Britse adel ontvangt horden
dagjesmensen in kastelen
Geschreven portret van Marceline Desbordes-Valmore
Grenzen tussen het banale en
uitzonderlijke opgeheven
Audrey Hepburn als Het Adelaarsjong
Trouw maar onfortuinlijk
De romantische geschiedenis van een door lijden en zorgen gekwelde
liefhebbende vrouw, een begaafde dichteres en actrice
Siegfried E. van Praag
MARCELINE DESBORDES-VALMORE
DE TIJD van de romantiek heeft
zijn altisten niet gespaard. liet was. of
die tijd tot hen sprak: „Jullie wilt een
uitzonderlijk leven? Jullie zult het heb
ben! Jullie verheft jezelf als kunste
naars? Dan moet je ervoor betalen."
SLAAT DIT OOK op de dichteres Mar
celine Desbordes-Valmore (17861859)? Ze
was een nederige vrouw, die niet meedeed
aan zelfverheffing en de kunstenaar hele
maal niet op een piëdestal plaatste. De
romantiek was echter een bundel van vele
vuurpijlen. Afgeschoten In de tijd ging de
bundel uit elkaar. De afzonderlijke pijlen
kromden zich en sommige doofden spoedig.
Andere lichtten lang, zelfs tot nu aan toe.
Een der pijlen was de verheerlijking van
het verdriet. Heeft Marceline het verdriet
gezocht of werd ze erdoor bezocht? Het viel
op haar. Toen kreeg ze vooral oog voor de
smart in het leven. En ze bezong deze kant
van het bestaan. Bij haar eigen beproe
vingen stopte ze niet. Ze leed mee met die
van haar vrienden en van de mensen. De
uiterlijke en innerlijke avonturen van haar
leven waren uitzonderlijk. Toch lagen ze
in de tijd. Wanneer men de Franse roman
tiek bestudeert, valt het ons op hoe econo
mische en politieke omstandigheden de
ontluiking van een aanwezige kiem helpen
bevorderen. Aan het eind van de achttien
de eeuw was de romantiek reeds in knop.
Maar de Franse revolutie en de Napoleon
tische tijd met de ontnuchterende restau
ratie die er op volgde hebben deze in men
sen wachtende kiem tot vlugge en grote
bloei gebracht.
Het gaat niet aan de geschiedenis met
„als" te bestoken. Maar toch, hoe zou de
romantiek in Frankrijk er hebben uitge
zien, hoe zou ze zonder revolutie en Na
poleon zijn verlopen? De ouders van het
kleine meisje Marceline Desbordes woon
den in het Noorden, in Douai. Het waren
bijna-Vlamingen. Maar het bloed was ge
mengd. Marceline had een Spaanse groot
moeder. De vader oefende een beroep uit,
dat voor een aristocratentijd geschikt was,
dat van wapenschilder op adellijke equi
pages. Men begrijpt hoe de Franse revo
lutie dit vak nutteloos maakte en vader
Desbordes' broodwinning ondermijnde. Het
gezin raakte in armoe. Er waren vier kin
deren, die eten en opvoeding nodig hadden.
Toen besloot moeder, Catherine Desbordes,
een neef van haar, die op het eiland Gua
deloupe in Amerika plantages had, om
hulp te gaan vragen. Marceline wilde haar
moeder vergezellen. Maar hoe aan het geld
voor de grote reis te komen? Het meisje
van vijftien jaar gaat zelf die reispen
ningen verdienen met zingen en acteren.
Twee jaar zijn hiervoor nodig. Van Rijssel
tot Bordeaux, van Toulouse tot Bayonne
treedt ze op voor een hongerloon en ver
werkelijkt het aan de romantische littera
tuur zo eigen „Mignon"-motief.
Te Bayonne gaan moeder en dochter
scheep. Die eerste tropenreis heeft op Mar
celine grote indruk gemaakt. De tropische
zee zal ze zo min vergeten als Baudelaire
het deed, die ook, hoewel wat ouder ën al
leen, naar de Antillen werd gestuurd.
WAARSCHIJNLIJK komen de moeder
en het meisje in 1801 in de Antillen aan,
mose
maar hier ontmoet Marceline als zo dik
wijls de vertoornde engel van haar lot. Het
eiland is in oproer. De negers vermoorden
de blanken en verbranden hun plantages.
De rijke neef, voor wie zij die reis onder
namen,. is gedood. Bovendien teistert een
epidemie van gele koorts het eiland. Mar-
celine's moeder wordt besmet en bezwijkt
op een en vijftigjarige leeftijd.
Marceline is nu alleen. Een jonge we
duwe heeft medelijden met haar en neemt
haar op. Maar een paar dagen later, ter-
heeft dit artikel over de Franse dichte
res Marceline Desbordes-Valmore ge
schreven naar aanleiding van het zojuist
verschenen, uitstekende boekje over
haar door Jeanine Moulin, met een
bloemlezing uit haar verzen. De uitgever
is Pierre Seghers te Parys.
wijl ze haar blonde haren kamt, wordt het
meisje in haar kamer omver geworpen.
Een aardbeving golft onder het eiland. De
wanhopige Marceline wil nu het „bewegen
de eiland" verlaten. Ze gaat scheep op een
vrachtboot. Een hevige storm breekt los en
rammeit het kleine zeilschip, maar Marce
line weigert het dek te verlaten. In haar
bescheidenheid heeft ze nooit begrepen hoe
ze vóór alles „artiste" was, toen al. Even
als Chateaubriand laat ze zich in het want
vastbinden om het schouwspel der dol ge
worden golven mee te maken. De matrozen
bewonderen haar. Wanneer de aan de
drank verslaafde kapitein het meisje te na
wil komen, verdedigen ze haar tegen de
patroon. Eindelijk gaat ze te Duinkerken
aan land. Dit was de proloog van een ro
mantisch leven, aan smart gewijd.
Voor we de geschiedenis van dit vrou
wenlot vervolgen, wijs ik op mevrouw
Moulin's indeling van de bloemlezing, die
op haar korte biografie volgt: Kinder
jaren liefde moederschap vriend
schap mensenliefde dood en God. Ze
komen overeen met de gevoelsgeschiedenis
van ieder menselijk individu. In zekere zin
is dan ook Marceline's poëzie een vrouwe
lijke tegenhanger van die van haar grote
tijdgenoot Victor Hugo, ook dichter van
alle mensen en voor allen. Hugo's dichter
schap was echter in zijn mannelijkheid on
eindig veel rijker. Marceline's wezenlijk-
vrouwelijk talent was dieper van gevoel.
KEREN WE TERUG tot haar leven! Van
Duinkerken reist ze naar Rijssel, waar ze
eens als kind debuteerde. Dezelfde schouw
burg biedt haar een engagement. Men or
ganiseert zelfs een benefietvoorstelling
voor haar. Daarna blijft Marceline twintig
jaar lang een goede actrice. Zij is een.
talentrijke zangeres. Toch heeft ze nooit
van dit beroep gehouden. Het is bijna on
verklaarbaar. Waarschijnlijk verzetten zich
haar verinnerlijktheid, haar bescheiden
heid en haar natuurlijke schroom tegen
de toneelspelerskunst, waarvan toch de
kern het naar buiten brengen van indivi
dueel leven in tegenwoordigheid van het
publiek is. Diezelfde schroomvallige heeft
echter als typische romantica haar intiem
ste gevoelens bedicht en gepubliceerd.
Maar het lezend publiek is niet in de
schouwburgzaal aanwezig. Vooral schijnt
Marceline onder het in die tijd tegen ac
teurs en actrices heersende maatschappe
lijk vooroordeel te lijden. Ze zong in
opera's van Weber, Grétry en Rossini en
oogstte veel bijval, waarvoor ze ongevoelig
bleef. Na Rijssel treedt ze in de Munt
schouwburg te Brussel, daarna in Parijs
op. En daar, in Parijs, maakt ze bij haar
vriendin Délie Amoreux met een man ken
nis, die heel haar verdere leven zal be
heersen. Ze noemt hem Olivier.
De litteratuurgeschiedenis heeft haar het
geheim achter die naam trachten te ont
futselen: „Mijn geheim is een naam, het
lijden mijn leven. De meeste historici
geloven, dat de man die zo'n centrale
plaats in Marceline's leven heeft inge
nomen, de schrijver Henri de Latouche is
geweest. Sainte-Beuve, een van Marceline's
intiemste vrienden, geeft dit te verstaan;
Stefan Zweig ontkende het. Jeanine Mou
lin neemt aan, dat Olivier toch Latouche
moet zijn geweest. Latouche was een uiter
lijk mooi, innerlijk moeilijk mens, die
eigenlijk nog typischer voor het „fin de
siècle" zou zijn geweest dan voor de jaren
der romantiek. Men haatte hem als een
meedogenloos criticus. Ook in zijn liefde
leven schijnt hij genadeloos te zijn ge
weest. Hij nam vrouwen en verliet ze, al
naar de kortere of langere perioden van
zijn verlangens. Als letterkundige moet hij
een edele onverschrokkenheid en belange
loosheid aan de dag hebben gelegd. Toen
George Sand debuteerde, heeft Latouche
haar met raad en daad gediend. Ook Mar
celine's werk onderwierp hij aan zijn cri-
tiek. Ze begreep 's mensen leed. Maar haar
lieve, welwillende ziel begreep geen men
sen. „Hij is mijn vriend, dus is hij goed en
lief" was haar redenering. Zomin als ze
de door haar vereerde Sainte-Beuve, met
al zijn schuilhoeken, listigheid en zelfs ge
meenheid zou hebben kunnen doorzien, is
het denkbaar, dat ze de verbeten Latouche,
nu eens hulpvaardig dan weer sadistisch,
kan hebben begrepen, indien hij die Oli
vier, haar minnaar, is geweest. Dit gebrek
aan mensenkennis, waardoor ze geen slag
van tevoren voorzien kon, moet haar leed
vergroot hebben. Het leed, dat Latouche
haar toebracht, kwam steeds onverwacht.
Getekend portret van Marceline Desbor-
des-Valmore door Constant Desbordes.
Marceline werpt zich in haar liefde voor
„Olivier" met de onschuldige begeerte van
haar lichaam en haar grenzenloze ziels
liefde. Voor een roué als Latouche moet
dit te veel zijn geweest. De vrouwen, die
in de Franse litteratuurgeschiedenis de
„grandes amoureuses" worden genoemd,
maken mannen niet gelukkig. De graaf van
Guibert voelde zich onvrij, bedrukt onder
de passie van een Julie de Lespinasse. Het
spottende lot koppelt graag kalme, blasé
of cynische mannen aan zulke alles geven
de en eisende minnaressen en maakt man
en vrouw ongelukkig. Waarschijnlijk heeft
Marceline in 1807 Olivier in Parijs leren
kennen. Zijn hartstocht duurt kort, hij
maakt al spoedig een andere vrouw het
hof. Vermoeid door Marceline's hem te
nauw omsluitende armen ontvlucht hij
haar en gaat naar Rome, haar zwanger
achterlatend. In Juni 1810 baart ze te Pa
rijs haar eerste kind. Haar liefde voor
Olivier sterft pas met haar.
IN 1813 TREEDT mejuffrouw Desbordes
weer in het Parijse Odéon op. Zij moet
geld verdienen voor haar kind, voor haar
oude vader in Douai en voor een broer.
Marceline zal van nu af aan „Frau Sorge"
worden. De drievoudige gedaante van
grande amoureuse, mater dolorosa en Frau
Sorge kenschetst haar. Dagelijks lijdt ze
aan een verloren liefde en piekert erover
hoe ze het geld kan opbrengen voor hen,
van wie ze zoveel houdt. In 1815 krijgt ze
weer engagement te Brussel in de Munt
schouwburg, het theater, dat een grote
plaats in haar leven zal innemen. Ze kan
haar verdriet over het verlies van de min
naar niet te boven komen. Haar mooie ge
dichten getuigen ervan. Ik haal Jeanine
Moulin weer aan: „Gekweld door de her
innering aan Olivier, overladen met werk,
speelt ze 's avonds en 's ochtends. Ze repe
teert en doet de huishouding. Marie-
Eugène (het zoontje) is haar enige troost,
het enige doel van haar bestaan. Maar hij
wordt ziek en sterft de tiende April 1816.
Marceline schrijft dan aan haar broer: „In
m'n hoofd en m'n hart heerst zo'n wan
orde, dat ik niet eens klagen kan over een
ongeluk, dat me doodt. Ik heb alles moedig
gedragen, maar die laatste slag heeft me
in het hart getroffen."
In die oude Brusselse Muntschouwburg
leert ze een collega kennen met wie ze
vaak samen optreedt: Prosper Valmore, die
haar troost wil brengen. Hij vraagt haar
ten huwelijk. Zo is Marceline dan Madame
Desbordes-Valmore geworden. Frangois-
Prosper Lanchantin, die de toneelnaam
Valmore draagt, is een mooie jonge man,
een jeune premier van vijfentwintig jaar.
Marceline, die eenendertig is, voelt zich
ontzet door Valmore's liefde. Zij begrijpt
niet, dat hij van haar houdt, evenmin dat
haar weer wat geluk zal worden toe
bedeeld. Ze is hem dankbaar en „de dank
baarheid wordt spoedig tederheid".
Marceline en Valmore treden op 4 Sep
tember 1817 te Brussel in het huwelijk.
Marceline heeft Valmore gediend en lief
derijk verzorgd. Haar Vlaams-zinnelijk
temperament vond voldoening in het sa
mengaan met de knappe, toen zo jonge
acteur. Maar ze kon Olivier, de minnaar,
niet vergeten. Af en toe kwam hij in haar
leven terug. Weerstaan kon Marceline hem
niet. De litteratuur-historici geloven, dat
van de tijdens haar huwelijk geboren kin
deren de bekendste, Ondine Valmore, door
Olivier (Henri de Latouche) zou zijn ver
wekt. Ik geloof dit niet. Toen Ondine vol
wassen was viel ze zeer in de gunst van
Latouche en Stefan Zweig beweert zelfs,
dat hij het meisje verleidde. Het is zeker,
dat dit nieuwe smart in Marceline's leven
bracht. Ze werd jaloers op de geliefde
dochter en was bezorgd om haar. Men kan
niet veronderstellen, dat Latouche op zijn
eigen dochter verliefd werd, maar wel op
een dochter van zijn vroegere minnares.
UIT HET HUWELIJK met Valmore
worden drie kinderen geboren: Hippolyte,
de zoon, Ines en Ondine, de dochters. Haar
gezinsgeluk is ook niet groot geweest. Ze
verwachtte er teveel van. Het lijkt of ze
wel het leven moest leren kennen met al
zijn wrede mogelijkheden, maar nooit de
mensen. Haar grote tederheid vond geen
weerklank in anderen en zeker kon ze deze
niet overdragen op de onderlinge verhou
ding tussen de mensen van wie ze hield.
Haar man raakte verbitterd. Toen de kin
deren volwassen werden, wilden ze uit
vliegen. Marceline was een nestmoeder, die
niet kon begrijpen hoe kinderen ook van
tederheid genoeg kunnen krijgen, er af
kerig van konden, worden.
De verhouding tot haar man is belang
wekkend. Ze heeft hem verzorgd, ver
troeteld, over hem gewaakt, zijn gevoelig
heid ontzien. Ze schreef hem brieven vol
echtelijke liefde. En toch was er ook die
Olivier „Zou zij tegelijkertijd van La
touche en Valmore hebben gehouden?"
vraagt Jeanine Moulin zich af. „En waar
om niet?" antwoordt deze biografe. „Hoe
veel mannen, die op hun minnares ver
liefd zijn, blijven niet door onbreekbare
banden met hun vrouwen verbonden! Mar
celine is zeker niet de enige vrouw, die dit
drama heeft beleefd."
Aan Marceline's verborgen, blijvend ge
voel voor Olivier schijnt Valmore te zijn
voorbijgegaan. Slechts nu en dan viel hem
iets op, dat hem schichtig maakte. Maar
zijn vrouw was een betere actrice en
operazangeres dan hij acteur. De critiek,
die hem ten hoogste ontzag, was vol lof
over haar. Hieronder leed hij. Zijn charme
als jeune premier nam af. Er bleef een
zeer middelmatige artist over. De engage
menten werden zeldzamer, de schouw
burgen en de steden waar hij optrad onbe
langrijker, de gages dunner. Is het om zijn
jaloerse gevoeligheid te ontzien, dat Mar
celine van het toneel afstand deed? Stefan
Zweig verheerlijkte deze opoffering! Of
was Marceline, moe van Valmore's meest
zwijgende verbittering, zelf te afkerig van
de planken geworden? Valmore bereist de
provincie en Marceline blijft thuis. Ze
werkt in de huishouding, ze naait en ver-
(Zie verder pagina 5)
Uit „More French Cartooms" een nieuwe
uitgave van Dell Publishing Cy. te New York.
ROME (United Press) De Engels-Ne
derlandse toneelspeelster en filmactrice
Audrey Hepburn is klaar gekomen met
haar werk voor de film „Oorlog en vrede"
naar de roman van Tolstoj, waarin zij de
rol van Ratasja vervult. Haar honorarium
voor deze drie maanden heeft ruim een
millioen gulden bedragen.
Van de vacantie, die zij met haar echt
genoot Mel Ferrer op Capri had willen
doorbrengen, kan echter niets komen, want
zij heeft een veelomvattend programma
voor de boeg. Eerst zal zij in Parijs onder
regie van Max Ophiils in „Modigliani"
spelen, een verfilming van het leven van
de beroemde schilder.
Vervolgens staat op Audrey's agenda een
filmversie van „Ariane, een Russisch meis
je" naar Claude Anet's bekende roman,
regie van Billy Wilder, die ook „Sabrina"
regisseerde. Daarna komt „l'Aiglon" (Het
Adelaarsjong) een bewerking voor de
film van Edmond Rostard's toneelstuk met
als regisseur William Wyler,
Hierna neemt Audrey Hepburn de dub
belrol van Viola en haar tweelingbroer Se-
bastiaan voor haar rekening in een verfil
ming van „Driekoningenavond".
(Vervolg van pagina 4)
stelt kleren, ze verzorgt de kinderen, ze is
een broodschrijfster geworden, die kleur
loze romans en kinderboeken bij de uit
gever aflevert tegen wat geld. Maar haar
gedichten worden mooier en mooier. Ze
zijn haar troost. Mevrouw Moulin, die veel
studie van vrouwelijke poëzie heeft ge
maakt, waardeert Marceline's moeder-
poëzie en wijst er op, dat de zo vrouwe
lijke gevoelssfeer, vooral die van de moe
der voor haar jonge kind, door bijna geen
dichteres werd bezongen. Hierop vormt
Marceline een uitzondering. Het „vlees van
mijn vlees" leidt haar tot de schoonste ver
heerlijking van het moederschap.
TERWIJL HAAR ZOON Hippolyte een
open, gemakkelijk te doorgronden natuur
had, waren Ines en Ondine, de dochters,
gesloten van aard en zwak van gezondheid.
Ines voelde veel voor kunstnaaldwerk en
muziek, Ondine was litterair begaafd. Maar
Ines, die tuberculeus was en hierdoor be
lemmerd in haar werk, werd zo jaloers op
de successen van haar zuster, dat die ja
loezie in haat oversloeg en men Ondine uit
huis moest doen. Dit gebeurde in de om
geving van een moeder, die zeldzamer-
wijze geheel liefde was en de haat slechts
bij anderen had ontmoet. Marceline heeft
dag en nacht bij Ines gewaakt en haar
dochter op eenentwintigjarige leeftijd zien
sterven (4 December 1840). De oudste doch
ter, Ondine, wilde ondanks haar ook
zwakke gezondheid voor onderwijzeres
studeren. Ze leerde tekenen, Latijn, Engels,
Italiaans en Pools. De dichteres had een
„femme savante" gebaard en verzuchtte:
„Er steken tien mannen in dat hoofd,
maar geen enkele vrouwenrok". Ondertus
sen had de zwijgzame Ondine haar moe
der lief. Ze bewonderde in haar de grote
dichteres, maar de overdreven vrouw
werkte op haar zenuwen. Tegen 1837 was
Sainte Beuve de intimus van de Valmores
geworden. Ondine raakte op de oudere cri
ticus verliefd, maar de eeuwige aarzelaar
„Beuve" deinsde op het laatste ogenblik
voor een huwelijk met de litterair-begaaf-
de Ondine terug. Deze trouwde een advo
caat, weduwnaar met twee kinderen. Ze
beviel van een zoontje, dat spoedig stierf,
kwam dit niet te boven en overleed in
1853. Marceline is zo getroffen door de
dood van haar laatste, eenendertig jaar
oude dochter, dat zelfs de dichtkunst geen
asyl aan haar smart biedt. Tot aan haar
dood bleef de oude vrouw met haar ge
storvenen leven.
Valmore krijgt geen engagement meer.
Naast de verdrietige, knorrige, oude acteur
zit de oude vrouw zorgzaam en zwijgend
aan haar naaiwerk. Het geld is op. Ze ver
huizen vaak, van schamele naar nog scha
meler woningen. In 1856, op zeventigjarige
leeftijd, wordt ze door een ziekte overval
len, die de doktbren toen niet konden
vaststellen. Het is kanker. Nu maakt ze
nog eens lichamelijk een deel van de pijn
door, die het lot haar had opgelegd. Op 20
Juli 1859 is het einde gekomen.
Ze had geen kerkelijke begrafenis en
vond haar laatste rustplaats op het Cime-
tière Montmartre te Parijs, niet ver van
Heine's graf. Haar „onuitgegeven gedich
ten" zijn wel de mooiste. Daarin is het, of
ze de armen uitstrekt naar de dood en
naar God, als een hemelse vriend.
In haar jonge volwassenheid was ze be
kend en geëerd bij de romantische dichters
van haar periode. Ze raakte echter in ver
getelheid bij de kentering der tijden. Het
is niet verwonderlijk, dat Paul Verlaine
haar terugvond en een plaats gaf bij zijn
„Verdoemde dichters". Al haar gedichten
zijn niet exien gaaf en zeker niet rijk aan
oorspronkelijke beelden. Maar in ieder ge
dicht van Marceline staan wel een paar
regels, met woorden zoals mensen ze alleen
op de hoogste momenten van hun leven
kunnen uitspreken. Door haar leven heeft
de nederige vrouw, aan wie iedere artis
tieke eerzucht vreemd was, de eer ver
worven de dichteres van leed en liefde te
zijn, die voor ons allen heeft gesproken en
de grenzen tussen het banale en het uit
zonderlijke heeft omvergeworpen, om op
hun plaats „het echte" te planten, enig in
zijn eenvoud.
„DE PRACHT en de glorie van het
Britse landhuis komen alleen geheel tot
uiting, wanneer het wordt bewoond".
Aldus sprak Lord Montagu, toen hij on
langs zijn landhuis Beaulieu openstelde
voor het publiek. „Het zou volkomen
verkeerd zijn als de aristocratie de strijd
zou opgeven en de benen nam naar de
steden, zoals in zo veel andere landen
reeds is gebeurd. Neem bijvoorbeeld de
chateaux in Frankrijk er is niets zo
decadent, zo droefgeestig als die holle,
lege kasten. Daarom blijf ik hier wonen,
ook al kost het me mijn laatste cent".
BEAULIEU (spreek uit: Boewlie) is
slechts één van de meer dan driehonderd
landhuizen en kastelen in Engeland, Schot
land en Noord-Ierland, die in de jaren na
de oorlog zijn opengesteld voor het publiek,
omdat de eigenaars tengevolge van de hoge
belastingen en successierechten niet meer
in staat waren de onderhoudskosten geheel
zelfstandig te dragen. Zelfs de oom van
Koningin Elisabeth, de Graaf van Strath-
more werd genoodzaakt twee maal per
week nieuwsgierige toeristen toe te laten
tot Glamis Castle in Schotland, waar vol
gens de overlevering Macbeth koning Dun
can zou hebben vermoord. De graaf woont
zelf nog steeds in dit kasteel en prinses
Margaret, die er geboren werd, komt hem
dikwijls met haar moeder bezoeken. Zij
kunnen dan op Woensdag en Donderdag de
dagjesmensen met open monden zien dwa
len door het park en de grote ridderzaal.
Andere leden van de koninklijke familie
verkeren in de zelfde positie. Lord Hare-
wood, een neef van de overleden koning,
laat nu niet alleen drie maal per week in
zijn landhuis bij Leeds vreemde bezoekers
toe tegen een entrée van twee shilling en
six pence, maar was na de oorlog ook ge
dwongen om driekwart van zijn landerijen
te verkopen.
Er zijn trouwens in de laatste tien jaren
bijzonder veel bezittingen van Britse edel
lieden onder de hamer gegaan. Lord Has
tings van Melton Constable (één van de
weinige landhuizen, die nog niet toeganke
lijk zijn voor u en mij) verkocht meubilair,
porselein en zilver, ter waarde van hon
derdvijftigduizend gulden. De Hertog van
Bedford verkocht zijn schilderijenverzame
ling en oud zilver voor vierhonderdvijftig
duizend gulden. Burggraaf Portman, die
maar liefst veertig millioen gulden succes
sierechten moest betalen, deed afstand van
tweeduizend hectaren land in Dorset en
Lady Strickland liet haar diamanten arm
band veilen om met de opbrengst (ruim
drie ton!) de fiscus tevreden te stellen. En
zo zouden we nog vele, vele kolommen lang
kunnen doorgaan. Er zijn zelfs enkele aris
tocraten, die zich gedwongen zagen tot de
allerlaatste stap: hun kasteel of landhuis
te verkopen: De Graaf van Malmesbury
liet zijn prachtige zeventiende-eeuwse
landhuis en zijn wereldberoemde biblio
theek veilen. Wroxton Abbey, het familie
huis van Lord North, is thans verbouwd
tot een flatgebouw. Andere landhuizen zijn
veranderd in musea, kindervacantieoorden
of sanatoria.
De tiende Hertog van Marlborough ver-
Meer dan driehonderd kastelen 1
en landhuizen in Groot-Brittan-
E nië waarvan een zeer groot
1 aantal nog wordt bewoond zijn
j! tegenwoordig tegen betaling toe- E
j| gankelijk voor het publiek. Vele
H voormalige paleizen zijn ver-
§i anderd tot. sanatoria, musea of
vacantiekolonies.
keert in de netelige positie, dat hij zijn pa
leis niet mag verkopen of cadeau geven,
zelfs al zou hij het willen. Een van zijn
voorvaderen, John Churchill, Hertog van
Marlborough, kreeg namelijk in 1704 Blen
heim Palace cadeau van koningin Anna,
omdat hij in de Spaanse Successie-oorlog
de Fransen bij Blenheim in Beieren beslis
send verslagen had. Zonder toestemming
van het parlement kunnen zijn nazaten het
paleis niet van de hand doen. Maar het on
derhoud van Blenheim Palace kost thans
jaarlijks niet minder dan driehonderddui
zend gulden. Om dit bedrag tegenwoordig
in Engeland te kunnen overhouden, moet
men een inkomen hebben van ongeveer
tien millioen gulden en zoveel verdient
zelfs de hertog van Marlborough niet! En
dus is ook dit grootste privé-paleis in En
geland onlangs opengesteld voor nieuws
gierige kijkers. Na de eerste Maandag,
waarop de toeristenhorden zijn paleis be
stormden, zuchtte de hertog, terwijl hij de
laatste bussen nakeek: „Ik weet niet of het
dit alles wel waard is". Hij stond toen in de
deur onder zijn familiewapen met de
spreuk: „Trouw maar Onfortuinlijk.
DE BRITSE aristoratie voert een verbe
ten gevecht om het bezit van haar familie
kastelen en landhuizen en nog steeds zijn
honderden van deze historische „mansions"
bewoond, ook al moeten er vaak betalende
bezoekers worden toegelaten. De vraag is
echter of dit over twintig of vijfentwintig
jaar nog het geval zal zijn. De successie
rechten, die vaak ongeveer tachtig percent
van de nalatenschap opeisen, zullen het
voor de zoons van de tegenwoordige eige
naars in de meeste gevallen onmogelijk
maken om het familiebezit in stand te hou
den. Voor hen. die nog over een aanzienlijk
kapitaal beschikken, kan de National Trust
nog ten hoogste één generatie uitkomst
bieden. Deze National Trust is een parti
culiere organisatie, gesticht door mensen,
die zich ten doel hebben gesteld gebouwen
van historische waarde in stand te houden.
Een bezitter van een kasteel of landhuis
kan zijn eigendom aan de National Trust
vermaken, mits hij tegelijkertijd voldoende
fondsen afstaat om het gebouw en het park
te onderhouden. Verder moet hij in het
vervolg zijn huis openstellen voor het pu
bliek. Uitgezonderd van deze laatste bepa
ling zijn slechts enkele beroemdheden, zo
als Sir Winston Churchill, wiens landhuis
Chartwell pas na zijn dood voor betalende
bezoekers toegankelijk zal zijn.
Wie een dergelijke testamentaire be
schikking maakt kan belastingvrij in zijn
eigendom blijven wonen. Ook de zoon heeft
na de dood van de vader nog dit recht.
Daarna komt het huis geheel ter beschik
king van de National Trust.
Maar voorlopig genieten de dagjesmen
sen nog de voldoening om elkaar te kunnen
aanstoten en te fluisteren: „There goes the
old bloke now. A real marquis, chum Have
a look!" ofwel: „Daar gaat de ouwe jongen.
Een echte markies, kerel. Kijk 'es!" En dat
geeft hen meer vreugde, dan het beschou
wen van alle prachtige collecties schilde
rijen, zilver en porselein, die hen door de
gidsen worden getoond.
BIJ DE FOTO'S: Bovenaan deze pagina
ziet men een afbeelding van Blenheim
Palace, sinds 1704 bewoond door de her
togen van Marlborough. Links onderaan:
Harewood House, waarin een neef van de
laatste Engelse koning woont, kan tegen
betaling van een toegangsprijs door ieder
een bezocht worden. Rechts onderaan:
Chatsworth House, in de zeventiende eeuw
door de eerste hertog van Devonshire ge
bouwd. In het midden: de toegangspoort
van het slot van de graaf van Warwick.