Primitieve kunst Tweemaal een autobiografie Circusliefde GRONDSLAG DER BRITSE FILMKOMEDIE Dierlijke adel Napoleon haalde de hand uit het vest ONZE NAMEN Niet serieus Grote verschillen Naar aanleiding van Doctor at sea1 „Prisma"-puzzleboek WAT ONS ook verdeeld moge houden, één ding hebben we gemeen: we dragen allen namen, te weten een geslachts- naam en ten minste één voornaam. Daar ontkomt niemand aan. Ge kunt het na- tuurlijk als vondeling proberen, maar dan worden er wel namen voor u be- j dacht. En het is ook niet zo, dat ge u j maar willekeurig eens anders moogt noemen. Want reeds lang ontsnapte deze materie geenszins aan de bemoeiingen van de wetgever. Het is echter een lange weg van Sigimar en zijn gade Wulfgifu uit de germanentijd naar de huidige j aanduidingen op onze naambordjes. Een ontwikkeling, die in de geschiedenis van ons volksbestaan een boeiend hoofdstuk vormt. Misschien zelfs boeiend genoeg om er van week tot week eens wat aan- dacht aan te wijden. NOG NIET zo lang geleden ontstond er enige opwinding onder de Eskimo's. Want zij gaven hun spruiten nog steeds namen als Pitsulak en Koolee dat ls Zeevalk en Traanlamp en lieten het daar verder bij. Toen verschenen de j mannen van de Canadese Bereden Po- litie en nu hebben alle Eskimo's een identiteitsplaatje. Met een nummer. En verdere registratie volgt. Geen ordentelijke staat of het komt vroeg of Iaat tot de invoering van een Burgerlijke Stand en het verplicht stel- len van namen. Bij ons was het Napo-.ï leon, die de knoop doorhakte. Nadat de „Codes Napoléon" in het ingelijfde Hol- land van kracht waren verklaard, haal- j de de keizer op 18 augustus 1811 ander- maal de hand uit het vest teneinde een decreet te ondertekenen, waarin allen, die „tot hier geennen vasten familie- naam en voornaam gehad hebben" werd gelast deze affaire onverwijld te regelen. m ONDANKE ALLE bedreigingen nam niet ieder deze aangelegenheid serieus. De registers betreffende Amsterdam S onthullen althans, dat daar in 1811 als geslachtsnaam werden opgegeven Pijpe- dop, Poffertje, Savooikool, Haringkuit, j Aardappel, Caffé, Onnozel, Stom, Schreeuwer!, Leegloper en zo meer. Dateren nu alle namen uit dat jaar? Wis en waarachtig niet. Kwamen niet reeds aan dat roemruchte beleg van Haarlem lieden te pas, die zich Ripper- da, Van der Laen, Stuyver, Kies, Calter- j man en Hasselaer noemden? Nu, dat waren leidende figuren de bakker, die binnen de benarde veste werd op- Z gehangen wijl hij met het gewicht knoeide, heette alleen maar Claes, zon- der meer. Sinds de Napoleontische tijd dragen alle burgers een geslachtsnaam. Deze is bovendien onveranderlijk. Wanl en zulks stellig niet tot genoegen van het nakroost der grappenmakers uit 1811 de wet op de naamgeving bleef van kracht, ook toen Napoleon al lang geen decreten meer uitvaardigde. Deze lieden hebben één troost, want artikel j 63 en volgende van het Burgerlijk Wet- boek „Niemand mag zijnen geslagts- naam veranderen of eenen anderen bij den zijnen voegen, zonder toestemming des Konings" maken naamsverande- ring bij Koninklijk Besluit mogelijk. Doch deze operatie is niet kosteloos. m m HET IS met deze namen wonderlijk gesteld. De een heet Dirks, de ander schrijft precies dezelfde naam veel uit- bundiger als Dirickx bij voorbeeld. En terwijl sommige geslachtsnamen ten hoogste door een dozijn Nederlanders Z worden gedragen, brengen Bakker, Vis- scher, De Jong, Jansen en dergelijke het in onze grote steden tot duizenden ver- tegenwoordigers. En dan is er nog het verschil in lengte. Een burger, die des- j wege verleden jaar last kreeg aan de grens, bleek zelfs na het scherpste on- derzoek werkelijk de familienaam O te dragen. Doch een ander heeft voor Oet- gens van Waveren Pancras Clifford van Bijleveld aanzienlijk meer ruimte nodig. En wat de ouderdom betreft: gaat de geslachtsnaam Van Lcnnep volgens de j oorkonden terug tot Wernerus de Line- pe, geboren in het jaar 1065. Nog in 1825 moest Willem I enkele laatkomers ge- bieden een „van" aan te nemen. Altegader zaken die wellicht enige verklaring behoeven, waar we volgende Z week een begin mee gaan maken. Een goed moment. Want de komende wijzi- ging van ons Burgerlijk Wetboek Iaat ook de namen niet ongemoeid. J. G. DE BOER VAN DER LEY j LANGE TIJD werd aan kunst van pri mitieve volken niet veel meer waarde ge hecht dan als van iets curieus. Dat deze kunst, onder meer uit Midden-Afrika, In donesië, Melanesië, Polynesië en Npord- West-Amerika, ook tot onze verbeelding kon spreken, leerden ons de kunstenaars in het begin dezer eeuw. Het was de Franse schilder Vlaminck, die eigenlijk het eerst primitieve beelden uit Afrika kocht om de schoonheid, die hij erin zag. Na hem was het Picasso, die zich in zijn wijze van uit drukken liet inspireren door deze primitie ve kunst, die op het cubisme dan ook in vloed heeft gehad. Het werk van de te Parijs werkende Italiaanse schilder Mo- digliani is in zijn geheel door de kunst van negers beïnvloed wat betreft de tekening van zijn figuren, van zijn portretten met hun meestal zo lange halzen en neuzen. Duidelijk is ook de invloed op het werk van sommige expressionisten. De gehele primitieve kunst heeft trou wens een grote rol gespeeld bij het zoeken naar nieuwe uitdrukkingsvormen door de kunstenaars van de twintigste eeuw, voor wie klassicisme, naturalisme en realisme tot steriliteit leidden. Met het ruimer wor den van de wereld konden zij niet meer tevreden zijn met het Grieks-Romeinse schoonheidsideaal. Primitieve kunst tracht uitdrukking te geven aan het fundamenteel belangrijke, is de stelling van W. Muen- sterberger, die een inleiding voor het prachtige plaatwerk „Primitieve Kunst" schreef, waarvoor H. Sibbelee en R. Spreng de foto's maakten en dat in de serie Ars Mundi (Contact) verscheen. Wie het met deze stelling eens kan zijn, begrijpt hoe de hedendaagse kunstenaar bewogen kon wor den tot een bezinning op de waarden,waar van primitieve kunst hem de voorbeelden bood. HET BOEK bepaalt zich tot de figura tieve kunst, waarmee wij in het bestek van hedendaagse beeldende kunst het meeste contact zullen hebben. Enige gebieden, waar voornamelijk een non-figuratieve en een ornamentele kunst zich openbaart, zijn in dit werk dan ook niet vertegenwoordigd. Muensterberger verzet zich dan direct al tegen het nu eenmaal gebruikelijke woord primitief, dat ook wij bij het zien van de vele foto's nog moeilijk van toepassing kunnen vinden. Hoe geraffineerd zou men zelfs sommige zaken mogen noemen. Slechts de gereedschappen, waarmee dit werk vervaardigd werd, zijn primitief te noemen. Het gebruik van ijzer of staal was de meeste auteurs van het gereproduceerde werk niet bekend. Het nagaan van het ontstaan van de ver schillende stijlen, hun ontwikkeling en hun wederzijdse beïnvloeding is door het ge brek aan een geschiedschrijving bij de pri mitieve volken uiterst moeilijk. Pogingen om deze kunst langs chronologische weg te benaderen, strandden. Historische ouder dom heeft weinig te maken met de kwali teit van een primitief kunstwerk. In de westerse kunst zien we aan het einde van een stijlperiode veelal verval optreden en blijken vernieuwingen noodzakelijk. Een eeuwenlang herhaald motief kan bij de primitieven door een kunstenaar van later tijd schoner behandeld zijn dan door zijn voorgangers. De vormgeving bij primitieve kunst is bepaald door de aard en de vorm van het te bewerken materiaal (meestal de jj boomstam) en de gereedschappen. En dan f natuurlijk door de riten, door tradities, waaraan niet getornd kan worden, omdat het kunstwerk daar een sterk sociale be- tekenis heeft. Het behoort tot de elemen- ten. die een stam, een kleine gemeenschap ji binden. Muensterberger waarschuwt ons, dat pri- mitieve kunst niet altijd een religieuze is. Men kent voorbeelden van speelgoed, van poppen, naast beelden die voorouders of goden vereren ofwel de verblijfplaats van een geest aanwijzen. De positie van de maker blijkt wel een geheel andere dan die I van de westerse kunstenaar. De stam legt de kunstenaar beperkingen op. Aan ver- nieuwingen komt hij uit zichzelf niet ge makkelijk toe. Soms is het maken van een beeld een ritueel, waar de gehele stam mee te maken heeft.Kunstenaars worden ook wel DE ENGELSE dichter en romancier Richard Church heeft „Over the Bridge" hoewel het een autobiografie van zijn jeugd is als een roman opgevat. Niet dat er bepaald „valse" herinneringen in verwerkt zijn, maar hij doet alsof hij zich hele ge sprekken woordelijk herinnert, met de stemmingen die zij in hem opwekten erbij. Niemand zou daar in kunnen geloven. Het beste voorbeeld van een eigen jeugdbe- schrijving blijft dat van Stendhal, die de herinneringen even los en onvolledig meedeelt als hij ze terugvindt. Niettemin heeft de ro- mansvorm van Church haar verdiensten. Men mist de directe gewaarwording dat dit alles uit een geheugen is opgegraven, maar men gaat toch op den duur het woonde, in Battersea in Zuid-Londen, voor zich zien. De huisgenoten, de vader, de moeder en de broer komen ook in zicht. Zij zijn zelfs, meer dan de auteur, de ware hoofdpersonen van het boek. Geen van zijn eigen zaken heeft de auteur met zoveel gloed beschreven als het geval van de model-locomotief, die zijn broer Jack ge bouwd had en die op een cirkeltje rails in de achtertuin gedemonstreerd werd: pas na herhaaldelijk met brandstof gevuld te zijn, gaat zij eindelijk lopen, eerst langzaam en trillend en dan steeds harder, tot zij enige tijd in een regelmatig vaartje rond loopt, maar tenslotte uit elkaar springt in vliegende onderdelen. In zulke verhalen lijkt de schrijver niet in de laatste plaats het meest op zijn gemak te zijn, omdat hij zich ontslagen voelt van de plicht om er zijn eigen ontwikkeling in te „verklaren". Af en toe doet hij in de loop van het boek een poging om zich in dat opzicht te beteren, maar telkens geeft hij het na een paar regels op, klagend dat zulke generalisaties uit zijn ervaring toch niets waard zijn. Men vraagt zich af of hij over anderen niet met meer gemak zou kunnen generaliseren, want het merk waardige is dat hij, ook wanneer het over zijn eigen directe ervaring gaat, in de war dreigt te raken. Zo wanneer hij voor het eerst een bril draagt en de sensatie onder vindt dat een wereld, die hij al aanvaard heeft in de vorm van vage vlekken en schaduwen, plotseling helder wordt inge deeld: hij bouwt in deze tekst de onder vinding kennelijk niet uit zijn herinnering maar uit zijn fantasie op, zo uitvoerig en moeizaam, dat men het zelfs niet plausibel kan maken door van een roman te spreken. Daarentegen gaat alles volmaakt natuurlijk en herkent de lezer alle emoties als de broer Jack, die een vroege aanleg voor pianospelen toont, maar weigert nog langer op de oude familiepiano te rammelen, na Naar aanleiding van „Over the Bridge" door Richard Church en „Your England" door R. H. Bruce Lockhart, twee nieuwe boeken, die respectievelijk door Heinemann en Putnam te Londen zijn uitgegeven. „De God van de vissers" - uit hout gesne den beeld op de Cookeïlanden. De oude piano wordt dan niet verkocht en de twee instrumenten in het kleine huisje blijven uit dit boek in de herinne ring, dank zij hun betekenis als demon stratiemateriaal voor het karakter van de vader en de broer. Dat zijn werkelijk levende karakters: de vader, dol op fietsen en buitenlucht (zijn hoofd is gevuld met nauwkeurige herinneringen aan wegen en viersprongen tot in de uithoeken van En geland) is een knappe kerel om te zien en al tijd opgewekt gestemd, maar hij verfoeid moeilijkheden en houdt zich erbuiten als zij zich voordoen; demoe der die iedere dag als onderwijzeres werkt en zowel intelli genter als sterker van karakter is dan de vader en die door al haar lasten uitgeput al jong sterft; de broer die vele talenten heeft en zich uitdrukt als een intellectueel in wording. Men kan niet zeggen dat deze personen zich als onafhankelijke karakters aan ons voordoen: Zij zijn duidelijk her kenbaar als intieme, onberedeneerde waar deringen van de schrijver in zijn jeugd. Bijna zonder dat hij ons dat aangeeft, kun nen wij weten wat ieder van hen voor hem betekende. Op deze manier zijn er uitstekende din gen te zeggen van veel dat tussen de kern en de buitenkant ligt in deze autobiografie. Men zou willen, dat Richard Church zich van tevoren een duidelijker opvatting van zijn schrijfplan had eigen gemaakt, waar mee een aantal gewrongen passages voor komen had kunnen worden. Het is de moeilijkheid van het autobiograferen, voor iemand die niet voor de vuist weg schrijft, dat deze kunst, evenals die van het roman schrijven, door oefening gewonnen wordt en een auteur maar één leven heeft om te beschrijven. In ieder geval is het huisje in Battersea met althans drie van zijn vier bewoners en met de fietsen, de locomotief en de piano's vereeuwigd. „Your England" van R. H. Bruce Lock hart, een journalist die in de twee oorlogen in dienst van het Foreign Office buitens lands heeft gewerkt en daar ook over heeft gepubliceerd, wordt niet precies als een autobiografie, maar meer als een waar dering van Engeland door een Schot aan geboden. Niettemin komt het toch groten deels op autobiografie neer, ook enigszins op een „dagelijkse geschiedenis" van Enge land van 1900 tot nu, met weglating van de twee oorlogsperioden. Daar komen dan de notities o*r het Engelse nationale karak ter uit voort, maar zij doen niet veel goed. Het blijkt altijd moeilijk om iets pertinents over Engeland te zeggen, dat niet in onge veer dezelfde vorm al honderd keer gezegd is en men hoeft Sir Robert geen dank te lang wachten een nieuw instrument krijgt, weten, dat hij zich niet ontziet opnieuw met Kop van een vrouw, detail van beeld uit de Belgische Congo aangewezen, zoals men functionarissen be noemt. Vaak blijft het vak in één familie, die dan het „copyright" van de meeste voorwerpen bezit. HET LIGT voor de hand dat het met de primitieve kunst gedaan is, daar waar het Westen vat op primitieve volken kreeg. Er wordt dan wel gezocht naar een nieuwe, eigen kunst, die dan vermengingen van Europese en eigen oude opvattingen zal vertonen. Schrijver noemt nog een voor beeld van een hedendaagse beeldsnijder in Nigeria, genaamd Ben Enwonwoe, die zich zelf dan ook aan het prille begin vindt staan. Muensterbergers inleiding kon slechts een korte zijn en zich beperken tot alge mene feiten. Men maakt al lezende steeds grote sprongen over de wereldkaart. De kunst van verschillende primitieve volken toont namelijk vaak opvallende overeen komsten, die een gevolg zijn van algemeen menselijke wezenstrekken. Enkele aardige anekdotische bijzonderheden illustreren zijn verhaal, dat ruim voldoende is om de toch zo mooie foto's met nog meer inte resse te bekijken. BOB BUYS. gebrek aan logica, sportiviteit, ordelijk heid, aanmatiging en gemakzucht aan te komen. Men zou van deze auteur iets an ders verwacht hebben, niet alleen zijn herinneringen aan de openbare gebeurte nissen van Engeland in zijn tijd, die hij lijkt te noteren met de bedoeling een kleu rig en veelzijdig beeld van zaken te geven, maar die in de praktijk de lezer eerder doen denken aan andere boeken, waar de zelfde geschiedenis puntiger en overzichte lijker geschreven is. Zo is wat er als interessant resteert voor namelijk de autobiografie, in de maat schappelijke zin weliswaar en niet in de persoonlijke: herinneringen aan lunches en gesprekken en ontmoetingen. De schrijver heeft vele belangrijke mannen van zijn tijd vrij goed gekend Churchill en Lord Beaverbrook om er twee te noemen en hij heeft over hen ook wel iets te vertellen. Engeland echter leren wij uit dit boek niet beter begrijpen. En er is weinig reden om dit boek aan te kondigen als de puntige vertolking van de visie van een buiten staander. Het is integendeel frappant van gelijkenis met vele soortgelijke werken van Engelsen. S. M. IN Carré, aan de rechteroever van de Amstel, is het circusseizoen weer in volle gang. De familie Strassburger vertoont er een programma, dat op ouderwetse wijze stof doet opwaaien, hetgeen vooral veroor zaakt wordt door de prachtige paarden, die op allerlei aangeleerde manieren hun door Brehm geformuleerde leefregels over schrijden. Paarden zijn er eerder dan hun menselijke medeschepselen in geslaagd van de dans een autonome kunst te maken: de muziek past zich aan bij hun ritme. Het publiek is het er, geloof ik, als één man en één vrouw over eens, dat Made moiselle Edwards voor het hoogtepunt van de zeer gevarieerde voorstelling zorgt. Zij is jongleuse op de rug van een donker bruine viervoeter en speelt het kunststuk klaar haar ene hand jaloers te maken op wat de andere doet: links speelt zij name lijk met drie zilveren ballen en rechts weet zij een brede hoepel zodanig rond een toverstaf te laten draaien, dat er geen druppel wordt gemorst uit een daarin ge plaatst glas water. Nu kan men zich na tuurlijk afvragen waarom Mademoiselle Edwards dit doet. Het is immers veel ge makkelijker om geen water over de rand te morsen door een gevuld glas water ge woon op tafel te laten staan. Wie deze ge dachte deelt, geeft blijk helemaal niets van het circus te hebben begrepen. Als kind en daar wilde ik het eigenlijk over hebben zag ik het Circus Strass burger eens, toen het optrad in een tent met drie maneges. Ik was volkomen onder steboven door de vertoonde mirakelen en waande mij daardoor reeds een afgestu deerde parterre-acrobaat. Een krijgsraad met een paar speelkameraadjes was gauw belegd. Na ampele overweging namen wij het besluit een concurrerende onderneming op te richten. Onze ambitie werd nog ver sterkt door de mislukking van een tevoren beproefd experiment: de uitvinding van een reeds zogenaamde stoommobiel, een soort auto, vervaardigd van een vliegende hollander, een stoof en een nikkelen fluit ketel. Als piste kozen wij een kostelijke kuil op een open plek in het bos achter onze tuinen. De zitplaatsen werden met een kolenschop gegraven en met eenvoudig mos gestoffeerd. Wij waren met z'n vieren, enthousiaste broekemannetjes, zo verguld met het resul taat van anderhalf uur spitten, dat wij elkanders hemden en truien voor versierde livreien aanzagen. De door alle medewer kers van Strassburger ten beste gegeven toeren op slappe koorden en aan vliegende rekken, op touwen en springplanken, leken ons zo eenvoudig, dat wij in onze heerlijke overmoed meenden geen repeti ties nodig te hebben. Wat een eenvoudige beer kan, zou dat voor ons moeilijkheden opleveren? Enige listige diefstallen stelden ons in het bezit van de benodigde attri buten: een driewielertje, een koffiemolen, een hark voor het achternalopen van de olifanten en een witte zweep, bestaande uit een wandelstok en de zoom van een afgedankte onderjurk. Even snel waren de rollen verdeeld: waar iedereen alles be heerste, kon iedereen alles zijn, van stal knecht tot briesende leeuw. Per slot van rekening hadden wij toen „Een Midzomer- nachtdroom" van Shakespeare nog niet gelezen. Welnu, het werd een midzomerdagmer rie. Althans voor mijn vader, de enige die aan onze mondelinge invitatie gevolg had gegeven. Hoewel niet zonder argwaan was hij hoopvol gestemd en vooral eerlijk nieuwsgierig. In zijn ogen werd de in het zweet van onze aanschijnen verrichte parade van artiesten een roemloos fiasco. Hij vond ons hartverscheurende dieren, als u het mij vraagt (als u het niet vraagt ook). Het einde kwam trouwens reeds na tien minuten, toen de stoere dompteur gekweld werd door 'n wesp en wild gebarend op de DOCTOR AT SEA heet de jongste film- produktie uit de studio's van Arthur Rank. Het is een van die onderhoudende gevalle tjes, waarmee men zo af en toe de Engelse leveranciers van humor op de markt ziet verschijnen, maar het is zeker niet 't beste. Een tegenvallertje dus, want doorgaans zijn de lichte komedies van Britse huize zeer wel genietbaar, ja menigmaal werd de bio scoopbezoeker vergast op heel geestige en altijd „droge" blijspelen als Passport to Pimlico, The Maggie, A man in a white suit, Geneviève, The Titfield Thunderbolt enzovoorts. Het lichte tikje overdrijving, waarmee in die films de meeste zaken in een onwaarschijnlijk licht kwamen te staan, zonder dat de daarbij betrokkenen ook maar enig blijk geven dat zij niet serieus in de bestaanbaarheid geloofden het ver leende precies zoveel pikanterie aan de En gelse komedies, dat zij onafgebroken ge noegen en plezier garandeerden. Men voel de er zich mee in het ootje genomen, maar speelde het spel graag mee. De filmmakers namen er ook zichzelf mee in het ootje. Dat zij zoveel zelfironie en gevoel voor eigen beperkingen aan de dag konden leggen, maakte dat wat zij vertelden ons sympa thiek aandeed. Hierin een der oorzaken te zoeken voor het succes dier films is alles zins verantwoord. DE BASIS voor dat succes ligt ook in het scenario. Het is echter niet alleen een kwes tie van inhoud. De vorm, waarin de inhoud gestoken moet zijn, de filmvorm, dient reeds in potentie uit het manuscript te blij ken. Ze wordt in theorie aangegeven in het draaiboek. Ze wordt verwezenlijkt door de filmmaker. Een vruchtbare samenwer king tussen scenario en draaiboekschrijver en de filmmaker die allen ook in één persoon verenigd kunnen zijn heeft vele Engelse films de reputatie verleend waarop zo'n product als „Doctor at sea" steunt. vluoht .sloeg. Wij hadden ook geen lenige Artapappa in ons midden, zoals de jongens in het boek van J. B. Schuil. Later op de dag, aan tafel, zei mijn vader verheugd te zijn, dat hij geen colle ga's van kantoor of zakenrelaties had mee genomen, zoals hij aanvankelijk had willen doen. Nu kon hij zijn opschepperij rustig handhaven met de mededeling, dat het bij die ene exceptionele gelegenheid moest blijven, omdat een der zeeleeuwen zijn voet had verstuikt tijdens het balan ceren op de rand van een zittingloze keu kenstoel. En toch, nu ik het Circus Strass burger heb teruggezien, onderhevig aan dezelfde opwinding van weleer, geloof ik dat hij het verkeerd heeft gehad. Want het circus is de romantische triomf van de verbeelding van het volstrekt nutteloze, het niets betekenende en nergens toe dienende. Een vermaarde legende wil, dat de vlie gen hun kortstondige leven slijten in op perste verbazing, omdat de mensen met hun voeten op de grond blijven lopen, ter wijl. er in alle huizen schitterend uitge streken plafonds zijn. Het circus schenkt ons een dergelijke verbazing. Waarom zou men niet fietsen met zijn hoofd op het zadel en de handen aan de trappers, zoals nu in Carré de Maschitas doen. En waartoe zou men ooit nog een ballon willen heb ben als men er niet, zoals de Italiaanse clown Zacchini, het vertederde „O sole mio" aan kan ontlokken door op muzikale wijze de lucht uit het ventiel te laten ont snappen? Ontroerder heeft men deze on sterfelijke melodie nooit beluisterd. Zo had mijn vader ons destijds moeten beschou wen als kinderen, verdiept in een spel, dat nergens iets mee te maken heeft. Een spel, dat wij Sirkus noemden en dat om nooit te vergeten zo mooi was. KO BRUGBIER Maar dat zo'n reputatie gevaarlijk is zal „Doctor at sea" u bewijzen. Ook hier is de overdrijving uit heel de opzet en uitwer king van het gegeven te herkennen. He laas: men herkent en onderkent haar over al. Ze demonstreert zichzelf zo duidelijk, dat ze vervelend wordt. Men verwacht haar ieder ogenblik opnieuw en jawel, ze komt precies op het ogenblik dat ge haar ver wachtte. Dat is een heel teleurstellende er varing, want waarin die andere reeds ge noemde Engelse komedies nu uitmuntten was door het feit, dat men in de overdrij ving zo opging, dat men zich niet eens meer realiseerde waar de grens werd overschre den en waar niet. De scènes vloeiden in el kaar over zonder haperen. Men rolde van de ene gekke situatie in de andere en zij hadden alle een causaal verband. Zo niet in „Doctor at sea". Dat is een verbrokkelde geschiedenis geworden, waar in regisseur Ralph Thomas telkens opnieuw zijn aanloop neemt en al hink-stap-sprin- gend aan zijn eind geraakt. Vergelijkt men „Doctor at sea" met bijvoorbeeld „Whisky galore" dan ziet men het verschil van de film, die voorzichtig het gegeven stelt en uitwerkt tot het de dolste vormen gaat aan nemen en de film, die het van afzonderlijke situaties en gebeurtenissen moet hebben, zonder dat men de gelegenheid krijgt erin te groeien, zonder dus een vaste lijn en een AMSTERDAM, januari. De Amster damse dierentuin, die in haar naam voort durend de stelling verdedigt, dat de natuur de meesteres is van de kunst een stel ling, waar het Nederlandse spraakgebruik slechts het „van de kunst" van heeft over gelaten ziet er in de winter wat verlaten en kil uit. Er zijn nog maar weinig dieren buiten. Op een snelle wandeling door de tuin (want niet alleen dieren kunnen het koud hebben) vond ik slechts een paar nondescripte vogels, de vossen en de wol ven en een paar van genot scheukende penguins aan de oppervlakkige blik bloot gesteld. De anderen waren binnen, van waar men af en toe een onderdrukt gebrul of geschreeuw kon horen. Ik ben nog even naar de leeuwen en de tijgers gaan kijken, maar het was eigenlijk al op een uur dat een nette Artis-leeuw geen bezoek meer verwacht. We mochten niettemin even door het bijzonder smalle donkere gangetje lopen, dat de oppassers gebruiken om de roofdieren hun maaltijd te brengen. In de donkere hokken, waar het nachtpitje blijkbaar al was uitgedraaid, loerden wat lichtgevende ogen naar ons, als waren we een soort dessert, dat toch ook na een goed, vullend diner niet versmaad behoeft te worden. Het gangetje was zo smal, dat het leek alsof één achteloos uitgestoken poot ons binnen etensbereik van de panters, de leeuwen en de tijgers zou brengen. Tegen de achtermuur gedrukt hebben we er dus snel en manhaftig langs gelopen en zijn toen weer met een hartelijk dankwoord aan de oppassers de tuin in gestapt. Want voor de roofdieren waren we niet gekomen. Wèl voor het aquarium, dat niet stinkt en op een comfortabele temperatuur wordt gehouden. Ik herinnerde me niets meer van dat aquarium, maar ik moet er twintig jaar geleden nog geweest zijn. Zo iets kan de mens dan wel eens vergeten. Gelukkig, want nu was het allemaal weer opnieuw fascinerend. De zeepaardjes voor al, die niets hebben van de grimmige strijd om het bestaan, waarmee de diepten van de zee toch voortdurend gevuld is. De zee paardjes lijken voornamelijk in touw met niets doen, een klein eindje zwemmen, dan de staart bevallig om een takje te slaan en aldus afgeremd het omringende-water met een vage, hooghartige belangstelling te bekijken. Kortom, een mooi leeg leven van dierlijke adel. Misschien behoort u tot de mensen, die met een puur wetenschappelijke geïnteres seerd, passieloos oog een inktvis kunnen bekijken, maar ik kan dat niet. Het is mij onmogelijk de octopus los te zien van de manier waarop hij zich zoals ontdek kingsreizigers al zo treffend beschreven hebben zijn eten verwerft. Als ik lang naar de paar miljoen zuignapjes zou kijken, waar het dier door de natuur („meester van de kunst") mee is uitgerust, zcu ik er waarschijnlijk nachtenlang niet van slapen. Veel aardiger is het door de sidderaal geproduceerde geroffel in een Artismicrofoon. Op de een of andere ma nier zijn de bijzonder krachtige electrische schokken, die deze enorme zwarte palingen voortdurend afgeven, door de opperbioloog van Artis omgezet in geluid en het mitrail leurachtig effect daarvan vult de ruimte van het hele aquarium bijna voortdurend. De zeeschildpadden zijn wel aardig, maar v/at log en met de kleine school haringen kan een mens slechts medelijden hebben, De Engelse film „Doctor at sea" vertelt over de ervaringen van een jonge dokter, die op de vlucht slaat voor een hem opge drongen liefde en scheepsarts wordt. Zijn belevenissen ter zee worden getrouw in beeld gebracht. Er zijn echter maar weinig tafereeltjes, waarvan het amusante karak ter van de aard is als als deze foto sugge reert - en dan nog wordt men herinnerd aan de kluchten van vroeger jaren. Foto: de arts trekt de kies van een oude zeerob. contrastwerking der onderling met elkaar verband houdende scènes binnen het ge heel. Men zal zich met „Doctor at sea" wil len amuseren omdat de Engelse komedie zoveel goodwill geniet. De heugenis aan de reeds genoemde successen van vroeger doet zij nergens teniet. In dit verband is het toch wel dienstig melding te maken van een vrij geruisloze transactie in de Engelse filmindustrie en wel het overgaan van de onafhankelijke Engelse filmmaatschappij „Ealing-studio's" naar het Rank-concern. Uit de Ealing-stu dio's stammen de beste Engelse komedies. Er werd minder gewerkt met sterren dan wel met regisseurs. Mackendrick is er be gonnen en oogstte er roem. Cavalcanti heeft er gefilmd en Harry Watt, Charles Frend en Henry Cornelius. Producer was de bekende Michael Balcon. Betekent deze overgang nu een verlies of zal Rank haar beschouwen als het enige wat zij voor hem kan betekenen: een aan winst? De toekomst zal het uitwijzen. P. W. FRANSE Laurens A. Daane is er in geslaagd om in het „Prisma"-Puzzleboek voor de jeugd (Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht) niet minder dan honderdtwintig raadsels van allerlei soort bijeen te brengen, die speciaal bestemd zijn voor jongens en meisjes van omstreeks tien jaar. Bijna de helft van deze puzzles zijn beeldenkruiswoordraad sels waarbij mevrouw C. M. Daane-Van Hattum en Bert Zwaan voor de illustraties zorgden. Helaas zijn die tekeningen in vele gevallen nu niet bepaald geslaagd, maar dit doet toch weinig af aan het feit, dat de kinderen zich uitstekend zullen vermaken met de puzzles en zoekplaten. DICHTERLIJKE ONVRIJHEID Naar United Press aan het te Boeda pest verschijnende litteraire blad Iro- dalmi Ujsag ontleent, zijn de winnaar van een Stalinprijs voor letterkunde Tanas Aczel en verscheidene andere vooraanstaande Hongaarse schrijvers bestraft door de communistische partij, omdat zij zich schuldig zouden hebben gemaakt aan „rechts deviationisme" en aan „burgerlijke neigingen". omdat deze arme vissen niet lijken te heb ben gemerkt dat ze met hun naarstig, 24- uur-per-dag schoolzwemmen nergens komen maar alleen een paar kubieke meter kom grondig in beroering brengen. Af en toe wordt er één opstandig en zwemt dwars tegen de richting van de menigte in, maar een paar sterke elementen in de school vertellen hem al gauw dat dat niet kan en dan gaat hij weer braaf mee. Tot de dood er op volgt, neem ik aan. Er was maar één andere bezoeker in het aquarium behalve wij. Dat was een lange, wat in zichzelf gekeerde man met een olie- jas aan en een verregende hoed op. Voor de snoeken bleef hij met ons stil staan. Hij zuchtte: „Zo vind je ze niet in de West einder," zei hij, „Dit hebben ze alleen hier in die rottent, waar je er toch niks aan heb." Hetgeen redelijk gesproken is, want waarom zou je Artis niet zó bekijken? Deze stijl was zelfs al niet nieuw meer, toen Tartarin de Tarascon er op improviseerde. A. S. H.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 10