Primitieve kunst
Tweemaal een autobiografie
Circusliefde GRONDSLAG DER BRITSE FILMKOMEDIE
Dierlijke adel
Napoleon haalde
de hand uit
het vest
ONZE NAMEN
Niet serieus
Grote verschillen
Naar aanleiding van Doctor at sea1
„Prisma"-puzzleboek
WAT ONS ook verdeeld moge houden,
één ding hebben we gemeen: we dragen
allen namen, te weten een geslachts-
naam en ten minste één voornaam. Daar
ontkomt niemand aan. Ge kunt het na-
tuurlijk als vondeling proberen, maar
dan worden er wel namen voor u be- j
dacht. En het is ook niet zo, dat ge u j
maar willekeurig eens anders moogt
noemen. Want reeds lang ontsnapte deze
materie geenszins aan de bemoeiingen
van de wetgever. Het is echter een lange
weg van Sigimar en zijn gade Wulfgifu
uit de germanentijd naar de huidige j
aanduidingen op onze naambordjes. Een
ontwikkeling, die in de geschiedenis van
ons volksbestaan een boeiend hoofdstuk
vormt. Misschien zelfs boeiend genoeg
om er van week tot week eens wat aan-
dacht aan te wijden.
NOG NIET zo lang geleden ontstond
er enige opwinding onder de Eskimo's.
Want zij gaven hun spruiten nog steeds
namen als Pitsulak en Koolee dat ls
Zeevalk en Traanlamp en lieten het
daar verder bij. Toen verschenen de j
mannen van de Canadese Bereden Po-
litie en nu hebben alle Eskimo's een
identiteitsplaatje. Met een nummer. En
verdere registratie volgt.
Geen ordentelijke staat of het komt
vroeg of Iaat tot de invoering van een
Burgerlijke Stand en het verplicht stel-
len van namen. Bij ons was het Napo-.ï
leon, die de knoop doorhakte. Nadat de
„Codes Napoléon" in het ingelijfde Hol-
land van kracht waren verklaard, haal- j
de de keizer op 18 augustus 1811 ander-
maal de hand uit het vest teneinde een
decreet te ondertekenen, waarin allen,
die „tot hier geennen vasten familie-
naam en voornaam gehad hebben" werd
gelast deze affaire onverwijld te regelen.
m
ONDANKE ALLE bedreigingen nam
niet ieder deze aangelegenheid serieus.
De registers betreffende Amsterdam S
onthullen althans, dat daar in 1811 als
geslachtsnaam werden opgegeven Pijpe-
dop, Poffertje, Savooikool, Haringkuit, j
Aardappel, Caffé, Onnozel, Stom,
Schreeuwer!, Leegloper en zo meer.
Dateren nu alle namen uit dat jaar?
Wis en waarachtig niet. Kwamen niet
reeds aan dat roemruchte beleg van
Haarlem lieden te pas, die zich Ripper-
da, Van der Laen, Stuyver, Kies, Calter- j
man en Hasselaer noemden? Nu, dat
waren leidende figuren de bakker,
die binnen de benarde veste werd op- Z
gehangen wijl hij met het gewicht
knoeide, heette alleen maar Claes, zon-
der meer. Sinds de Napoleontische tijd
dragen alle burgers een geslachtsnaam.
Deze is bovendien onveranderlijk. Wanl
en zulks stellig niet tot genoegen van
het nakroost der grappenmakers uit
1811 de wet op de naamgeving bleef
van kracht, ook toen Napoleon al lang
geen decreten meer uitvaardigde. Deze
lieden hebben één troost, want artikel j
63 en volgende van het Burgerlijk Wet-
boek „Niemand mag zijnen geslagts-
naam veranderen of eenen anderen bij
den zijnen voegen, zonder toestemming
des Konings" maken naamsverande-
ring bij Koninklijk Besluit mogelijk.
Doch deze operatie is niet kosteloos.
m
m
HET IS met deze namen wonderlijk
gesteld. De een heet Dirks, de ander
schrijft precies dezelfde naam veel uit-
bundiger als Dirickx bij voorbeeld. En
terwijl sommige geslachtsnamen ten
hoogste door een dozijn Nederlanders Z
worden gedragen, brengen Bakker, Vis-
scher, De Jong, Jansen en dergelijke het
in onze grote steden tot duizenden ver-
tegenwoordigers. En dan is er nog het
verschil in lengte. Een burger, die des-
j wege verleden jaar last kreeg aan de
grens, bleek zelfs na het scherpste on-
derzoek werkelijk de familienaam O te
dragen. Doch een ander heeft voor Oet-
gens van Waveren Pancras Clifford van
Bijleveld aanzienlijk meer ruimte nodig.
En wat de ouderdom betreft: gaat de
geslachtsnaam Van Lcnnep volgens de j
oorkonden terug tot Wernerus de Line-
pe, geboren in het jaar 1065. Nog in 1825
moest Willem I enkele laatkomers ge-
bieden een „van" aan te nemen.
Altegader zaken die wellicht enige
verklaring behoeven, waar we volgende Z
week een begin mee gaan maken. Een
goed moment. Want de komende wijzi-
ging van ons Burgerlijk Wetboek Iaat
ook de namen niet ongemoeid.
J. G. DE BOER VAN DER LEY j
LANGE TIJD werd aan kunst van pri
mitieve volken niet veel meer waarde ge
hecht dan als van iets curieus. Dat deze
kunst, onder meer uit Midden-Afrika, In
donesië, Melanesië, Polynesië en Npord-
West-Amerika, ook tot onze verbeelding
kon spreken, leerden ons de kunstenaars in
het begin dezer eeuw. Het was de Franse
schilder Vlaminck, die eigenlijk het eerst
primitieve beelden uit Afrika kocht om de
schoonheid, die hij erin zag. Na hem was
het Picasso, die zich in zijn wijze van uit
drukken liet inspireren door deze primitie
ve kunst, die op het cubisme dan ook in
vloed heeft gehad. Het werk van de te
Parijs werkende Italiaanse schilder Mo-
digliani is in zijn geheel door de kunst van
negers beïnvloed wat betreft de tekening
van zijn figuren, van zijn portretten met
hun meestal zo lange halzen en neuzen.
Duidelijk is ook de invloed op het werk
van sommige expressionisten.
De gehele primitieve kunst heeft trou
wens een grote rol gespeeld bij het zoeken
naar nieuwe uitdrukkingsvormen door de
kunstenaars van de twintigste eeuw, voor
wie klassicisme, naturalisme en realisme
tot steriliteit leidden. Met het ruimer wor
den van de wereld konden zij niet meer
tevreden zijn met het Grieks-Romeinse
schoonheidsideaal. Primitieve kunst tracht
uitdrukking te geven aan het fundamenteel
belangrijke, is de stelling van W. Muen-
sterberger, die een inleiding voor het
prachtige plaatwerk „Primitieve Kunst"
schreef, waarvoor H. Sibbelee en R. Spreng
de foto's maakten en dat in de serie Ars
Mundi (Contact) verscheen. Wie het met
deze stelling eens kan zijn, begrijpt hoe de
hedendaagse kunstenaar bewogen kon wor
den tot een bezinning op de waarden,waar
van primitieve kunst hem de voorbeelden
bood.
HET BOEK bepaalt zich tot de figura
tieve kunst, waarmee wij in het bestek van
hedendaagse beeldende kunst het meeste
contact zullen hebben. Enige gebieden,
waar voornamelijk een non-figuratieve en
een ornamentele kunst zich openbaart, zijn
in dit werk dan ook niet vertegenwoordigd.
Muensterberger verzet zich dan direct al
tegen het nu eenmaal gebruikelijke woord
primitief, dat ook wij bij het zien van de
vele foto's nog moeilijk van toepassing
kunnen vinden. Hoe geraffineerd zou men
zelfs sommige zaken mogen noemen.
Slechts de gereedschappen, waarmee dit
werk vervaardigd werd, zijn primitief te
noemen. Het gebruik van ijzer of staal was
de meeste auteurs van het gereproduceerde
werk niet bekend.
Het nagaan van het ontstaan van de ver
schillende stijlen, hun ontwikkeling en hun
wederzijdse beïnvloeding is door het ge
brek aan een geschiedschrijving bij de pri
mitieve volken uiterst moeilijk. Pogingen
om deze kunst langs chronologische weg te
benaderen, strandden. Historische ouder
dom heeft weinig te maken met de kwali
teit van een primitief kunstwerk. In de
westerse kunst zien we aan het einde van
een stijlperiode veelal verval optreden en
blijken vernieuwingen noodzakelijk. Een
eeuwenlang herhaald motief kan bij de
primitieven door een kunstenaar van later
tijd schoner behandeld zijn dan door zijn
voorgangers. De vormgeving bij primitieve
kunst is bepaald door de aard en de vorm
van het te bewerken materiaal (meestal de jj
boomstam) en de gereedschappen. En dan f
natuurlijk door de riten, door tradities,
waaraan niet getornd kan worden, omdat
het kunstwerk daar een sterk sociale be-
tekenis heeft. Het behoort tot de elemen-
ten. die een stam, een kleine gemeenschap ji
binden.
Muensterberger waarschuwt ons, dat pri-
mitieve kunst niet altijd een religieuze is.
Men kent voorbeelden van speelgoed, van
poppen, naast beelden die voorouders of
goden vereren ofwel de verblijfplaats van
een geest aanwijzen. De positie van de
maker blijkt wel een geheel andere dan die I
van de westerse kunstenaar. De stam legt
de kunstenaar beperkingen op. Aan ver-
nieuwingen komt hij uit zichzelf niet ge
makkelijk toe. Soms is het maken van een
beeld een ritueel, waar de gehele stam mee
te maken heeft.Kunstenaars worden ook wel
DE ENGELSE dichter en romancier
Richard Church heeft „Over the Bridge"
hoewel het een autobiografie van zijn jeugd
is als een roman opgevat. Niet dat er
bepaald „valse" herinneringen in verwerkt
zijn, maar hij doet alsof hij zich hele ge
sprekken woordelijk herinnert, met de
stemmingen die zij in hem opwekten erbij.
Niemand zou daar in kunnen geloven. Het
beste voorbeeld van een eigen jeugdbe-
schrijving blijft dat
van Stendhal, die de
herinneringen even los
en onvolledig meedeelt
als hij ze terugvindt.
Niettemin heeft de ro-
mansvorm van Church
haar verdiensten. Men
mist de directe gewaarwording dat dit
alles uit een geheugen is opgegraven,
maar men gaat toch op den duur het
woonde, in Battersea in Zuid-Londen, voor
zich zien. De huisgenoten, de vader, de
moeder en de broer komen ook in zicht.
Zij zijn zelfs, meer dan de auteur, de ware
hoofdpersonen van het boek. Geen van zijn
eigen zaken heeft de auteur met zoveel
gloed beschreven als het geval van de
model-locomotief, die zijn broer Jack ge
bouwd had en die op een cirkeltje rails in
de achtertuin gedemonstreerd werd: pas
na herhaaldelijk met brandstof gevuld te
zijn, gaat zij eindelijk lopen, eerst langzaam
en trillend en dan steeds harder, tot zij
enige tijd in een regelmatig vaartje rond
loopt, maar tenslotte uit elkaar springt in
vliegende onderdelen.
In zulke verhalen lijkt de schrijver niet
in de laatste plaats het meest op zijn gemak
te zijn, omdat hij zich ontslagen voelt van
de plicht om er zijn eigen ontwikkeling in
te „verklaren". Af en toe doet hij in de
loop van het boek een poging om zich in
dat opzicht te beteren, maar telkens geeft
hij het na een paar regels op, klagend dat
zulke generalisaties uit zijn ervaring toch
niets waard zijn. Men vraagt zich af of hij
over anderen niet met meer gemak zou
kunnen generaliseren, want het merk
waardige is dat hij, ook wanneer het over
zijn eigen directe ervaring gaat, in de war
dreigt te raken. Zo wanneer hij voor het
eerst een bril draagt en de sensatie onder
vindt dat een wereld, die hij al aanvaard
heeft in de vorm van vage vlekken en
schaduwen, plotseling helder wordt inge
deeld: hij bouwt in deze tekst de onder
vinding kennelijk niet uit zijn herinnering
maar uit zijn fantasie op, zo uitvoerig en
moeizaam, dat men het zelfs niet plausibel
kan maken door van een roman te spreken.
Daarentegen gaat alles volmaakt natuurlijk
en herkent de lezer alle emoties als de
broer Jack, die een vroege aanleg voor
pianospelen toont, maar weigert nog langer
op de oude familiepiano te rammelen, na
Naar aanleiding van „Over the
Bridge" door Richard Church en
„Your England" door R. H. Bruce
Lockhart, twee nieuwe boeken, die
respectievelijk door Heinemann en
Putnam te Londen zijn uitgegeven.
„De God van de vissers" - uit hout gesne
den beeld op de Cookeïlanden.
De oude piano wordt dan niet verkocht
en de twee instrumenten in het kleine
huisje blijven uit dit boek in de herinne
ring, dank zij hun betekenis als demon
stratiemateriaal voor het karakter van de
vader en de broer. Dat zijn werkelijk
levende karakters: de vader, dol op fietsen
en buitenlucht (zijn hoofd is gevuld met
nauwkeurige herinneringen aan wegen en
viersprongen tot in de uithoeken van En
geland) is een knappe
kerel om te zien en al
tijd opgewekt gestemd,
maar hij verfoeid
moeilijkheden en houdt
zich erbuiten als zij
zich voordoen; demoe
der die iedere dag
als onderwijzeres werkt en zowel intelli
genter als sterker van karakter is dan de
vader en die door al haar lasten uitgeput
al jong sterft; de broer die vele talenten
heeft en zich uitdrukt als een intellectueel
in wording. Men kan niet zeggen dat deze
personen zich als onafhankelijke karakters
aan ons voordoen: Zij zijn duidelijk her
kenbaar als intieme, onberedeneerde waar
deringen van de schrijver in zijn jeugd.
Bijna zonder dat hij ons dat aangeeft, kun
nen wij weten wat ieder van hen voor hem
betekende.
Op deze manier zijn er uitstekende din
gen te zeggen van veel dat tussen de kern
en de buitenkant ligt in deze autobiografie.
Men zou willen, dat Richard Church zich
van tevoren een duidelijker opvatting van
zijn schrijfplan had eigen gemaakt, waar
mee een aantal gewrongen passages voor
komen had kunnen worden. Het is de
moeilijkheid van het autobiograferen, voor
iemand die niet voor de vuist weg schrijft,
dat deze kunst, evenals die van het roman
schrijven, door oefening gewonnen wordt
en een auteur maar één leven heeft om te
beschrijven. In ieder geval is het huisje in
Battersea met althans drie van zijn vier
bewoners en met de fietsen, de locomotief
en de piano's vereeuwigd.
„Your England" van R. H. Bruce Lock
hart, een journalist die in de twee oorlogen
in dienst van het Foreign Office buitens
lands heeft gewerkt en daar ook over heeft
gepubliceerd, wordt niet precies als een
autobiografie, maar meer als een waar
dering van Engeland door een Schot aan
geboden. Niettemin komt het toch groten
deels op autobiografie neer, ook enigszins
op een „dagelijkse geschiedenis" van Enge
land van 1900 tot nu, met weglating van de
twee oorlogsperioden. Daar komen dan de
notities o*r het Engelse nationale karak
ter uit voort, maar zij doen niet veel goed.
Het blijkt altijd moeilijk om iets pertinents
over Engeland te zeggen, dat niet in onge
veer dezelfde vorm al honderd keer gezegd
is en men hoeft Sir Robert geen dank te
lang wachten een nieuw instrument krijgt, weten, dat hij zich niet ontziet opnieuw met
Kop van een vrouw, detail van beeld uit
de Belgische Congo
aangewezen, zoals men functionarissen be
noemt. Vaak blijft het vak in één familie,
die dan het „copyright" van de meeste
voorwerpen bezit.
HET LIGT voor de hand dat het met de
primitieve kunst gedaan is, daar waar het
Westen vat op primitieve volken kreeg. Er
wordt dan wel gezocht naar een nieuwe,
eigen kunst, die dan vermengingen van
Europese en eigen oude opvattingen zal
vertonen. Schrijver noemt nog een voor
beeld van een hedendaagse beeldsnijder in
Nigeria, genaamd Ben Enwonwoe, die zich
zelf dan ook aan het prille begin vindt
staan.
Muensterbergers inleiding kon slechts
een korte zijn en zich beperken tot alge
mene feiten. Men maakt al lezende steeds
grote sprongen over de wereldkaart. De
kunst van verschillende primitieve volken
toont namelijk vaak opvallende overeen
komsten, die een gevolg zijn van algemeen
menselijke wezenstrekken. Enkele aardige
anekdotische bijzonderheden illustreren
zijn verhaal, dat ruim voldoende is om de
toch zo mooie foto's met nog meer inte
resse te bekijken.
BOB BUYS.
gebrek aan logica, sportiviteit, ordelijk
heid, aanmatiging en gemakzucht aan te
komen. Men zou van deze auteur iets an
ders verwacht hebben, niet alleen zijn
herinneringen aan de openbare gebeurte
nissen van Engeland in zijn tijd, die hij
lijkt te noteren met de bedoeling een kleu
rig en veelzijdig beeld van zaken te geven,
maar die in de praktijk de lezer eerder
doen denken aan andere boeken, waar de
zelfde geschiedenis puntiger en overzichte
lijker geschreven is.
Zo is wat er als interessant resteert voor
namelijk de autobiografie, in de maat
schappelijke zin weliswaar en niet in de
persoonlijke: herinneringen aan lunches en
gesprekken en ontmoetingen. De schrijver
heeft vele belangrijke mannen van zijn tijd
vrij goed gekend Churchill en Lord
Beaverbrook om er twee te noemen en
hij heeft over hen ook wel iets te vertellen.
Engeland echter leren wij uit dit boek niet
beter begrijpen. En er is weinig reden om
dit boek aan te kondigen als de puntige
vertolking van de visie van een buiten
staander. Het is integendeel frappant van
gelijkenis met vele soortgelijke werken van
Engelsen. S. M.
IN Carré, aan de rechteroever van de
Amstel, is het circusseizoen weer in volle
gang. De familie Strassburger vertoont er
een programma, dat op ouderwetse wijze
stof doet opwaaien, hetgeen vooral veroor
zaakt wordt door de prachtige paarden, die
op allerlei aangeleerde manieren hun door
Brehm geformuleerde leefregels over
schrijden. Paarden zijn er eerder dan hun
menselijke medeschepselen in geslaagd van
de dans een autonome kunst te maken: de
muziek past zich aan bij hun ritme.
Het publiek is het er, geloof ik, als één
man en één vrouw over eens, dat Made
moiselle Edwards voor het hoogtepunt van
de zeer gevarieerde voorstelling zorgt. Zij
is jongleuse op de rug van een donker
bruine viervoeter en speelt het kunststuk
klaar haar ene hand jaloers te maken op
wat de andere doet: links speelt zij name
lijk met drie zilveren ballen en rechts weet
zij een brede hoepel zodanig rond een
toverstaf te laten draaien, dat er geen
druppel wordt gemorst uit een daarin ge
plaatst glas water. Nu kan men zich na
tuurlijk afvragen waarom Mademoiselle
Edwards dit doet. Het is immers veel ge
makkelijker om geen water over de rand
te morsen door een gevuld glas water ge
woon op tafel te laten staan. Wie deze ge
dachte deelt, geeft blijk helemaal niets van
het circus te hebben begrepen.
Als kind en daar wilde ik het eigenlijk
over hebben zag ik het Circus Strass
burger eens, toen het optrad in een tent
met drie maneges. Ik was volkomen onder
steboven door de vertoonde mirakelen en
waande mij daardoor reeds een afgestu
deerde parterre-acrobaat. Een krijgsraad
met een paar speelkameraadjes was gauw
belegd. Na ampele overweging namen wij
het besluit een concurrerende onderneming
op te richten. Onze ambitie werd nog ver
sterkt door de mislukking van een tevoren
beproefd experiment: de uitvinding van
een reeds zogenaamde stoommobiel, een
soort auto, vervaardigd van een vliegende
hollander, een stoof en een nikkelen fluit
ketel. Als piste kozen wij een kostelijke
kuil op een open plek in het bos achter
onze tuinen. De zitplaatsen werden met
een kolenschop gegraven en met eenvoudig
mos gestoffeerd.
Wij waren met z'n vieren, enthousiaste
broekemannetjes, zo verguld met het resul
taat van anderhalf uur spitten, dat wij
elkanders hemden en truien voor versierde
livreien aanzagen. De door alle medewer
kers van Strassburger ten beste gegeven
toeren op slappe koorden en aan vliegende
rekken, op touwen en springplanken,
leken ons zo eenvoudig, dat wij in onze
heerlijke overmoed meenden geen repeti
ties nodig te hebben. Wat een eenvoudige
beer kan, zou dat voor ons moeilijkheden
opleveren? Enige listige diefstallen stelden
ons in het bezit van de benodigde attri
buten: een driewielertje, een koffiemolen,
een hark voor het achternalopen van de
olifanten en een witte zweep, bestaande
uit een wandelstok en de zoom van een
afgedankte onderjurk. Even snel waren de
rollen verdeeld: waar iedereen alles be
heerste, kon iedereen alles zijn, van stal
knecht tot briesende leeuw. Per slot van
rekening hadden wij toen „Een Midzomer-
nachtdroom" van Shakespeare nog niet
gelezen.
Welnu, het werd een midzomerdagmer
rie. Althans voor mijn vader, de enige die
aan onze mondelinge invitatie gevolg had
gegeven. Hoewel niet zonder argwaan was
hij hoopvol gestemd en vooral eerlijk
nieuwsgierig. In zijn ogen werd de in het
zweet van onze aanschijnen verrichte
parade van artiesten een roemloos fiasco.
Hij vond ons hartverscheurende dieren, als
u het mij vraagt (als u het niet vraagt ook).
Het einde kwam trouwens reeds na tien
minuten, toen de stoere dompteur gekweld
werd door 'n wesp en wild gebarend op de
DOCTOR AT SEA heet de jongste film-
produktie uit de studio's van Arthur Rank.
Het is een van die onderhoudende gevalle
tjes, waarmee men zo af en toe de Engelse
leveranciers van humor op de markt ziet
verschijnen, maar het is zeker niet 't beste.
Een tegenvallertje dus, want doorgaans zijn
de lichte komedies van Britse huize zeer
wel genietbaar, ja menigmaal werd de bio
scoopbezoeker vergast op heel geestige en
altijd „droge" blijspelen als Passport to
Pimlico, The Maggie, A man in a white
suit, Geneviève, The Titfield Thunderbolt
enzovoorts. Het lichte tikje overdrijving,
waarmee in die films de meeste zaken in
een onwaarschijnlijk licht kwamen te staan,
zonder dat de daarbij betrokkenen ook
maar enig blijk geven dat zij niet serieus
in de bestaanbaarheid geloofden het ver
leende precies zoveel pikanterie aan de En
gelse komedies, dat zij onafgebroken ge
noegen en plezier garandeerden. Men voel
de er zich mee in het ootje genomen, maar
speelde het spel graag mee. De filmmakers
namen er ook zichzelf mee in het ootje. Dat
zij zoveel zelfironie en gevoel voor eigen
beperkingen aan de dag konden leggen,
maakte dat wat zij vertelden ons sympa
thiek aandeed. Hierin een der oorzaken te
zoeken voor het succes dier films is alles
zins verantwoord.
DE BASIS voor dat succes ligt ook in het
scenario. Het is echter niet alleen een kwes
tie van inhoud. De vorm, waarin de inhoud
gestoken moet zijn, de filmvorm, dient
reeds in potentie uit het manuscript te blij
ken. Ze wordt in theorie aangegeven in
het draaiboek. Ze wordt verwezenlijkt door
de filmmaker. Een vruchtbare samenwer
king tussen scenario en draaiboekschrijver
en de filmmaker die allen ook in één
persoon verenigd kunnen zijn heeft vele
Engelse films de reputatie verleend waarop
zo'n product als „Doctor at sea" steunt.
vluoht .sloeg. Wij hadden ook geen lenige
Artapappa in ons midden, zoals de jongens
in het boek van J. B. Schuil.
Later op de dag, aan tafel, zei mijn
vader verheugd te zijn, dat hij geen colle
ga's van kantoor of zakenrelaties had mee
genomen, zoals hij aanvankelijk had
willen doen. Nu kon hij zijn opschepperij
rustig handhaven met de mededeling, dat
het bij die ene exceptionele gelegenheid
moest blijven, omdat een der zeeleeuwen
zijn voet had verstuikt tijdens het balan
ceren op de rand van een zittingloze keu
kenstoel. En toch, nu ik het Circus Strass
burger heb teruggezien, onderhevig aan
dezelfde opwinding van weleer, geloof ik
dat hij het verkeerd heeft gehad. Want
het circus is de romantische triomf van de
verbeelding van het volstrekt nutteloze, het
niets betekenende en nergens toe dienende.
Een vermaarde legende wil, dat de vlie
gen hun kortstondige leven slijten in op
perste verbazing, omdat de mensen met
hun voeten op de grond blijven lopen, ter
wijl. er in alle huizen schitterend uitge
streken plafonds zijn. Het circus schenkt
ons een dergelijke verbazing. Waarom zou
men niet fietsen met zijn hoofd op het
zadel en de handen aan de trappers, zoals
nu in Carré de Maschitas doen. En waartoe
zou men ooit nog een ballon willen heb
ben als men er niet, zoals de Italiaanse
clown Zacchini, het vertederde „O sole
mio" aan kan ontlokken door op muzikale
wijze de lucht uit het ventiel te laten ont
snappen? Ontroerder heeft men deze on
sterfelijke melodie nooit beluisterd. Zo had
mijn vader ons destijds moeten beschou
wen als kinderen, verdiept in een spel,
dat nergens iets mee te maken heeft. Een
spel, dat wij Sirkus noemden en dat om
nooit te vergeten zo mooi was.
KO BRUGBIER
Maar dat zo'n reputatie gevaarlijk is zal
„Doctor at sea" u bewijzen. Ook hier is de
overdrijving uit heel de opzet en uitwer
king van het gegeven te herkennen. He
laas: men herkent en onderkent haar over
al. Ze demonstreert zichzelf zo duidelijk,
dat ze vervelend wordt. Men verwacht haar
ieder ogenblik opnieuw en jawel, ze komt
precies op het ogenblik dat ge haar ver
wachtte. Dat is een heel teleurstellende er
varing, want waarin die andere reeds ge
noemde Engelse komedies nu uitmuntten
was door het feit, dat men in de overdrij
ving zo opging, dat men zich niet eens meer
realiseerde waar de grens werd overschre
den en waar niet. De scènes vloeiden in el
kaar over zonder haperen. Men rolde van
de ene gekke situatie in de andere en zij
hadden alle een causaal verband.
Zo niet in „Doctor at sea". Dat is een
verbrokkelde geschiedenis geworden, waar
in regisseur Ralph Thomas telkens opnieuw
zijn aanloop neemt en al hink-stap-sprin-
gend aan zijn eind geraakt. Vergelijkt men
„Doctor at sea" met bijvoorbeeld „Whisky
galore" dan ziet men het verschil van de
film, die voorzichtig het gegeven stelt en
uitwerkt tot het de dolste vormen gaat aan
nemen en de film, die het van afzonderlijke
situaties en gebeurtenissen moet hebben,
zonder dat men de gelegenheid krijgt erin
te groeien, zonder dus een vaste lijn en een
AMSTERDAM, januari. De Amster
damse dierentuin, die in haar naam voort
durend de stelling verdedigt, dat de natuur
de meesteres is van de kunst een stel
ling, waar het Nederlandse spraakgebruik
slechts het „van de kunst" van heeft over
gelaten ziet er in de winter wat verlaten
en kil uit. Er zijn nog maar weinig dieren
buiten. Op een snelle wandeling door de
tuin (want niet alleen dieren kunnen het
koud hebben) vond ik slechts een paar
nondescripte vogels, de vossen en de wol
ven en een paar van genot scheukende
penguins aan de oppervlakkige blik bloot
gesteld. De anderen waren binnen, van
waar men af en toe een onderdrukt gebrul
of geschreeuw kon horen. Ik ben nog even
naar de leeuwen en de tijgers gaan kijken,
maar het was eigenlijk al op een uur dat
een nette Artis-leeuw geen bezoek meer
verwacht. We mochten niettemin even door
het bijzonder smalle donkere gangetje
lopen, dat de oppassers gebruiken om de
roofdieren hun maaltijd te brengen. In de
donkere hokken, waar het nachtpitje
blijkbaar al was uitgedraaid, loerden wat
lichtgevende ogen naar ons, als waren we
een soort dessert, dat toch ook na een goed,
vullend diner niet versmaad behoeft te
worden. Het gangetje was zo smal, dat het
leek alsof één achteloos uitgestoken poot
ons binnen etensbereik van de panters, de
leeuwen en de tijgers zou brengen. Tegen
de achtermuur gedrukt hebben we er dus
snel en manhaftig langs gelopen en zijn
toen weer met een hartelijk dankwoord
aan de oppassers de tuin in gestapt.
Want voor de roofdieren waren we niet
gekomen. Wèl voor het aquarium, dat niet
stinkt en op een comfortabele temperatuur
wordt gehouden. Ik herinnerde me niets
meer van dat aquarium, maar ik moet er
twintig jaar geleden nog geweest zijn. Zo
iets kan de mens dan wel eens vergeten.
Gelukkig, want nu was het allemaal weer
opnieuw fascinerend. De zeepaardjes voor
al, die niets hebben van de grimmige strijd
om het bestaan, waarmee de diepten van
de zee toch voortdurend gevuld is. De zee
paardjes lijken voornamelijk in touw met
niets doen, een klein eindje zwemmen, dan
de staart bevallig om een takje te slaan en
aldus afgeremd het omringende-water
met een vage, hooghartige belangstelling
te bekijken. Kortom, een mooi leeg leven
van dierlijke adel.
Misschien behoort u tot de mensen, die
met een puur wetenschappelijke geïnteres
seerd, passieloos oog een inktvis kunnen
bekijken, maar ik kan dat niet. Het is mij
onmogelijk de octopus los te zien van de
manier waarop hij zich zoals ontdek
kingsreizigers al zo treffend beschreven
hebben zijn eten verwerft. Als ik lang
naar de paar miljoen zuignapjes zou
kijken, waar het dier door de natuur
(„meester van de kunst") mee is uitgerust,
zcu ik er waarschijnlijk nachtenlang niet
van slapen. Veel aardiger is het door de
sidderaal geproduceerde geroffel in een
Artismicrofoon. Op de een of andere ma
nier zijn de bijzonder krachtige electrische
schokken, die deze enorme zwarte palingen
voortdurend afgeven, door de opperbioloog
van Artis omgezet in geluid en het mitrail
leurachtig effect daarvan vult de ruimte
van het hele aquarium bijna voortdurend.
De zeeschildpadden zijn wel aardig, maar
v/at log en met de kleine school haringen
kan een mens slechts medelijden hebben,
De Engelse film „Doctor at sea" vertelt
over de ervaringen van een jonge dokter,
die op de vlucht slaat voor een hem opge
drongen liefde en scheepsarts wordt. Zijn
belevenissen ter zee worden getrouw in
beeld gebracht. Er zijn echter maar weinig
tafereeltjes, waarvan het amusante karak
ter van de aard is als als deze foto sugge
reert - en dan nog wordt men herinnerd
aan de kluchten van vroeger jaren. Foto:
de arts trekt de kies van een oude zeerob.
contrastwerking der onderling met elkaar
verband houdende scènes binnen het ge
heel. Men zal zich met „Doctor at sea" wil
len amuseren omdat de Engelse komedie
zoveel goodwill geniet. De heugenis aan de
reeds genoemde successen van vroeger doet
zij nergens teniet.
In dit verband is het toch wel dienstig
melding te maken van een vrij geruisloze
transactie in de Engelse filmindustrie en
wel het overgaan van de onafhankelijke
Engelse filmmaatschappij „Ealing-studio's"
naar het Rank-concern. Uit de Ealing-stu
dio's stammen de beste Engelse komedies.
Er werd minder gewerkt met sterren dan
wel met regisseurs. Mackendrick is er be
gonnen en oogstte er roem. Cavalcanti
heeft er gefilmd en Harry Watt, Charles
Frend en Henry Cornelius. Producer was
de bekende Michael Balcon.
Betekent deze overgang nu een verlies of
zal Rank haar beschouwen als het enige
wat zij voor hem kan betekenen: een aan
winst? De toekomst zal het uitwijzen.
P. W. FRANSE
Laurens A. Daane is er in geslaagd om in
het „Prisma"-Puzzleboek voor de jeugd
(Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht) niet
minder dan honderdtwintig raadsels van
allerlei soort bijeen te brengen, die speciaal
bestemd zijn voor jongens en meisjes van
omstreeks tien jaar. Bijna de helft van
deze puzzles zijn beeldenkruiswoordraad
sels waarbij mevrouw C. M. Daane-Van
Hattum en Bert Zwaan voor de illustraties
zorgden. Helaas zijn die tekeningen in vele
gevallen nu niet bepaald geslaagd, maar
dit doet toch weinig af aan het feit, dat de
kinderen zich uitstekend zullen vermaken
met de puzzles en zoekplaten.
DICHTERLIJKE ONVRIJHEID
Naar United Press aan het te Boeda
pest verschijnende litteraire blad Iro-
dalmi Ujsag ontleent, zijn de winnaar
van een Stalinprijs voor letterkunde
Tanas Aczel en verscheidene andere
vooraanstaande Hongaarse schrijvers
bestraft door de communistische partij,
omdat zij zich schuldig zouden hebben
gemaakt aan „rechts deviationisme" en
aan „burgerlijke neigingen".
omdat deze arme vissen niet lijken te heb
ben gemerkt dat ze met hun naarstig, 24-
uur-per-dag schoolzwemmen nergens
komen maar alleen een paar kubieke meter
kom grondig in beroering brengen. Af en
toe wordt er één opstandig en zwemt dwars
tegen de richting van de menigte in, maar
een paar sterke elementen in de school
vertellen hem al gauw dat dat niet kan en
dan gaat hij weer braaf mee. Tot de dood
er op volgt, neem ik aan.
Er was maar één andere bezoeker in het
aquarium behalve wij. Dat was een lange,
wat in zichzelf gekeerde man met een olie-
jas aan en een verregende hoed op. Voor de
snoeken bleef hij met ons stil staan. Hij
zuchtte: „Zo vind je ze niet in de West
einder," zei hij, „Dit hebben ze alleen hier
in die rottent, waar je er toch niks aan
heb."
Hetgeen redelijk gesproken is, want
waarom zou je Artis niet zó bekijken? Deze
stijl was zelfs al niet nieuw meer, toen
Tartarin de Tarascon er op improviseerde.
A. S. H.