DE TUINKABOUTER publiceren werk van nazbauteurs Een nieuwe kleurplaat DE DAPPERE KOE Subsidie voor bouw van kerken Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van Haarlems Dagblad j Oprechte Haarlemsche Courant IJVERIG POOGT MEN DE GEEST VAN HET DUITSE VOLK WEER TE VERGIFTIGEN GEEN NIEUWS VAN KONING THIALF „Malle gevallen" KERKELIJK LEVEN Kerk en jeugd 8 ZANGER OP MOZART AVOND De stenen kabouter stond treurig voor zich uit te staren. Op zijn rode muts lag een laagje sneeuw en in zijn baard hingen ijspegels. Alles aan hem was zo koud als ijs. Behalve zijn hart onder zijn ingesneeuwde jasje. Dat klopte nog warm en vrolijk, want hij droomde van de zomer. In zijn dromen voelde hij de zon op zijn muts schijnen, hij hoorde de blaadjes in de bomen ritselen. Maar als zijn droom voorbij was, zag of hoorde hij niet één van die dingen. Alles was wit en stijf en de bomen stonden helemaal bloot en zwiepten met hun takken in de storm. Tranen, die meteen weer bevroren, rolden over de wangen van de tuinkabouter en hij voel de hoe ook zijn hart steeds kouder werd. „Misschien wordt het wel nooit meer voorjaar", zei een kraai, die even aan kwam wippen. „Ik weet het niet", zuchtte de tuin kabouter en hij schrok er zelf van. „Er is niets meer te eten", klaagde de kraai en hij pikte in de harde grond. „Nee", zei hij en hij begon nu ook echt te geloven dat de kraai gelijk had. „Pas op, pas op", riep opeens een stem, „als je niet meer gelooft dat het voor jaar wordt, loopt het slecht met je af." De kraai en de tuinkabouter keken op. Het was de merel die mager en hongerig hipte bij de bevroren vijver. „Ka", kraste de kraai, „wat weet jij daarvan?" „Niets", riep de merel, „maar ik weet dat je nooit de moed mag verliezen." „Ja, je hebt gelijk," zei de tuinkabouter, „ga weg, kraai, jij ziet alle dingen veel te zwart." Hij voelde dat zijn hart weer een beetje warmer werd en dat hij weer kon dromen. Maar de kraai begon op nieuw. „Zie jij dan al wat?" vroeg hij. „Zie jij de zon, de bloemen, de blaad jes aan de bomen en het blauwe water van de vijver? Niets.niets is er waar je aan kunt'zien dat het voorjaar terug komt. Ik zeg je dat het niet komt." De merel schrok zó van die zwarte woorden dat ze verschrikt wegvloog en de kabouter voelde zijn hart koud wor den. Zo koud als ijs. Een hele poos probeerde hij om zijn dromen nog terug te vinden, maar het lukte niet. Toen brak zijn hart. Hij vroor stuk. Zonder een geluid te geven viel hij in twee stukken uit elkaar. De kraai zat er verbaasd naar te kijken en vloog toen krassend weg uit de tuin. „Grootvader, grootvader", riep Han- neke verschrikt. Door het raam had ze opeens twee stukken steen, die vroeger een tuinkabouter waren, in de sneeuw zien liggen. Grootvader, die zelf wel op een kabouter leek met zijn lange witte baard, sloeg een das om en ging op een drafje de tuin in. Heel voorzichtig raapte hij de tuinkabouter op en droeg hem naar binnen. Een hele poos waren Hanneke en hij bezig om hem te lij- Bij L. J. Veens Uitgeversmaatschappij NV te Amsterdam is een uitgave ver schenen, d'ie oudere kinderen bijzonder veel plezier zal verschaffen. Het boekje heet „Malle gevallen van dieren" en is door James Riddell getekend en van korte teksten voorzien. Alle bladzijden van het boekje zijn overlangs doorge sneden, waardoor men de boven-en-on- der-kanten der leuk getekende dieren in tweehonderd combinaties kan bren gen. Een koe en een eland leveren zo bijvoorbeeld een koland op, een giraffe en een kangoeroe een gigoeroe. Andere combinaties zijn zeeraf, dinosuw, waak- hoorn en kofant! De rijmpjes laten zich even grotesk combineren. „Malle geval len van dieren" is voor kinderen en vol wassenen een onvermengd genoegen. Het is „goed gek". N. De tienjarige Jeannette Bosman vraagt ons of wij een gedichtje, dat zij ge maakt heeft, in de kinderrubriek willen opnemen. Dat doen wij graag. Wees vriendelijk en vol zelfvertrouwen, Blijf altijd van de waarheid houen En waar je ook komt in wat voor land Reik iedereen de vriendenhand. En valt er soms iets tegen, Geen gezicht als regen, Maar altijd 't hoofd geheven. Ga zó door het leven. men, zó dat je niet meer zag dat hij ooit stuk was geweest. „Heb ik geslapen?" vroeg de tuinka bouter zacht en hij keek om zich heen. „Och nee, ik droom weer", zei hij, want hij voelde de zon op zijn muts schijnen en vlak voor hem zag hij een tuin vol bloemen en bomen met blaadjes eraan. Er was ook een merel. „Psstriep de tuinkabouter. De merel bewoog niet. „Psst....!" riep hij weer, „geloof je echt dat het weer voorjaar wordt?" De merel bewoog nog niet, maar een bekende stem zei: „Natuurlijk wordt het voorjaar. Wat dacht je? En jij zult weer in het groene gras bij de vijver staan alsof er nooit iets is gebeurd." „Wie praat daar?" vroeg de tuinka bouter. „Ik", zei Hanneke, „en ik kan het weten. Je mag bij mij blijven en naar mijn schilderij vol zomer kijken. Daar op de kast mag je blijven staan." Toen pas merkte de tuinkabouter dat hij in Hanneke's kamer stond, waar het warm en goed was. Al zijn dromen kwa men terug en hij knikte met zijn stenen hoofd naar de merel die buiten in de tuin zat uit te kijken naar het voorjaar. „Moed houden", zei Hanneke en ze strooide handen vol brood in de sneeuw onder het raam. „Anders loopt het niet goed met je af", zei de tuinkabouter. „Kijk maar naar mij." MIES BOUHUYS. Hoeveel blokjes staan er op elke tekening? Denk erom, dat je sommige blokjes (aan de achterkant) niet goed kan zien! Er was eens een koe, die stond in de wei. En weet je wat die bij zichzelve zei? „De wereld is groot! Ik ga eens wat kuieren, dat's beter dan hier maar steeds te staan luieren!" Ze stapte kordaat door de half droge sloot, en kwam op de weg. Daar schrok ze zich dóód van al dat geweldige drukke verkeer Ze vond het maar eng en ze was bijna weer teruggegaan naar haar zo rustige wei. Maar per slot zei ze: „Nee! Nu ben ik eens vrij! Nu kan ik eens net precies doen wat ik wil, eerst loop ik eens wat, dan sta 'k weer stil om alles eens héél goed te kunnen bekijken. Als ik terugging zou ik een bangerd lijken". Zo begon ze te lopen. Maar de mensen die 't zagen die dachten: „Dat moest nou die koe toch niet wagen. Dat's veel te gevaarlijk. Straks wordt z overreden! Dan is het te laat. Och heden! Och heden!" Een dappere heer pakte haar bij de kop en vroeg aan een ander: „Bel jij even op, dan kan de politie er verder voor zorgen dat dit koebeest weer veilig wordt opgeborgen". Er kwam een agent met een auto, die zei: „Ik weet in de buurt hier een heel mooie wei, daar brengen we haar nu eerst netjes naar toe, en dan ga ik zoeken: Van wie is die koe?" Zo kwam z' in een weitje bij andere koeien, die allemaal dadelijk hard ging loeien. Ze wilden beslist van de vreemde niets weten. Wat heeft het ons koetje toen danig gespeten dat ze wég was gegaan van haar eigen vriendinnen! Want in plaats van te wand'len stond ze binnen! En die andere koeien deden zo raar, ze bokten en duwden, o! wat vond ze het naar! Gelukkig kwam toen, na een poosje, de boer en die bracht ons koetje weer netjes retour. En toen ze weer stond in haar eigen wei was haar angst alweer spoedig volkomen voorbij. Toen had ze wel honderd-uit te vertellen over auto's en brommers en fietsen met bellen, over mensen en kinderen, maar niét over koeien die akelig deden en hard ging loeien! En de kalfjes luisterden met grote ogen, en vroegen hun moeders: „Zouden wij dat óók mogen? Wat lijkt het ons heerlijk om zó veel te zien!" Maar de moeders antwoordden alleen maar: „Misschien!" J. E. H. d. R. Onlangs is een commissie voor kerken bouw ingesteld door de regering. De minis ter van Binnenlandse Zaken, prof. dr. L. J. M. Beel, heeft deze commissie dezer dagen geïnstalleerd. Haar taak is advies uit te brengen over de vraag, of het aanbeveling verdient, richtlijnen op te stellen voor de subsidiëring door de overheid van de bouw van kerken. Als deze vraag bevestigend beantwoord wordt, kan de commissie de nodige voor stellen doen. Zij kan daarbij ook de vraag onderzoeken of het nodig is de subsidie, die tot nu toe alleen door gemeenten werd ver strekt, uit te breiden tot rijk en provincie. Ook de kerkelijke gemeenten zouden zo spoedig mogelijk willen weten waar zij aan toe zijn, vooral de gemeenten in grote ste den, waar de snelle uitbreiding kerkbouw noodzakelijk maakt. De Hervormde kerk heeft in afwachting van een definitieve subsidieregeling een centraal fonds voor kerkbouw opgericht. Uit dit fonds is reeds de bouw van twintig kerken gesteund. Naar schatting zullen er in dit jaar over het gehele land verspreid vijfentwintig Hervormde kerken moeten worden gebouwd. In de volgende jaren zal er jaarlijks hetzelfde aantal nodig zijn. De boüw van kerken vraagt enorme som men geldt. Voor de grondaankoop van een kerk is reeds een groot bedrag nodig. De bouw van een kerk (inclusief bijgebouwen, pastorie, inventaris) kost op het ogenblik duizend gulden per zitplaats. Zonder hoge grondprijzen en bijgebouwen komt men in een kleine gemeente op vierhonderd gulden per zitplaats. In de meeste steden in het zuiden van ons land verleent de gemeentelijke over heid al jarenlang subsidies voor kerkbouw, van vijftien tot twintig percent van de bouwkosten. Ook elders geven de burger lijke gemeenten reeds subsidies voor de bouw van kerken. In Bussum gaat men zelfs tot vijfentwintig percent met een maximum van vijftigduizend gulden. Am sterdam verleent steun door een lage grondprijs te bedingen en Den Haag denkt ernstig aan subsidiëring. In de Jaarbeurshal te Utrecht kwamen deze maand ongeveer vierhonderd jongeren bijeen uit het gehele land en van vele ker ken en inrichtingen om hun traditionele februari-conferentie te vieren. Deze ont moeting was gewijd aan: Vernieuwing der kerken door oecumenische gemeenschap. Dit onderwerp werd ingeleid door dr. C. L. van Doorn, die zei, dat vooral door onder linge hulpverlening de gemeenschap zicht baar wordt. Hij sprak over het „partner schap in geven en ontvangen". Met een zestal vragen gingen de deelnemers daarop uiteen in discussiegroepen. Na de discussie gaf de heer J. de Nijs, evangelist uit Meche- len, op geestige wijze een doorblik op de moeilijkheden en kansen bij onze Zuider buren, waar de protestantse kerken im mers een kleine minderheid vormen. Na een oecumenische jeugddienst in de Janskerk van Utrecht, die onder leiding stond van ds. J. J. Franck, kreeg de con ferentie nog meer uitzicht over eigen dui nen en dijken heen. Uit Genève waren, als vertegenwoordigers van de Wereldraad van kerken, namelijk Miss A. B. Engnes en Pfarrer H. R. Weber overgekomen. De eer ste vertelde iets over het boeiende en we reldwijde werk van de oecumenische jeugd werkkampen, de laatste nam alle deelne mers mee op een reis over de wereld en vertelde iets van de nood, die men zo te genkwam, maar die tegelijkertijd illustreer de hoe hier en daar iets zichtbaar werd van de eenheid der kerken, uitgedrukt in de onderlinge hulpverlening. Ds. H. van Coeverden, secretaris van de Oecumenische Jeugdraad-Nederland, daag de daaropvolgend de deelnemers uit door te vragen: Hoe maken wij in onze steden en dorpen in praktisch oecumenisch werk iets waar van deze verbondenheid. Behalve enkele buitenlandse gasten wa ren op deze ontmoeting ook verschillende Indonesische en Surinaamse Christen-jon geren aanwezig, terwijl ook deze keer naar verhouding een groot aantal gereformeerde jongeren de conferentie meemaakte. Dit laatste is daarom zo opvallend en verheu gend, omdat de gereformeerde kerken als zodanig niet bij de oecumenische raad zijn aangesloten. Visueel viel er eveneens veel te beleven. Een permanente tentoonstelling van de Wereldraad v. Kerken met prachtige foto's uit verleden en heden van de oecumenische beweging trok zeer de aandacht. Tijdens dit weekeinde werd met de zoge naamde België-actie begonnen. De oecume nische Jeugdraad van Nederland wil name lijk zijn vrienden in België helpen om hun jeugdwerk ginds beter te kunnen uitvoe ren. Deze actie is door het IKOR overgeno men. 18 FEBRUARI 1956 Van onze correspondent in Bonn) WIE IN 1945, na het droevige einde van Hitiers kortstondige „duizendjarige rijk" aangenomen heeft, diat er in Duitsland geen nazi-litteratuur meer zou verschijnen, moet thans inzien dat hij zich helaas schrome lijk heeft vergist. De nazi-litteratoren zijn weer met frisse moed op hun schrijfma chines gaan hameren en ze produceren weer een overvloed van geschriften. An dere nazi's zijn wat misschien lucratie ver voor hen is uitgever geworden. Met vereende krachten kan men meer bereiken dan alleen en boeken met nazi-tendenzen vinden thans weer hun weg over heel West- Duitslanid. Een van de nieuwste boeken, dat nogal de aandacht trekt, heeft tot titel „Volk ohne Führung" („Volk zonder leiding"). Het is bij de „Göttinger Verlagsanstalt" verschenen, de uitgeverij van Leonhard Schlüter, die ongeveer een half jaar gele den twintig dagen lang minister van cul turele aangelegenheden in het grote bonds- land Neder-Saksen is geweest. Omdat Schlüter (die tegenwoordig tot de Vrije democratische partij behoort) algemeen be kend stond vanwege zijn onverholen sym pathieën voor het nazidom, is toen onmid dellijk na zijn benoeming in universitaire en in andere intellectuele kringen, alsmede in de pers, zo'n orkaan van verontwaardi ging opgestoken, dat men het toch maar raadzaam heeft gevonden hem niet in die nieuwe functie te handhaven. Schlüter had toen in zijn uitgeverij al een werkje van de vroegere Gestapo-chef Rudolf Diels over het geval van dr. Otto John en een boek „Europa was nun?" van Franz von Papen laten verschijnen. Hij heeft bovendien nog een werk „Angeklag- ter oder Anklager?" (Beklaagde of aankla ger?) van een zekere Rudolf Berg gepubli ceerd. Achter de schuilnam Rudolf Berg verborg zich niemand anders dan Klagges, de voormalige nationaal-socialistische mi nister-president van Brunswijk, die dat boek in de gevangenis had geschreven. Ook andere gevallen grootheden uit de nazi- tijd zijn in Schlüters uitgeverij aan het woord gekomen. Niettemin maakt Schlüter nog altijd deel uit van de commissie voor culturele aangelegenheden van de Neder- saksische landdag! ALS AUTEUR van het nieuwe boek „Volk zander leiding" wordt Hugo C. Backhaus genoemd, een naam die hier to taal onbekend is, maar ook dit zal wel weer een pseudoniem zijn, want Schlüter stelt de schrijver aan de lezers voor als een „veelgeroemde, maar tevens heftig bestre den historicus". Hij zegt tevens, dat Back haus een „onverschrokken wetenschappe lijk getuigenis" aflegt. Voor „Backhaus" heeft het verleden nog niet afgedaan: „Wat voorbij is, is nimmer dood!" verklaart hij op de eerste bladzijde. Later bestempelt hij het Duitse volk als een buit van de sta ten, die de overwinning hebben behaald. De democratie is volgens hem een systeem vaji voortdurende verleiding en misleiding. Een democratische staat beschouwt hij als een „overgangsvorm". De tijd van het na tionaal-socialistische bewind daarentegen hemelt hij op. Hij billijkt de concentratie kampen. Een politieke moord is in zijn ogen alleen maar een middel om tegenstrij dige krachten de baas te worden. ALS WAARDIG pendant van de uitge verij van deze minister-van-twintig-dagen kan het „Plesse-Verlag" worden genoemd. Waldemar Schütz, de baas daarvan, heeft vroeger een belangrijke rol in Hitiers SS gespeeld. Hij gaf onder meer boeken van „General-Oberst" Paul Hauser („Waffen SS lm Einsatz") en van prof. Maurice Bar- dèche, die in Frankrijk wegens zijn neo- fascistische activiteit veroordeeld werd1, uit. Andere schrijvers die tot dezelfde cate gorie als de reeds genoemden behoren, kre gen door het „Druffel-Verlag" contact met het publiek. Deze uitgeverij publiceerde een boek van Julius Lippert, die indertijd hoofdredacteur van het nazi-blad „Der An- griff" was en naderhand nog „Oberbürge- meister" van Berlijn is geworden. Het boek heet „Lachleund verbirg die Tranen" (Glimlach.... en verberg je tranen). Het nationaal-socialisme wordt erin geprezen. Bij dezelfde uitgeverij verschenen een boek van Use Hess over haar nog steeds in de gevangenis van Spandau te Berlijn zittende echtgenoot Rudolf Hess (eens de „plaats vervanger" van de Führer) en een van de in 1946 te Neurenberg ter dood veroordeel de Joachim von Ribbentrop, Hitiers minis ter van Buitenlandse Zaken. Tenminste een hele kolom in dit blad zou men kunnen vullen door enkel en alleen maar de namen van thans weer aan het werk zijnde nazi-schrijvers en de titels van hun in de laatste tijd verschenen wer ken op te sommen. In sommige winkels ziet men deze lectuur heel gewoon open en bloot voor de ramen liggen, bijvoorbeeld in Hannover in de buurt van het station, waar een vroegere „Standartenführer" een boekhandel begonnen is. Maar er wordt voor dit soort van boeken ook enorm veel propaganda onder de leden van de vluch telingenorganisaties en van oud-strijders verenigingen gemaakt, met het gevolg dat ze onder een zeer groot publiek aan de man worden gebracht. Bovendien heeft men nog een groot aantal „boekgemeenschappen" en deze zorgen met veel toewijding voor een zo groot mogelijke verspreiding. Aldus poogt men weer ijverig de geest van het Duitse volk te vergiftigen. Inspirerende film De Franse film „Rififi" heeft een 25- jarige Londense glazenwasser op de ge dachte gebracht een in die film uitgebeel de inbraak te imiteren. Hij had een gat gezaagd in het plafond van de slaapkamer van zijn werkgeefster en zich toen naar beneden laten zakken. De bestolene zag toen zij haar slaapkamer binnenkwam zijn benen door het gat verdwijnen. De twee aan elkaar geknoopte lakens die hij ais „ladder" had gebruikt hingen nog omlaag. Vrijdagavond 24 febru ari wordt de Mozarther- denking door de vereni ging Vrienden van het Noordhollands Philhar- monisch Orkest in de rid derzaal van het stadhuis te Haarlem besloten met een bijzonder, gecostu- meerd concert, waarbij het levensverhaal van de componist wordt verteld, verlevendigd met enkele composities en operafrag menten. Het orkest zal bij deze gelegenheid onder leiding staan van Willem Andriessen, de suite „Les petits riens" wordt uitge voerd door leden van de Kennemer Balletstudio en verder werken er vele vo cale solisten aan deze uit voering mee. De veelbelovende bas Albert van Haasteren zal men kunnen horen in de beroemde registeraria uit „Don Giovanni". Deze zanger, geboren in 1927 te Rotterdam, volgde een opera-opleiding aan het Amsterdams Conservato rium en was winnaar van het Internationale Voca listenconcours te 's-Her- togenbosch in 1955. Hij wordt door genoemd con servatorium afgevaardigd voor het geven van een uitwisselingsconcert naar het conservatorium te Mi laan. AMSTERDAM, februari. Al jaren poog ik iedere keer, zo omstreeks deze tijd u iets origineels te vertellen over de win ter. Ik probeer u gedachten over te bren gen over dit kostelijke en oude onderwerp, die nieuw zijn, nog nooit eerder gedacht. Maar eigenlijk moet ik elk jaar weer tot de conclusie komen, dat ik er geen origi nele gedachten over héb. Alleen maar alle daagse gedachten van „brrr" en „bah" en „sssnnff" en soms „toch wel een mooie blauwe lucht waarom kan het daar nou niet warm bij zijn." U ziet: echt niks om u méé te geven op uw kille wandeling door dit weekeinde en door de volgende week. Bovendien hebben opmerkingen over: van ouds de witte wade, Koning Thialf en Brueghels kinderschaar op het zonover goten ijs al evenmin een sprankelende nieuwigheid. Alleen één keer heb ik een treffende op merking kunnen doorgeven over dit alles. Dat was, toen ik u nog uit Djakarta over het volle leven berichtte. Een niet geheel nuchtere soldaat had mij toen op een drukkend-gloeiende decembermiddag ge zegd: „Weet je, als er hier nu eens sneeuw lag, wat zou het dan verschrikkelijk dooien." Maar om zulke dingen te horen, moet men veertienduizend kilometer rei zen. Terwijl ik uit mijn raam naar de steeds groeiende witte wade zit te kijken, blijven zulke ideeën weg. Ik heb koude tenen. Daarom wilde ik u alleen iets vertellen over de invloed van de winter op het werk van de journalist. De sneeuw is, zoals tegenwoordig de gewoonte lijkt, weer te laat gekomen voor ons. Nooit is er nu meer sneeuw op de tijd, dat wij het nodig hebben. Zo omstreeks eind oktober, begin november, als alle vaklieden zich beginnen te werpen op de massaproduktie van kerst verhalen, kijk dan zouden we sneeuw moeten hebben. Dan zou de inspiratie voor die mooie, dromerige verhalen over ver loren zoons, die op kerstavond door de sneeuw naar hun verlaten moedertje komen hollen, door dat wit buiten kunnen worden geholpen. Nu is het nog veel te vroeg. Nu Jenny Dalenoord maakte de hierbij gereproduceerde linoleumsnede „Ne- 3 gerin op vogeljacht" voor de kalen- j| 3 der van de grafische kunstinrichting „De Reproductie Compagnie" te Rot- 3 terdam, die een prachtige staalkaart M H is geworden van de mogelijkheden 3 der grafische vormgeving. Onder het 3 motto „Mens en dier" hebben hier 3 elf beeldende kunstenaars en een 3 fotograaf aan meegewerkt. Bijzondere 3 resultaten werden bereikt met vet- 3 krijttekeningen in boekdruk en met g broomzilver in offset. Het gedicht 3 „Visser van Ma Yuan" van Lucebert j| 3 prijkt (helaas foutief!) op het schut- blad. Het is wel een van de mooiste 3 kalenders voor 1956 die ons onder =j 3 ogen kwamen. Misschien wekt het 3 verbazing, dat wij hier nu pas mei- 3 3 ding van maken, maar dat heeft een h 3 goede reden: de looptijd is namelijk H van februari 1956 tot en met januari 1957. Reizende costuums. Op uitnodiging van de Nederlandse Verenigingen te Ham burg, Kopenhagen en Stockholm vertrekt de acteur Cruys Voorbergh op 20 februari voor een Scandinavische tournee. Hij zal Nederlandse costuums vertonen, daarbij toelichting geven en (begeleid door Mint- scha Farensboes) Franse liedjes zingen uit de achttiende eeuw. Op uitnodiging van de Nederlandse gezant in Stockholm zal hij ook tijdens de Rembrandttentoonstelling aldaar optreden. zitten wij nog te vol met de afkeer van de vorig jaar geschreven verhalen om ons er toe te kunnen zetten, voor de financiële oogst van december 1956 te gaan zaaien. Het leven op de krant beperkt zich dus voor een belangrijk deel tot het soort be richtgeving, dat in kille koude met da sneeuw kan concurreren. Ik weet niet, of ik u dit soort kijkjes in de keuken mag geven het maakt weer zoveel illusies kapot. Maar journalisten arriveren op het ogenblik 's ochtends op de krant en zetten zich aan het telefoneren van de politie: ongelukken door de sneeuw, de reinigings dienst: het sneeuwruimen, het gasbedrijf: de gasdruk en de koude, de kolenhande leren: hun voorraden, de oliehandelaren: idem, de leveranciers van tochtlatten, win terjassen, overschoenen, sleeën en schaat sen: de conjunctuur in hun verkoop, De Bilt: de witte wade en Koning Thialf en nog enkele andere instituten. Als u trouw de krant leest en daar al die stukken over de sneeuw in vindt, dan weet u ongeveer wat er bedoeld wordt met bovenstaande opsomming. Ik had trouwens nog vergeten de Spoorwegen en het gemeentelijk ver voerbedrijf (invloed op de dienst) bij mijn lijst te vermelden. Dit alles komt ieder jaar weer terug. Net als de Tour de France, de eerste lente boden, de Aga Khan, het seizoen in Zand- voort en het verkeersprobleem. Men mag dus veilig aannemen, dat winter routine werk is op een krant. Maar in die dage lijks en jaarlijks terugkerende bericht geving hoeven geen nieuwe gedachten te worden vermeld. Dat is het grote voordeel er van. En daar ligt nu juist het grote na deel voor de schrijver van dit soort stuk jes, die zich wederom bij u excuseert, dat het hem niet gelukt is dit jaar. Hij hoopt op volgend jaar. Vergeefs waarschijnlijk. Want koude tenen houden alles tegen. A. S. H.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 11