BEELDENDE KUNST AAN EN IN HET NIEUWE GEBOUW VAN I
DE PLAATSELIJKE TELEFOONDIENST AMSTERDAM =J
Joris Ivens ziet
wel perspectief
voor filmkunst
in ons land
VINDINGRIJKE MENSEN
Over jongetjes in Amerika
gWlllll I
iSlÉwi
M S i
FRANSE PARAGRAAF
Veertig theaters
Onze Puzzle
PARIJS „Gaarne zou ik weer eens in
Nederland werken. Ik heb wel eens voor
stellen in die richting gekregen, maar die
waren zo vaag, dat ik er niet op kon in
gaan. Ik zou blij zijn, als ik er weer eens
kon werken, ik ben in Nederland begon
nen en voel mij nog altijd nauw verbonden
met mijn land, de mensen, de taal, het
licht. Misschien kan de film over Tijl
Uilenspiegel, die ik weldra ga maken, een
overgang vormen naar werken in Neder
land."
DAT ZEGT Joris Ivens, de befaamde
cineast, die ik in een Parijs'café ontmoette.
Deze. filmer van Nederlandse origine, die
nu al tientallen jaren lang in het buiten
land heeft gewoond en gewerkt, maar zijn
moedertaal nog zonder enig accent spreekt,
is thans bezig met de voorbereidingen voor
zijn film over Tijl Uilenspiegel, waarin
Gerard Philips de titelrol zal spelen. Jan
de Hartog schrijft het scenario. De bedoe
ling is geen verfilming van het boek van
Charles de Coster diens karakters wor
den gebruikt, maar overigens gaat men
temg tot de oorspronkelijke legenden, die
ook voor hem het materiaal vormden. Het
plan is, de studio-opnamen voor deze kleu
renfilm in Frankrijk te maken en veel bui
tenopname in België en wellicht ook in
Zeeland.
„Dan kom ik dus eindelijk weer eens in
Nederland werken," zegt hij en natuurlijk
raken we dan meteen aan het praten over
de Nederlandse films. Joris Ivens meent,
dat Nederland enorme mogelijkheden voor
de film kan bieden, maar dat men dat voor
de speelfilms nog steeds niet heeft ontdekt.
,,Onze litteratuur ligt nog vrijwel braak,"
zegt hij. „Er schuilen voor de film moge
lijkheden zowel in de historische als in de
hedendaagse litteratuur. De toekomst van
de film in kleine landen als Nederland ligt
in een zuiver-nationale productie, waarin
het volksleven en de volkscultuur tot uit
drukking komen."
Joris Ivens heeft, sinds hij in het midden
van de dertiger jaren naar het buitenland
ging, in alle delen van de wereld gewerkt.
Eerst voornamelijk in de Sovjet-Unie,
daarna gedurende de oorlog in de Verenigde
Staten waar hij met Frank Capra samen
werkte aan de serie „Waarom wij vechten"
en na de oorlog onder meer in Polen,
Australië en (Oost-) Duitsland. De laatste
jaren was hij artistiek supervisor voor
speelfilms in Polen en Duitsland.
„Ik blijf in de eerste plaats trouw aan de
documentaire," vertelt hij verder. „De
filmkunst heeft grote mogelijkheden als zij
zich verbindt met het gewone leven. In zijn
lange documentaires verwerk ik ook kleine
persoonlijke acties, dus ik breng er een
soeelfilm-element in. Anderzijds geef ik
speelfilms een documentair karakter door
een direct verband met de werkelijkheid."
„Hoe verklaart u, dat zoveel na-oorlogse
Russische films zo conventioneel en zo
„monumentaal" zijn, zo traag ook, dat ze
voor ons in het Westen onverteerbaar zijn?
E' lijkt overigens in de laatste tijd ver
andering te komen. Waarvan kan dat een
gevolg zijn?"
„Ja," zegt Joris Ivens, „er is een periode
geweest, dat de Russische filmkunst wel
iswaar grote producten voortbracht, maar
dat daar veel bij was, dat men in het bui
tenland moeilijk kon appreciëren. Het land
heeft door de oorlog zo geleden, dat men
er behoefte aan had monumentale werken
te maken, films die aan de nationale trots
vorm gaven, zoals dat ook wel gebeurt in
triomfbogen, welke misschien ook niet alle
maal mooi zijn. Die periode is thans voor
bij. Er wordt nu heel veel over de film
kunst gediscussiëerd en er zijn nieuwe,
jongere regisseurs naar voren gekomen.
De kunst maakt de veranderingen in het
sociale en economische leven mee, maar
soms ook komt zij er achteraan."
Het gesprek komt op het gebruik van
kleur in de film, mede omdat men in Oost-
Europa tegenwoordig vrijwel alleen kleu
renfilms maakt. Ivens aanvaardt de kleur
volkomen. Maar men moet het onderwerp
en de atmosfeer in aanmerking nemen.
„De kleuren zijn nog steeds moeilijk voor
ons," zegt hij. „Zij betekenen een verrijking
van de technische en de artistieke midde
len, maar ons ontglippen nog wel eens de
begrenzingen van onze kunstuitingen. Wij
zullen spaarzamer moeten worden met de
kleuren. Een hemel bijvoorbeeld is meestal
in de films tè blauw en zo is het dikwijls,
dat men een teveel geeft. Wij moeten de
kleuren ook meer functioneel toepassen, ze
moeten als het ware een dramatische rol
spelen. We kunnen, wat dit betreft, van ce
schilderkunst leren, maar daarvan mogen
we dan niet het meditatieve element over
nemen v- een film moet, anders dan een
schilderstuk, direct pakken."
Horizontaal: 1. gesteente, 4. eind,
6. tap met een sleutel, 7. afnemend getij,
9. munt in China, 10. geslacht, 15. oude
lap, 16. huwelijksgift, 17. liniëren, 20. en
(Frans), 21. deel van een schip, 22. grote
deur, 24, ik (Latijn), 25. achting.
Verticaal: 1. niet gevuld, 2 pers.
voornaamwoord, 3. tweetal, 4. voegwoord,
5. telwoord, 8. verhindering, 9. inhouds
maat, 11. bijwoord, 12, eer, 13. vaarwel,
14. kever, 17. verstand, 18. salaris, 19.
akelig, 22. rivier in Italië, 23. voorzetsel.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5,en
f2,50 dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaux: in Haarlem, Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer-
laan 186. Op de enveloppe vermelden:
„Puzzle".
Oplossing van onze vorige puzzle:
Horizontaal: 1. want, 3. glas, 5.
oor, 7. strop, 9. den, 11. knaap, 13. eed.
15. dal, 16. snert, 18. rem, 20 koord, 22.
oma, 23. krom, 24. mees.
Verticaal: 1. wild, 2. tot, 3. grond,
4. stop, 6 ork, 7, Sneek, 8. paard, 10. een.
12. ale, 14. droom, 16. stok, 17. Tom, 19.
Maas, 21. ram.
Prijswinnaars van de vorige keer:
H. Mulder, Nijlstr. 17, Haarlem (ƒ7.50);
J. H. Hogeweg, Voorhoutstraat 16, Haar
lem (ƒ5) en mevrouw H. G. Veldman
Mol, Bloemstraat 16, IJmuiden (ƒ2,50).
OOK HET BEZOEK aan de tweede In
ternationale Tentoonstelling van Uitvin
dingen in de Amsterdamse Apollohal heeft
mij de indruk gegeven, dat allerlei dingen
toch weer veel handiger en efficiënter
kunnen worden gedaan, dan wij gewoon
zijn van het snijden van uien tot het
inrichten van kernsplitsingscentrales toe.
De vindingrijkheid van weinigen bepaalt
er wel een fabriek, die het patent niet
koopt maar het zo nabootst, dat je hele
maal niet hoeft te gaan procederen."
,,'t Is vaak een kwestie van termino
logie", vervolgde hij. „En dan zijn er altijd
van die uitgekookte jongens, die precies
tussen de mazen doorkruipen. Toen in
Amerika de auto's allang reden, kwam er
een keer een man octrooi aanvragen op
de vooruitgang van velen. Dat het er maar
weinigen zijn heeft natuurlijk zekere na
delen, maar in elk geval het voordeel dat
de tentoonstelling betrekkelijk klein en
overzichtelijk blijft. Men heeft er de ruim
te, zóveel zelfs, dat ik tot mijn verbazing
werd tegemoet gefietst door twee jonge
dames op een klein merkwaardig rijwiel.
Toen ik naar de bijzondere voordelen er
van informeerde, deelden zij mede, dat dit
hèt rijwiel voor krap-behuisden was. Het
bevreemdde mij, omdat ik niet de ge
woonte heb binnenshuis te fietsen, maar
het bleek om de opberging ervan te gaan.
Zij togen aan het werk. De één trok de
hele zadelstang met het zadel er uit en de
ander schoof een palletje om en draaide de
hele stuurstang over het voorwieltje heen,
zodat die parallel met de kettingkast onder
de fiets kwam te zitten. Zo bleef er een
bundeltje fiets over, dat men gewoon in de
parapluiebak kan zetten. Het patent bleek
inmiddels al door een fabriek gekocht te
zijn. „Nou, dat valt me mee", zei een om
stander, „want meestal doe je al je moeite
voor niks."
Het bleek een uitvinder te zijn, die al
zoveel keer teleurgesteld was, dat hij de
laatste jaren nauwelijks meer uitvond.
„Eerst al die moeiten en kosten voor het
octrooi en als je dat voor elkaar hebt komt
OPNIEUW KOMT tenslotte het gesprek
op de film in Nederland met wie zou
men daarover beter kunnen praten dan met
oe man die de grondlegger is van de Neder
landse documentaire school?
„De kunstcritici in het buitenland zeggen
dikwijls, dat in mijn films de visuele tra
ditie van ons volk tot uiting komt. Daar zal
wel iets van waar zijn. Het geldt in elk
geval ook voor het werk van Van der Horst
en Haanstra, waarvoor ik heel veel waar
dering heb. Het is eigenlijk ook logisch, dat
men in Nederland met zijn schilderkunstig
verleden talent heeft voor een visuele kunst
als de cinematografie is. Hoewel de econo
mische moeilijkheden voor de opbouw van
een speelfilm-industrie in Nederland na
tuurlijk groot zullen zijn, kan men daarom
toch optimistisch zijn voor haar toekomst."
JAN KOOMEN
een vierwielig voertuig, voortbewogen door
een motor. En het gekke was, dat hij er
nog een heel redelijke kans mee maakte,
alleen door deze manier van formuleren."
VAN EEN ANDER uitvinder hoorde ik
een verhaal, dat een bijna tegengestelde,
maar eveneens nogal ontmoedigende mo
raal had: een kennis van hem had een
postzegel uitgevonden, die men niet be
hoefde af te stempelen, omdat hij nooit
voor de tweede keer gebruikt zou kunnen
worden. Ieder, die de postzegel van de
brief zou trachten te halen, zou deze auto
matisch vernietigen, omdat de drukinkt bij
de geringste aanraking met water of stoom
verdween. Afgezien van het feit, dat de
posterijen er niet voor voelden, al was het
alleen maar, omdat het in ons land veel
vuldig regent, kon dit idee niet geoctro-
yeerd worden, aangezien er een halve eeuw
geleden in Oostenrijk al iemand op ge
komen was.
De uitvinder zou eigenlijk een duidelijk
overzicht moeten hebben van alles wat nog
niet uitgevonden is, maar dat kan hem
uiteraard moeilijk verschaft worden. Er
zijn ongetwijfeld van die uitzonderlijke
geesten, die er zeker van kunnen zijn, dat
hun vinding uniek is, zoals de heer Ger
hard Kellberg in Augsburg, die een bord
met een schuine bodem heeft geconstru
eerd. Dit bord maakt, zoals hij in punc
tueel Duits uiteenzet, het gedeeltelijk op
heffen van het bord voor het uitlepelen
der laatste soep overbodig! Tientallen ja
ren lang heb ik mijn bord gedeeltelijk
moeten opheffen om de laatste soep er uit
te kunnen lepelen en nooit ben ik er mij
van bewust geweest hoe uitermate hinder
lijk dit was. Maar thans zijn gelukkig mijn
ogen daarvoor opengegaan. Eureka.
Niet alleen mijn ogen maar ook mijn
mond is opengegaan: van verbazing, toen
ik een man met een dubbelgevouwen fiets
zag staan, van zinsverrukking toen ik de
frivole wasdroogmolen van een firma uit
Zeist zag draaien. Afgezien van alle voor
delen op de conventionele waslijnen, zoals
ruimtebesparing en snellere droging
want de molen draait op de wind be
looft dit apparaat een ongekende verleven
diging van het huizenbeeld.
PARIJS, November Er zijn in
Parijs ongeveer veertig theaters voor ge
wone toneelstukken, die voor revues en
operettes en de musichalls niet meegere
kend. Wat een stad moet opbrengen om
een wereldstad te zijn wordt daar des te
beter door aangegeven als men vermeldt
dat de goede plaatsen in bijna alle geval
len duizend francs kosten, tien gulden. De
uitzonderingen zijn de enkele gesubsidieer
de theaters, die met wat minder toe kun
nen, of de zeer kleine, die zoveel niet dur
ven te vragen. De aanduiding goede plaat
sen is hier niet in enge zin gebruikt: alle
plaatsen in de zaal, tot die in de loges toe,
benevens de voorste rijen van het balcon,
zijn pas voor tien gulden beschikbaar. Op
de minder dure plaatsen is het meestal
scheef zitten, wringen met de nek en zelfs
opstaan als het spel zich naar bepaalde
hoeken van het toneel verplaatst. Wie niet
fanatiek is, noch tot een vereniging be
hoort waarvan de lidmaatschapskaart hem
recht- geeft op reductie en ook geen rela
ties heeft die hem aan vrijkaarten helpen,
besteedt aan een aardig avondje in het
theater met z'n tweeën ruim vijfentwintig
gulden. Het programma immers kost ge
middeld honderdtwintig francs, waar een
fooi van dertig francs als minimum bij
komt. De garderobe vraagt dertig francs
per voorwerp en een fooi. Als de juffrouw,
die de plaatsen aanwijst met honderd
francs beloond wordt, ziet zij daar niets
ongewoons in. Dan komt de pauze, soms
zijn er zelfs twee pauzes: sommige van de
ouvreuses hebben bakken met choco-ijs en
snoeperij voor. andere geven luid roepend
de weg naar de bar van het theater aan,
waar de eenvoudigste consumpties op ne
gentig francs geprijsd zijn en nooit koffie
te krijgen is. Vele van de bezoekers gaan
dan naar buiten. Er is altijd wel een
kroegje aan de overkant. Aan de bars is
het zelden druk in de pauze, hoewel er
toch altijd meer belangstelling voor is dan
voor de boekenstalletjes, die vaak in de
hall zijn aangelegd en waar een juffrouw,
die de waardigheid van haar artikel met
lofgeroep zou schaden, onbeklant om zich
heen staart.
Nu en dan wordt een van de kleine
theaters gesloten wegens financiële moei-,
lijkheden, maar het duurt meestal niet lang
of er is weer iemand gevonden die de moed
heeft om er een opvoering te proberen
lang genoeg toch om berichten dat ook an-1
dere theaters over sluiting denken zorg
wekkend te maken en wellicht een discus
sie in enkele bladen te inspireren over de
vraag of er niet teveel theaters zijn in Pa
rijs. Zulke discussies lopen nooit ergens op
uit. Wie zou er aan denken om theaters te
gaan verbieden? Er blijven er altijd zo
veel, dat zeker de helft alleen in leven ge
houden wordt door de hoop dat hun vol
gende stuk eindelijk weer eens volle zalen
zal trekken. De eritieke vraag is niet of dat
wenselijk is, maar of er voldoende acteurs
zijn die alles willen riskeren als zij maar
weer iets te doen hebben en die zijn er
altijd. Vaste gezelschappen met jaarcon
tracten zijn schaars. De meeste acteurs
staan in het geval van een msilukt stuk na
drie weken op straat en moeten, als zij
geen reputatie hebben die hun grote let
ters op een affiche waard maakt, hun rela
ties aflopen en nieuwe relaties maken op
zoek naar iets anders. Maar er wordt ncoit
een schouwburg gesloten omdat teveel ac
teurs besloten hebben een vrediger werk
kring op te zoeken.
De toestand, zoals die nu is, zou op twee
manieren ondenkbaar zijn als Parijs niet
gewoon was de Franse provincie leeg te
zuigen: de acteurs van enige kwaliteit zou
den dan niet in zo ruime mate voorhanden
zijn en er zou niet genoeg geld zijn bij het
publiek, dat trouwens ook nog uit het bui
tenland verstrekt wordt, het duidelijkst
door de ambtenaren van de internationale
bureaux (vervolgens voedt Parijs dan ook
de provincie met toneel: stukken die in de
stad succes gehad hebben besluiten hun
carrière meestal met een tournée, in de
gunstigste gevallen ook buiten de gren
zen). Dan zou ook hier alles van subsi
dies afhankelijk zijn en men kan zich moei
lijk een regering voorstellen die veertig
hoofdstedelijke theaters onderhoudt. Dat
de mogelijkheden en de behoeften overi
gens ook hier niet met elkaar overeenko
men, blijkt wel bij het Theatre National
Populaire van Jean Vilar, het enige dat
werkelijk veel goedkoper is (vierhonderd
francs): dat trekt telkens enorme zalen vol
met stukken waar geen vrije ondernemer
het welzijn van zijn theater aan zou durven
wagen.
Het is voor alle uitvinders te hopen, dat
hun bedenksels spoedig de weg naar de
productieve en consumptieve sfeer zullen
vinden, al zijn er enige bij, die elkaar
helaas zullen opheffen. Want er was een
man uit Valkenswaard met een ketting-
kast, die door een handige sluiting direct
afneembaar is, maar er was ook een man
uit Amsterdam met een geheel kettingloos
rijwiel. KO BRUGBIER. O
l|||lll!t!lll!llll!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII!lllllllllllllllllllllllllllllilllllll!llllllillll!HII!lllll l!lili!!!ll!llllillllllllliHII!ll!lllllllll!llll!llllll!lllllll!!l!lllll!IH
Het is bepaald niet waar dat alles in
Amerika groter en beter is. Ik kwam
onlangs door Amsterdam, Ohio. Er staan
twaalf huizen.
Het prettigste dat ik mij kan voorstellen
is om een jongetje te zijn in Amerika. Indië
heeft heilige koeien, en de oude Egypte-
naren hadden diep ontzag voor de kat.
Maar in Amerika moet men niet koe, of
kat, maar jongetje zijn, tussen zes en twaalf
jaar. De jongetjes dragen blue jeans en
witte onderhemdjes, hebben een passie voor
honkbal (de nationale sport; voor de Euro
peaan een sloom, veel te ingewikkeld spel),
lezen gespierde beeldromannen over dito
mannen die zich per raket in de interstel
laire ruimte wagen, rijden op het trottoir
op vuurrode fietsen met enorme sturen,
dikke banden en sirenes, verdienen dub
beltjes met het rondbrengen van kranten
(het volstaat om de honderd pagina's vanaf
de fiets in het open voorportaal te gooien)
en eten zoveel ijs dat men het zelfs weigert
5 te geloven als men het ziet. En alles mag.
De jongetjes zijn dan ook geheel onbe
vreesd voor grote mensen, en zeggen zo nu
en dan de pijnlijkste dingen. Inmiddels kan
men toch niet goed van verwennen spre
ken. Zij mogen weliswaar alles, maar zij
kunnen zichzelf bezig houden, en als zij ijs
eten is dat dikwijls van de dubbeltjes die
zij zelf verdienen. En dat geldt beslist niet
alleen voor kinderen uit sloppen. Eén van
mijn beste vrienden in Amerika is een
vooraanstaande professor; hij woont in een
keurig dorp. Maar ook zijn zoontje supple-
menteert zijn zakcenten met een baantje.
De Amerikaan heeft diep respect voor
zijn kinderen. Hij gelooft dat zijn kin
deren hierdoor ook respect voor anderen
zulen hebben, en in het algemeen blijkt dat
zo uit te komen. Daarom stoppen de auto's
bij de oversteekplaatsen en wordt men in
queues niet geduwd.
Geruststellend
Dolblij was ik toen ik in de Lebanon
„Western Star" (oplaag 6000, komt eens
per week uit) las: „Wij zullen altijd kran
ten nodig hebben om uit te leggen wat wij
op het televisiescherm zien." S. v. d. O.
Eind October werd in het nieuu
gebouw van de Plaatselijke Telefoo.
dienst Amsterdamgelegen tussen d<
Pieter de Hoochstraat en de Hobbema-
kade een tentoonstelling geopend van
werk van de kunstenaars, die een aan
deel bijdroegen in de versiering daar
van. Plet complex, dat men hiernaast
tweemaal ziet afgebeeld, werd door de
Dienst der Publieke Werken in de
hoofdstad gebouwd in de jaren 1940-
1942 en 194S—1954. Op deze pagina ziet
men verder afgebeeld: de entrée van
het hoofdtrappenhuis, een vergader
zaal en tenslotte een koffiekamer.
AAN HET NIEUWE, voor de oorlog al
begonnen gebouw van de Plaatselijke Tele
foondienst Amsterdam, heeft een aantal
beeldende kunstenaars en kunstnijveren
mogen meewerken. Ter gelegenheid van
een door de Nederlandse Kunststichting
georganiseerde tentoonstelling van vrij en
ander werk dezer artisten voor het perso
neel van de P.T.D. is de pers uitgenodigd
het intérieur eens nader te bekijken.
Om te beginnen moet ik het werk noe
men van Hildo Krop aan de buitenkant
van dit gebouw, ontworpen door de archi
tect Leupen van de Dienst van Publieke
Werken in de hoofdstad. Krop maakte een
sculptuur voor het plantsoen voor het ge
bouw, die zich voortreffelijk verhoudt ten
opzichte van de omringende ruimte en de
deze afsluitende gevel. Hij hakte voorts
groepen boven de hoofdingang en bewees
daarmee wederom zijn ervaring in de ver
deling der massa's in deze, ik zou haast
zeggen: grotere gevelstenen. Duidelijk is
ook, dat Krop en de architecten in Amster
dam gewend zijn samen te werken om te
komen tot een werkelijk geheel en niet een
gebouw waaraan versieringen geplakt zit
ten. De sierhekken aan de hoofdingang zijn
van Nico Witteman en doen ook goed mee.
Direct binnen vindt men dan in de vloer
van de hal een monogram in tegels van W.
Molin.
Voor het intérieur is in de eerste plaats
de architect C. Feitkamp, ook van Publieke
Werken, verantwoordelijk. De verdere sa
menwerking om tot een schoon geheel te
komen blijkt dan niet meer ideaal geweest
te zijn. De vertraging in de bouw van dit
vóór de oorlog opgezette gebouw en mis
schien voorheen gemaakte afspraken, kun
nen een handicap geweest zijn bij het uit
voeren van inmiddels meer gerijpte ideeën.
Een feit is bijvoorbeeld, dat men zich ge
bonden achtte aan een reeds bestaand ge
denkraam van J. C. Weijand, dat als uit
gangspunt diende voor de verdere door
hem ontworpen en door wijlen Bogtman
uitgevoerde ramen in het hoofdtrappenhuis.
De op iedere verdieping liggende hal aan
dat trappenhuis wordt gekleurd door deze
naar boven toe steeds lichter wordende
ramen. In deze hallen bevinden zich dan
dubbele deuren omlijstende wandschilde
ringen
De eerste, die men tegenkomt, is van
Henk Broer, een geschenk van het perso
neel en daarom aangebracht rond de in
gang van de vergaderzaal, waar directie en
vertegenwoordigers van het personeel
samenkomen. Het is Broer's eerste wand
schildering en het gebrek aan ervaring op
dit gebied van deze zo aantrekkelijke teke
naar en schilder is wel duidelijk. De kleur
gaat niet erg best met die van het op deze
hoogte nog niet zo lichte raam van Weij
and samen. De tekening der figuren heeft
iets knulligs. Er is iets ontroerends echter
in de argeloosheid, de naïeveteit bijna,
waarmee Broer dit werk aanpakte, hetgeen
zijn bijdrage misschien toch sympathieker
maakt dan die van J. Bouhuys op de vol
gende verdieping. Op het eerste gezicht is
diens verbeelding van de vier jaargetijden
(waarom dat?) wel aangenaam van kleur.
Rekening met het nabije glas-in-lood hield
hij niet in het minst. Deze twee zaken zijn
samen te zien en ze vloeken met elkaar.
Bouhuys' schildering heeft een vormgeving,
die ontstaan is uit de door hem beoefende
wandtapijtkunst en vertoont een modieus
modernisme.
Peter Alma, maker van de schilderingen
in het Amstelstation en de weinig bevre
digende zaken in de Gemeentelijke Univer
siteit, schiep hier één van zijn beste wer
ken, nu hij zich alleen bezig hield met de
verbeelding van de apparatuur van de tele
communicatiedienst. Goed is ook de wand
schildering van J. S. Sjollema, die zelf niet
tevreden is over het eenvoudige ornament
van de lot de directiekamer toegang geven
de deuren, maar naar mijn smaak juist uit
stekend slaagde met de afwisseling in de
richting der hoofdlijnen van deze versie
ring. In de directiekamer vindt men intar-
sias, hout-inlegwerk, van M. C. Escher, de
bekende graficus, wiens kunst mij altijd
geschikter leek als een toegepaste dan een
als een vrije uiting. In dezelfde kamer zijn
naaldwerk van mevrouw Ernée van der
Linden-'t Hooft en radiatorschermen van
de edelsmid Kees van der Horst.
Tenslotte moeten nog vermeld worden
het aantrekkelijke groepje kabeltrekkers
in de vergaderzaal en een beeldje in de hal
beneden van J. W. Havermans, wijzerpla
ten van klokken van J. Eissenloeffel, het
feit dat mevrouw K. Fischer-Van dei-
Mij 11 Dekker gordijnen voor het gebouw
ontwierp, Nel Klaassen deurversieringen
en W. L. Wagemans en A. D. Copier ge-
etste ramen in dit als pogen zo te waar
deren maar nog niet zo geslaagde geheel.
BOB BUYS.