HET ACHTERDEURTJE
CARAIBISCH
STEEKSPEL
Aardappelkopjes
Sport op Zondag
Elke Zaterdag acht pagina's hij alle edities van
Haarlems DagbladJ Oprechte Haarlemsche Courant
Ook Prins Bernhard liefhebber
van deze „machtige sport"
KERKELIJK LEVEN
22 OCTOBER 1955
Pas vielen nog de appeltjes
vlak voor ons op de grond,
maar voor je nu iets vinden kan,
vlieg je een halfuur rond.
De glans is van mijn veren af,
in zingen heb 'k geen zin.
Mijn vrouwtje hoor ik ook niet meer,
mijn kind'ren evenmin.
Kom, kind'ren, vader heeft een plan,
hier worden we te nat.
De honger zit ons achterna,
we moeten naar de stad."
kruipt in de jute zak. Miertje gaat tien
minuten later ook naar dat wagentje en
kruipt ook in de zak. En nog even later
kom ik en je zult zien: het duurt maar
tien minuten of we worden in het vlieg
tuig gedragen."
Ze vonden het alle drie wel een beetje
eng. maar ze deden precies als afge
sproken en het gelukte. Tien minuten 8
later zaten ze samen in de jute zak en
werden tussen de andere bagage in het B
vliegtuig gedragen. Het was een beetje 8
benauwd en het reizen door de lucht g
viel ze niet mee, maar ze kwamen er. En B
om de zomer te vinden in het land van 8
de kanarie, dat was niet moeilijk. Hij 8
was overal. Toen de drie dieren hem zo B
vriendelijk als ze konden om een dagje 8
mooi weer vroegen op juffrouw Mar- 8
leentjes verjaardag, trok hij eerst een 8
bedenkelijk gezichf, maar toen hij de j:
ogen vol verwachting van Miertje, Mol-
lie en Piet zag en hoorde hoe 'n grote f
reis ze hadden gemaakt om hem te vin- 8
den, knipoogde hij. i
„Ik heb nog een achterdeurtje," lachte
de zomer en misschien, heel misschien j
heb ik daar nog één zomers dagje voor f
juffrouw Marleentjes verjaardag. Ik zal 5
eens zien." c
Maar hij lachte zó vrolijk, dat de drie f
wel zeker wisten dat hij er voor zorgen l
zou en met een gerust hart begonnen ze
de terugreis.
En toen juffrouw Marleentje op haar l
verjaardag de gordijnen opentrok, was
de lucht zo blauw als hij alleen in j
Augustus kan zijn en de hele dag straal- l
de de zon aan de hemel. „Ik weet niet
waaraan ik dat te danken heb," riep ze j
aldoor blij.
„Mauw," riep Miertje in de venster
bank, „mauw, ik wel."
„Waf, waf," kefte Mollie in zijn mand
je onder het raam, „waf waf, ik wel!"
„Piet piet," trilleerde Piet en hij kneep
er één oogje bij dicht.
MIES BOUHUYS
Om deze koppen te maken, heb je
een paar kurken, papier, kralen, spel-
den en karton nodig. De haren en de i
snor zijn van papier, dat tegen de aard-
appel gelijmd wordt. De ogen worden
gemaakt van kralen. Om ze op een
kartonnen voetstukje te zetten, moet je
een stukje van de aardappel afsnijden
en het carton met spelden bevestigen.
„Wat gaat die zomer gauw,
pas zaten we nog in de zon,
nu ril ik van de kou.
„Zei je dat we op reis moeten?" mauw
de Miertje.
„In het land waar ik vandaan kom is
het altijd mooi weer," tsjilpte Piet.
„Daar moet dus de zomer wonen. En
als we naar hem toegaan en hem vertel
len dat juffrouw Marleentje voor haar
verjaardag één dagje mooi weer wil
hebben, doet hij dat vast. Hij weet toch
hoe goed ze altijd voor de bloemen zorgt
en hoeveel ze van de zomer houdt."
„Ja maar," zei Mollie en hij trok een
bedenkelijk gezicht, „hoe komen we in
dat land van jou?"
En Miertje vroeg bang: „Zullen ze er
mij daar wel inlaten? Ik ben niet erg be
vriend met kanaries, zoals je weet."
„Maak je geen zorgen," tsjilpte Piet,
„ik ga toch mee en voor één keer zal ik
dan maar zeggen dat wij goeie vrienden
zijn."
„Dat zijn we toch ook," riep Mollie,
„we willen toch samen iets voor juf
frouw Marleentje doen."
„Maar hoebegon Miertje weer.
„Luister," zei Piet, „ik heb het alle
maal goed overdacht. Veel tijd hebben
we niet. We moeten dus vliegen naar
het land waar de zomer woont."
„Vliegen?" riep Miertje en ze bewoog
ongerust haar poten, „maar je weet toch
wel dat ik niet vliegen kan. Jij ook niet,
hè Mollie?"
„Doe toch niet zo dom," zei de kanarie.
„Natuurlijk kan zo'n dier als jij bent
niet vliegen. Gelukkig maar, trouwens.
Ik bedoel vliegen in een vliegtuig!"
„Ai. riepen Miertje en Mollie
tegelijkertijd en ze keken met heel
andere ogen naar die Piet, die anders
maar zo'n beetje zat te trilleren in zijn
kooitje.
„Vliegen in een vliegtuigher
haalde Mollie zachtjes.
„In een vliegtuig," snorde Miertje
hem na.
Piet had op alles gerekend. Hij wees
Miertje hoe ze zijn kooitje moest open
maken en daar had ze nota bene jaren
naar gezocht. Hij wees Mollie een jute
zak, die bij de bloempotten in het
schuurtje lag. Dat had hij van zijn hoge
plaatsje voor het raam allemaal be
keken. Met de zak in zijn bek volgde
Mollie de kanarie die vooruit vloog.
Miertje liep een beetje zenuwachtig
achter ze aan. De kanarie wist de weg
naar het vliegveld precies. En dat niet
alleen: hij wist ook het vliegtuig dat ze
hebben moesten.
„Nu loop jij ongemerkt het veld op,"
zei hij tegen Mollie. „Vlak bij het vlieg
tuig zie je een wagentje met koffers en
kisten staan. Daar spring je op en je
Ze nemen afscheid van het bos,
't is moeilijk maar het moet.
„Dag heerlijk zomernest. Tot ziens!
Dag bomen, houd je goed!"
Daar gaan ze. Vader vliegt vooraan,
daarachter 't hele stel.
Zie je dat kleine wolkje daar?
Dat zijn ze. Zie je wel?
MIES BOUHUYS
Trek, om de tekening af te maken, een lijn van 1 naar 2tot 31.
„Mauw," zei Miertje, de dikke poes
van juffrouw Marleentje, „mauw, mauw,
ik weet het ook niet."
„En je weet altijd zo veel," blafte
Mollie, het vette hondje. „Weet je dan
echt niet wat we moeten doen?"
„Ik wel," tsjilpte Piet, de kanarie, „ik
weet het wèl."
„Jij," riepen Miertje en Mollie tegelijk,
„weet jij hoe we juffrouw Marleentje
aan een dag mooi weer kunnen helpen?"
„Jazeker," zei Piet, „het is alleen niet
zo makke-lijk. We moeten er voor op
reis."
Miertje en Mollie vergaten allebei dat
ze helemaal niet zulke goeie vrienden
van Piet waren en keken hem met open
mond aan.
„Vertel eens....," blafte Mollie.
De spreeuwenman kijkt naar de lucht:
In „Reveille" het orgaan van de Pro
testantse geestelijke verzorging onder
de militairen kwam deze maand een
interessante discussie voor tussen twee
predikanten over de vraag of christenen
op de Zondag sport mogen beoefenen.
De voorstander, ds. A. C. J. van der
Poel, vei'telt in zijn beschouwing eerst
hoe de situatie in Engeland is, waar de
Zondagsheiliging de eeuwen door een
apart karakter heeft gehad. De Zondag
was een dag waarop bijna alle werkzaam
heden en vermaken stil stonden. Toch is,
met name na de laatste oorlog, de En
gelse kerk niet in staat geweest om aan
de moderne mens duidelijk te maken wat
nu wel de ware Zondagsheiliging is.
Wat Nederland betreft er is een tijd
geweest, dat er geen Zondagssport bedre
ven werd. eenvoudig om het feit dat men
practisch in het geheel niet aan sport
deed. Maar de wijze waarop toen de
grote massa van het volk de dag, die de
dag des Heren genoemd wordt, doorbracht
was over het algemeen niet best.
Naast andere invloeden is het, volgens
ds. Van der Poel, de sport geweest die
voor een groot deel een eind heeft ge
maakt aan deze toestanden. Hij citeert in
dit verband Henriëtte Roland Holst, die
een studie heeft gemaakt van de toestand
der bevolking in die jaren en daarbij over
de sport schrijft: „Een factor, die het le
ven voor duizenden en duizenden arbei
ders afwisselender, genotrijker en bewo-
gener heeft gemaakt, is de sport, het
woord in de algemeenste betekenis geno
men, met inbegrip van wandelen, trek
ken en kamperen. Moge de sport vaak ten
dele een vlucht betekenen voor en uit de
werkelijkheid, een middel om te ontko
men aan het bewustzijn van Innerlijke
onvastheid en twijfelzucht, een roes die
de knagende vraag naar de zin van het
leven verdooft, tegenover deze negatieve
waarden staan de positieve van hoge
rang".
Zo is de sport-Zondag gekomen in-
plaats van de drank-Zondag. Dit is een
grote winst in ons openbare leven. Na
drukkelijk wijst de voorstander van
sport-op-Zondag de sportvergoding af,
vooral wanneer deze de Zondagse kerk
gang in verdrukking brengt. Wanneer dit
laatste niet in 'het geding is, dan kan, al
dus ds. Van der Poel, het wezenlijke van
de Zondagsviering zeker tot zijn recht
komen, namelijk dat God ons in Zijn
genade een vrije dag geeft, waarop wij
Hem mogen dienen en waarop wij ons
mogen ontspannen, om de arbeid van de
komende week in te kunnen gaan.
De andere legerpredikant, ds. B. A.
Bos, de tegenstander van sport-op-Zon
dag, begint met eerst nadrukkelijk te ver
klaren, dat hij een voorstander is van
de sport in 't algemeen. Daarover spreekt
hij dan ook niet, maar wel over die sport,
zoals deze bijzonder op Zondag in wed
strijden wordt beoefend. Naar zijn me
ning verliest deze sport de grenzen uit
het oog en vergrijpt zich aan de „Dag
des Heren".
De Zondag heeft, aldus ds. Bos, een
eigen karakter. En dat wordt niet door
mensen bepaald, maar is door God zelf
aangegeven. God heeft beslag gelegd op
de Zondag en van deze dag gezegd: dat
is Mijn dag. Daarom hebben mensen niet
te bepalen hoe ze de Zondag zullen
doorbrengen, maar zal God zeggen hoe Hij
wil dat deze dag wordt besteed.
God heeft deze dag afgezonderd van de
andere dagen en deze dag gemaakt tot
rustdag, die Hij heeft willen heiligen. Wat
dit betekent is voor een Christen vrij dui
delijk. Dat wil niet slechts zeggen, dat de
mens op deze dag heeft te rusten van zijn
alledaagse werk en dat betekent stellig
niet, dat de Zondag een dag is van uitsla
pen en verder niets doen. Maar het bete
kent vooral, dat de mens deze dag heeft
te onttrekken aan zichzelf en heeft te ge
bruiken in dienst van God.
Daarom moet op grond van de Bijbel
de Zondag speciaal gezien worden als
kerkdag. En wie de Zondag zo niet ziet
en gebruikt, handelt in strijd met de
Bijbel.
Hiermee zeg ik niet, zo besluit ds. Bos
zijn pleidooi, dat sport en spel op de Zon
dag in elk geval veroordeeld zijn. Inte
gendeel, in gemeenschap met Christus
zullen sport en spel hun grenzen kennen.
Zij mogen het karakter van deze dag niet
aantasten en dat doet naar mijn overtui
ging de hedendaagse sportbeoefening op
Zondag wèl.
Als we nu zien (een blik op de Maan
dagmorgen-editie van de een of andere
krant overtuigt ons daarvan) dat door de
sportbeoefening de Dag-van-God gemaakt
is tot een Dag-van-de-mens-zonder-God,
dan moet hier het sein op onveilig wor-
den gesteld. O
GOD SCHIEP de mens met twee benen.
Dat Hij hem vleugels noch zwemvliezen
gaf, had ongetwijfeld de bedoeling hem
voor veel narigheid te behoeden. De mens
echter stelde deze goede intentie niet cp
prijs en rustte niet voor hij hulpmiddelen
had uitgevonden om de bedoelingen van
zijn Schepper voorbij te streven. De narig
heid is dan ook niet uitgebleven. Nadat
wij ten koste van zware offers het lucht
ruim veroverd hadden, maakte we ook
een begin met de onderwerping van het
rijk der vissen. De schepsels van de zee
namen echter niet zonder meer genoegen
met de invasie der kiewlozen, of misschien
kregen zij van Hogerhand bevel tot het
voeren van een guerilla-oorlog. Zo kon
het gebeuren dat de mens, na als aanvaller
de grens van het Oceaanrijk overschreden
te hebben, reeds spoedig in het defensief
gedrongen werd.
DEZE FILOSOFISCHE tirade vormt de
inleiding tot een nieuwe uitgave: „Caraï-
bisch steekspel" geheten, waarin een onder
waterverkenner van internationale be
kendheid, H. C. M. Hakkenberg van Gaas
beek, zijn avonturen beschrijft bij een der
nieuwste en opwindenste sporten: het ja
gen van baranja's, barracuda's en andere
exotische roofvissen in de schemerige
diepten van de Antilliaanse koraalzeeën.
Hier ontmoet de mens, slechts uitgerust
met een duikbril, een kunstlong en een
licht harpoengeweer, op voet van gelijk
heid de vraatzuchtige monsters van het
vissenrijk, wier kracht, wendbaarheid en
listigheid meestal meer dan opwegen tegen
het vernuft van zijn belager en al diens
technische hulpmiddelen. Meer dan bij
welke andere vorm van jacht ook hebben
mens en dier hier nagenoeg gelijke kansen
en dat is het element dat deze span
nende onderwaterduels zo onweerstaan
baar maakt.
Geen wonder dan ook dat Prins Bern-
hard, die zich ook „boven water" heeft
doen kennen als een waarlijk weidelijke
jager, bij een vorig bezoek aan de Neder
landse Antillen geen weerstand heeft kun
nen bieden aan de verleiding om deel te
nemen aan deze meeslepende sport, waar
mee hij trouwens reeds eerder aan de
Franse Rivièra kennis gemaakt had.
Wat niet wegneemt dat „Hakkie" (zoals de
schrijver van „Caraïbisch Steekspel" door
zijn vrienden genoemd wordt) enige uiterst
benauwde ogenblikken doormaakte, toen
de Prins bij zo'n jachtpartij plotseling
ie m m v «Mi
V:
- \lit
V T I"'
cn eenzame wandeling langs de door herfstwinden in hevige beroering gebrachte zee onder een geweldige hemel - ieder
seizoen brengt zijn bekoring voor wie de elementen liefheeft.
spoorloos verdwenen bleek:
„Uit onze geïmproviseerde soepketel op
het strand steeg een aroom op om tegen
te leunen. Terwijl de twaalfponds caranja,
die de Prins gespietst heeft, op de kleu
renfilm wordt vastgelegd, worden de kom
men gevuld en al gauw overstemt het
slurpgeluid het geruis van de branding. Na
de derde kom vraag ik terloops aan de
Prins: „Wat denkt u van een uurtje hori
zontaal?"
Al3 ik geen antwoord krijg, herhaal ik
mijn vraag en kijk naar links, waar al
sinds enige tijd het slurpgeluid ontbreekt.
De Prins is er niet meer! Ik hol naar de
de Prins het laatst gezien heb. Maar als
ik het punt bereik is hij een heel stuk
verder alweer boven gekomen. Als ik hem
bereikt heb zeg ik: „Neem me niet kwa
lijk, Hoogheid, maar er zijn tenslotte gren
zen". De Prins begint te lachen, blaast een
grote straal zeewater uit zijn schnorkel en
zegt: „Een knaap van een barracuda, geen
twee meter van me af, een zeker schot.
dan wordt hij onder getrokken. Ik duik
om hem te helpen, maar het is niet meer
nodig. Hij worstelt met zijn harpoen, aan
welks punt een knaap van een barracuda
spartelt en komt dan zwaar-hijsend naar
boven.
baai, maar nog voor ik het smalle strand
overgestoken ben, duikt ver buiten het
koraalrif een verwarde haardos op, ge
volgd door een duikbril.
Alle duivels, denk ik, het is daar beslist
dertig meter diep en je kunt er van alles
tegenkomen. „Hoogheid!" roep ik, maar
het hoofd is alweer verdwenen. Ik bedenk
me nu geen ogenblik meer, kruip zo snel
mogelijk door het verraderlijke koraalrif
en crawl haastig naar de plek, waar ik
„Luister, Hoogheid", probeer ik, „zoudt u
nu niet liever wat meer naar de kant ko
men?" Weer een straal zeewater en dan
zegt hij: „Zeur nou maar niet, ik kom al!"
Mijn rol als instructeur heb ik toen
maar opgegeven, mij troostend met een
vierde kom vissoep. Als wij opbreken zegt
Prins Bernhard: „Ik kom hier beslist nog
's .terug, al was het maar voor die vis
soepa propos, mag ik misschien even
je kammetje lenen?'
HET MOEITELOOS rondzweven door
die wonderlijk-verstilde wereld van gril
lige koraalwouden, felkleurige monster-
vissen en reusachtige schaaldieren in vier,
vijf vaam glashelder tropisch zeewater
moet inderdaad een onvergetelijke beleve
nis zijn, zo meeslepend en overweldigend
dat de beginneling in deze sport dikwijls
alle voorzichtigheid uit het oog verliest.
Hakkenberg vertelt van een jong en geest
driftig fotograaf, die voor het eerst naar
beneden gaat en zo in geestdrift raakt
door de fantastische schoonheid die hij er
aanschouwt, dat hij dieper duikt dan ver
antwoord was. Langzaam en zonder dat
hij het merkt, sijpelt het water zijn duik
bril binnen tot het in de neusgaten stijgt
en bij het inademen naar binnen dringt.
Water in de longen luchtgebrek, pa
niek! Wèg wijze lessen, vergeten de dui
zendmaal ingeprente instructies lucht
is het enige dat nog van belang is! De
fotograaf laat zijn uitrusting vallen en
schiet omhoog. Vóór zijn ervaren bege
leider hem kan weerhouden, is hij tien,
vijftien meter gestegen, zich volledig
blootgevend aan het ernstigste gevaar dat
de duiker bedreigt: te snelle drukvermin-
dering, gevolgd door bewusteloosheid en
de dood door verstikking of lucht-embolie.
Maar da fotograaf heeft het geluk, dat
er onverwijld hulp geboden wordt.
Ook da ervaren duiker echter moet
voortdurend op zijn quivive zijn, want de
gevaren die hem in zijn jachtrevier be
dreigen zijn ontelbaar en onvoorspelbaar.
Ook de schrijver van „Caraïbisch Steek
spel" heeft er rijkelijk zijn deel van ge
had ontmoetingen met haaien en an
dere roofmonsters en hij vertelt ervan
met een verve, die u de haren te berge
doen rijzen.
NAVOLGING VAN DON CAMILLO.
EEN MACHTIGE SPORT, inderdaad.
Maar persoonlijk voelen wij meer voor
de suggestie van de auteur, om op de
zeebodem een soort van omgekeerde uit
kijktoren te bouwen, die doodgewone
mensen zoals u en ik in de gelegenheid
zou stellen, achter een kleintje koffie heel
die wonderlijke wereld-onder-water op
hun dooie gemakje gade te slaan!
Tot er iets dergelijks geschapen is, zul
len wij ons moeten vergenoegen met op
windende lectuur zoals dit boek, dat deze
week als eerste van een reeks „Anjerpu
blicaties" onder auspiciën van het Prins
Bernhardfonds Nederlandse Antillen bij
de Uitgeverij Van Gorcum te Assen het
licht gezien heeft. Het boekje is, naar
omvang gemeten, vrij duur, maar de in
houd der uitvoering op speciaal kunst
drukpapier en de vele fraaie foto's van
Frederik Fischer maken het zijn prijs
meer dan waard. H.C.
Rondzweven op vier, vijf vaam diepte in die wonderlijke ver
stilde wereld vol grillige koraalwonders is een
onvergetelijke belevenis.
De Koninklijke keuken op Klein Bonaire waar Prins Bernhards
jachtbuit tot de befaamde Antilliaanse bouillabaisse - aekruide
vissoep - verwerkt werd.
Volgens een Italiaanse courant daagt de
pastoor van Retegno, Don Mario Tavezzi,
de communisten en andere ongelovigen van
zijn parochie uit tot lange wedrennen op
de motorfiets. Als zij verliezen, zijn ze ver
plicht de volgende dag de mis bij te wo
nen.... Godsdienst bij wijze van straf!