg, de Jan Gijzenvaart, Delftwijk,
het herfstwerk verder na: de paden in Rijklof van Goensplein, Richard Holkade
Kleverparkweg moeten verwijderen en den Hout moeten verbeterd en geëgaliseerd tegenover Gouwweteringkade, Anthony
omdat dit in hartje zomer gebeurde waren worden: weer een mooi karweitje voor Fokkerlaan, Teslastraat, Karei Doorman-
ze daardoor ten dode opgeschreven om minder-validen uit de Gemeentelijke So- laan, P. H. van der Leijschool, Christiaan
die weg in November met nieuwe bomen ciale Werkvoorzieningsregeling. Er moet Huygensschool, Justus van Mourikstraat,
te beplanten. compost verdeeld worden en op de school- Graafschapstraat, Zomervaart, Emostraat,
Welke bomen kiest men nu eigenlijk en werktuinen moet gedraineerd en gespit Vondelweg bij Delftplein en Jac. van Looij-
voor een nieuwe beplanting? worden, opdat de 2336 kinderen die daar- straat.
Dat hangt af van de beschikbare ruimte. Van profiteren op 1 April van het volgend Hierbij zijn dus niet opgesomd de om-
Beuk, eik en kastanje bijvoorbeeld komen jaar een net stukje land vinden. vangrijke werken welke samenhangen met
En dan moeten er plantsoenen worden de realisering van het verkeersplan. Voor
aangelegd. Het lijstje van de directeur een deel zijn de genoemde objecten reeds
vermeldt er bijna dertig welke dit najaar in uitvoering.
en deze winter aan de beurt dienen te Men kan dus overtuigd zijn, dat Hout en
komen en hij zucht eens als hij denkt aan Plantsoenen zich nauwelijks de tijd zal
vrijwel niet aan bod. Het zijn typische
bomen voor de Haarlemmerhout en andere
plaatsen, waar ze kunnen uitgroeien. In
brede straten en op pleinen kiest men po
pulieren of linden. Men kent het voorbeeld
afwisselend zijn geplant. Doen de linden
het goed, ondanks de zeewind, dan worden
de populieren later verwijderd om de
linden de ruimte geven. Intussen heeft men
dan profijt getrokken van het lommer van
de populier, die veel sneller groeit, maar
ook veel korter leeft, hooguit veertig jaar,
zoals die ook al staan op het Van Zegge-
lenplein. Ondanks de iepenziekte kan men
ook nog wel eens gebruik maken van de
enige variëteit welke blijkbaar immuun is
voor de ziekte, „nummer 62", de „P. A.
Schwarz".
De kastanjes vormen een hoofdstuk
apart. Zij kunnen nog wel eens toegepast
worden, maar dan toch niet de grote
paarse soort, wel de rode kastanje, die
kleiner is, of een soort met een dubbele
xvitte vrucht. Die bloeit net zo schoon als
de grote kastanje, maarer komen geen
kastanjes aan. Dat voorkomt baldadighe
den om, de kastanjes uit de boom. te gooien
met ruwe voorwerpen als stenen en stok
ken, hetgeen schadelijk voor de boom en
gevaarlijk voor de voorbijgangers is.
Want baldadigheid is nog steeds een
nagel aan de doodkist van de directeur
r>an Hout en Plantsoenen. Om die te voor
komen, laat hij zijn eigen personeel in het
herfsttij de Haarlemmerhout intrekken om
de kastanjes deskundig te schudden: de
bom,en zijn dan tenminste veilig voor de
schennende hand der vandalen.
Wanneer de straten tot een smaller type
behoren doet Hout en Plantsoenen een
keuze uit zijn assortiment van kleine bo
men als lijsterbessen, meidoorns, rode kas
tanjes, berken, sommige soorten esdoorns
of sierkersen: er zijn mogelijkheden ge
noeg.
Maar die bomen moeten ook weer onder
houden worden: in de herfst begint het
grote snoeien van wel tweeduizend bomen.
Zo krijgt elke Haarlemse boom eens in de
vier jaar ongeveer een snoeibeurt. Dit heeft
dan uitsluitend betrekking op de straat- en
laanbomen, waarvan de stad er een slor
dige negenduizend heeft. Hetzelfde geldt
uiteraard ook voor heesters en struiken en
voor de onderbeplanting van de Haar
lemmerhout. Het bomenhoofdstuk is juist
in deze tijd voor Hout en Plantsoenen ta
melijk lang, omdat de meerderheid der
bomen van na de oorlog dateert. En juist
jonge bomen vereisen extra aandacht. Di
recteur Dorresteyn zegt: „Het zijn net kin
deren, je moet ze eerst vormen voor je ze
op eigen benen kunt laten staan".
Er zyn natuurlijk ook bomen, die aan
het einde van hun bestaan zijn gekomen,
omdat ze te oud of te ziek hetgeen als
regel samen gaat zijn geworden. Maar
de dienst rooit dergelijke exemplaren be
paald niet op eigen Houtje. Daar komt de
wethouder van Hout en Plantsoenen aan
te pas en zelfs de Commissie van bijstand
uit de gemeenteraad. Tezamen met de di
recteur van de dienst maakt dat gezelschap
eens per jaar in comfortabele automobielen
een rit langs de ten dode opgeschreven
bomen. Tijdens deze „dodenrit" verschaft
de heer Dorresteyn dan tekst en uitleg
waarom deze bomen voor de bijl gaan.
Omtrent de eeuwwisseling ging het bij
zulk een rit heel wat plechtstatiger toe
dan nu het geval is: in een rijtuig en de
heren geekleed in zwarte jas en hoge hoed.
Nu komt men veelal blootshoofd en men
toont zich van een kwinkslag zeker niet
afkerig.
Toch heeft die „dodenrit" een grotere
betekenis dan men oppervlakkig zou den-
brek aan arbeidskrachten, waaronder ook „De herfsthemel straalt, waar grote stille
Hout en Plantsoenen lijdt. wolken verheven en doorschenen staan'
ADVERTENTIE
Een juffrouw, zij woonde in Laren,
Kon 't met haar vulpen niet klaren.
Maar DANTUMA zei toen:
Laten wij het maar doen,
We brengen hem zó tot bedaren.
ER KUNNEN vooral in het najaar
dagen van onbegrepen lusteloosheid voor
bijgaan, waarin men zichzelf een weke
parasiet temidden van een nijvere samen
leving gaat voelen. Totdat er een avond
komt, waarop men een thermometer in de
arm neemt en daar even later een krach
tige verhoging van afleest. Dan strekt men
zich behaaglijk rillend in zijn bed uit
een verlangen, dat men reeds dagenlang
koesterde, maar waaraan men niet durfde
voldoen in de vrees, dat het werd ingege
ven door louter vadsigheid. Maar nu is daar
ineens de rechtvaardiging van die slappe,
interesseloze houding: een jonge, felle
koorts, een levendig gespatter van de dap
pere witte bloedlichaampjes en de bacteriën
in de aderen, waarbij men aan de buiten
kant zo passief mogelijk dient te blijven.
Een slagveld beweegt ook niet, maar strekt
zich slechts uit. Men onderwerpt zich aan
de zorgen van de omgeving met de soeze
rige zekerheid van een patiënt, die bewe
zen heeft, dat hij niet simuleert. Tot 39
graden is men trots op zijn koorts, daarna
gaat men meestal vrezen door iets heel
ernstigs besloperrte zijn. In de korte pauzes
in het strijdgewoel van binnen en van bui
ten de stevigst opgemaakte bedden
worden ordeloos hoort men al over zich
praten in de geest van: „hoe bestaatet, gis
teren zag ik hem nog'", of „ik vond hem de
laatste tijd toch wèl tamelijkenzo
voort. Dat zijn de naargeestigste stadia van
de griep; die waarin men denkt, dat het
geen griep is.
Maar als dan na een paar stille dagen
en woelige nachten het kwikpeil weer af
neemt' en de geneesheer met een conven
tioneel lachje zijn respect betuigt voor het
„stevig griepje", dan is men geneigd in
blijde herkenning op de schouders te slaan
als een oude kameraad, van wie men veel
kan hebben. Mocht men de activiteiten
van de huisarts aan zijn voeteneind soms
nog met enig onwennig wantrouwen gade
slaan, hij gaat heen als een goede vriend,
indien hij heeft gezegd, dat men maar eens
lekker moet „uitzieken". Dat is altijd een
volkomen juiste opmerking, die de medi
sche stand siert. Wij beseffen pas goed wat
wij gewoonlijk allemaal tekort komen,
wanneer wij anderen verward en slaperig
hun toebereidselen zien treffen voor de
nieuwe dag, terwijl wij ons zelf in volle
gerustheid op de andere zijde werpen. De
tevredenheid hierover uit zich in allerlei
plezierige opmerkingen en grimassen uit
het bed naar de zorgende omgeving met het
gevolg, dat de stroom van geklutste eieren,
vruchtensappen en cognac een krachtige
impuls krijgt.
OVER DE KNIEëNHEUVEL in de dekens
zien wij dan de wolken door de lucht jagen,
die ook alweer ergens op tijd moeten zijn
om te regenen. Plet wasgoed aan de lijn
maakt een f-lopperend geluid, dat in het
begin wel vriendelijk is, maar tenslotte
nogal irritant wordt. Evenzo is het met het
gekakel der naburige kippen, dat nog steeds
in geen verhouding staat met de productie.
Dat zijn de ogenblikken waarop men naar
de boeken grijpt, waar men anders nooit
aan toe zou zijn gekomen. Bij het lezen op
de rug moet men zichzelf of het boek te
veel opheffen en bij het lezen op een der
zijden is de verwerking van de armen, die
het boek moeten stutten, het grote pro
bleem. Indien men deze bezwaren weldra
niet meer voelt, pleit dat voor het boek.
De oververzadiging aan fruit en de ver
geefse pogingen om overdag nog in slaap
te komen luiden de laatste fase vóór de al
gehele beterschap in. Deze fase is voor de
patiënt zelf ongemeen boeiend omdat hij
getuige wordt van een nieuwe strijd, die
opnieuw met inzet van hemzelf wordt uit
gevochten. Nu niet meer tussen witte bloed
lichaampjes en bacteriën, maar tussen twee
geneeskundigen: de huisarts en de contro
lerende geneesheer ingevolge de Ziekte
wet. Kort na het bezoek van de één, die u
nog maar nauwelijks heeft toegestaan het
bed te verlaten, verschijnt de ander, die u
morgen op zijn spreekuur zegt te verwach
ten. Deze uiteenlopende taxaties omtrent
zijn toestand kunnen de patiënt uiteraard
in verwarring brengen. De vriendschappe
lijke, meelevende blik van de huisarts geeft
natuurlijk een sterke binding aan diens ad
viezen, maar onder de koele, vorsende oog
opslag van de controlerend geneesheer
voelt men zich inkrimpen tot een belache
lijke ingebeelde zieke, die allang weer op
zijn fietsje in de wind had kunnen zitten.
BEIDEN HEBBEN hun nobele overwe
gingen: de eerste ten aanzien van de pa
tiënt, de tweede ten aanzien van de maat
schappij. Als het goed is, werken er twee
krachten op de herstellende zieke, die hem
zowel de betekenis van zijn gezondheid als
zijn onmisbaarheid in de samenleving doen
zien. Zij zijn beide zeer vleiend voor hem
en bevorderen daardoor zijn herstel.
van de Dreef, waar populieren en linden de vele vacatures bij zijn dienst en het ge- gunnen om, met Bloem, te constateren, dat
Voo:r de politierechter
kan men ze dikwijls aan
treffen: de al of niet goed-
moedigen, wier verhouding
tot een medeburger plotse
ling tot uiting kwam in een
verwensing of ronduit
schelden. Dikwijls heeft de
politierechter moeite zijn
gelaat in de plooi te houden
als het grote woord „dat er
uit moest, weer ter sprake
komt. De beklaagde luistert
er in diep berouw naar en
kan zich eigenlijk niet
meer voorstellen hoe hij er
„op gekomen is". De grif
fier komt wat openlijker
voor zijn plezier uit, hij
grinnikt. Als de zaak hele
maal uit de doeken is ge
daan, blijkt dat de beklaag
de helemaal niet heeft wil
len beledigen. „Maar je
hebt het toch maar ge
zegd." „Ja, maar 't was er
uit voor ik het wist."
Voor belediging moet de
bedoeling tot kwetsen aan
wezig zijn. Maar als het
hoge woord eruit is voor
dat de spreker het wist?
„Het gevoel heeft me
overmeesterd, edelacht-'
bare, ik vind Henk hele
maal geen.Voor de
Amsterdamse politierechter
is het eens gebeurd dat de
beklaagde het geboorte
proces van de verwensing
in kwestie kernachtig sa
menvatte: „Hij zal al wel
een tijd lang in me gezeten
hebben, maar nou kwam
die d'r uit, ik kon er niks
aandoen, 't Is niet iets waar
je de kraamvrouw voor ken
laten komen, edelachtbare."
Toen heeft de edelachtbare
als een griffier zitten grin
niken. De beklaagde had
eigenlijk het bewijs ge
leverd dat de verwensing
een creatie kan zijn, een
zorgvuldig gekoesterd ge
voel dat plotseling vorm
aanneemt; een artistiek
proces!
Er bestaat een mauw ver
band tussen de scheid-
creaties en de seizoenen.
De zon speelt een. belang
rijke rol bij het ontluiken
van scheid-talenten. Want
er is een talent voor ver
eist. Geen Amsterdammer
spreekt warmer zijn moe
dertaal dan wanneer zijn
licht ontvlambaar gemoed
zich toespitst op een vir
tuose verwensing, waarin
al zijn gevoeligheden lig
gen samengebald tot tref
woord. Het liefst zodanig,
dat de getroffene weemoe
dig moet erkennen: „Hij
heb me de kroon van 't
hoofd gerukt."
Nu de bladeren gaan
vallen komt er een vermin
dering in het aantal geval
len woorden. De zon wordt
anders en koeler. Hoe heter
de zon, hoe weliger het
kruid der verwensing op
schiet. De ontlading, als
tegengif tegen de benau
wenis van straat en ge
moed, wordt meesterlijk
gericht en schier koeste
rend gekauwd. De schep
per ligt er, volledig over
gegeven, in besloten en
voelt zich alsof hij een paal
in de Dam heeft geheid.
Hij kan grof schelden,
maar als hijzelf of iemand
in zijn naaste omgeving al
eens vijf gulden wegens
belediging aan de politie
rechter al of niet met
glimlach op het magistrale
gezicht heeft betaald,
krijgen zijn verwensingen
een haast poëtische ver
borgenheid, die toch niet
mis te verstaan valt.
Hij kan op het laatste
ogenblik de verwensing
nog net in een wat min
zamer huidje kleden, zodat
de politierechter er net niet
aan te pas komt. De grote
mogelijkheid om zich op
het grote woord te concen
treren voor het er uit komt
is bijna nihil. Het zijn de
minder begaafden, die de
verhulde verwensing niet
snel tot hun beschikking
hebben, die uit de politie
registers trachten te blij
ven door hun wens om te
keren: „Ik beweer niét dat
je een stuk schorem
bent
Justus van Maurik schreef
een vers over potvevteren-
de Jordaners; hij wist er
zeventig voorname vloeken
in te verwerken.
In vele plaatsen van het
land bestaan liegclubs; ge
zelschappen waar het ont
houden - van - de-waarheid
tot ethish beginsel is ver
heven om vrijuit de hoog
ste mogelijkheden er uit te
halen. Zo zou het ook met
de verfijnde kunst die het
schelden kan zijn moeten
gebeuren. Een club van
edele vrienden, die een
avond lang elkaar hartgron
dig verwensen. Het voor
stel is al eens aan een Jor-
daner visser gedaan. Hij
antwoordde: „Ik sal 't 'm
vertellen dan kan ie 't in se
haar smeren en krullen
krijgen." Dat was al een
uitstekende, alleen zou die
visser er nooit op kunnen
komen als hij er een avond
voor moest gaan zitten.
Het moet geen club wor
den van vullisbakkeras en
pottentaterts, ook niet van
schrale perreplustokken en
uitgedroogde merakels,
maar van gezellige toffe
jongens, die gaan vergade
ren als 't herfst wordt, die
elkaar grondig weten te
raken. Niet zo dat ze een
rolling krijgen van hier tot
Mokum, alle paaltjes raak,
maar dat ze zeggen: „Hij
zeit wat, mottie mijn
hebbe"
HERFST in Amsterdam, een milde, bijna warme Octoberdag.
Boven de oude Munttoren een hemel van kruiende dreigende sta
pelwolken men kan de regen haast grijpen maar over de
Singel, aan zijn voet vaagt nog een grelle veeg zonlicht dat de
bloemenkraampjes langs de waterkant doet opbloeien in een orgie
van kleuren.
Een witte rondvaartboot glijdt bijna geluidloos langs. Achter de
raampjes roepen de toeristen misschien de laatsten van het jaar
elkaar geestdriftig toe: „Look, what a wonderful sight a real
Dutch flower market!"
En men hoeft waarlijk geen vreemdeling te zijn, om van dit ta
freel naar waarde te kunnen genieten; menige Amsterdammer stapt
er ook even van zijn fiets om een blik te wagen aan die oase van
kleuren in zijn grauwe asfaltwereldje, en om even een neusvol krui-
dige bloemengeur op te doen. Want de asters en de chrysanten zijn
overvloedig dit jaar en de bloemenkooplui van de Singel hebben als
vanouds weer het puikje van de oogst voor hun klanten bemachtig'!.
Aad Rood, die al vijftien jaar „op Singel" resideert en er een
kraam van dertig meter lengte drijft, zegt dat het assortiment op de
markt groter is dan bij welke bloemistenwinkel ook. Zelf handelt
hij trouwens niet in snijbloemen, maar op het stuk van vaste plan
ten en „droog goed", zoals dat onromantisch in de vaktaal heet.
kent hij zijn gelijke niet.
ZIJN COLLECTIE kleine cacteeën en vetolantjes is wijd en zijd
vermaard; de hang-, klim- of slingerplant die hij niet in voorraad
heeft, moet nog uitgevonden worden en zijn verzameling bloem
bollen en -knollen omvat honderden soorten en variëteiten, die via
zijn kraam hun weg vinden naar alle vijf de werelddelen. Dan is er
natuurlijk het seizoengoed en ook daarin heeft hij volgens zijn
eigen zeggen een ruimere keus dan welke dure bloemisterij ook.
Nu zijn dat bijvoorbeeld de doornbestakken met hun vrolijke oranje
besjes, de veelbegeerde Chinese lampionnetjes, de rietpluimen en
rietsigaren, de felkleuriee strob1oe,-n«o en de pennende malskolvc
met hun hoge, vaak polsdikke bladstengels allemaal decoratieve
bloemen die maandenlang goed blijven en vrijwel geen verzorging
vragen. Vandaar dat vooral de kantoormeisjes en andere kamer
bewoners er wild op zijn. zodat Rood en zijn collega's er om deze
tijd van het jaar werkelijk enorme hoeveelheden van omzetten.
Is de herfst dus een bizonder profitabel seizoen voor de bloemen
venter?
„Och", zegt Aad. ..dat kun je nou ook weer niet zeggen, want
bloemen en planten zijn er 't hele jaar door en mij persoonlijk is
het om 't even. of ik nou zomerjasmiin of
Kersthulst op de kraam heb, zolang als de
mensen maar kopen".
Dat lijkt een noaal materialistisch stand
punt, maar baas Rood en zijn vrouw, die
men altijd naast hem kan vinden, zijn toch
allerminst verstoken van liefde voor hun
bloemen en eerbied voor de natuur, al
zegt hij het zelf wat minder poëtisch: „Als
je geen hart voor dit vak heb, kèje beter
bij 't kadaster gaan!"
En na deze kernachtige uitspraak, die
ambtenaren van de betrokken Rijksdienst
hem maar niet euvel moeten duiden, be
gint hij met tedere zorg een nieuwe voor
raad siérmais te arrangeren.
De verse snijbloemen laat hij echter, zo
als gezegd, liever aan de concurrentie over,
want de wat hogere winst op dat artikel
weegt volgens zijn ervaring niet op tegen
de risico's van beschadiging bij het trans
port, het snelle bederf en de even snelle
prijsschommelingen. „Als 's zomers de aan
voer overvloedig is, zoals dit jaar, verdien
je op het snijgoed geen duit", zegt hij met
een meewarige blik op zijn belendende
collega's, „dubbele anjers hebben ze moe
ten verkopen voor twee centen haal uit
je winst!"
EN AAD KAN het weten, want in die
vijftien jaar dat hij nu al op de markt
staat, heeft hij zich een vaste klantenkring
verworven, die er niet aan denken zou,
haar behoeften aan plantjes en blom
metjes elders te gaan bevredigen. Ook de
gaande en de komende man brengen echter
een aardig grijpstuivertje in het laatje.
Daar stopt juist weer een bus met vacan-
tiegangers, welker inhoud, dertig luidruch-
tig-vrolijke dames uit het Rijnland, zich
als een zwerm zoemende bijen op Aads
koopwaar stort onder het uitstoten van
verrukte kirgeluidjes als „Schööön, wun-
derbar! en wat dies meer zij. Aad en zijn
vrouw komen handen tekort om de dames
te helpen en als het gezelschap eindelijk
de armen vol bloemen, de bus weer be
stijgt, wenst hij nog keurig netjes: ..Gute
Reise!" Want Aad weet zijn weetje: in
zijn kraam prijkt een bordje met „We
speak your language", „Wir sprechen Ihre
Sprache" en „Nous parions vötre langue",
en iedere koper is welkom. „Neem u ook
een bossie mee voor uw vrouw", nodigt hij
uit, als we afscheid van hem nemen. En
dat hebben wij dan maar gedaan, want ten
slotte staat h ij er ook geen vliegen te van
gen en kunnen w ij bij stijlbloempjes alleen
ook niet leven. Zelfs niet bij herfststijl-
bloempjes!
ADVERTENTIE
volgens nieuwe
verbeterde methode
Zachtglanzend
Natuurlijk golvend
Bloemenkoopman Aad Rood, veteraan van de Singel, krijgt klanten uit alle vijf
de werelddelen, maar ook Marken en Volendam zijn willige afnemers van zijn
tulpenbollen. Zo'n tafreeltje als dit. kan het „echt-Hollandser?"
Zijlstraat 90 Haarlem Tel. 11161