Een bescheiden man zonder grootspraak
BATand BA 11
triyetbe uitfiattg^Ha^den
Kort verhaal door
Michaël Réty
-V\:\.The
Een beseheiden man
zonder grootspraak
THE SPOTTED COW
LOAD OF MISCHIEF
NADAT Zacharias Jansen eenmaal had
besloten om chef te worden, aarzelde hij
glechts een dag om uitvoering aan zijn
plannen te geven. Des Zaterdags kwam de
gedachte bij hem op. 's Maandags reali-
heerde hij de eerste fase van zijn idee. Dat
strookte precies met zijn karakter. Een
maal tot handelen ontwaakt volvoerde hij
wat hij zich voornam. Het geluk was in
zoverre met hem, dat
hij de hele Zondag
ter beschikking had
gehad om de zaak te
overdenken.
Zacharias Jansen was
een ongecompliceerd
man. Zijn denken vol
trok zich langs recht
lijnige banen. Het was
hem als ontwierp hij
een veldtocht. De eer
ste stoot was hard.
De loopgravenoorlog, die volgde, diende
alleen om de zenuwen van zijn tegenstan
der op de proef te stellen. Vervolgens nog
een intimidatie-offensief. Een tenslotte zou
hem de overwinning als een rijpe vrucht
in de schoot vallen. Hij kende geen mede-
MET TWEE TEKENINGEN
VAN POPPE DAM AVE
„Dat zal u toch wel bekend zijn." De heer
Boot werd kwaad, maar op een stille wenk
van de heer Van Kommer bond hij we-r
in. „U heeft daar rare dingen tegen mijn
heer Van Kommer gezegd."
„O", zei Zacharias Jansen, „u bedoelt de
reden dat ik te laat was."
„Ja"
„Mijn bus had vertraging, mijnheer. Het
spijt mij als dat ver
haal niet geloofwaar
dig heeft geklonken."
„Uw bus? Welke
bus?"
„Heeft de heer Van
Kommer u daar dan
niet over verteld?"
„Ik weet van geen
bus."
Directeur Boot wend
de zich om uitleg tot
de heer Van Kommer
en deze stelde alle pogingen in het
werk om de heer Boot te beduiden,
dat deze alleen maar bestond uit hoof
de van het feit dat Zacharias Jansen
gek was. Maar het optreden van Zacharias
Jansen was dusdanig normaal.en zijn ver
lijden. Hij offerde zijn chef met een gerust schijning zo redelijk, dat er geen verklaar-
gemoed aan zijn plannen op. Hij onder
hield met de heer C. J. van Kommer geen
relaties. Hij mocht hem niet en haatte
hem niet. Hij was alleen maar vastbesloten
hem van zijn plaats te verdringen. Zacha
rias kende maar één aspiratie: zich te
koesteren in de glans, die afstraalde van
de heer Boot, directeur der firma. Om die
glans ging het hem. Hij kende de heer
Boot niet dan van zijn schedel. Die was
naakt en straalde. De schedel van de heer
Boot, zo overwoog Zacharias Jansen, was
de plaats onder de zon waar hij om vocht.
Hij zou daarvoor de heer C. J. van Kom
mer vertrappen als een bloem.
TOEN Zacharias Jansen des Maandags op
kantoor verscheen kwam hij een half uur
te laat.. Tot verbazing van al het personeel
ging hij gewoon op zijn plaats zitten en
begon aan zijn werk. Drie kwartier later
bemerkte de heer Van Kommer pas, dat
Zacharias Jansen er al drie kwartier was.
Hij liet hem bij zich ontbieden. Glim
lachend begaf Zacharias Jansen zich naar
zijn kamer en glimlachend begroette hij
hem. De heer Van Kommer keek hem boos
en verbaasd aan. Wie te laat komt glim
lacht niet.
„U bent te laat", zei hij.
„Zeker", antwoordde Zacharias Jansen.
„U heeft zich niet bij mij aangemeld. Wat
moet dat betekenen?" vroeg de heer Van
Kommer.
„Dit", zei Zacharias Jansen en hij glim
lachte niet meer, maar ging recht tegen
over de heer Van Kommer staan en keek
hem strak aan. „Ik zeg u het vertrouwen
op, dat u in mij hebt. Ik heb geen behoefte
meer aan uw vertrouwen. Ik wil hier zelf
chef worden. Ik zal uw positie ondermijnen
met alle middelen, die tot dit doel leiden:
eerlijke en oneerlijke. Het zou me aan
genaam zijn als u daarmee rekening wilt
houden. Ik hou niet van grootspraak. Ik
ben een bescheiden man. Maar ik heb u
gewaarschuwd."
Toen ging Zacharias Jansen heen, de heer
Van Kommer in opperste verbazing achter
latend.
Een minuut later kwam de jongste be
diende Zacharias Jansen vertellen dat hij
weer bij de heer Van Kommer moest
komen.
„Ik neem aan", zo begon deze, „dat u niet
meent wat u daareven zei?"
„Welzeker", antwoorde Zacharias Jansen.
„Maar dat is onbeschaamd", zei de heer
Van Kommer. „Weet u dat ik u er voor
die opmerkingen meteen uit kan gooien."
„Dat weet ik."
„Ik geloof dat u niet goed bij uw hoofd
bent. U beseft niet wat u zegt. Voelt u
zich niet goed? Bent u misschien over
spannen?"
„Niet in het minst."
„Er moet iets met u aan de hand zijn
Neemt u deze dag maar vrij. In zo'n toe
stand kunt u toch niet werken. Ik heb
met u te doen. Ik zal de zaak met de heer
Boot bespreken."
„Dank u", zei Zacharias Jansen, „maar ik
heb u gewaarschuwd
Hij vertrok, maar niet om naar huis te
gaan. Hij ging weer gewoon aan zijn werk
en controleerde de boeken, die hem wer
den toegeschoven. Het verwonderde hem
niet dat hij enige tijd later werd ontboden
bij de directeur. Hij trof hem aan met
stralende schedel. In zijn schaduw maar
zonder glans was de heer Van Kommer
gezeten. De directeur keek hem aan of hij
tot in zijn diepste diepten wilde door
dringen. Tenslotte leek zijn blik te zeggen:
Hij is niet zo gek als hij wel lijkt, of beter,
hij lijkt niet zo gek als hij wel is.
„Wat is dat nu voor een verhaal, dat ik
heb moeten horen, mijnheer Jansen?" zei
de heer Boot.
„Met uw permissie, welk verhaal mijnheer
Boot?" vroeg Zacharias Jansen.
„Wel, dat de heer Van Kommer mij over
u heeft gedaan."
„Heeft de heer Van Kommer u een verhaal
over mij gedaan?"
bare grond voor de heer Boot aanwezig
leek om aan het bestaan van die bus te
twijfelen. „Waarom heeft u me niet direct
van die bus verteld, mijnheer Van Kom
mer?" vroeg directeur Boot.
„Er was geen bus", antwoordde deze.
„Precies", zei Zacharias Jansen. „Dat is
ook de reden waarom ik te laat kwam."
„Maar er is helemaal niet over een bus ge
sproken", riep de heer Van Kommer ver
twijfeld uit. „Er is alleen gesproken over.
over wat ik u verteld heb."
De schedel van de heer Boot begon zacht
te glanzen. „Heeft u bedreigingen tegen de
heer Van Kommer geuit, mijnheer Jan
sen?" vroeg hij.
„Ik?" riep Zacharias Jansen. „Ik heb de
hele morgen gewerkt. Ik heb, terwijl de
heer Van Kommer bij u was, de wind
onder het personeel gehouden en dat is
niet onbelangrijk een paar merkwaar
dige fouten in het kasregister ontdekt Als
u ze wil zien, ik heb de boeken al voor u
opzij gelegd, mijnheer. En wat mijnheer
Van Kommer betreft: hoe zou ik hem be
dreigen? Ik draag hem net als ieder ander
lid van het personeel een warm hart toe."
„Nee maar", riep de heer Van Kommer.
„Het klinkt anders erg vriendelijk", zei de
heer Boot.
„Maar het is een leugen. Het is een ver
draaiing van de feiten!" riep de heer Van
Kommer.
„Beheers u mijnheer Van Kommer", zei dè
heer Boot. „Wat zei u ook alweer van het
kasregister, mijnheer Jansen?"
„Daarin heb ik een paar merkwaardige
fouten ontdekt, mijnheer Boot."
„Juist ja. Ik kom straks wel even bij u.
U kunt gaan. A propos, mijnheer Van
Kommer, wilt u zo goed zijn om nog even
te»blijven
DES MIDDAGS controleerde de heer
Boot de boeken van Zacharias Jansen en
hij ontdekte eveneens de fouten in het kas
register die hun merkwaardigheid vooral
ontleenden aan het feit dat Zacharias Jan
sen ze er die morgen had ingewerkt. De
heer Boot glimlachte en kon Zacharias
Jansen een compliment over zijn accura
tesse niet onthouden. Zijn verontwaardi
ging over het gebeurde kwam op het hoofd
van de heer Van Kommer neer. Zacharias
deerde het niet. Hij had zich nu al langer
gekoesterd in de warmte van de schedel
van de heer Boot dan in al zijn dienstjaren
bij elkaar. Hij had een zwak voor de sche
del van de heer Boot.
DE DAGEN die volgden, brachten geen
noemenswaardige verandering in de si
tuatie teweeg. Maar een scherp opmerker
ontging het niet, dat de verhouding tussen
de heer C. J. van Kommer en Zacharias
Jansen zich wijzigde. Misschien viel het
aanvankelijk niet op met welk een hart
roerende beminnelijkheid Zacharias Jan
sen de heer Van Kommer bejegende. Het
leek of al zijn handelingen waren geënt op
een diepe en innige menselijkheid.
Wat de heer Van Kommer daar tegen
over stelde was nihil. Telkens als Zacharias
Jansen hem begroette, schokte hij even.
Sommige leden van het personeel merkten
op dat hij even „weg raakte" alsof hij dat
allemaal niet kon verwerken. Het begon
toen ook voelbaar te worden, dat de heer
Van Kommer dichter bij het personeel
kwam te staan,, terwijl Zacharias Jansen
er juist verder vandaan scheen te gera
ken. Werkelijk, in het begin viel dat niet
op. Toch ontging het geleidelijk niemand,
dat de heer Van Kommer zijn onderge
schikten met een zekere hulpeloosheid te
gemoet trad, alslof hij hen nodig had of
een beroep deed op hun sympathie. Zacha
rias Jansen evenwel legde een steeds gro
ter terughoudendheid aan de dag. Hij beje
gende hen met °pn koele hooghartigheid.
geval bereikt dat de aandacht van direc
teur Boot op hem was gevestigd. Door zich
daarna als normaal voor te doen was de
schijn der krankzinnigheid op de heer Van
Kommer overgedragen. Hij moest maar
eens met Zacharias Jansen praten. Maar
wie praat er nu met een man die gek is?
En dan: Zacharias Jansen zou zijn positie
ondermijnen met alle eerlijke en oneerlijke
middelen. Hoe kon hij weten of hij nu
eerlijk of oneerlijk was?
De heer Van Kommer wist er geen weg
meer uit. Hij nam zich voor scherp op te
letten en Zacharias Jansen geen moment
meer uit het oog te verliezen. Maar de we
tenschap, dat de heer Boot hem zelf al
sinds enige dagen meer dan gewone aan
dacht schonk hinderde hem meer dan hij
kon zeggen.
VEERTIEN DAGEN waren voorbij vooral
eer Zacharias Jansen overging tot de laat
ste en beslissende actie. Andermaal ver
scheen hij een half uur te laat op kantoor.
Overeenkomstig zijn verwachtingen werd
hij onmiddellijk bij de heer Van Kommer
ontboden, maar hij haastte zich niet. Toen
hij de kamer van de chef binnentrad was
zijn stap fier én zelfbewust. Even zelfbe
wust zette hij zich op de stoel, die de
heer Van Kommer juist had verlaten en
hij zei: „Nou, Van Kommer, zeg het maar"
Miinheer Jansen". r?e-> i'-r- Kom-
die gezag afdwong, .vaarmate Zacharias
Jansen groeide in bescheiden zelfverze
kerdheid, raakte de heer Van Kommer zijn
veiligste zekerheden kwijt. Hij piekerde.
Hij maakte zich zorgen. Hij maakte zich
vooral bezorgd over zichzelf. Wat, zo vroeg
hij zich af, moest zijn houding tegenover
Zacharias Jansen zijn? Had hij wel ooit
een bepaalde houding gehad. Zou de heer
Boot merken, dat hij geen houding had te
genover Zacharias Jansen? Wat had Zacha-
rius Jansen eigenlijk met hem voor? Hij
kon nog steeds niet geloven dat hij op die
verschrikkelijke Maandagmorgen de waar
heid had gesproken. Maar wie riskeerde zijn
positie voor een grap? Was het een grap?
Hij had het tegenover de heer Boot ge
loochend. Diende zijn vriendelijkheid nu
om hem om de tuin te leiden of had hij
spijt gekregen over wat hij had beraamd?
Was die kleine hartelijke man een gewe
tenloze schurk, of wilde hij de heer Van
Kommer op de proef stellen. Met zijn ge
drag van een krankzinnige had hij in ieder
nier met een s„em, hees van aandoening
„dit is onbeschaamd".
„Dat is het ook", antwoordde Zacharias,
„maar u moet u niet opwinden. Hebt u me
iets te zeggen, ja of nee?"
„Jansen!!", riep de heer Van Kommer.
„Dus u hebt me niets te zeggen. Nu, ik u
wel. Van vandaag af kom ik iedere dag
een half uur later. Ik zal dat doen tot ik
zelf chef ben".
„Tot u
„En als u de heer Boot daaromtrent op
heldering moet geven, dan bent u daar
toe niet bij machte. De reden blijft in het
duister".
„Maar dat is.
„Ik reken op uw vriendelijke medewer
king, mijnheer Van Kommer".
De heer Van Kommer snakte naar adem.
„Eruit", riep hij, „serpent." Hij' wilde Za
charias Jansen met geweld uit. zijn stoel
verwijderen, maar deze was al opgestaan.
„Kom, mijn beste mijnheer Van Kommer",
zei hij, „ziet u niet, dat ik u de baas ben.
Welke reden moet u de heer Boot opgeven
als hij vraagt waarom ik te laat kom?"
„Ik zal dit gesprek woordelijk overbren
gen", zei de heer Van Kommer.
„U wilt dit gesprek woordelijk overbren
gen? Iiebt u een wire-recorder in werking
gesteld? En zou de heer Boot u geloven
als u het hem vertelde?"
De heer Van Kommer zwèeg sprakeloos.
„U zit in de val, mijn waarde", zei Zacha
rias Jansen. „Heus, u deed het beste uw
functie maar meteen aan mij over te dra
gen".
Toen kreeg de heer Van Kommer zijn
spraakvermogens terug. „U bent ontsla
gen", schreeuwde hij. „Verdwijn uit mijn
kamer voor ik een ongeluk aan u bega".
Zacharias Jansen gaf glimlachend aan dit
verzoek gehoor en ging naar huis.
MAAR REEDS een klein uur later reed de
wagen van directeur Boot voor zijn deur
en daarin zat de chauffeur van de heer
Boot, die Zacharias Jansen met grote snel
heid reed naar het kantoor van de direc
teur. De schedel van de heer Boot straalde
een onaards licht toen Zacharias Jansen
binnentrad. Hij mocht plaatsnemen in een
fauteuil voor het bureau, waarachter de
heer Boot zetelde. De heer Boot wilde per
soonlijk met Zacharias Jansen praten.
„Want uw ontslag voltrekt zich onder
zulke vreemde omstandigheden, dat ik het
(Zie verder pagina 5)
Kent u het sprookje
van Andersen over
de wmd, die de uit
hangborden verhing?
In het Nederland van
nu zou een dergelijke
geschiedenis zich niet
kunnen afspelen.
Maar in Engeland
we', want daar ko
men deze nog veel
vuldig voor, speciaal
bij landelijke herber
gen. Het onderstaan
de artikel geeft o\er
de vervaardiging er
van en de gebruikte
motieven nadere bij
zonderheden. Zij dan
ken hu» ontstaan aan
de behoefte om aard
en naam van de
drankhuizen kenbaar
te maken in de tijd
dat de plattelands
bevolking nog moest
leren lezen en schrij
ven. Als zovele tradi
ties is deze in Enge
land bewaard, ook
oen de noodzaak ver
viel. De beschouwing
ervan leert ons aar
dige bijzonderheden
over liefhebberijen en
levensgewoonten in
vorige eeuwen.
Een levendige herinnering aan de ouder
wetse vorm van cricket, de koning der
sporten in Engeland, op een uithangbord
te Hambledon in Hampshire, geschilderd
door Ralrih Ellis.
Voora. iue- mc, cngebied ka.* mc. j
vele uithangborden zien, geschilderd
door Claude Harrison, die hier met
zijn medewerkers is afgebeeld in
zijn atelier in Ambleside, Wcstmor-
land, waar de laatste hand aan een
EE nieuw werkstuk op de ezel wordt
gelegd.
lllllltllllllllllllllll|||||||||||ll!llllllll!ili!ll!l!l!l!llllll!l!!llllllllllll||||||Üi
(Vervolg van pagina 4)
wel noodzakelijk vind mij daarvan ze!f
op de hoogte te stellen", zei hij.
„Inderdaad", meende Zacharias Jansen.
„Hoe bedoelt u: inderdaad?" vroeg de heer
Boot.
„De omstandigheden zijn bijzonder intri
gerend", aldus Zacharias Jansen. „Ik zou ze
zelf opwindend willen noemen, als ze niet
zo'n tragisch karakter hadden gekregen".
„U bedoelt dat u er het slachtoffer van
bent?"
„Nee", zei Zacharias Jansen. „Wat mij be
treft, mijnheer, komt mijn ontslag juist op
tijd. Zoals het nu is, is het beter. Ik kan de
catastrofe, die zich onder mijn ogen vol
trekt. toch niet afwenden".
„Welke catastrofe?" vroeg de heer Boot.
„Maar mijnheer!", riep Zacharias Jansen,
„Is het u dan niet bekend welk een gees
telijke ondergang zich in uw bedrijf vol
trekt?"
„Nou. dat is te zeggen....", zei de heer
Boot.
„Juist, u ziet het ook", zei Zacharias Jan
sen. „Het is erg. mijnheer. En het ergste
is. dat we er niets aan kunnen doen. Hebt
u de symptomen ook al herkend?"
„I-Imm", zei de heer Boot.
„Ik merk van wel. Hij kan het niet meer
aan. Het is verschrikkelijk voor een man
van zijn caoaciteiten. U hebt het toch ook
gezien, mijnheer? Hij gaat er aan ten
gronde. Hij is op. Of is u het nerveuze, het
geprikkelde, het achtervolgde in zijn ge
drag niet opgevallen?"
„Natuurlijk wél", zei de heer Boot. die
nog steeds niet wist over wie het ging en
eigenlijk een ogenblik bang was geweest,
dat Zacharias Jansen hem zelf bedoelde.
„De heer Van Kommer is al een hele tijd
zo. Ik bedoel: hij vertoont al geruime tijd
die stoornissen. U hebt wel gezien hoe
begrijpend en vriendelijk wij hem tege
moet getreden zijn. Hij had onze steun
nodig, onze sympathie. Het is u toch niet
ontgaan, nietwaar? Het openbaarde zich
pas goed op die Maandagmorgen, toen ik
te laat kwam. Heeft de heer Van Kommer
u werkelijk verteld, dat ik hem had be
dreigd?"
„Nee. Hij zei, dat u in zijn plaats chef
wilde worden".
„Ik, mijnheer Boot?"
„Ja, u....".
„Maar dat is verschrikkelijk. Dat is
De eerste verschijnselen van wat de
psychoanalyse ons leert te zien als achter
volgingswaanzin".
„O ja? Meent u
„Ooit de psychoanalyse bestudeerd, mijn
heer Boot?"
„Ja, ja, natuurlijk. Ja".
„Daarom is het zo bergaf gegaan. De za
ken liepen verkeerd, mijnheer Boot. De
zaak van u wel het meest. We heb
ben nog nooit zo'n lage omzet gemaakt
als deze veertien dagen. Ik kan het u met
de boeken aantonen".
„Is het waar?!"
MOCIIT U EENS of weer eens in Enge
land komen, dan moet u beslist aandacht
schenken aan de uithangborden van de lan
delijke herbergen. Er bestaat in Engeland
een aantal schilders, de daar juweeltjes van
maken. Het zijn kunstwerken met een ge
heel aparte, modernistische, stijl met onder
schriften in prachtige eenvoudige letters.
Leslie Daiken wijdt er een artikel aan in
het Novembernummer van Coming Events,
het officiële orgaan van de Britse toeristen
bond (British Travel and Holidays Asso
ciation).
Men vindt de namen der taveernen terug
in oude balladen en het uitspreken ervan
alleen al roept levendige voorstellingen
wakker. Verwonderlijk is dat niet, want de
beelden ontstonden in de dagen, toen wei
nige plattelanders konden lezen. De enige
manier, waarop de herbergier zich aan de
voorbijgangers kon voorstellen, was door
middel van een plaatje op een uithangbord:
een rode leeuw, het hoofd van een koning,
een dolfijn en zoveel andere zaken. De ge
woonte om de uithangborden van toepasse
lijke afbeeldingen te voorzien leeft tot he
den voort en er zijn kunstenaars die zich
speciaal toeleggen op het vervaardigen van
prenten en onderschriften.
De „Angel Inn" van Midhurst in Sussex,
die uit het begin van de zestiende eeuw da
teert, heeft een houten uithangbord waarop
in duidelijk leesbare lettertekens de legen
de van de „Pilgrim Fathers" is beschreven,
die op weg naar de nieuwe wereld, waar zij
vrijheid van eredienst zochten, alle herber-
bergen waar zij een goed onthaal vonden
op weg naar Southampton met de naam
„Engel" begiftigden. De vervaardiger is
Adrian Hill, die in die buurt woont. Cosmo
Clark is de schilder van het uithangbord
van het „Tavern at Lord's Cricket Ground"
in Londen. Het voornaamste is dat de voor
stelling rekening houdt met de omgeving
en dat er heldere en lichte kleuren worden
gebruikt op goed uitgewerkt hout. Het ge
heel moet goed leesbaar zijn, niet alleen de
letters, zo zegt hij.
In Haddenham bij Thame in Oxfordshire
woont Micael Farrar Bell. die op het denk
beeld kwam uithangborden te gaan schil
deren, toen hij een opdracht had etiketten
voor bijzondere wijnflessen te ontwerpen.
Voor een industriestad in Yorkshire heeft
hij een „Hare and Hounds" (Haas en hon
den) vervaardigd met een bijzonder soort
glansverf op een ondergrond van alumi-
niumverf, welke samenstelling bestand is
tegen rook en smook. Bell beschouwt de
„Golden Hynde" (Gouden Hinde) te Ply
mouth en de „Nelson" te Birmingham als
zijn beste werk.
In de omgeving van het kasteel van de
hertog van Norfolk in Sussex kan men in
de Tarrant Street te Arundel het atelier
vinden van de veteraan der Engelse schil
ders van uithangborden: Ralph Ellis, die
zijn leven aan deze oude kunst heeft ge
wijd. In de Tarrant Street hangen zijn
„King's Arms" en „Queen's Arms". Zijn
atelier is gevestigd in het oude koetshuis
van 's Konings Wapen. Hij woont in de
Maltraverstreet. Ellis kent vier stijlen, die
men in geheel Groot-Brittannië kan terug
vinden: de heraldische, de realistische, de
humoristische en de sportieve. Ellis' werk
weerspiegelt niet alleen het werkzame le
ven van de kunstenaar, maar heeft ook een
eigen benadering van de Britse historie.
Men treft er reeksen hoofden in aan van
vorsten, generaals, admiraals, wapenschil
den van staatslieden, emblemen van gilden
bijbelse gegevens en plaatselijke legenden.
In het Lake District (Merengebied) waar
Wordsworth leefde en dichtte en waar ko
ningin Wilhelmina graag haar vacantie
doorbracht, kan de oplettende reiziger de
uithangborden van E. M. Dinkel en Claude
Harrison ontdekken. Harrison heeft zijn
studio te Ambleside in Westmorland in een
oude watermolen, die uitzicht geeft op het
Windermere. Verscheidene herbergen in
Kendal, de „Sun" te Windermere en de
„Swan" te Grasmere, hebben zijn voorstel
lingen uithangen, die kenmerkend zijn voor
de landschapschilder.
Het is overigens niet nieuw dat vooraan
staande kunstenaars uithangborden verzor
gen. David Cox, die in de achttiende eeuw
leefde, maakte de afbeelding die in de
„Royal Oak" (Koninklijke Eik" te Bettws-
y-Cocd in Denbigshire in een vitrine is ten-
Een vermaarde prent van Hogarth inspi
reerde Michael Farrar Bell tot het uit
hangbord van de man die zijn onheil torst,
te xnnden iv Blewbury.
„Ze liggen op mijn bureau. O pardon. Ik
had ze daar neer gelegd, toen de heer Van
Kommer mij bij zich riep om te zeggen,
dat hij mij ontsloeg".
„Dat is niet mooi. Een lage omzet".
„Zeker niet. 1-Iet is heel betreurenswaardig
voor deze tijd van het jaar. Maar misschien
kunt u het nog inhalen, mijnheer".
„Ja".
„Alleen persisteer ik bij mijn ontslag. Ik
kan onder deze omstandigheden niet lan
ger de heer Van Kommer tot oorzaak van
voortdurende zenuwuitbarstingen zijn.
Wilt u mij het ontslag zo eervol mogelijk
verlenen, mijnheer. Laten we zeggen op
mijn verzoek".
„Uw ontslag? Maar is dat nu wel nodig?"
„Ik vrees van wel. We zullen de heer Van
Kommer alleen van zijn waandenkbeelden
kunnen bevrijden als we hem vertellen,
dat ik ontslagen ben op eigen verzoek.
Misschien dat hij dan weer de oude wordt,
mijnheer Boot".
„Misschien, mijnheer Jansen....".
DOCH DE HEER Van Kommer werd niet
meer de oude. De heer Van Kommer werd
ook niet meer verlost van zijn „waan
denkbeeld". Het waandenkbeeld had
Zacharias Jansen geblazen in de schedel
van de heer Boot en die schedel kon het
best bevatten. De heer Boot droeg het met
zoveel kracht uit. dat de heer Van Kom
mer enige dagen daarna moest worden
opgenomen in een zenuwinrichting. Zacha
rias Jansen was de eerste, die hem daar
.ging bezoeken.
„Wees niet bang voor mij", zei hij, toen
hij zag, dat de heer Van kommer zich vol
angst oprichtte. „Er is geen reden om bang
voor mij te zijn. De heer Boot heeft mij
tijdelijk in uw plaats tot chef benoemd.
Maar bij uw terukeer zal ik natuurlijk
mijn plaats onmiddellijk voor u inruimen".
Hij glimlachte toen hij dit zei en in die
glimlach herkende de heer Van Kommer
de glanzende naakte schedel van de heer
Boot, waarin Zacharias Jansen zich voor
eeuwig koesterde. Hij gaf een schreeuw en
viel in onmacht.
Een dag later was hij dood. Aan het graf
van de heer Van Kommer sprak de heer
Boot. In zijn schaduw stond Zacharias
Jansen, een bescheiden man zonder groot
spraak, die het tot chef had gebracht
„De gevlekte koe" door Ralph Ellis te
Littlehampton in Sussex.
toongesteld. John Crome uit Norwich heeft
de „Maid's Head" te Norwich en de „Jolly
Sailor" te Great Yarmouth geschilderd.
Walter Crane, lid van de Royal Academy,
maakte de „George and Dragon" (St. Joris
en de Draak) te Wargrave in Berkshire.
Soms schilderen de kunstenaars de uit
hangborden noodgedwongen. De waard
kreeg het kunstwerk dan bij wijze van be
taling voor genoten kost en onderdak als de
gast niet in staat bleek aan zijn verplich
tingen te voldoen. Dat dit meer regel dan
uitzondering was bewijzen de „Queen Char
lotte's" die twee verschillende wanbetalers
hebben aangebracht op de beide zijden van
het uithangbord van de New Inn te Epsom
in Surrey.
Het Britse Genootschap van Brouwers
(Brewers' Society) steunt deze kunst om
haar te kunnen overdragen aan de komen
de geslachten. De waard van de vierhon-
derdjarige „The Dove" (De Duif) in het
Londense havenkwartier Hammersmith
heeft een student van zeventien jaar opge
dragen zijn nieuwe uithangbord te schilde
ren. De eigenaar van „The Dove" houdt
van een praatje over de geschiedenis van
de borden, die zijn trots zijn.
Het jongere geslacht brengt zijn eigen
tijd tot uiting. Te Hempstead Wigmore in
Kent kan men zich verkwikken bij de
„Flying Saucer" (Vliegende Schotel), die
ons nageslacht eens even vreemd zal aan
doen als „De Olifant en Kasteel" of „Het
Varken en Fluit" en de „Rose Revived"
(Herboren Roos) te New Bridge in Ox
fordshire.