Waar wonderkind Mozart
te Haarlem logeerde
ie&ïrh
De hoofdstad van Paraguay
Er zou een gedenksteen moeten
komen in het oude pand
kl\ 4,/r - Iegen was> vond ik
Marokko in Amsterdam
Film over predikant
John Marshall
Kasteel „Dolni Krupa"
Beethoven-museum
„Morgen zie ik je weer"
Teveel uiterlijk effect
Kort verhaal door
fcnrft my/fm# m deinst
JfóH £t tx-TOAVli
~&t«cV -.(zi
t5«i4>^vrhi.t tifint £t«ri J*u»u( <r> &Uaftntfe«tl
4/j* toM-d-mr&tA\^my>a,-
TER GELEGENHEID van het Mo- <Jigde mij het boek in tegenwoordigheid
zart-jaar lijkt het ons passend in her- ™n de organist die onze Wolfgang uitno-
J, i.i -i digde op het zo beroemde Haarlemse orgel
mnermg te brengen, dat de geniale com- Speien, hetwelk de volgende ochtend van
ponist, als knaap van tien jaar, in Haar- 10 tot 11 uur geschiedde. Het is een treffe-
lem vertoefd heeft - al is het dan waar- Ljk mooi werk van 68 registers, nota bene,
schijnlijk slechts een dag en een nacht
geweest en dat hij toen op het be
roemde orgel van Christiaan Müller in
de Grote Kerk gespeeld heeft.
HET FEIT is algemeen bekend en door
vader Mozarts correspondentie en dagboek
gewaarmerkt. De juiste datum is niet met
zekerheid te noemen. Scheurleer vermoedt
dat het ongeveer half Maart 1766 moet zijn
geweest. Uit de herinneringen van Mozarts
zusje Marianne, opgetekend door Notte-
bohm, kan men afleiden dat het pas half
April was. Het zal wel op doorreis geweest
zijn van Den Haag naar Amsterdam of om
gekeerd. Het tweede is aannemelijker dan
het eerste, daar in va
der Mozarts dagboek r
eerst aantekeningen H- g/Pi/jh)
staan over Den Haag
(gedateerd 8 Maart
1766) en daarna over
Amsterdam en ten
slotte over de stad
daartussen. En daar
de tweede tocht der
Mozarts van Den Haag naar Amsterdam
het begin van hun uittocht uit Nederland
betekende (via Utrecht en Rotterdam) is
er alle reden om aan te nemen dat op de
tweede doortocht van Amsterdam uit
in Haarlem halt gehouden werd. En dit was
enige dagen na 11 Maart.
In 1763 was vader Leopold Mozart, met
zijn vrouw en zijn twee kinderen, de elf
jarige Marianne en de achtjarige Wolfgang
Amadeus, van Salzburg uit een concertreis
begonnen, die niet minder dan drie jaren
in beslag genomen heeft. De tocht ging
door Duitsland, België, Frankrijk, Enge
land en Holland. Oorspronkelijk was ons
land in het reisplan niet voorzien. De zake
lijke vader rekende uit, dat een concert-
tournée in Holland niet veel zou opleveren.
Bovendien vond hij de Hollanders ,,ein
bischen grob" zoals wij in een van zijn
brieven lezen. Maar toen de Mozarts in En
geland waren, werden zij door de Holland
se gezant aldaar zo dringend uitgenodigd
om naar het hof in Den Haag te komen,
dat vader Leopold van inzicht veranderde.
De reis had nu een concreet doel: er was
een goed onthaal verzekerd bij prinses Ca
roline van Nassau Weilburg (die zelf zeer
veel aan muziek deed) en vooral was er
bet uitzicht op concerten en compositie
opdrachten, ter gelegenheid van de instal
latie van de jonge Stadhouder Willem V.
die op 8 Maart 1766 in Den Haag moest
alles van tin, want hout duurt niet in dit
vochtige land."
Dit laatste slaat klaarblijkelijk op do
oorspronkelijke metalen subbas, die echter
later door de orgelmaker Friederichs in
een houten veranderd werd, die er nu nog
is. Wat die vochtigheid betreft, waar hout
niet tegen bestand zou zijn, valt het dus
nog al mee. De bedoelde musicus was Hen-
ricus Radeker, die van 1734 tot 1774 stads-
organist was.
Dat is het hele relaas over het verblijf
van Mozart in Haarlem, behalve dat we
weten waar de familie gelogeerd heeft,
want dit adres vinden wij in het dagboek
van vader Leopold aangetekend: „I-Iarlem,
zum golden Fliess, Logist".
OP ZOEK naar de
plek waar dit loge-
l ment gestaan en ge-
ergens deze aan wij-
\Jf zing: ,,'t Vergulde
I y Vlies" op de Groote
I Markt, achter aen de
J Noortseyde van de
Groote Kerk, achter
uytcomenöe in de Schoolsteegh".
Bij nader onderzoek in het Haarlems ge
meente-archief bleek uit tekeningen, aqua
rellen en andere bescheiden, dat het „Gul
den Vlies" het rechter gedeelte besloeg van
de drievoudige woning, die eens het huis
van Laurens Janszoon Coster geweest is.
Volgens Schrevelius werd dit huis, dat de
ruimte omvatte die nu door het Studio
Theater ingenomen is, in de zestiende eeuw
geheel „verbouwd, gesmaideeld en aan drie
verscheyde Meesters gebragt". Het vrij
smalle links gelegen pand bleef in naam
het „Costerhuis". De drukkersfamilie Van
Hulkenroy heeft er tot op het eind van de
achttiende eeuw haar bedrijf uitgeoefend.
Ondertussen werden de twee achterpanden
te zamen gevoegd en dat werd het „loge
ment" nu zouden we zeggen: het „hotel"
waar de Mozarts in het voorjaar van
1766 logeerden. Op tal van oude prenten
vormen de twee trapgevels, uitstekend bo
ven de lagere en meer gedrongen geveltop
van het zogenaamde Costerhuis een sier
lijke karteling in het bijzonder mooie sil
houet van de huizenrij tussen Schoolsteeg
cn Jansstraat zo ook nog op een fraaie
sepiaplaat van D. Verrijk, uit het jaar 1765,
Latere verbouwingen, in 'de Franse tijd,
hebben heel wat van dit stadsschoon hope
loos bedorven. De puntgevels verdwenen.
Wat er voor in de plaats kwam, was het be-
Het was een kroeg geworden het „Bo-
sche Koffyhuis" die op den duur een zo
bedenkelijke reputatie kreeg, dat men in de
wandeling van het „boze koffiehuis" sprak.
Een nieuwere bewoner was net begonnen
de zaak wat op te halen, toen bij een ver
bouwing het huis verwoest werd.
HET VERBLIJF in Holland is een inte
ressante episode van de grote rondreis ge
worden. Zowel de burgerij in de residentie,
in Amsterdam en Utrecht, als de hoge hof
kringen genoten van het klavierspel van
het wonderkind Wolfgang Amadeus en
verbaasden zich over zijn vroegrijp compo- op dit huis geen zegen rustte sinds er geen
sitietalent. Merkwaardige getuigenissen van drukkersbedrijf meer in uitgeoefend werd.
dit laatste bezitten wij in tal van compo-
sities van de jonge Mozart, die hij in die
dagen schreef. Hiertoe behoren niet alleen
een symphone, zes sonates en ander werk,
maar ook een uitvoerige tafelmuziek voor
orkest, waarin het Wilhelmus fugatisch
verwerkt is, benevens een variatiewerk
voor klavier over het Wilhelmus.
EEN BIJZONDERE oorzaak heeft de
Mozarts naar Haarlem gelokt. Ten einde
de nieuwe muziektypen uit zijn lettergiete
rij te demonstreren had Johannes Enschedé
de Vioolmethode van Leopold Mozart ter
perse gelegd in een Nederlandse vertaling,
welke uitgave hij aan de jarige Stadhouder
ter gelegenheid van zijn installatie opdroeg
en aan deze in prachtband overhandigde.
Daarop moet dan van de zijde van Johan
nes Enschedé de uitnodiging aan de Mo
zarts gevolgd zijn om op doorreis in Haar
lem af te stappen en een luxe-exemplaar
van het werk in ontvangst te nemen. Zoals
dan ook gebeurd is.
In een brief aan een vriend in Salzburg
schreef Leopold daarover onder meer: „De
uitgave is buitengewoon fraai, ja nog
mooier dan de mijne. De uitgever (de boek
drukker in Haarlem) kwam naar mij toe
met eerbiedige plichtpleging en overhan-
Logement „Het Gulden Vlies" te Haar
lem naast de puinhoop van het Coster
huis (naar een aquarel uit het jaar 1818)
ü,«;t
Sfcsl ffcr.&kwn ut?)* $|en>cn
{••Btywwfc.ftiwl <i<-r xfc-.ia,
plaats hebben en op 11 Maart en volgende gm van de smakeloosheden die de eeuw op
dagen in Amsterdam zou worden gevoerd. dlt Punt berucht zou maken. Zo zien we
op een aquarel uit 1818 het gemoderniseer
de logement „Het Gulden Vlies" netjes en
deftig overeind staan tegenover het beeld
van Coster, dat we nu op het Prinsenhof
kunnen vinden, terwijl het Costerhuis,
daarnaast, in elkaar gezakt is. Die ramp
gebeurde op 13 Mei 1818. Het leek wel of
En naast die puinhoop troonde onver
stoord het deftige „Gulden Vlies", waar
men „logeerde te voet en te paard" en waar
de patroon D. H. Ohlmeyer op internatio
naal gastenbezoek rekende, gezien het ge
lithografeerde reclamebiljet, waarop hij zijn
eeuwenoude en gereputeerde zaak in vier
talen aanprees met nog een fraai klinkende
versregel op de stad: „O Haarlem, pronk
juweel der Nederlandse steden".
IIIER HEEFT MOZART, een der grootste
genieën van alle tijden gelogeerd. Er heeft
iemand geslapen die als kind een wonder
was, die als volwassen een wondermens
gebleven is en wiens muziek ons nog steeds
van al zijn wonderen vertelt. Als ik mijn
zin krijg wordt op die plek, waar „Het Gul
den Vlies" stond, een gedenksteen aange
bracht, die in lengte van dagen de herin
nering zal levend houden aan een simpel
feit, dat achteraf helemaal niet simpel is,
omdat het een genie betreft dat de wereld,
dus ook ons, verrijkt heeft. Wie bij geval
de aanleiding tot het aanbrengen van een
gedenksteen te gering zou achten, moge het
dan als een passend voorwendsel beschou
wen om te betogen: Dank u, Mozart, voor
al het heerlijks dat gij ons in uw korte
leven geschonken hebt. JOS. DE KLERK
Reclameplaat van logement „Hei Gul
den Vlies" (naar een steendruk). Het
Costerhuis links naast het logement is
weer opgebouwd.
In het Tropenmuseum te Amsterdam
heeft de culturele raad bij de Franse am
bassade, prof. Etienne Guilhou, een kleine
tentoonstelling over Marokko geopend.
„Niet omdat Marokko de laatste tijd zo in
het nieuws is,werd deze expositie ingericht,
maar wel om de plaats te doen uitkomen,
die Marokko als overgangsgebied tussen
Europa en Donker Afrika inneemt. Het is
een land waar twee werelddelen, twee kli
maten en meer dan twee volken en cul
turen aan elkaar grenzen", aldus een toe
lichting van prof. dr. R. A. M. Bergman.
Marokko heeft reeds vroeg contact ge
kregen met ons land: in 1610 sloot Neder
land, vermoedelijk als een der eerste lan
den, een verdrag met deze Moslemstaat.
Nadat de Moren uit Spanje waren verdre
ven en terugkeerden in Marokko, konden
zij moeilijk middelen van bestaan vinden.
Zij legden zich toen toe op de zeeroverij,
die voor de Hollanders, toen in de zestiende
en zeventiende eeuw de handel op de Le
vant op kwam, een gevaarlijke bedreiging
vormde. Het verdrag is op de expositie te
zien. Tot de velen, die door de zeerovers
slaaf werden gemaakt en elf maanden ge
vangen gehouden, behoorde de adelborst
Staring, de vader van de dichter.
Met behulp van gebruiksvoorwerpen,
muziekinstrumenten, tapijten, kledij,kunst
voorwerpen, landbouwproducten, kaarten,
diorama's en foto's, wil de expositie een
beeld van land, volk, bestaansmiddelen en
de economische betekenis van Marokko
geven. Dagelijks demonstreert een Marok
kaanse voorts het tapijtknopen.
WENEN (United Press) Het kasteel
„Dolni Krupa" in Slowakije, waar Ludwig
van Beethoven verscheidene jaren van zijn
leven heeft doorgebracht, zal tot een Beet-
hevenmuseum gemaakt worden, aldus een
bericht in het in Praag verschijnende blad
„Lidova Demokracie".
Beethoven heeft op dit kasteel zijn Pas
torale en delen van zijn „Mondschein-
Sonate" gecomponeerd.
OMSTREEKS HET JAAR 1920 emigreerde
een jonge Schot naar de Verenigde Staten,
omdat hij zich door God geroepen voelde
daar het Evangelie te verkondigen. Zijn
naam was Peter Marshall. Hij werd predi
kant en maakte zich spoedig bekend en be
mind. Toen hij eenmaal was beroepen te
Washington in de oude historische kerk
van de presidenten, breidde zijn roem zich
uit. Zijn preken trokken honderden toe
hoorders. Men moest zelfs buiten de kerk
luidsprekers aanbrengen om de velen, die
zijn diensten niet konden bijwonen, scha
deloos te stellen. Zij trotseerden regen en
koude. Tijdens de oorlog richtte Peter
Marshall voor de verlofgangers in het ker-
kehuis een cantine op, die een grote be
langstelling genoot. Na de oorlog werd hij
prediker van de Senaat. Toen trof hem een
hartaanval, waarvan hij nog lang niet was
hersteld of men zag hem al weer terug aan
zijn werk. Een tweede attaque kwam hij
niet meer te boven. In de kracht van zijn
leven stierf een man, die een geestelijke
vernieuwing had teweeg gebracht.
DEZE MAN EN ZIJN LEVEN vormen het
onderwerp van de film, die weldra in ons
land onder de titel „Morgen zie ik je weer"
wordt uitgebracht. Het is gebaseerd op het
boek, dat Catharine Marshall heeft gewijd
aan haar echtgenoot en dat in Amerika
een grote omzet bereikte. De titel van het
boek luidt: „A man called Peter". Het is
inmiddels in Nederlandse vertaling ver
schenen. Ik heb tot mijn spijt niet de ge
legenheid gekregen de geschreven levens
geschiedenis van Peter Marshall te lezen.
Wel zag ik zijn verfilmde levensverhaal en
daarvan moge ik u verslag uitbrengen. Een
verslag dat de integriteit van een oprecht
Christen en groot prediker voorop stelt, ook
al zal het aan critische aantekeningen ten
aanzien van de filmwaarde van zijn leven
niet ontbreken.
Wat is immers het geval? De gehele film
door doet menn zijn best ons te doen gelo
ven dat Peter Marshall een sterk en op
God gericht innerlijk leven leidde, waaruit
hij de kracht putte om de problemen van
de dag met durf en werkelijkheidszin te
gemoet te treden zonder dat zijn vertrou
wen in de leiding van God ook maar één
moment verflauwde. De denkbeelden, die
hij verkondigde, de originele visie, welke
hij ontvouwde ten opzichte van de beteke
nis van God in ons leven, zijn moderne
wijze van verkondiging van het Evangelie,
het vloeide allemaal voort uit zijn sterke
innerlijke overgave aan Gods leiding, waar
door Peter Marshall alleen al van zijn per
soonlijk leven een zo doorleefde gebeurte
nis maakte, dat zijn echtgenote nu nog
vol erkentelijkheid en weemoed getuigt,
hoe hun huwelijk haar de gelukkigste ja
ren van haar leven heeft bezorgd. Altijd
gaf Peter Marshall zich met hart en vurig
heid. Half deed hij niets. Hij durfde te bre
ken met lege tradities. Wat hij ervoor in de
plaats zette had zin en inhoud.
De film wil ons dat doen geloven. Wij
nemen dat aan, maar het is meer op gezag
van het feit, dat er een film over zijn leven
is gemaakt dan uit het gezag van de film
zelf. Want regisseur Henry Koster heeft nu
net niet het innerlijk van Peter Marshall
zichtbaar gemaakt. Hij kon dat niet. omdat
TOEN IK VOELDE dat de koorts ge
zakt was, richtte ik mij op om de om
geving te verkennen. Het was blijk
baar middag. De acht bedden aan de
overkant sliepen en het zonlicht stond
doodstil op de gordijnen. In de hoek
knikkebolde een gezette zuster boven
een tafeltje met een kaartenbak. Ik
keek naar links. In het bed naast het
mijne sloeg een man in trage regel
maat de bladzijden van een dun boek
om. Hij had de verbeten trek om de
mond van iemand, die tegen een over
macht vecht. Ik zag dat het boek ge
dichten bevatte. Inmiddels werd ik in
mezelf een groeiend gevoel van onbe
hagelijkheid gewaar. Ik herinnerde me,
dit gevoel eens ergens gelezen te heb
ben.
„Het is of iemand mij gadeslaat",
dacht ik.
Ik keek dus naar rechts. In het bed
naast het mijne zat een man met een
bril. Hij hield een lineaal losjes tus
sen duim en wijsvinger en tikte daar
mee licht op de deken. Hij keek mij
streng aan en vroeg: „Wat is de hoofd
stad van Paraguay?"
Ik begreep, dat de koorts nog niet ge
zakt was en kroop weer helemaal on
der de dekens, 's Avonds durfde ik
niet op de thermometer te kijken, maar
ik voelde me goed. De volgende mor
gen werd ik gewekt door een zuster.
Ze wees op een bord met boterham
men. „De koorts is weg", zei ze. „Eten!"
Ik at alles met gesloten ogen op en
verdween weer onder de dekens. Na
een uur groef ik een gang naar links
en gluurde naar buiten. De man met
de verbeten trek las nog in een dun
boek. Dat beviel me helemaal niet. Ik
sloeg hem lange tijd gade, maar hij
bladerde steeds evenveel terug als
vooruit. Het zag er niet naar uit dat hij
het boek vlug gelezen zou hebben. Ik
trok de gang weer dicht, wachtte nog
een uur en groef naar rechts. Ik deed
er een kwartier over en zag toen al
leen een hand, die een lineaal losjes op
en neer bewoog. De koorts nam weer
toe. Ik overwoog een tweede gang,,
meer Noordelijk, toen de hand ver
dween en de bril verscheen.
„Je weet het niet, hè!" hoorde ik ge
dempt.
Ik sloeg de dekens weg en ging zitten.
„Buenos Aires", zet ik flink.
Hij schudde langzaam het hoofd. Ik
keek beschaamd voor me. De anderen
schonken geen aandacht aan ons. Links
hoorde ik het geritsel van de gedich
ten. Ik begreep, dat ik alleen was.
's Middags, tijdens het bezoekuur, ver
scheen de aalmoezenier in de deur
opening. Hij keek rond en stapte op
mijn bed af.
„Ik ben de aalmoezenier", zei hij trots.
Ik ging in de houding liggen.
„Ga maar op de plaats rust liggen",
zei hij vriendelijk.
„Geen bezoek? Waar woont je fami
lie?"
„Paraguay", antwoordde ik.
Hij sprong op en raadpleegde de
koortskaart. Toen ging hij weer zit
ten.
„Waar zei je?"
„Paraguay", herhaalde ik. „In de
hoofdstad, inIk knipte ongedul
dig met vinger en duim. „Kom....
hoe heet het ook weer".
„Ja, ja", riep hij, „arme jongen, je
zou zeker wel eens naar ze toe wil
len?"
„Inderdaad", zei ik mat
Hij tekende iets aan in een boekje en
stond weer op.
„Vertrouwen hebben, kerel".
Ik knikte en kroop weer onder de de
kens.
De volgende dag mocht ik er al een
uur uit. Daar was ik erg blij om. Ik
ging direct naar de andere zaal en
vroeg aan de zuster waar de biblio
theek was.
„In de andere vleugel", zei ze.
Het hospitaal was zeer groot. Ik liep
twintig minuten aan één stuk.
„Heeft u een wereldatlas?" vroeg ik in
de bibliotheek, waar ook al een zuster
zat. Ze sloeg een schrift open.
„Die is uit", verklaarde ze, „dokter
Bierenbroodspot heeft hem, al drie
maanden".
„Dan wordt het tijd dat hij hem eens
teruggeeft", zei ik kwaad.
Ik ging terug en begon, toen ik weer
een zuster zag, te hollen.
„Waar is dokter Bierenbroodspot?"
riep ik hijgend. Ze schrok.
„Tweede gang rechts, aan het eind".
Aan het eind van de tweede gang
rechts was een deur waarop „Operatie
zaal" geschilderd was. Er brandde een
rode lamp. Ik klopte, maar hoorde
niets. Ik klopte nog eens, luider. Na
enkele minuten verscheen een zuster
met een wit masker.
„Ik moet dokter Bierenbroodspot
dringend spreken". Ze aarzelde, maar
ging. Bierenbroodspot verscheen even
eens met een wit masker voor zijn
mond en een eigenaardige schaar in
zijn hand.
„Wat wilt u?" vroeg hij helder.
„De wereldatlas van de bibliotheek",
zei ik. „U heeft hem al drie maan
den".
Hij werd rood. Ik voelde wel, dat er
iets was met die atlas. Kapot mis
schien, of helemaal zoek. Hij keek me
nog eenmaal aan en sloot de deur.
's Middags kwam de aalmoezenier
weer. Hij babbelde en ik luisterde ver-
veeld. Belangstelling had ik niet meer
voor hem, ik wist al dat hij de hoofd
stad van Paraguay ook niet kende.
Toen hij op het punt stond weg te
gaan, werd ik Bierenbroodspot, de
chirurg, in de deuropening gewaar. Hij
zag mij en kwam verlegen naar ons
toe.
„Hier is de atlas", zei hij. „Alleen de
kaart van Zuid-Amerika is gescheurd,
maar ik heb hem geplakt".
Ik sloeg Zuid-Amerika op. De plak
band liep dwars door Paraguay, de
hoofdstad was totaal verdwenen.
De volgende morgen begon de man
met de lineaal zich volledig aan te kle
den. Ik begreep, dat hij wegging. Ik
holde naar de portier en telefoneerde
naar een kennis die onderwijzer was in
een stadje, honderdveertig kilometer
van het hospitaal. Het duurde ander
half uur voor de verbinding tot stand
kwam en toen moesten ze hem uit zijn
klas halen.
„Asuncion", zei hij kort en toen kon
hij weer naar zijn klas gaan.
De man met de bril was verdwenen.
De lineaal lag er nog. In zijn bed lag
iemand helemaal onder de dekens. Ik j
nam de lineaal en wachtte twee dagen, j
Toen richtte de nieuwe zich op om de
omgeving te verkennen. Hij keek naai
de slapende bedden aan de overkant
en zag het zonlicht doodstil op de gor
dijnen staan. Hij keek naar rechts. Daar
lag iemand te lezen. Ik tikte licht met
de lineaal op de deken. Toen keek hij
om. „Wat is de hoofdstad van Para
guay?". vroeg ik.
Hij keek mij lang aan. Ik dacht aan
de aalmoezenier die straks zou komen j
en aan de atlas die nog op naam van
Bierenbroodspot stond, de atlas met de
plakband over Paraguay.
Maar hij verdween niet onder de de
kens. Hij nam traag een glas van zijn
kastje en dronk.
„Je zuster", zei hij.
(Nadruk verboden)
Richard Todd als John Marshall
hij zozeer de nadruk heeft gelegd op het
woord. Hij heeft eigenlijk niet meer gedaan
dan Peter Marshall een heleboel keren la
ten preken. Die preken zijn de moeite
waard. Maar dan luisteren we naar wat er
gezegd wordt: het woord Gods, dat tot ons
komt door de mond van de prediker.
Wil men ons eerbied en bewondering af
dwingen voor de persoon van de prediker,
dan is het noodzakelijk, dat men ons die
per in het eigenlijke leven van deze man
binnenvoert. Maar dan mag men niet vol
staan, zoals in deze film, met ons een Pe
ter Marshall (in de gedaante van Richard
Todd) voor ogen te voeren die op gezette
tijden met een ernstig en verwrongen ge
laat verklaart, dat God hem heeft geroe
pen of dat God hem iets heeft gezegd.
Daarmee is men er niet. Hoe sympathiek
de film ons de dominee ook voorstelt, zijn
persoonlijk leven bepaalt zich alleen tot
die reeds vermelde uitspraken, tot een ro
mantische en lichtelijk sentimentele schil
dering van zijn gelukkig huwelijksleven en
het aanduiden van zijn Schotse afkomst.
Men leert er vooral uit zijn ijver en zijn
enorm doorzettingsvermogen. Maar Peter
Marshall, zoals we hem leren kennen uit
de film, gaat het allemaal net iets te glad
af. Strijd voert hij niet. En als hij die voert
wordt deze ons niet getoond of ons voor
gespiegeld op de conventionele manier van
de filmmakers, die precies weten hoe ze
hun effecten moeten plaatsen om bij het
publiek succes te boeken. Peter Marshall
praat in deze film erg veel over God. Te
pas, maar ook te onpas. De carrière van de
eenvoudige Schotse jongen heeft de film
biografen blijkbaar meer aangegrepen dan
de geloofskracht, waaruit zij voortkwam.
Het uiterlijke overwoekert het innerlijk.
DAAROM, HOE WIJ OOK geneigd zijn
aan te nemen, dat Peter Marshall een bij
zonder mens was, de film geeft daarvan
ten hoogste een aanduiding. Wanneer men
onbevooroordeeld tegenover deze stof staat,
zal men zich laten meeslepen en terecht
getroffen worden door zijn preken en gelo
ven in de grootheid van zijn persoon. Maai
de onkerkelijken, voor wie „Morgen zie ik
je weer" ook bedoeld is, zullen niet in hun
diepste zelf worden getroffen. De film ver
zuimt met haar middelen nieuwe verge
zichten te openen, zoals zij dat bijvoorbeeld
wel deed in „Tot u zal ik spreken" („The
next voice you hear"). Ik zal niet zo ver
gaan te beweren, dat zij het tegenoverge
stelde effect sorteert van wat zij bedoelt,
zoals een onkerkelijk toeschouwer mij
wenste te verzekeren. Ik meen echter wel
te moeten opmerken, dat zij haar titelheld
tekort doet. Ook al zullen vele gelovenden
er door gesticht en ontroerd worden
maar dan door het woord, dat via de film
tot ons komt P. W. FRANSE