Waar wonderkind Mozart te Haarlem logeerde ie&ïrh De hoofdstad van Paraguay Er zou een gedenksteen moeten komen in het oude pand kl\ 4,/r - Iegen was> vond ik Marokko in Amsterdam Film over predikant John Marshall Kasteel „Dolni Krupa" Beethoven-museum „Morgen zie ik je weer" Teveel uiterlijk effect Kort verhaal door fcnrft my/fm# m deinst JfóH £t tx-TOAVli ~&t«cV -.(zi t5«i4>^vrhi.t tifint £t«ri J*u»u( <r> &Uaftntfe«tl 4/j* toM-d-mr&tA\^my>a,- TER GELEGENHEID van het Mo- <Jigde mij het boek in tegenwoordigheid zart-jaar lijkt het ons passend in her- ™n de organist die onze Wolfgang uitno- J, i.i -i digde op het zo beroemde Haarlemse orgel mnermg te brengen, dat de geniale com- Speien, hetwelk de volgende ochtend van ponist, als knaap van tien jaar, in Haar- 10 tot 11 uur geschiedde. Het is een treffe- lem vertoefd heeft - al is het dan waar- Ljk mooi werk van 68 registers, nota bene, schijnlijk slechts een dag en een nacht geweest en dat hij toen op het be roemde orgel van Christiaan Müller in de Grote Kerk gespeeld heeft. HET FEIT is algemeen bekend en door vader Mozarts correspondentie en dagboek gewaarmerkt. De juiste datum is niet met zekerheid te noemen. Scheurleer vermoedt dat het ongeveer half Maart 1766 moet zijn geweest. Uit de herinneringen van Mozarts zusje Marianne, opgetekend door Notte- bohm, kan men afleiden dat het pas half April was. Het zal wel op doorreis geweest zijn van Den Haag naar Amsterdam of om gekeerd. Het tweede is aannemelijker dan het eerste, daar in va der Mozarts dagboek r eerst aantekeningen H- g/Pi/jh) staan over Den Haag (gedateerd 8 Maart 1766) en daarna over Amsterdam en ten slotte over de stad daartussen. En daar de tweede tocht der Mozarts van Den Haag naar Amsterdam het begin van hun uittocht uit Nederland betekende (via Utrecht en Rotterdam) is er alle reden om aan te nemen dat op de tweede doortocht van Amsterdam uit in Haarlem halt gehouden werd. En dit was enige dagen na 11 Maart. In 1763 was vader Leopold Mozart, met zijn vrouw en zijn twee kinderen, de elf jarige Marianne en de achtjarige Wolfgang Amadeus, van Salzburg uit een concertreis begonnen, die niet minder dan drie jaren in beslag genomen heeft. De tocht ging door Duitsland, België, Frankrijk, Enge land en Holland. Oorspronkelijk was ons land in het reisplan niet voorzien. De zake lijke vader rekende uit, dat een concert- tournée in Holland niet veel zou opleveren. Bovendien vond hij de Hollanders ,,ein bischen grob" zoals wij in een van zijn brieven lezen. Maar toen de Mozarts in En geland waren, werden zij door de Holland se gezant aldaar zo dringend uitgenodigd om naar het hof in Den Haag te komen, dat vader Leopold van inzicht veranderde. De reis had nu een concreet doel: er was een goed onthaal verzekerd bij prinses Ca roline van Nassau Weilburg (die zelf zeer veel aan muziek deed) en vooral was er bet uitzicht op concerten en compositie opdrachten, ter gelegenheid van de instal latie van de jonge Stadhouder Willem V. die op 8 Maart 1766 in Den Haag moest alles van tin, want hout duurt niet in dit vochtige land." Dit laatste slaat klaarblijkelijk op do oorspronkelijke metalen subbas, die echter later door de orgelmaker Friederichs in een houten veranderd werd, die er nu nog is. Wat die vochtigheid betreft, waar hout niet tegen bestand zou zijn, valt het dus nog al mee. De bedoelde musicus was Hen- ricus Radeker, die van 1734 tot 1774 stads- organist was. Dat is het hele relaas over het verblijf van Mozart in Haarlem, behalve dat we weten waar de familie gelogeerd heeft, want dit adres vinden wij in het dagboek van vader Leopold aangetekend: „I-Iarlem, zum golden Fliess, Logist". OP ZOEK naar de plek waar dit loge- l ment gestaan en ge- ergens deze aan wij- \Jf zing: ,,'t Vergulde I y Vlies" op de Groote I Markt, achter aen de J Noortseyde van de Groote Kerk, achter uytcomenöe in de Schoolsteegh". Bij nader onderzoek in het Haarlems ge meente-archief bleek uit tekeningen, aqua rellen en andere bescheiden, dat het „Gul den Vlies" het rechter gedeelte besloeg van de drievoudige woning, die eens het huis van Laurens Janszoon Coster geweest is. Volgens Schrevelius werd dit huis, dat de ruimte omvatte die nu door het Studio Theater ingenomen is, in de zestiende eeuw geheel „verbouwd, gesmaideeld en aan drie verscheyde Meesters gebragt". Het vrij smalle links gelegen pand bleef in naam het „Costerhuis". De drukkersfamilie Van Hulkenroy heeft er tot op het eind van de achttiende eeuw haar bedrijf uitgeoefend. Ondertussen werden de twee achterpanden te zamen gevoegd en dat werd het „loge ment" nu zouden we zeggen: het „hotel" waar de Mozarts in het voorjaar van 1766 logeerden. Op tal van oude prenten vormen de twee trapgevels, uitstekend bo ven de lagere en meer gedrongen geveltop van het zogenaamde Costerhuis een sier lijke karteling in het bijzonder mooie sil houet van de huizenrij tussen Schoolsteeg cn Jansstraat zo ook nog op een fraaie sepiaplaat van D. Verrijk, uit het jaar 1765, Latere verbouwingen, in 'de Franse tijd, hebben heel wat van dit stadsschoon hope loos bedorven. De puntgevels verdwenen. Wat er voor in de plaats kwam, was het be- Het was een kroeg geworden het „Bo- sche Koffyhuis" die op den duur een zo bedenkelijke reputatie kreeg, dat men in de wandeling van het „boze koffiehuis" sprak. Een nieuwere bewoner was net begonnen de zaak wat op te halen, toen bij een ver bouwing het huis verwoest werd. HET VERBLIJF in Holland is een inte ressante episode van de grote rondreis ge worden. Zowel de burgerij in de residentie, in Amsterdam en Utrecht, als de hoge hof kringen genoten van het klavierspel van het wonderkind Wolfgang Amadeus en verbaasden zich over zijn vroegrijp compo- op dit huis geen zegen rustte sinds er geen sitietalent. Merkwaardige getuigenissen van drukkersbedrijf meer in uitgeoefend werd. dit laatste bezitten wij in tal van compo- sities van de jonge Mozart, die hij in die dagen schreef. Hiertoe behoren niet alleen een symphone, zes sonates en ander werk, maar ook een uitvoerige tafelmuziek voor orkest, waarin het Wilhelmus fugatisch verwerkt is, benevens een variatiewerk voor klavier over het Wilhelmus. EEN BIJZONDERE oorzaak heeft de Mozarts naar Haarlem gelokt. Ten einde de nieuwe muziektypen uit zijn lettergiete rij te demonstreren had Johannes Enschedé de Vioolmethode van Leopold Mozart ter perse gelegd in een Nederlandse vertaling, welke uitgave hij aan de jarige Stadhouder ter gelegenheid van zijn installatie opdroeg en aan deze in prachtband overhandigde. Daarop moet dan van de zijde van Johan nes Enschedé de uitnodiging aan de Mo zarts gevolgd zijn om op doorreis in Haar lem af te stappen en een luxe-exemplaar van het werk in ontvangst te nemen. Zoals dan ook gebeurd is. In een brief aan een vriend in Salzburg schreef Leopold daarover onder meer: „De uitgave is buitengewoon fraai, ja nog mooier dan de mijne. De uitgever (de boek drukker in Haarlem) kwam naar mij toe met eerbiedige plichtpleging en overhan- Logement „Het Gulden Vlies" te Haar lem naast de puinhoop van het Coster huis (naar een aquarel uit het jaar 1818) ü,«;t Sfcsl ffcr.&kwn ut?)* $|en>cn {••Btywwfc.ftiwl <i<-r xfc-.ia, plaats hebben en op 11 Maart en volgende gm van de smakeloosheden die de eeuw op dagen in Amsterdam zou worden gevoerd. dlt Punt berucht zou maken. Zo zien we op een aquarel uit 1818 het gemoderniseer de logement „Het Gulden Vlies" netjes en deftig overeind staan tegenover het beeld van Coster, dat we nu op het Prinsenhof kunnen vinden, terwijl het Costerhuis, daarnaast, in elkaar gezakt is. Die ramp gebeurde op 13 Mei 1818. Het leek wel of En naast die puinhoop troonde onver stoord het deftige „Gulden Vlies", waar men „logeerde te voet en te paard" en waar de patroon D. H. Ohlmeyer op internatio naal gastenbezoek rekende, gezien het ge lithografeerde reclamebiljet, waarop hij zijn eeuwenoude en gereputeerde zaak in vier talen aanprees met nog een fraai klinkende versregel op de stad: „O Haarlem, pronk juweel der Nederlandse steden". IIIER HEEFT MOZART, een der grootste genieën van alle tijden gelogeerd. Er heeft iemand geslapen die als kind een wonder was, die als volwassen een wondermens gebleven is en wiens muziek ons nog steeds van al zijn wonderen vertelt. Als ik mijn zin krijg wordt op die plek, waar „Het Gul den Vlies" stond, een gedenksteen aange bracht, die in lengte van dagen de herin nering zal levend houden aan een simpel feit, dat achteraf helemaal niet simpel is, omdat het een genie betreft dat de wereld, dus ook ons, verrijkt heeft. Wie bij geval de aanleiding tot het aanbrengen van een gedenksteen te gering zou achten, moge het dan als een passend voorwendsel beschou wen om te betogen: Dank u, Mozart, voor al het heerlijks dat gij ons in uw korte leven geschonken hebt. JOS. DE KLERK Reclameplaat van logement „Hei Gul den Vlies" (naar een steendruk). Het Costerhuis links naast het logement is weer opgebouwd. In het Tropenmuseum te Amsterdam heeft de culturele raad bij de Franse am bassade, prof. Etienne Guilhou, een kleine tentoonstelling over Marokko geopend. „Niet omdat Marokko de laatste tijd zo in het nieuws is,werd deze expositie ingericht, maar wel om de plaats te doen uitkomen, die Marokko als overgangsgebied tussen Europa en Donker Afrika inneemt. Het is een land waar twee werelddelen, twee kli maten en meer dan twee volken en cul turen aan elkaar grenzen", aldus een toe lichting van prof. dr. R. A. M. Bergman. Marokko heeft reeds vroeg contact ge kregen met ons land: in 1610 sloot Neder land, vermoedelijk als een der eerste lan den, een verdrag met deze Moslemstaat. Nadat de Moren uit Spanje waren verdre ven en terugkeerden in Marokko, konden zij moeilijk middelen van bestaan vinden. Zij legden zich toen toe op de zeeroverij, die voor de Hollanders, toen in de zestiende en zeventiende eeuw de handel op de Le vant op kwam, een gevaarlijke bedreiging vormde. Het verdrag is op de expositie te zien. Tot de velen, die door de zeerovers slaaf werden gemaakt en elf maanden ge vangen gehouden, behoorde de adelborst Staring, de vader van de dichter. Met behulp van gebruiksvoorwerpen, muziekinstrumenten, tapijten, kledij,kunst voorwerpen, landbouwproducten, kaarten, diorama's en foto's, wil de expositie een beeld van land, volk, bestaansmiddelen en de economische betekenis van Marokko geven. Dagelijks demonstreert een Marok kaanse voorts het tapijtknopen. WENEN (United Press) Het kasteel „Dolni Krupa" in Slowakije, waar Ludwig van Beethoven verscheidene jaren van zijn leven heeft doorgebracht, zal tot een Beet- hevenmuseum gemaakt worden, aldus een bericht in het in Praag verschijnende blad „Lidova Demokracie". Beethoven heeft op dit kasteel zijn Pas torale en delen van zijn „Mondschein- Sonate" gecomponeerd. OMSTREEKS HET JAAR 1920 emigreerde een jonge Schot naar de Verenigde Staten, omdat hij zich door God geroepen voelde daar het Evangelie te verkondigen. Zijn naam was Peter Marshall. Hij werd predi kant en maakte zich spoedig bekend en be mind. Toen hij eenmaal was beroepen te Washington in de oude historische kerk van de presidenten, breidde zijn roem zich uit. Zijn preken trokken honderden toe hoorders. Men moest zelfs buiten de kerk luidsprekers aanbrengen om de velen, die zijn diensten niet konden bijwonen, scha deloos te stellen. Zij trotseerden regen en koude. Tijdens de oorlog richtte Peter Marshall voor de verlofgangers in het ker- kehuis een cantine op, die een grote be langstelling genoot. Na de oorlog werd hij prediker van de Senaat. Toen trof hem een hartaanval, waarvan hij nog lang niet was hersteld of men zag hem al weer terug aan zijn werk. Een tweede attaque kwam hij niet meer te boven. In de kracht van zijn leven stierf een man, die een geestelijke vernieuwing had teweeg gebracht. DEZE MAN EN ZIJN LEVEN vormen het onderwerp van de film, die weldra in ons land onder de titel „Morgen zie ik je weer" wordt uitgebracht. Het is gebaseerd op het boek, dat Catharine Marshall heeft gewijd aan haar echtgenoot en dat in Amerika een grote omzet bereikte. De titel van het boek luidt: „A man called Peter". Het is inmiddels in Nederlandse vertaling ver schenen. Ik heb tot mijn spijt niet de ge legenheid gekregen de geschreven levens geschiedenis van Peter Marshall te lezen. Wel zag ik zijn verfilmde levensverhaal en daarvan moge ik u verslag uitbrengen. Een verslag dat de integriteit van een oprecht Christen en groot prediker voorop stelt, ook al zal het aan critische aantekeningen ten aanzien van de filmwaarde van zijn leven niet ontbreken. Wat is immers het geval? De gehele film door doet menn zijn best ons te doen gelo ven dat Peter Marshall een sterk en op God gericht innerlijk leven leidde, waaruit hij de kracht putte om de problemen van de dag met durf en werkelijkheidszin te gemoet te treden zonder dat zijn vertrou wen in de leiding van God ook maar één moment verflauwde. De denkbeelden, die hij verkondigde, de originele visie, welke hij ontvouwde ten opzichte van de beteke nis van God in ons leven, zijn moderne wijze van verkondiging van het Evangelie, het vloeide allemaal voort uit zijn sterke innerlijke overgave aan Gods leiding, waar door Peter Marshall alleen al van zijn per soonlijk leven een zo doorleefde gebeurte nis maakte, dat zijn echtgenote nu nog vol erkentelijkheid en weemoed getuigt, hoe hun huwelijk haar de gelukkigste ja ren van haar leven heeft bezorgd. Altijd gaf Peter Marshall zich met hart en vurig heid. Half deed hij niets. Hij durfde te bre ken met lege tradities. Wat hij ervoor in de plaats zette had zin en inhoud. De film wil ons dat doen geloven. Wij nemen dat aan, maar het is meer op gezag van het feit, dat er een film over zijn leven is gemaakt dan uit het gezag van de film zelf. Want regisseur Henry Koster heeft nu net niet het innerlijk van Peter Marshall zichtbaar gemaakt. Hij kon dat niet. omdat TOEN IK VOELDE dat de koorts ge zakt was, richtte ik mij op om de om geving te verkennen. Het was blijk baar middag. De acht bedden aan de overkant sliepen en het zonlicht stond doodstil op de gordijnen. In de hoek knikkebolde een gezette zuster boven een tafeltje met een kaartenbak. Ik keek naar links. In het bed naast het mijne sloeg een man in trage regel maat de bladzijden van een dun boek om. Hij had de verbeten trek om de mond van iemand, die tegen een over macht vecht. Ik zag dat het boek ge dichten bevatte. Inmiddels werd ik in mezelf een groeiend gevoel van onbe hagelijkheid gewaar. Ik herinnerde me, dit gevoel eens ergens gelezen te heb ben. „Het is of iemand mij gadeslaat", dacht ik. Ik keek dus naar rechts. In het bed naast het mijne zat een man met een bril. Hij hield een lineaal losjes tus sen duim en wijsvinger en tikte daar mee licht op de deken. Hij keek mij streng aan en vroeg: „Wat is de hoofd stad van Paraguay?" Ik begreep, dat de koorts nog niet ge zakt was en kroop weer helemaal on der de dekens, 's Avonds durfde ik niet op de thermometer te kijken, maar ik voelde me goed. De volgende mor gen werd ik gewekt door een zuster. Ze wees op een bord met boterham men. „De koorts is weg", zei ze. „Eten!" Ik at alles met gesloten ogen op en verdween weer onder de dekens. Na een uur groef ik een gang naar links en gluurde naar buiten. De man met de verbeten trek las nog in een dun boek. Dat beviel me helemaal niet. Ik sloeg hem lange tijd gade, maar hij bladerde steeds evenveel terug als vooruit. Het zag er niet naar uit dat hij het boek vlug gelezen zou hebben. Ik trok de gang weer dicht, wachtte nog een uur en groef naar rechts. Ik deed er een kwartier over en zag toen al leen een hand, die een lineaal losjes op en neer bewoog. De koorts nam weer toe. Ik overwoog een tweede gang,, meer Noordelijk, toen de hand ver dween en de bril verscheen. „Je weet het niet, hè!" hoorde ik ge dempt. Ik sloeg de dekens weg en ging zitten. „Buenos Aires", zet ik flink. Hij schudde langzaam het hoofd. Ik keek beschaamd voor me. De anderen schonken geen aandacht aan ons. Links hoorde ik het geritsel van de gedich ten. Ik begreep, dat ik alleen was. 's Middags, tijdens het bezoekuur, ver scheen de aalmoezenier in de deur opening. Hij keek rond en stapte op mijn bed af. „Ik ben de aalmoezenier", zei hij trots. Ik ging in de houding liggen. „Ga maar op de plaats rust liggen", zei hij vriendelijk. „Geen bezoek? Waar woont je fami lie?" „Paraguay", antwoordde ik. Hij sprong op en raadpleegde de koortskaart. Toen ging hij weer zit ten. „Waar zei je?" „Paraguay", herhaalde ik. „In de hoofdstad, inIk knipte ongedul dig met vinger en duim. „Kom.... hoe heet het ook weer". „Ja, ja", riep hij, „arme jongen, je zou zeker wel eens naar ze toe wil len?" „Inderdaad", zei ik mat Hij tekende iets aan in een boekje en stond weer op. „Vertrouwen hebben, kerel". Ik knikte en kroop weer onder de de kens. De volgende dag mocht ik er al een uur uit. Daar was ik erg blij om. Ik ging direct naar de andere zaal en vroeg aan de zuster waar de biblio theek was. „In de andere vleugel", zei ze. Het hospitaal was zeer groot. Ik liep twintig minuten aan één stuk. „Heeft u een wereldatlas?" vroeg ik in de bibliotheek, waar ook al een zuster zat. Ze sloeg een schrift open. „Die is uit", verklaarde ze, „dokter Bierenbroodspot heeft hem, al drie maanden". „Dan wordt het tijd dat hij hem eens teruggeeft", zei ik kwaad. Ik ging terug en begon, toen ik weer een zuster zag, te hollen. „Waar is dokter Bierenbroodspot?" riep ik hijgend. Ze schrok. „Tweede gang rechts, aan het eind". Aan het eind van de tweede gang rechts was een deur waarop „Operatie zaal" geschilderd was. Er brandde een rode lamp. Ik klopte, maar hoorde niets. Ik klopte nog eens, luider. Na enkele minuten verscheen een zuster met een wit masker. „Ik moet dokter Bierenbroodspot dringend spreken". Ze aarzelde, maar ging. Bierenbroodspot verscheen even eens met een wit masker voor zijn mond en een eigenaardige schaar in zijn hand. „Wat wilt u?" vroeg hij helder. „De wereldatlas van de bibliotheek", zei ik. „U heeft hem al drie maan den". Hij werd rood. Ik voelde wel, dat er iets was met die atlas. Kapot mis schien, of helemaal zoek. Hij keek me nog eenmaal aan en sloot de deur. 's Middags kwam de aalmoezenier weer. Hij babbelde en ik luisterde ver- veeld. Belangstelling had ik niet meer voor hem, ik wist al dat hij de hoofd stad van Paraguay ook niet kende. Toen hij op het punt stond weg te gaan, werd ik Bierenbroodspot, de chirurg, in de deuropening gewaar. Hij zag mij en kwam verlegen naar ons toe. „Hier is de atlas", zei hij. „Alleen de kaart van Zuid-Amerika is gescheurd, maar ik heb hem geplakt". Ik sloeg Zuid-Amerika op. De plak band liep dwars door Paraguay, de hoofdstad was totaal verdwenen. De volgende morgen begon de man met de lineaal zich volledig aan te kle den. Ik begreep, dat hij wegging. Ik holde naar de portier en telefoneerde naar een kennis die onderwijzer was in een stadje, honderdveertig kilometer van het hospitaal. Het duurde ander half uur voor de verbinding tot stand kwam en toen moesten ze hem uit zijn klas halen. „Asuncion", zei hij kort en toen kon hij weer naar zijn klas gaan. De man met de bril was verdwenen. De lineaal lag er nog. In zijn bed lag iemand helemaal onder de dekens. Ik j nam de lineaal en wachtte twee dagen, j Toen richtte de nieuwe zich op om de omgeving te verkennen. Hij keek naai de slapende bedden aan de overkant en zag het zonlicht doodstil op de gor dijnen staan. Hij keek naar rechts. Daar lag iemand te lezen. Ik tikte licht met de lineaal op de deken. Toen keek hij om. „Wat is de hoofdstad van Para guay?". vroeg ik. Hij keek mij lang aan. Ik dacht aan de aalmoezenier die straks zou komen j en aan de atlas die nog op naam van Bierenbroodspot stond, de atlas met de plakband over Paraguay. Maar hij verdween niet onder de de kens. Hij nam traag een glas van zijn kastje en dronk. „Je zuster", zei hij. (Nadruk verboden) Richard Todd als John Marshall hij zozeer de nadruk heeft gelegd op het woord. Hij heeft eigenlijk niet meer gedaan dan Peter Marshall een heleboel keren la ten preken. Die preken zijn de moeite waard. Maar dan luisteren we naar wat er gezegd wordt: het woord Gods, dat tot ons komt door de mond van de prediker. Wil men ons eerbied en bewondering af dwingen voor de persoon van de prediker, dan is het noodzakelijk, dat men ons die per in het eigenlijke leven van deze man binnenvoert. Maar dan mag men niet vol staan, zoals in deze film, met ons een Pe ter Marshall (in de gedaante van Richard Todd) voor ogen te voeren die op gezette tijden met een ernstig en verwrongen ge laat verklaart, dat God hem heeft geroe pen of dat God hem iets heeft gezegd. Daarmee is men er niet. Hoe sympathiek de film ons de dominee ook voorstelt, zijn persoonlijk leven bepaalt zich alleen tot die reeds vermelde uitspraken, tot een ro mantische en lichtelijk sentimentele schil dering van zijn gelukkig huwelijksleven en het aanduiden van zijn Schotse afkomst. Men leert er vooral uit zijn ijver en zijn enorm doorzettingsvermogen. Maar Peter Marshall, zoals we hem leren kennen uit de film, gaat het allemaal net iets te glad af. Strijd voert hij niet. En als hij die voert wordt deze ons niet getoond of ons voor gespiegeld op de conventionele manier van de filmmakers, die precies weten hoe ze hun effecten moeten plaatsen om bij het publiek succes te boeken. Peter Marshall praat in deze film erg veel over God. Te pas, maar ook te onpas. De carrière van de eenvoudige Schotse jongen heeft de film biografen blijkbaar meer aangegrepen dan de geloofskracht, waaruit zij voortkwam. Het uiterlijke overwoekert het innerlijk. DAAROM, HOE WIJ OOK geneigd zijn aan te nemen, dat Peter Marshall een bij zonder mens was, de film geeft daarvan ten hoogste een aanduiding. Wanneer men onbevooroordeeld tegenover deze stof staat, zal men zich laten meeslepen en terecht getroffen worden door zijn preken en gelo ven in de grootheid van zijn persoon. Maai de onkerkelijken, voor wie „Morgen zie ik je weer" ook bedoeld is, zullen niet in hun diepste zelf worden getroffen. De film ver zuimt met haar middelen nieuwe verge zichten te openen, zoals zij dat bijvoorbeeld wel deed in „Tot u zal ik spreken" („The next voice you hear"). Ik zal niet zo ver gaan te beweren, dat zij het tegenoverge stelde effect sorteert van wat zij bedoelt, zoals een onkerkelijk toeschouwer mij wenste te verzekeren. Ik meen echter wel te moeten opmerken, dat zij haar titelheld tekort doet. Ook al zullen vele gelovenden er door gesticht en ontroerd worden maar dan door het woord, dat via de film tot ons komt P. W. FRANSE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 16