Een jaar letterkundig leven
TWAALF DRUIVEN
IN SPANJE
LISZT IN WEIMAR
Hartelijke, gastvrije Indio 's
vormen de bevolking van het
oerwoud-paradijs vol
verleidingen en gevaren
in Franse gees..
Litteraire curiositeiten 1955 Verbazing in Rusland
om „Porgy and Bess"
Litteraire
Kanttekeningen
S ON NE VEL D-SOU VEN IR S
Wayenberg naar Amerika
door Leo Tasseron
GUATEMALA, zo zeggen cle mensen
die het weten kunnen, is een paradijs
op aarde. Een land van melk en honing
met een gastvrije bevolking van Indio's,
vrolijk als onbezorgde kinderen. Muziek
zang en dans vormen hun eerste? levens
behoeften: voor voedsel en dekking im
mers zorgt de weelderige natuur. Groen
en schemerig zijn de oerwouden, door
trokken van de bedwelmende geuren
wilde vanille, koffiebessen, cacaobonen
en de verrukkelijkste vruchten zijn er
voor het oprapen. Tussen de lianen ont
vouwen steenrode, gifgroene en vlees
kleurige orchideeën hun exotische vorm
schoonheid. Fantastisch is ook de kleu
renpracht van de quetzal of wapenvogel
en de gouden kolibri's die voorbij
schieten als bliksemschichten, waar de
kleurige vonken afspringen. Sappig wild
en gevogelte zijn er in overvloed en in
ongekende variëteit. En wie van vis
houdt, kan zijn avondmaal soms geheel
toebereid uit de rio scheppen: de heer
lijkste vissen, goudbruin gebakken in
het door gloeiende lava lot koken ge
brachte rivierwater!
EEN VAN DE VURIGSTE minnaars van
cit romantische land is de Duitse plant
kundige en grottenonderzoeker dr. F.
Morton, die vele jaren door de Guatema-
laanse jungle en de Tierra Fria, het koele
bergland heeft gezworven. In zijn nieuw
ste boek: „Xelahuh" geheten, vertelt hij
ervan met de geestdrift van een verliefde
schooljongen. Hij vertelt van de bruisende
fiestas en van de zwijgende, eeuwenoude
Maya-ruïnes diep in het oerwoud, van de
onbeschrijfelijke schoonheid van het woes
te landschap en van de vreemde wezens
die het bevolken: reuzenslangen, kroko
dillen. giftige vogelspinnen en wrede bar
racuda's, - snoekachtige roofmonsters, die
een mens in enkele minuten tot op het
geraamte ontvlezen kunnen. Hij vertelt
ook van de poema's en tijgerkatten, de
muskieten, de koortsverwekkende teken,
de vraatzuchtige boommieren, aardbevin
gen en vulkaanuitbarstingen, de vele revo
luties, de bedwelmende zwaveldampen en
tientallen andere gevaren, waaraan de be
woners van deze hof van Eden bloot staan
- om van de machinaties van allerlei
vreemde avonturiers en gelukzoekers nog
maar te zwijken. Zo erg idyllisch is het
er dus ook weer niet!
Dr. Mortons geschrift, verschenen in ver
taling door H. Drijvers, bij de Uitgeverij
C. de Boer Jr. te Amsterdam, is fascine
rende lectuur: een technicölor-avonturen-
film in boekvorm. Om u een voorproefje
te geven (want dit boek zult ge stellig zelf
willen bezitten) citeren wij een van zijn
verbazingwekkende belevenissen: het dra
ma van het Indio-meisje Xelahuh, aan
wier nagedachtenis hij zijn boek opdroeg:
„Niet ver van de Mexicaanse grens staat
tussen verwilderde cacaostruiken een ver
vallen huis, dat vroeger het kantoor van
een plantage was, maar nu een smokke
laarskroeg is. Daar maak ik kennis met
een merkwaardig gokspel. Achter de tap
kast staat op een plank een rij flessen die
Oiftig gekleurde dranken bevatten, Tut-
Anch- Aman-brandewijn, Cacauatl-likeur
en Chocolata-Aguardiente. Op het tafel
blad van de bar heeft een onvaste hand
een krijtcirkel getrokken. Daarin liggen
twee driekantige, nauwelijks één centime
ter grote vruchten. Er beweegt zich niets.
Alleen de zware ademhaling der verhitte
spelers en het suizen van de Oceaanbries
door de kokospalmen is te horen.
Er verstrijkt een minuut. Een tweede,
een derde. Er gonst een vlieg, die daarna
loom op het besmeurde venster blijft kle
ven. De spanning wordt ondragelijk. De
spelers klemmen hun gore klauwen aan de
tafelrand vast. Waar wachten ze eigenlijk
op? Kijk, het is nauwelijks te geloven,
maar er komt beweging in de ene vrucht!
Een onzichtbare, onnaspeurlijke kracht
doet haar zich op de andere zijde wente
len. Maar daar blijft het niet bij. Ze springt
plotseling bijna een centimeter omhoog,
wentelt op de andere kant, maakt weer
een luchtsprong en blijft tenslotte, niet ver
van de krijtstreep liggen.
Inmiddels is de tweede ook begonnen.
Daar hetzelfde. Wentelen, blijven liggen,
springen, wentelen, uitrusten, weer sprin
gen. De onzichtbare motor vat deze blijkt
echter sterker te zijn. De vrucht springt
hoger op, rolt verder weg. Tenslotte komt
zij buiten de cirkel terecht en haar eige
naar heeft gewonnen! Vloekend staat de
GUATEMALA
Indiaanse vrouw met kind in het
oerwoud van Guatemala
verliezer op en bestelt voor zijn rekening
twee dubbele „Manta-Special".
Een uur verder, in de brakwaterlagune
Madre Mia, klotst het water onder een
paalwoning. Vier mannen hangen over een
wrakke tafel en staren op het blad. Ook
hier een krijtcirkel en twee hoekige spring-
vruchtjes, ook hier hetzelfde enerverende
spel. Het ene rondje whiskey volgt op het
andere en het gezelschap wordt steeds
opgewondener. De eigenaar van een klei
ne, verafgelegen farm verliest onophou
delijk. Hij verspeelt zijn horloge, zijn repe
teergeweer, al zijn geld. Terwijl de lauwe
Oceaanbries zware geuren aanvoert van
over de lagune, zet Don Pedro het laatste
in, dat hij nog bezit: Xelahuh, het prach
tige Indianenmeisje met de gitzwarte ha
ren en de rode ketting van corallinas. Een
jaar lang heeft hij tevergeefs getracht de
knappe Xelahuh tot zijn vrouw te maken.
Pas nadat hij haar met gevaar voor eigen
leven uit de klauwen van een dronkenlap
gered had, werd het verbond voor het le
ven gesloten. Over enkele dagen zou het
meisje al de rancho van Don Pedro betrek
ken. Dat hij zich juist nu in dit speelhol
moest wagen!
Zelfs door de ontoegankelijkste jungle
van Guatemale verspreiden berichten zich
met een griezelige snelheid. Don Pedro lag
nog buiten kennis aan de rand van de
lagune Madre Mia, toen Xelahuh al van
het ontzettende nieuws op de hoogte was.
De volgende dag vonden vissers onder de
manschinellabomen aan de Stille Oceaan
haar lijk. De vliegen zaten er in grote
zwermen op, de gieren speurden in af
wachting de omgeving af. De grond was
bestrooid met ronde, kleine manschinella-
appels: de „boom die bedwelmt". Zijn
vruchten veroorzaken een snelle dood: uit
hun melksap wordt gif voor de oorlogspij
len gewonnen.
De kleine, aan de ene kant half bolvor
mige, aan de andere kant driehoekige
voorwerpjes, die Xelahuh genoodzaakt
hadden zelfmoord te plegen, zijn de vruch
ten van een ter plaatse groeiende wolfs-
melk-variant. Een onogelijk klein vlinder
tje legt zijn eieren in de vruchtjes. De
larve is buitengewoon sterk en haar spin
sel holt de vrucht van binnen uit. Wan
neer de zeven tot acht millimeter grote
larve zich wil bewegen, klemt zij zich met
de buikpoten aan het spinsel vast, laat de
borstpoten los, schiet omhoog en stoot met
de kop zo hard tegen de vruchtwand, dat
het huisje omrolt of zelfs een sprongetje
maakt. Spelers en drinkers zijn verzot op
dit gokspel, verspelen hun hebben en hou
den en storten zich zelf en anderen in het
on geluk.
Zo werd ook Xelahuh het slachtoffer
van de „crincadores"de springende
vruchtjes - en zij zal wel niet de laatste
zijn".
ONTELBAAR zijn de gevaren en ver
lokkingen die het leven van de „gringo" -
de blanke nieuwkomer - in deze geheim
zinnige oerbossen bedreigen. Tegen vele
daarvan kan hij zich wapenen. Tegen mus
kieten en andere ziekten-verwekkers hel
pen kinine en sulfa. Krokodillen, barracu
da's en tijgerkatten kan men ontwijken of
neerschieten - en zelfs de beet van een
ratelslang is meestal niet dodelijk wanneer
men, zoals de Indio's doen, de wond direct
openkerft, er buskruit in strooit en dat
aansteekt
Het ergste gevaar echter doet de mens
ook daar, zichzelf aan. Hij bezwijkt vooi
de sirenenzang van zijn eigen hartstochten
en wordt een roofbouwer of een broodja
ger. Rijke toeristen en buitenlandse han
delaars bieden grof geld voor relieken der
oeroude Maya-cultuur, voor zeldzame vo
gels en planten - en er zijn altijd wel lie
den te vinden die hun deze verschaffen
willen. Zij trekken, dikwijls slecht voor
bereid, de wildernis in, waar hun c'orst
naar rijkdom hen alle voorzichtigheid uit
het oog doet verliezen. Juarros werd ver
pletterd onder een enorme zuilencactus, die
hij zojuist voor een klant had uitgegraven:
duizenden dolkscherpe dorens doorboorden
zijn lichaam en hij stierf een verschrikke
lijke dood. Een ander ontdekte in het
diepst van het woud een wand van lianen,
begroeid met de zeldzaamste orchideeën,
cie hem in één slag een rijk man gemaakt
zouden hebben. Meegesleept door zijn heb
zucht klom hij hoog tegen die wand op,
maar de bedwelmende geur der duizenden
bloemen maakte hem duizelig, zodat hij
viel. Een lus van klimrnnken slingerde
zich om zijn voet en werd door het ge
wicht van zijn lichaam dichtgetrokken.
Twee c'agen later vonden de Indio's zijn
lijk, bungelend tussen de orchideeën en al
half kaalgevreten door myriaden boom-
mi
Mortons boek bevat tientallen van zul
ke verhalen, goed geschreven en dikwijls
even huiveringwekkend als de fantastische
vertellingen van Edgar Allan Poe. Ge kunt
er in uw knusse leunstoel bij de haard,
heerlijk bij griezelen en ge zult die ge
lukkige Guatemalanen hun aardse paradijs
stellig niet al te veel benijden! H. C.
Op waarlijk vorstelijke wijze zijn „Les
Services Officials Frangais du Touris
me" voor de dag gekomen met een
Nieuwjaarswens: zij hebben een album
over Parijs het licht doen zien, dat niet
alleen typografisch en fototechnisch een
juweeltje is, doch vooral de sfeer der
Franse hoofdstad benadert op een ma
nier die onmiddellijk „aanslaat". De
beelden, in alfabetische volgorde ge
rangschikt, geven de bekende Parijse
buurten en stadswijken weer, doch op
een originele en boeiende wijze. De
sfeer van Parijs waart door dit album,
dat in zwart-wit en kleurrijke taferelen
een stemmingswisseling suggereert, die
de artistieke gave der samenstellers
verraadt. Hierboven ziet men een van
de bijzonder geslaagde illustraties uit
het album: een typisch Parijs tafereeltje.
OVER LISZT's betekenis als uitvoerend
kunstenaar zijn 's meesters tijdgenoten het
wel volkomen eens geweest. Zelfs de hem
niet gezinde kunstbroeders en zusters er
kenden in zijn pianospel een grootheid van
visie, een meesterschap, waaruit het onbe
twistbaar grandioze formaat van zijn per
soonlijkheid ten dui
delijkste sprak. Zijn
composities, waarvan
nu de meeste ail aan
de grijparmen van de
tijd zijn ten offer ge
vallen, verouderd en
vervreemd van ons
muzikbesef als ze
zijn, werden echter
tijdens zijn leven
door velen als revo-
lutionnaire kunst be
schouwd en veroor
deeld. Overtuigd van zijn kunnen droeg hij
deze teleurstellingen met dezelfde groot
heid, die zijn gehele levensstijl kenmerkte.
Hij voorzag een toekomst, die zijn tegen
standers stellig zou bekeren. Deze verwach
tingen zijn echter maar ten dele werkelijk
heid geworden.
Hoe dit alles te verklaren? Want met
simplistische uitspraken als: Liszt's muziek
bestaat uit holle frazen, uit uiterlijk ver
toon, komt men er niet. Daarvoor vindt
men in de overstelpende veelheid van zijn
werken teveel terug van de fascinerende
karaktereigenschappen, die het wezen van
deze uitzonderlijke mens hebben bepaald.
De innerlijke gespletenheid, die de mens
Liszt tekende, de wonderlijke tegenstelling
tussen de van het leven genietende man
van-de-wereld en de vertwijfelde ziel die
God zocht, herkent men in zijn werk in de
uitersten van pralende uitbundigheid en
meditatieve verstilling. Maar men mist er
de krachten in, die deze contrasterende ge
voelens tot hogere eenheid zouden moeten
samenbinden. Pleeft men ooit bij een der
koraalvoorspelen aan de oprechtheid van
Bach's religieuze levensinzichten getwij
feld, of ooit geen geloof kunnen schenken
aan wat Mozart bezielde, toen hij. zijn Ave
Verum schreef? Bij Liszt is het anders. Zijn
muziek deed in zijn tijd en doet nóg
de vraag opkomen: is dit alles echt? ilet
werd de tragedie van zijn leven, want in
wezen was het inderdaad echt.
Ook zijn menselijke hulpvaardigheid en
goedheid waren oprecht. Hij heeft dit be
wezen, vooral ook in de jaren dat hij opera-
dirigent was te Weimar en daar van 1848
tot 1861 verbleef. Het virtuozenleven kon
hem niet meer bevredigen. Componeren en
dirigeren trokken hem aan. Hij nam zich
voor propaganda te maken voor onbekende
werken, die naar zijn oordeel daarvoor in
aanmerking kwamen. Veel dank heeft hij
er niet voor ontvangen.
Toen Wagner om politieke redenen uit
Duitsland moest vluchten, zoch hij bij Liszt
hulp en steun. Deze stelde hem in de eer
ste plaats financieel in staat naar het bui
tenland uit te wijken. In Wagners nood
gedwongen afwezigheid kwam de aller
eerste opvoering van „Lohengrin" onder
Liszt's leiding tot stand. Ook naar Berlioz
ging zijn belangstelling uit. Hij bedoot
diens „Benvenuto Cellini" op het répertoire
te nemen. De eerste opvoering werd ge
geven in Maart 1852,
in aanwezigheid van
de componist. Liszt
deed voor de in zijn
vaderland miskende
Franse musicus nog
meer: tweemaal ar
rangeerde hij een cy
clus geheel aan zijn
werken gewijd. On
getwijfeld was Ber
lioz een geniaal com
ponist, maar zijn ope
ra's missen voldoende
dramatische kracht, ze zijn nooit echt
levensvatbaar geweest. In de omgang met
Liszt voelde de Franse meester, dat deze
Wagners werken boven de zijne stelde en
hij verbitterde.
Nog minder vreugde heeft Liszt aan de
opvoering een volkomen ondramatische
„Genoveva" van Schumann beleefd. Het
werk was te Leipzig al gevallen. De eerste
opvoering te Weimar, in 1855, door Liszt
gedirigeerd en door enkele herhalingen ge
volgd, bracht geen wijziging in de waar
dering voor Schumann's opus. De ongeluk
kige componist werd als geesteszieke te En-
denich verpleegd, maar de temperament-
rijke vrouw, die Clara Schumann was,
wende zich onredelijk af van Liszt,
die voor zijn idealisme opnieuw teleurstel
ling moest ondervinden.
De première van „De Barbier von Bag
dad" van Peter Cornelius in 1858, een werk,
waarin Liszt vertrouwen had en dat ook
inderdaad zeer geestige en boeiende mu
ziek bevat, werd een fiasco. Cornelius zelf
schreef over het verloop van de avond:
„Een tot nu toe in de annalen van Wëimar
ongehoorde oppositie stelde zich dadelijk
na het begin met hardnekkig gefluit en ge
sis tegenover het applaus. Zij was afge
sproken, goed georganiseerd, doelmatig
verdeeld. Zij remde de humor der mede
werkers, maar kon de voortreffelijkheid
der opvoering niet schaden. Aan het slot
ontstond een strijd van tien minuten...."
Het was een demonstratie van de groep
reactionnairen, die meenden sterk genoeg
te staan om openlijk hun afkeer tegen de
door Liszt ingeslagen richting te kunnen
tonen. Maar Liszt was innerlijk zo gekwetst
door wat zijn talentrijke beschermeling
Peter Cornelius was aangedaan, dat na dit
schandaal zijn besluit vaststond: ik ga heen
en dirigeer in dit theater geen enkele opera
meer. Hij is niet meer te bewegen geweest,
op zijn beslissing terug te komen.
De jaren te Weimar waren afgesloten. Ze
hadden meester Franz meer ontgoocheling
en ondank dan vreugde gebracht. 0
WILLEM AJNDRIESSEN l
WAS HET EEN vruchtbaar litterair jaar, dat vanavond afscheid van ons neemt? Ge
ruchtmakend is het niet geweest, indien men tenminste de binnenskamerse onenig
heid in „Podium" waarbij Lehmann zich tegen Bert Schierbeek, Hermans zich tegen
Morriën, Mulisch zich (terecht) tegen Vinkenoog en Sybren Polet (wie is Sybren
Polet?) zich tegen Hendrik de Vries keerde als een nauwelijks amusante vertoning
wijselijk buiten beschouwing laat. Gekrakeel moet er nu eenmaal zijn: hoe zouden
de kleinen zich anders groot kunnen voordoen? Wie niet prominent is moet, wil hij
opvallen, wel malcontent zijn, reden waarom een figuur als Mulisch zich niet dan bij
hoge noodzaak in het litteraire spiegelgevecht mengde. Niet dat opstandigheid een
zonde zou zijn in de litteratuur. Verre en verre daarvan. Maar waar blijven de Van
Deysels, de Ter Braaks en de Du Perrons van tegenwoordig? Het „zwavelzuur op
mandarijnen" van Hermans inmiddels gelukkig verdampt was vergeleken bij
het vroegere „Forum"-elixer maar een kwakzalverig reclameproduct. En wie (of wat)
anders dan beneden de maat heeft baat bij surrogaat?
GEEN „gebeurtenissen" dus, geen top
pen, noch dieptepunten. Of ja, toch: het is
in zekere zin een gebeurtenis, dat een de
butant zo onmiskenbaar blijk geeft van be
gaafdheid, van ernstig werken en sugges-
tief-beeldend vermogen als Cees Noote-
boom, die ons met de roman „Philip en de
anderen" verraste dubbel verraste om
dat hij de hoop wekte, dat zich in de jong
ste generatie een verandei'ing aan het vol
trekken is ten gunste van een constructieve
litteratuur. Natuurlijk verscheen er meer
dat het memoreren waard is en een uitvoe
rige „littéraire kanttekening" verdient.
Maria Dermoüt overtrof met „De tiendui
zend dingen" haar beide vorige Indische
proza-pastels. F. Bordewijk heeft, met vas
ter hand nog dan in zijn vroegere werk,
met zijn „Bloesemtak" de Nederlandse ro
man ten volle doen delen in het evolutie
proces, dat internationaal in de kunst der
epiek (ik denk in dit verband aan Virginia
Woolf) gaande is. Over een kwart of ten
halve eeuw zal men hem er om prijzen!
Dat de jongste romans van Jos. Panhuysen
en Max Dendermonde beide in hun
genre zonder twijfel verdienstelijk over
schaduwd worden door een meesterwerk
als „Zelfportret" van Teirlinck, mag geen
reden zijn ze hier ongenoemd te laten.
Wat verder? Ina Boudier-Bakker en
Anna van Gogh-Kaulbach werden op hoge
leeftijd gehuldigd eerbiedwaardige ver
schijningen, rusteloze werksters beiden, re
presentatief voor hun tijd, die door de loop
van de jaren in een ontste"end temm
steeds sneller, steeds roekelozer, wordt
achterhaald. Ook Jeanne van Schaik-Wil-
ling en Gerrit Achterberg jubileerden en
de traditionele prijzen gaven op hun wijze
reliëf aan ons letterkundig leven, dat zich
temidden van de actualiteit der dagelijkse
dingen (als de politiek en zo) moet verge
noegen met een bijrol op het achtertoneel.
Maar niettemin betékende het wat, dat een
dichter als Jan Engelman werd onderschei
den met de (wat verlate) Constantijn Huy-
gensprijs-1954, die voor 1955 ten deel viel
aan Simon Vestdijk voor het geheel van
zijn omvangrijke oeuvre. Het betékende
wat, dat de voor de eerste maal uitgeloofde
Martinus Nijhoffprijs van het Prins Bern-
hardfonds (de zogenaamde vertaalprijs)
werd toegekend aan twee onzer eminente
vertalers: aan Aleida G. Schot voor haar
onvolprezen bewerkingen van Russische
auteurs en aan Bertus van Lier voor zijn
virtuoos-dichterlijke vertaling van Sopho-
kles' Antigone: de litteraire sector van onze
geestelijke cultuur genoot, al was het voor
het oog van de wereld dan maar voor een
ogenblik, door dit huldebetoon de „publie
ke belangstelling" en kwaad kan het
nooit als men er te gelegener tijd eens aan
wordt herinnerd, dat er nog iets anders is
dan het vertier van film, radio en televi
sie. Merkte men op, dat ook de jongeren
deelden in dit eerbewijs, enerzijds door re
geringsopdrachten cn reisbeurzen, ander
zijds door waarderende prijzen? Willem G.
van Maanen, wiens persoonlijk accent een
verrijking betekent van ons moderne pro
za. werd voor „De onrustzaaier" terecht
beloond met de Van der Hoogtprijs. Willem
G. Klooster verwierf de ter aanmoediging
dienende Reina Prinsen Geerligsprijs en
de Haarlemmer Noud van den Eerenbeemt
mocht zijn roman „September" met de ro
manprijs van Hilvarenbeek bekroond
zien. En dan waren er nog twee ouderen,
die de belangrijkheid van hun litteraire
werkzaamheid erkend zagen: Henriëtte van
Eyk door de prijs der Stichting Kunste
naarsverzet en Maurits Dekker door de Ma
rianne Philipsprijs.
Ach, het zijn maar prijzen, uiterlijke te
kenen maar daar achter staat toch het
werk, waaraan het slechts eens per jaar is
vergund feestelijk naar voren te treden,
opdat men niet vergete, dat en wat er ge
werkt wordt in de binnenkamers van het
schrijvende deel van ons volk: tijdens de
Boekenweek, dit dit jaar in Haarlem met
welsprekend feestvertoon werd gevierd.
Maurice Roelants inmiddels een zestiger
geworden was te gast, in de Vleeshal
werd het woord met degenstoten gehan
teerd en twee onzer professionele „humo
risten" Annie Schmidt en Simon Car-
miggelt bereden acrobatisch een gnui
vende Pegasus.
Feest was het ook, toen in Amsterdam
de Nederlandse Vereniging van Letterkun
digen als vijftigjarige jubileerde, in No
vember van dit jaar. Een halve eeuw had
ze in het wel en wee der woordkunst ge
deeld, het „wel" bevorderd, het „wee" ver
zoet en onverdiend was het stellig niet,
dat haar tegenwoordige voorzitter Antho-
nie Donker tijdens de niet-officiële napret
zijn part kreeg van de lof voor de werk
zaamheid van het schrijversgilde.
Critischer was men daarvóór, in Octo
ber, te Den Haag geweest ex officio:
ruim vijftig Nederlandse en Vlaamse criti
ci waren er te gast om zich ter conferentie
van de Critiek te beraden over de functie,
de stand en de mogelijkheden, de „gran
deur en misère" van de litteraire critiek.
Behartigenswaardige woorden werden er
gesproken, door Pierre H. Dubois en door
Jos. Panhuysen onder meer. En waar over
woord en wederwoord werd nagepraat tij
dens het door het Haagse gemeentebestuur
rijkelijk geboden Lucullisch genot betrof
het „the heart of the matter": de integri
teit van de critiek, de onkreukbaarheid van
het oordeel, van de mens tenslotte. Zou dat
niet een zinrijke spreuk zijn voor het bla
zoen van het nieuwe jaar: de integere
mens?
C. J. E. DINAUX
LENINGRAD (United Press) De pre
mière van Gershwin's opera „Porgy and
Bess" heeft op het publiek in Leningrad
een diepe, doch verbijsterende indruk ge
maakt. De openhartige wijze, waarop in
dit werk het erotische probleem wordt be
handeld, is het Russische publiek namelijk
volkomen vreemd. Het Russische theater
is het meest puriteinse ter wereld. Zelfs
een onschuldige kus wordt zelden of nooit
op het toneel gegeven.
Zo kon het gebeuren, dat het première-
publiek tweeduizend toeschouwers de
liefdesscènes „volkomen ongeloofwaardig"
vonden. De scène, waarin de moordenaar
het meisje op het toneel verleidt, ontmoet
te dan ook slechts verbazing.
DOORSNEE-JUBILEUM
De vijftigste „Familie Doorsnee" sinds
het begin van deze serie, ongeveer vier
jaar geleden, gaat op Maandagavond 2 Ja
nuari de aether in.
HET PROGRAMMA dat Wim Kan op
zijn eentje verleden jaar op Oudejaars
avond een uur lang voor de VARA ver
zorgde was op Nieuwjaarsdag het gesprek
van elke receptie en ook daarna had men
het er nog lang voer. Deze grootmeester
onder de Nederlandse humoristen had het
immers klaar gespeeld met zijn conférence
en zijn grapjes een publiek van vele tien
duizenden onafgebroken zonder een mo
ment van verzwakking in zijn ban te hou
den, een prestatie welke inderdaad verdient
onthouden te worden.
Uiteraard heeft de VARA. het behaalde
succes indachtig, dit jaar iets dergelijks
willen doen. Zij deed daartoe een beroep
op Wim Sonneveld. Men zal er echter goed
aan doen zijn verwachtingen niet in te
stellen op basis van de uitzending van
1954. Niet omdat Sonneveld als cabaretier
de mindere van Wim Kan is, maar omdat
hij anders is.
Sonneveld is niet de man van de nim
mer vervelende conférence en zijn mou
wen zijn geen hoor
nen des overvloeds,
waaruit hij de spitse
mopjes maar voor
het schudden heeft.
Hij is wel een vak
man met een goede VJ
smaak in het kiezen
van zijn teksten, die een evenwichtig en
semble weet te formeren, die met grote
zorg zijn enscènering voorbereidt en
hetgeen natuurlijk voor een duurzaam suc
ces onmisbaar is op een voortreffelijke
voordrachttechniek kan bogen. Maar dat
wil ook zeggen, dat u vanavond om negen
uur niet Sonneveld alleen te horen krijgt,
maar met zijn ensemble waarin men vijf
geliefde cabaretières zal aantreffen: Con-
ny Stuart, die van stonde af aan tot de
troep van Sonneveld heeft behoord, Sophie
Stein, Hetty Blok, Lia Dorana en Erie
Rouché. Onder de titel „Sonneveld-souve-
nirs" wordt dan een greep gedaan uit het
répertoire van het ensemble van „Alleen
voor dames" in 1945 af tot „Huis, tuin en
keuken" van 1955 toe.
Daaraan vooraf gaat een dialoog tus
sen Sonneveld en „Vader Tijd" (Guus
Verstraete), waarin de eerste wat herinne
ringen aan zijn prille podiumjaren ophaalt:
zijn debuut bij Louis Davids, die op pan-
Voor de
microfoon
toffels verschijnt, zijn optreden bij de Pro
minenten (met het in die tijd ongetwijf'ld
innemende liedje „In Hamburg an der
Elbe" van Walther Mehring), de tijd van
de nachtclub, van Cinema Royal, van
„Klaasje Sevenster" (onder regie van
Cruys Voorbergh) en van Stoet Haspel. In
1943 beginnen dan de 26 programma's, de
3242 voorstellingen voor anderhalf mil-
lioen bezoekers met „Dromen zijn be
drog". Hella S. Haasse schreef toen meni
ge fijnzinnige tekst, waarvan „De keizerin
van Chinaland" ook in de souvenirs een
plaats heeft gekregen. Sophie Stein zingt
een stukje van „Edeltraut die Ehrenbraut"
en het aoplaus klatert spontaan op. En uit
,,'t Is Historisch" springt ineens Hetty
Blok naar voren met die mooie vondst
over Jacoba van Beieren. Dan begint ook
de periode waarin de humor van Annie
Schmidt haar vaste plaats krijgt, zoals
met „Ik weet waaraan je denkt, Marjolij-
ne" en „De Noorse trilogieën". En een
vleugje Willem Parel ontbreekt in deze
kaleidoscoop natuurlijk niet.
Sonneveld rakelt trouwens niet alleen
oude successen, maar ook wel eens enkele
tegenslagen op: ,,'t Meisje met de grote
voeten" en de poging om de pantomime in
het voetspoor van Marcel Marceau te doen
herleven. En hij herinnert op gevoelige en
sympathieke manier aan de figuur van
Emmy Arbous.
U kunt dat vanavond om negen uur alle
maal via Hilversum II horen. Maar u zult
er pas plezier van beleven, wanneer u zich
los maakt van de herinneringen van het
programma van die andere cabaret-Wim
van een jaar geleden. J. H. B.
De in Frankrijk woonachtige Nederland
se pianist Daniel Wayenberg is naar New
York vertrokken voor zijn derde concert
reis door de Verenigde Staten en Canada.
Ditmaal begint de tournée te Cleveland,
waar Wayenberg het Tweede Pianoconcert
van Rachmaninov zal spelen met het phil-
harmonisch orkest onder Georg Szell en
daarna volgt een reeks concerten en reci
tals, ook in Californië.
Hij keert medio Maart naar Europa te
rug voor concerten in Frankrijk, Luxem
burg en Engeland en een gramofoon-opna-
me van Brahms' Eerste Pianoconcert.
ELK LAND heeft bepaalde
tradities, waarvan de oorsprong
vaak niet meer is na te gaan.
Wanneer in ons land de klok
ken het oude jaar uitluiden,
staat ieder klaar om met hand
drukken of omhelzingen het
nieuwe jaar te beginnen. In
Spanje heeft men daar geen tijd
voor. Het allereerste, wat de
Spanjaard in het nieuwe jaar
doet is eten. Ontelbare dozijnen
druiven verdwijnen klokslag
twaalf in grage kelen.
La Noche de San Sylvester,
zo noemen de Spanjaarden de
Oudejaarsavond: het is de
avond, waarop families zich
thuis of in restaurants vereni
gen om onder het genot van
een heerlijk etentje en enkele
flessen goede Spaanse wijn of
champagne het oude jaar uit
geleide te doen. Teneinde de
magen af en toe wat rust te
geven, wordt het eten afgewis
seld met een dansje of wel men
zingt een paar sprankelende
Spaanse volksliedjes.
In de restaurants wordt in de
loop van de avond aan iedereen
een zakje met twaalf druiven
uitgereikt. Naarmate het uur
van twaalf nadert, stijgt de
spanning. Tenslotte zit ieder ge
spannen naar de klok te kijken,
waarbij het geopend zakje
klaar om toe te tasten in de
hand wordt gehouden. In de
kleinere dorpen gaan de be
woners met hun twaalf druiven
in een zakje of mandje naar het
marktplein om daar het mid
dernachtelijk uur af te wachten.
In Madrid is het verzamelpunt
van hen, die niet thuis of in
restaurants hun San Sylvester
vieren, de Puerta del Sol.
Blijkbaar hangt in Spanje inderdaad het geluk als een druiventros,
getuige het rituceel op Oudejaarsavond.
Gespannen kijkt iedereen naar
de klokketoren van het voor
malige ministerie van Binnen
landse Zaken: in deze toren
hangt een grote vergulde bol,
die steeds als de klok slaat
omlaag zakt. Wanneer op Oude
jaarsavond het grote moment is
aangebroken, floept de open
bare verlichting uit. Alleen de
bol blijft een glanzend verlicht
punt in de duisternis. En wan
neer de sonore slagen over het
plein weerklinken, grijpt men
opgewonden in zijn zakje met
druiven om bij elke slag van
de klok één druif in de mond
te steken. Wee degene, die niet
snel genoeg kan slikken en nog
niet klaar is als de lichten weer
aangaan. Het zal hem in het
nieuwe jaar slecht vergaan. En
als de ongelukkige dan boven
dien nog vergeten heeft wat
kleingeld bij zich te steken, dan
zullen zijn financiële tobberijen
vele zijn!
Nog lang blijft het druk in de
straten en de café's. Jong en
oud dansen met elkaar en door
elkaar en paso-dobles klinken
klaterend door straat en steeg.
Dan viert Spanje uitgelaten zijn
feest van San Sylvester.