Monsieur Michel
Bejaarde vluchtelingen wachten
op verwarming en een
Tussen twee
werelden
Auteur Adriaan van der Veen
ieMeven
Een noodzakelijke critiek
Litteraire
Kanttekeningen
j De wachter van de Seine verhuist
TOESCHOUWERS OP SCHIPHOL
Noske ontdekte wederom
muziekhandschriften
Dierhuro vrienden
HET MOET toch wel een wonderlijke
prestatie heten om mensen, die nog maar
net een volledige maaltijd achter hun vest
hebben, op zodanige wijze toe te spreken,
dat zij opnieuw trek krijgen. Er is maar
één man in Nederland, die dat kan. En die
man komt dan ook uit Frankrijk: het is
Monsieur Michel .Stériade, een tengere
man, op wiens scherp getekende gezicht
een zekere devotie ligt voor allerlei goede
dingen van het leven, in het bijzonder de
dingen, die hij beheerst, zoals lekker eten
maken, broze verzen schrijven, stemmige
landschappen schilderen en zachtjes op een
piano spelen.
Monsieur Michel hield enige dagen ge
leden een gratis te beluisteren lezing in
Haarlem over de kenmerken van het Fran
se en het Nederlandse volk, zoals die tot
uiting komen in hun levenswijze en vooral
ook in hun etenswijze, die natuurlijk zeer
nauw bij elkaar betrokken zijn. Want of
men nu zegt te leven om te eten of te eten
om te leven, in beide gevallen bestaat er
een onmiddellijk verband tussen leven en
eten, dat niet kan worden verwaarloosd.
Aan het eind van zijn lezing, gedurende
welke verscheidene begaafde huisvrouwen
begerig de kwistig door hem verstrekte
recepten noteren, komt de aap uit de
mouw: hij geeft richtlijnen voor een menu,
dat men zelf met de meest alledaagse bo
demopbrengsten kan samenstellen en dat
niettemin zelfs de verzadigden doet water
tanden en zegt daarna: „Mocht er een dag
komen, waarop u trek krijgt in een andere
maaltijd, met nog meer raffinement in nog
Franser geest klaargemaakt, met schotels,
waarvan ik het recept niet geef, dan moet
u de trein of de auto nemen naar Vlissin-
gen en bij mij komen, in het Restaurant de
la Tour d'Eiffel, Beursplein 1 en ik zal
u met gevoelens van grote sympathie en
diepe dankbaarheid ontvangen
En als men zich nu afvraagt hoe een
vreemdeling in een Zeeuws provinciestadje,
v/aar reeds een Chinees is, een restaurant
met uitheems eten kan openen, dan moet
men zich er in de eerste plaats rekenschap
van geven, dat Monsieur Michel vooral ook
een dichter is en zoals dit wel genoemd
wordt „op versvoeten" in deze hoek van
de Benelux is beland. Wat zijn zakelijk in
zicht hem ook mocht voorhouden, zijn dich
terschap heeft hem aan Walcheren gebon
den: „Ik voelde me hier thuis door een ge
heime kracht", zo zegt hij in een van zijn
verzen. Of, zoals hij zijn vestiging in zijn
lezing nader toelichtte, „mijn hart had
behoefte aan deze omlijsting, want alleen
daar in Flessingue kon mijn onmetelijke
eenzaamheid beantwoord worden door de
nog grotere eenzaamheid van de zee".
HET WONDERLIJKE van de heer Sté
riade is nu, dat hij ondernemingen als deze,
waartoe hij alleen door een dichterlijke
impuls gedreven wordt, zakelijk nog juist
verantwoord weet te maken. Hij slaagde
er in de Walcherense notabelen om zich
heen te verzamelen en zich het middelpunt
te maken van een Frans-Nederlandse Club.
De conversatie, die Monsieur Michel als
candidaat in de letteren van de Universi
teit van Dijon vaardig op gang kon houden,
werd bekroond met een maaltijd, die Mon
sieur Michel als een toegewijd culinair
kunstenaar wist te bereiden. Het kostte
hem natuurlijk heel wat meer moeite om
ook andere Zeeuwen uit hun tent in de
zijne te lokken. Zij waren juist aan die
Chinees gewend en moesten natuurlijk
over heel wat wantrouwen jegens deze
nieuwigheden heen worden geholpen. Het
restaurant de la Tour d'Eiffel boeide hen
wel door het met bloemen en doeken van
de landschapsschilder Michel Stériade ver
levendigde intérieur, door het optreden
van de pianist Michel Stériade en door de
prettige ontvangst, die de restaurateur Mi
chel Stériade hen bereidde, maar alles slik
ten zij niet van hem. En daar ging het nu
juist om. Met grote zelfopoffering en diep
gaande concessies aan zijn culinair gewe
ten, bakte hij uitsmijters om deze achter de
hand te hebben teneinde de klanten, die
hun betaalde eten lieten staan, gratis nog
iets mee te geven, dat zij in alle gevallen
wel lustten. Maar voor de meesten was dat
weldra gelukkig niet meer nodig. Verder
was daar de kwestie van de dranken, de
rode en witte Franse landwijnen, de levens
sappen voor iedere Fransman.
Drinken zonder eten, dat gaat nog, zeg
gen de landgenoten van Monsieur Michel,
maar eten zonder drinken, dat betekent de
dood. Volgens deze stelling zou de bevol
king van onze lage landen tot uitsterven
gedoemd zijn en de heer Stériade vecht
daar op een eenzame voorpost in het
Zeeuwse land met inzet van zijn gehele
persoonlijkheid om deze dreiging te keren.
En hij doet het ontegenzeggelijk op een
zeer tactische wijze, het volkskarakter, dat
hij zeer goed blijkt te kennen, in alle op
zichten uitbuitend. Hij begrijpt, dat vele
nieuwelingen onder zijn cliënten uit zich
zelf geen wijn zullen bestellen. Daarom zet
hij er kleine flesjes wijn bij op tafel de
eerste keer gratis. En dan kan men ons,
Nederlanders, allerlei dingen voorzetten,
al zijn zij in onze ogen nog zo verschrikke
lijk, het bewustzijn dat het ons niets kost,
zal ons er tenslotte toe drijven ervan te
proeven. En dan wordt er al spoedig om
meer gevraagd.
Behalve een uitnemend propagandist
voor dit bij uitstek Franse product is de
heer Stériade een niet te onderschatten
pleitvoerder voor een typisch
Hollands voortbrengsel: de
aardappel. „U beschouwt de
aardappelen in uw maaltijden
gewoon als aardappelen. Maar
zij zijn een groente en vereisen
als zodanig veel meer zorg."
Zo moet men bij ons, die
bollebozen zijn in het
telen van aardappelen,
nog leren ze te eten.
Daar zit iets be
schamends in.
KO BRUGBIER
NEEN, HEEL BESLIST néén: deze nieuwe roman van Adriaan van der Veen „Spelen
in het donker" is niet goed, verre en verre daarvan. Dat is de trieste conclusie,
waartoe ik na de moeizame bezigheid van lezen en herlezen, van een zorgvuldig en
langdurig wikken en wegen, heb moeten komen. Ik heb mijn uiterste best gedaan
om er, aangespoord daartoe door mijn waardering voor bepaalde kwaliteiten van zijn
vroegere werk, althans een gedééltelijke mislukking, een zij het dan fragmentarisch
verwezenlijkte mogelijkheid in te ontdekken, in welk geval er tenminste nog de goede
bedoeling gebleven was, waarvoor men sympathie zou kunnen voelen. Ook dat is me
niet gelukt. En misschien is dat maar goed ook: deze onbehagelijke noodzaak tot een
totale afwijzing heeft me per slot de verleiding bespaard de goede bedoeling voor lief
te gaan nemen en op die wijze een critiek uit de weg te gaan, die al even onaangenaam
is voor degeen die ze treft als die haar schrijft, maar móét schrijven, omdat hier nog
iets meer, nog iets ernstigers in het geding is dan een onvolwaardig werkstuk van
een overigens respectabel auteur: een beangstigende devaluatie van het litteraire
niveau, voortgekomen eer uit een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel dan aan
talent, voortgekomen óók uit een te meegaande critiek.
ADRIAAN VAN DER VEEN hééft talent
Velen van zijn en de jongere schrijvers
generatie hebben dat trouwens. Maar
talent is niet meer dan een voorwaarde.
Talent legt verplichtingen op verplich
tingen aan de auteur jegens zichzelf, de
litteratuur en zijn lezers. Wie met talent
werd begiftigd, is, op straffe van vroeg of
laat terzijde te worden geschoven, niet ver
antwoord, zolang hij niet het uiterste, maar
dan ook het alleruiterste, heeft beproefd
en natuurlijk is dat meestal een beproeving
om het beste te geven waartoe hij bij
machte is, zolang hij niet onvoorwaardelijk
bereid is geweest daarvoor te zwoegen en
te offeren. „Talent" schreef Thomas
Mann in zijn jonge jaren „is een gésel."
De sterkste gésel. Het eist „Sitzflcisch" zo-
PARIJS (United Press). Een van de bekendste en nuttigste figuren van
Parijs - het beeld van de Zouaaf aan de Pont de l'Alma - zal waarschijnlijk ver-
wijderd worden, als de herstelwerkzaamheden aan deze brug binnenkort gaan
beginnen. Aan de voet van deze brug staat het beeld van de Zouaaf midden in
3 de Seine op wacht. Sinds het beelc^in 1856 werd opgericht, heeft het dienst gedaan
j als peilschaal voor het water, waardoor de Parijzenaars gewaarschuwd werden
als de rivier gevaarlijk hoog waste. Als de stand normaal is, staat de Zouaaf met
3 de voeten in het water. Maar bij erg hoog water is het wel voorgekomen, dat het
tot de kin in de Seine verdween. „Dat is beter dan de Zouaaf van de Pont de
l'Alma te zijn" is een volksuitdrukking geworden als men iemand die klaagde
wilde opbeuren. De brug en de Zouaaf kregen hun naam en hun standbeeld ter
ere van de honderden leden van het beroemde Zouavenregiment, die gesneuveld
zijn in de slag van Alma tijdens de Krimoorlog in 1854.
Het beeld van de Zouaaf zal echter niet vernietigd worden. Dat zouden de Parijze-
naars nooit tolereren. Het zal waarschijnlijk worden opgericht op een andere,
2 nog nader te bepalen plaats in de Franse hoofdstad.
als hij het noemde, wat zoveel zeggen wilde
als: onuitputtelijk geduld, voortdurende
arbeidstucht, onverbiddelijke zelfcritiek en
liefderijke eerbied voor hetgeen men doet:
het werk der kunst.
En daarom: neen en nog eens neen. Ta
lent alleen is niet genoeg, blijkt niet ge
noeg te zijn om van een haastig gemengde
cocktail van op zichzelf waardeerbare
ideeën en dringende „problemen" een pas
sabele, laat staan een goede roman te brou
wen: daar ligt „Spelen in het donker" als
een triest bewijs ervan. Het is niet genoeg
voor de creatie van een roman om de sta
lenkaart van actuele calamiteiten de
„geschondenheid" van dit mensdom, de ge
bondenheid van „U en mij en ons allemaal"
aan de kwetsuren van onze jeugd, onze
innerlijke onvrijheid, onze al te gemakke
lijke bereidheid tot een compromis met het
halfslachtige enzovoorts, enzovoorts uit
elkaar te knippen en de brokstukken als
papieren maskers te distribueren over de
diverse romanfiguren, zelfs niet als deze
Edele flumiercm
In Amersfoort is een oud gilde tot nieuw
leven gebracht. Het is het Gilde der Edele
Fiumieren, dat omstreeks 1375 in deze stad
werd opgericht en in de Franse tijd zijn
activiteiten moést staken.
In een gildebijeenkomst is de heer Hugo
van den Abeele, gemeente-secretaris van
Sint Martens Lathem en ere-burger van de
stad Deinze in Vlaanderen, geïnstalleerd
ais ere-grootmeester van het gilde dat een
culturele broederschap is.
Het Gilde der Edele Fiumieren stelt zich
ten doel als tegenwicht van de hedendaagse
vervlakking de liefde voor ambacht en be
roep te stimuleren.
De Nederlandse violist Willem Noske
heeft bij onderzoekingen naar muziek uit
de achttiende eeuw enige vondsten gedaan.
Van de Symphonie K.V. 425 van Mozart
bekend als de „Linzer Symphonie" - waar
van men aannam dat deze pas enige jaren
na de dood van de componist was versche
nen, ontdekte hij de omstreeks 1786 in Am
sterdam uitgekomen oorspronkelijke uit
gave. Dit is hierom ook van belang, omdat
van deze symphonie het handschrift van
Mozart nooit werd terug gevonden.
Van Antonio Vivaldi vond Noske de tot
nu toe onbekende oorspronkelijke uitgave
van een tweetal vioolconcerten. Verder trof
hij in een Duitse bibliotheek een oud hand
schrift van de Ciacona van Tomaso Antonio
Vitali aan. Diepenbrock en Respighi heb
ben bij hun transcripties voor viool en
orkest van dit stuk slechts een verkorte en
geromantiseerde versie uit de negentiende
eeuw onder ogen gehad.
schimmige maskerade zo nu en dan wat
wordt opgeluisterd door een „gratuit" num
mer erotiek. Wat er dan te voorschijn komt
is een bloedarm en broodmager schrijf-
product, een cerebraal maaksel van een té
opzettelijke opzet (die er dan ook aan alle
kanten als een klagelijk klapperend ge
raamte doorheen steekt) om méér dan de
schijn van een litterair kunstwerk en
dat dan nog maar ten dele te kunnen
ophouden.
Ik geloof niet in deze Robert, de hoofd
figuur van dit duistere spel. Ik geloof niet
in zijn geschondenheid, noch aan de „bin
ding" aan zijn vader, die model staat voor
het oudgeworden Europa,, ik geloof niet
aan dit Greenwich, het schouwtoneel van
Robert's Amerikaanse avontuur, niet in „het
nieuwe" van dit leven, zomin in het goede
als in het kwade, nóch aan dé „frustratie"
(zoals dat heet), die de éne figuur na de
andere tot een gevangenschap zou doemen
in zijn eigen noodlottige miserabiliteit. En
het minst van al kan ik geloven in de
katharsis, de uiteindelijke zuivering van
zoveel onverkwikkelijks, die deze Robert
beschoren zou zijn door zijn liefde voor de
(óók al gefrustreerde) Patricia, het schul
deloze meisje. Wat Adriaan van der Veen
na eerst vanwege het contrast al dit
vertroebelde met zijn zwartste zwarten te
hebben aangedikt in het laatste derde
deel aan idyllische (zij het onweerzwan-
gere) taferelen ten beste geeft, is van een
romantiek, die als opgeklopte lawaaisaus
het gehele gerecht grondig bedorven zou
hebben, zo de pudding al niet oneetbaar
was geweest.
Deze mensen léven niet. En ze kunnen
niet leven, omdat ze niet waarachtig in de
schrijver geleefd hebben. Zelfs een beroep
op het moderne romanprocédé, waarin de
figuren uitsluitend als typen en niet als
persoonlijkheden zijn bedoeld typen zo
als Kafka, Joyce, Musil ze onder andere
hebben gecreëerd, maar dan ook gecreëerd!
is niet in staat om deze in wezen realis
tische roman te redden, ook al erkent men
de symbolisch-representatieve betekenis
der personages. Men kan alle registers van
het moderne klavier der psychologische
romankunst met nóg zoveel hocuspocus
bewerken en er de balg bij trappen dat het
een aard heeft, het blijft als een cacophonie
klinken, als de partituur niet deugt of de
organist er zich met een Jantje van Leiden
vanaf maakt.
Adriaan van der Veen's tekort aan
respect voor zijn talent, aan hartgrondige
liefde voor zijn schrijfambacht, zijn slor
dige oppervlakkigheid, zijn gebrek aan
„Silzfleisch" en aan critische erkenning dat
het tegen elke prijs willen-schrijven iets
anders is dan een uit innerlijke aandrang
móéten-schrijven het heeft zich met el
kaar tol in de onderdelen gewroken: in de
opeenvolging van geforceerde situaties zo
wel als in de zinsbouw. Hoe is het anders
mogelijk, dat een auteur, die zich destijds
met zijn „Oefeningen" zo veelbelovend
presenteerde, sindsdien van zijn potentieel
talent blijk gaf in zijn eerste, verdienste
lijke roman „Wij hebben vleugels" en ver
volgens op zijn minder geslaagde „Zuster
(er zee" revanche nam met zijn hoopgeven
de „Het wilde feest" hoe is het, herhaal
ik, anders te verklaren, dat een geoefend
auteur een stuntelige, onklare taal schrijft
als deze: „Ze had nog grote reserves, maar
maakte toch duidelijk dat ze die alleen
maar voorwendde" of „hij hoorde zijn te
voorschijn gulpend ressentiment" of „mis
schien was er in hoofdzaak de zielig
heid van een met allerlei schijn minder
pijnlijk gemaakt op zich zelf staan" of „zijn
trillende handen maakten zijn flinkheid tot
een leugen" hoe, ja hóé? Ik laat het
hierbij. Het is genoeg om te signaleren, hoe
fataal Van der Veen zijn critische lezers
onderschat heeft. Maar tenslotte: „de mens
heid" schreef Goethe „heeft een fijn
gehoor en laat zich graag ten goede raden".
C. J. E. DINAUX.
Verschenen bij N.V. Em. Querido's Uit-
geversmaatschappij te Amsterdam.
Voor de
microfoon
VANAVOND kan men via de zenders
van de B.B.C. Home Service (de best hoor
bare zijn hier te lande Londen 330 en Mid
land 276 meter) het luisterspel „Cry, the
beloved country" horen, de bewerking
van het ook bij ons bekend geworden boek
„Tranen over Johannesburg" van Alan
Paton. Het is niet omdat dit spel op zich
zelf reeds belangrijk is er is trouwens
al een Nederlandse radiobewerking van
uitgezonden dat wij dit in deze rubriek
vermelden. Het maakt echter deel uit van
een indrukwekkende reeks luisterspelen
welke in het tijdvak tussen 19 September
en 17 December op Maandagen en Zater
dagen door de Home Service wordt uitge
zonden onder het motto „Tussen twee we
relden", ontleend aan Matthew Arnold:
tussen twee werelden, de ene dood, de
ander te krachteloos om geboren te wor
den".
De algemene gedachte, die aan de serie
ten grondslag ligt, is de wens om te laten
horen, dat een auteur de werkelijkheid niet
de rug behoeft toe te keren om onderhou
dend te zijn. Men heeft dan ook een aantal
teksten tezamen ge
bracht, die de luiste
raars zullen aanspre
ken als goede drama
tiek, en die tegelij
kertijd een beeld ge
ven van de sociale,
politieke, economi
sche en culturele verwikkelingen van de
afgelopen vijfendertig jaar. Niet voor niets
is de reeks begonnen met „Heartbreak
house" van Shaw, dat immers het verval
van de negentiende eeuwse samenleving
aan het einde van de eerste wereldoorlog
karakteriseerde. Zij eindigt met „The last
of the wine" door Robert Bolt geschreven
in de ban van de dreiging van de water
stofbom en met „A sort of traitors" van
Nigel Balchin, waarin het conflict wordt
geschetst van geleerden, die moeten kiezen
tussen hun plicht jegens de mensheid en
hun vaderlandsliefde.
Daartussen vindt men vrijwel alle peni
bele fazen behandeld, die de wereld heeft
doorgemaakt en nog doormaakt: het ras
senvraagstuk in het stuk dat vanavond
wordt gegeven en in „A passage to India"
van Forster, dat aanstaande Maandag aan
de orde komt, de oorlog in „The heat of
the day" naar de roman van Elizabeth
Bowen (volgende week Zaterdag), de „dol
larbeschaving" in het in Hollywood spe
lende „Prater violet" van Isherwood (31
October), het probleem van de persoonlijke
verantwoordelijkheid bij de bewapenings
industrie in „All my sons" van Arthur Mil
ler (5 November), het communisme in „The
guests" van Leonid Zorin en „Crime pas-
sionnel" van Jean-Paul Sartre (7 en 14
November) om het slechts bij enkele titels
te laten: zij zijn allemaal belangwekkend.
Wij hebben tevens de gelegenheid het
J. B. Priestley-festival aan te kondigen, dat
aanstaande Woensdag 26 October in de
luisterspelserie van het Light programma
(1500 meter) „Curtain up" begint. Tot en
met 30 November zal elke Woensdagavond
een luisterspelbewerking van een boek of
een toneelstuk van deze populaire Engelse
auteur worden uitgezonden.
Men kan niet anders dan bewondering
hebben voor een programmaleiding welke
zo weloverwogen, met zoveel goede smaak
en met zoveel idealisme te werk gaat. Zon
der te hoog te grijpen, waardoor men aan
de oren van zijn gehoor voorbij zou gaan,
wordt hier een stuk volksontwikkeling
verricht, dat ons te meer met schaamte
doet beseffen hoe ver men in het huidige
Nederlandse omroepbestel nog verwijderd
is van de eruditie en het artistiek vermo
gen van een British Broadcasting Corpo
ration. J. H. BARTMAN
„Och, alweer zo'n vliegveld, nou weer in
Holland. Wat moet ik hier nou weer".
Soms wuiven zij tegen de mensen, die
hen komen afhalen, maar ineens terwijl
ze dat doen, zie je hen dan denken, dat dit
ons, het publiek, toch geen afdoende beeld
geeft van de verveelde globe-trotter op
een vliegveld en dan kijken ze weer uit
geput en blasé. Dat doen zelfs degenen,
die net hun eerste tochtje achter de rug
hebben. Ik herinner me dat zeer duide
lijk van mijn eigen eerste keer.
Die passagiers kijken dus blasé, de men
sen die er werken lijken zonder interesse
en in elk geval tonen ze hun onberoerde
fantasie, de aanstaande reizigers hier in
het restaurant gapen van nu al gevoelde
verveling bij het idéé van weer zo'n
vliegtocht en alleen eigenlijk de mensen,
boven op het kijkplatform, zijn hevig be
langstellend. Gefascineerd kijken ze wij
zend en naar elkaar roepend het hele
bedrijf aan. Iedere landing windt hen op.
Maar dat zijn de mensen, die er hele
maal niets mee te maken hebben en waar
schijnlijk ook nog nooit hebben gevlogen.
De echte enthouisasten staan aan de kant.
Net als bij een voetbalwedstrijd van pro
fessionals eigenlijk. A.S.H.
(Van een ANP-verslaggever)
ALTERSHEIM HELLBRUN: 106 Russen, 20
Oekrainers, 1 Est, 1 Bulgaar, 6 Polen, 22 Hon
garen, 23 Serven, 3 Letten, 1 Tsjech het is
in deze vroegere kazerne aan de rand van Salz
burg een internationaal gezelschap ouden van
dagen. De mannetjes en vrouwtjes schuifelen
door de gangen en zalen, babbelen wat, rodde
len een beetje en wachten. Niet op een nieuwe
toekomst die is er voor hen immers niet
meer, maar bijvoorbeeld op het volgende zak
geld van dertig schilling in de maand, op een
brief van een zoon in Australië, of zomaar op
het eten. En op een rustige dood na een roerig
leven.
De dood is erg belangrijk in Hellbrun: als hij
door de brede gangen gaat wordt zijn spoor
nauwkeurig gevolgd. En zodra hij één hunner
met zich heeft meegevoerd, brengen de over
geblevenen uit hun schamel inkomentje het geld
bijeen voor een goede begrafenis en voor een
monumentje op het graf. Velen gaan mee naar
het kerkhof, in de zekerheid, dat ook zij eens
dezelfde eer zullen meekrijgen.
Het leven is ook belangrijk in Hellbrun, voor
al als het moet worden doorgebracht in een
kazernegebouw uit de vorige eeuw. Oude men
sen zijn geen soldaten en de leiding van het
tehuis is dan ook uit op verbeteringen waar die
maar mogelijk zijn. Vier grote verlangens zijn
er in dit opzicht" centrale verwarming van het
vechtige, tochtige gebouw, een nieuwe indeling
van de zalen in betere kamertjes, zodat meer
mensen een eigen hokje krijgen om zichzelf te
zijn, verbetering van de primitieve ziekenafde
ling eneen lift, die de stramme mensjes
het beklimmen van de vele trappen naar de
hoogste verdiepingen kan besparen. Twee ton
kosten die plannen. Tot vorig jaar was er geen
kijk op, dat ze kunnen worden uitgevoerd. Maar
nu liggen er tachtigduizend Nederlandse guldens
op tafel, afkomstig uit de uurloonactie van vorig
jaar. Dr. V. A. M. Beermann, de vertegenwoor
diger in Oostenrijk van de UNO-commissaris
voor vluchtelingen, zal proberen de rest volgend
jaar als een van de eerste punten op het nieuwe
projectenschema te krijgen. Met de tachtig
mille kan alvast iets worden gedaan en dat zal
binnenkort gaan gebeuren. Is het hele plan
uitgevoerd, dan kunnen er tweehonderddertig
ouden van dagen een plaats in het tehuis vinder-
Die komen uit de barakkenkampen, zoals
die oude Tsaristische generaal, uit een baardstoppels op de ingevallen kaken. Het weghalen", doet hij weten. Dr. Beermann
barakkenkamp is gekomen. Samen met portret kijkt op hem neer. Hij heeft wei- bevestigt de woorden van de geestelijke,
zijn vrouw, een keurig kwiek dametje, njg energie meer. Nooit slaat hij de kerk- „Wonderlijke geruchten en verhalen heb-
wandelt hij door de gangen of zit hij in d.iensten over van de, Russisch-orthodoxe ben door de kampen de ronde gedaan. Er
de afdeling „arbeidstherapie". Daar buigt priester Simeon Sudorgin, een gevluchte zou geplunderd worden en wat al niet
hij dan het hoofd waarop geen haar heeft geestelijke, die in een kamer op de eerste meer. Onzin natuurlijk". Maar op aan-
willen beklijven over een blokje hout en verdieping een kapelletje heeft ingericht, drang van dr. Beermann heeft de Oosten-
maakt hij met mesjes en pincetjes mooie j-fjj heeft er zijn altaar, zijn ikonen, zijn rijkse regering een verklaring uitgegeven,
kleine imitaties van grote beeldhouwwer- schilderingen van heiligen, zijn wierook- waarin zij herhaalt, dat Oostenrijk als vrij
werken, of werkjes naar eigen lantasie. geur. Een tikje ijdel streelt hij behoed- land alle verplichtingen jegens vluchtelin-
De leider van het tehuis is zeer tevreden vaam zijn witte baard als het oog van een gen. zoals die internationaal zijn vastge-
over de onderlinge verstandhouding. Er fototoestel op hem wordt gericht. legd, stipt zal*nakomen,
is wel eens wat gekibbel, maar ja.als Alles in dit huis is al oud. De atmosfeer
de verbouwing maar eenmaal is uitge- ;3 verschaald. Met voorzichtige stappen TOT HET Altersheim Hellbrun is de on-
voerd.... Dan krijgt wellicht ook die oude gaat de oude Simeon door de gangen, waar rust niet doorgedrongen. Daar wordt de
kozak een nieuw kamertje in plaats van het zonlicht door de ramen weifelt. De rust alleen verstoord door kibbelarijtjes
het nauwe kleine hokje, waar amper een ]ast zijner verantwoordelijkheid drukt tussen Russische vluchtelingen van tijdens
bed en een tafel kunnen staan en waar hem. ofschoon hij die deelt met zijn aarts- en van ver na de revolutie, bezwaren tegen
maar weinig daglicht doordringt. Eens is bisschop, Stephan geheten, die ook in Oos- het feit dat in de mooie conversatiekamer
hij de schrik van de Duitsers geweest. Er tenrijk in een vluchtelingenkamp woont met de gemakkelijke stoelen niet gerookt
hangt tenminste een vervaarlijk portret en zjjn enke]e duizenden gelovigen overal mag worden, zodat er bijna nooit iemand
van hem, in uniform en met snor, boven nog steeds bezoekt, ondanks zijn meer dan zit, enfin, door kleinigheidjes die hier be-
zijn bed. Dat is van 1917. Nu zit op dat tachtig jaren. Aartsbisschop Stephan staat langrijk zijn. Het is gezond leven in Heil
bed een oude, verfomfaaide oude man, met n0g Volop in de werkelijkheid en hij deelt brun: de mensen worden er oud in de
de onrust onder zijn gelovigen. Onrust, schaduw van hun verleden. Het sterfte-
ontstaan door het sluiten van het vredes- cijfer is erg laag en de bewoners zijn daar
verdrag met Oostenrijk, dat tot gevolg trots op. vooral de generaal. Maar het
heeft dat alle bezettingstroepen verdwij- wordt tijd, dat die verwarming en die lift
nen. Oostenrijk is nu een onbeschermd er komen. Misschien komt daar nog meer
'and. maakt hij duidelijk via zijn tolk, een geld voor uit Nederland, uit de nieuwe
non, die zijn zeer eenvoudige huishouden- actie die nu wordt gevoerd. Dat zou erg
tie doet. „Holland moest maar een schip prettig wezen. Al die trappen, als men
-turen en daarop alle gevluchte Russen een hartkwaal heeft
In het Altersheim Hellbrun (in Salzburg), heeft de vluchtelingenpriester S.
Sudorgir. van de Russisch-Orthodoxe Kerk een kapelletje ingericht, waarin
hij voor zijn medevluchtelingen diensten houdt.
October roert mijn staart
AMSTERDAM, October. Als ik hier
op Schiphol naar buiten kijk door de
grote ramen van het restaurant voor ver-
trekkenden, zie ik een eigenlijk teleur
stellend aantal vliegtuigen. Elk vliegveld,
waar ik tot nog toe in Europa ben ge
weest, is mij altijd beschreven als een
van de belangrijkste met een zeer druk
verkeer. En iedere keer ook al weet ik
inmiddels wel beter heb ik nog een
age hoop, dat er eindelijk eens een vlieg
veld zal blijken te zijn, dat beantwoordt
aan mijn verwachtingen van „druk ver
keer": dat betekent, dat ik er net zoveel
vliegtuigen wil zien, als er auto's staan
op een grote parkeerplaats. Dat je over
de vliegtuigen kunt lopen en dat er een
inderdaad onophoudelijk komen en gaan
is van allerlei luchtmonsters. Maar hoe is
de realiteit op Schiphol, werkelijk een bij
zonder belangrijk vliegveld, internatio
naal gezien zelfs? Welnu, er staan er hier
voor het restaurant vijf en dat is al meer
dan normaal. Verder naar achteren staan
er nog een paar uitgerangeerde, blijkbaar
half vergeten vliegtuigen, die niet hele
maal mee lijken te spelen. Uit een han
gar, uiterst links, steekt nog de kop van
een Super-Constellation. Dat is alles.
Die vliegtuigen zijn wel heel groot, dat
moet ik toegeven. En dat helpt iets in het
algemeen teleurstellende beeld. Het zijn
voornamelijk van die dingen waar ik wel
nooit in zal vliegen tenzij dit nog eens
goedkoper zal worden, dan ik denk.
Kleinlijkende mannetjes klimmen overal
op en in die enorme toestellen. Het komt
mij altijd voor, dat de mannen die dit
werk doen óf zorgvuldig de schijn ophou
den, dat zo'n ding hun niet imponeert, óf
zo'n schandelijk gebrek hebben aan ver
beeldingsvermogen, dat zo'n vliegtuig
hun echt niet interesseert.
Zelf ben ik altijd weer onder de in
druk, als zo'n hele grote binnenkomt en
ik daar zonder moeite en met behulp van
de stationsomroepster met haar ver
veelde stem, bij kan denken dat ditzelfde
gevaarte gisteren nog in New York of
een paar dagen geleden in Tokio op de
grond stond. Ik kan dan ook niet nalaten
met een zekere bewonderende nieuwsgie
righeid te kijken naar de mensen, die uit
die vliegtuigen komen met gezichten van: