DE TUINKABOUTER
publiceren
werk van nazbauteurs
Een nieuwe kleurplaat
DE DAPPERE KOE
Subsidie voor bouw
van kerken
Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van
Haarlems Dagblad j Oprechte Haarlemsche Courant
IJVERIG POOGT MEN DE GEEST VAN HET
DUITSE VOLK WEER TE VERGIFTIGEN
GEEN NIEUWS VAN
KONING THIALF
„Malle gevallen"
KERKELIJK LEVEN
Kerk en jeugd
8
ZANGER OP MOZART AVOND
De stenen kabouter stond treurig voor
zich uit te staren. Op zijn rode muts lag
een laagje sneeuw en in zijn baard
hingen ijspegels. Alles aan hem was zo
koud als ijs. Behalve zijn hart onder zijn
ingesneeuwde jasje. Dat klopte nog
warm en vrolijk, want hij droomde van
de zomer. In zijn dromen voelde hij de
zon op zijn muts schijnen, hij hoorde
de blaadjes in de bomen ritselen.
Maar als zijn droom voorbij was, zag
of hoorde hij niet één van die dingen.
Alles was wit en stijf en de bomen
stonden helemaal bloot en zwiepten met
hun takken in de storm. Tranen, die
meteen weer bevroren, rolden over de
wangen van de tuinkabouter en hij voel
de hoe ook zijn hart steeds kouder werd.
„Misschien wordt het wel nooit meer
voorjaar", zei een kraai, die even aan
kwam wippen.
„Ik weet het niet", zuchtte de tuin
kabouter en hij schrok er zelf van.
„Er is niets meer te eten", klaagde de
kraai en hij pikte in de harde grond.
„Nee", zei hij en hij begon nu ook
echt te geloven dat de kraai gelijk had.
„Pas op, pas op", riep opeens een stem,
„als je niet meer gelooft dat het voor
jaar wordt, loopt het slecht met je af."
De kraai en de tuinkabouter keken
op. Het was de merel die mager en
hongerig hipte bij de bevroren vijver.
„Ka", kraste de kraai, „wat weet jij
daarvan?"
„Niets", riep de merel, „maar ik weet
dat je nooit de moed mag verliezen."
„Ja, je hebt gelijk," zei de tuinkabouter,
„ga weg, kraai, jij ziet alle dingen veel
te zwart."
Hij voelde dat zijn hart weer een
beetje warmer werd en dat hij weer
kon dromen. Maar de kraai begon op
nieuw. „Zie jij dan al wat?" vroeg hij.
„Zie jij de zon, de bloemen, de blaad
jes aan de bomen en het blauwe water
van de vijver? Niets.niets is er waar
je aan kunt'zien dat het voorjaar terug
komt. Ik zeg je dat het niet komt."
De merel schrok zó van die zwarte
woorden dat ze verschrikt wegvloog en
de kabouter voelde zijn hart koud wor
den. Zo koud als ijs.
Een hele poos probeerde hij om zijn
dromen nog terug te vinden, maar het
lukte niet. Toen brak zijn hart. Hij vroor
stuk. Zonder een geluid te geven viel
hij in twee stukken uit elkaar. De kraai
zat er verbaasd naar te kijken en vloog
toen krassend weg uit de tuin.
„Grootvader, grootvader", riep Han-
neke verschrikt. Door het raam had ze
opeens twee stukken steen, die vroeger
een tuinkabouter waren, in de sneeuw
zien liggen. Grootvader, die zelf wel op
een kabouter leek met zijn lange witte
baard, sloeg een das om en ging op
een drafje de tuin in. Heel voorzichtig
raapte hij de tuinkabouter op en droeg
hem naar binnen. Een hele poos waren
Hanneke en hij bezig om hem te lij-
Bij L. J. Veens Uitgeversmaatschappij
NV te Amsterdam is een uitgave ver
schenen, d'ie oudere kinderen bijzonder
veel plezier zal verschaffen. Het boekje
heet „Malle gevallen van dieren" en is
door James Riddell getekend en van
korte teksten voorzien. Alle bladzijden
van het boekje zijn overlangs doorge
sneden, waardoor men de boven-en-on-
der-kanten der leuk getekende dieren
in tweehonderd combinaties kan bren
gen. Een koe en een eland leveren zo
bijvoorbeeld een koland op, een giraffe
en een kangoeroe een gigoeroe. Andere
combinaties zijn zeeraf, dinosuw, waak-
hoorn en kofant! De rijmpjes laten zich
even grotesk combineren. „Malle geval
len van dieren" is voor kinderen en vol
wassenen een onvermengd genoegen.
Het is „goed gek". N.
De tienjarige Jeannette Bosman vraagt
ons of wij een gedichtje, dat zij ge
maakt heeft, in de kinderrubriek willen
opnemen. Dat doen wij graag.
Wees vriendelijk en vol zelfvertrouwen,
Blijf altijd van de waarheid houen
En waar je ook komt in wat voor land
Reik iedereen de vriendenhand.
En valt er soms iets tegen,
Geen gezicht als regen,
Maar altijd 't hoofd geheven.
Ga zó door het leven.
men, zó dat je niet meer zag dat hij
ooit stuk was geweest.
„Heb ik geslapen?" vroeg de tuinka
bouter zacht en hij keek om zich heen.
„Och nee, ik droom weer", zei hij, want
hij voelde de zon op zijn muts schijnen
en vlak voor hem zag hij een tuin vol
bloemen en bomen met blaadjes eraan.
Er was ook een merel. „Psstriep
de tuinkabouter. De merel bewoog niet.
„Psst....!" riep hij weer, „geloof je
echt dat het weer voorjaar wordt?"
De merel bewoog nog niet, maar een
bekende stem zei: „Natuurlijk wordt het
voorjaar. Wat dacht je? En jij zult
weer in het groene gras bij de vijver
staan alsof er nooit iets is gebeurd."
„Wie praat daar?" vroeg de tuinka
bouter.
„Ik", zei Hanneke, „en ik kan het
weten. Je mag bij mij blijven en naar
mijn schilderij vol zomer kijken. Daar
op de kast mag je blijven staan."
Toen pas merkte de tuinkabouter dat
hij in Hanneke's kamer stond, waar het
warm en goed was. Al zijn dromen kwa
men terug en hij knikte met zijn stenen
hoofd naar de merel die buiten in de
tuin zat uit te kijken naar het voorjaar.
„Moed houden", zei Hanneke en ze
strooide handen vol brood in de sneeuw
onder het raam.
„Anders loopt het niet goed met je af",
zei de tuinkabouter. „Kijk maar naar
mij." MIES BOUHUYS.
Hoeveel blokjes staan er op elke tekening? Denk erom, dat je
sommige blokjes (aan de achterkant) niet goed kan zien!
Er was eens een koe, die stond in de wei.
En weet je wat die bij zichzelve zei?
„De wereld is groot! Ik ga eens wat kuieren,
dat's beter dan hier maar steeds te staan luieren!"
Ze stapte kordaat door de half droge sloot,
en kwam op de weg. Daar schrok ze zich dóód
van al dat geweldige drukke verkeer
Ze vond het maar eng en ze was bijna weer
teruggegaan naar haar zo rustige wei.
Maar per slot zei ze: „Nee! Nu ben ik eens vrij!
Nu kan ik eens net precies doen wat ik wil,
eerst loop ik eens wat, dan sta 'k weer stil
om alles eens héél goed te kunnen bekijken.
Als ik terugging zou ik een bangerd lijken".
Zo begon ze te lopen. Maar de mensen die 't zagen
die dachten: „Dat moest nou die koe toch niet wagen.
Dat's veel te gevaarlijk. Straks wordt z overreden!
Dan is het te laat. Och heden! Och heden!"
Een dappere heer pakte haar bij de kop
en vroeg aan een ander: „Bel jij even op,
dan kan de politie er verder voor zorgen
dat dit koebeest weer veilig wordt opgeborgen".
Er kwam een agent met een auto, die zei:
„Ik weet in de buurt hier een heel mooie wei,
daar brengen we haar nu eerst netjes naar toe,
en dan ga ik zoeken: Van wie is die koe?"
Zo kwam z' in een weitje bij andere koeien,
die allemaal dadelijk hard ging loeien.
Ze wilden beslist van de vreemde niets weten.
Wat heeft het ons koetje toen danig gespeten
dat ze wég was gegaan van haar eigen vriendinnen!
Want in plaats van te wand'len stond ze binnen!
En die andere koeien deden zo raar,
ze bokten en duwden, o! wat vond ze het naar!
Gelukkig kwam toen, na een poosje, de boer
en die bracht ons koetje weer netjes retour.
En toen ze weer stond in haar eigen wei
was haar angst alweer spoedig volkomen voorbij.
Toen had ze wel honderd-uit te vertellen
over auto's en brommers en fietsen met bellen,
over mensen en kinderen, maar niét over koeien
die akelig deden en hard ging loeien!
En de kalfjes luisterden met grote ogen,
en vroegen hun moeders: „Zouden wij dat óók mogen?
Wat lijkt het ons heerlijk om zó veel te zien!"
Maar de moeders antwoordden alleen maar:
„Misschien!"
J. E. H. d. R.
Onlangs is een commissie voor kerken
bouw ingesteld door de regering. De minis
ter van Binnenlandse Zaken, prof. dr. L. J.
M. Beel, heeft deze commissie dezer dagen
geïnstalleerd. Haar taak is advies uit te
brengen over de vraag, of het aanbeveling
verdient, richtlijnen op te stellen voor de
subsidiëring door de overheid van de bouw
van kerken.
Als deze vraag bevestigend beantwoord
wordt, kan de commissie de nodige voor
stellen doen. Zij kan daarbij ook de vraag
onderzoeken of het nodig is de subsidie, die
tot nu toe alleen door gemeenten werd ver
strekt, uit te breiden tot rijk en provincie.
Ook de kerkelijke gemeenten zouden zo
spoedig mogelijk willen weten waar zij aan
toe zijn, vooral de gemeenten in grote ste
den, waar de snelle uitbreiding kerkbouw
noodzakelijk maakt.
De Hervormde kerk heeft in afwachting
van een definitieve subsidieregeling een
centraal fonds voor kerkbouw opgericht.
Uit dit fonds is reeds de bouw van twintig
kerken gesteund. Naar schatting zullen er
in dit jaar over het gehele land verspreid
vijfentwintig Hervormde kerken moeten
worden gebouwd. In de volgende jaren zal
er jaarlijks hetzelfde aantal nodig zijn.
De boüw van kerken vraagt enorme som
men geldt. Voor de grondaankoop van een
kerk is reeds een groot bedrag nodig. De
bouw van een kerk (inclusief bijgebouwen,
pastorie, inventaris) kost op het ogenblik
duizend gulden per zitplaats. Zonder hoge
grondprijzen en bijgebouwen komt men in
een kleine gemeente op vierhonderd gulden
per zitplaats.
In de meeste steden in het zuiden van
ons land verleent de gemeentelijke over
heid al jarenlang subsidies voor kerkbouw,
van vijftien tot twintig percent van de
bouwkosten. Ook elders geven de burger
lijke gemeenten reeds subsidies voor de
bouw van kerken. In Bussum gaat men
zelfs tot vijfentwintig percent met een
maximum van vijftigduizend gulden. Am
sterdam verleent steun door een lage
grondprijs te bedingen en Den Haag denkt
ernstig aan subsidiëring.
In de Jaarbeurshal te Utrecht kwamen
deze maand ongeveer vierhonderd jongeren
bijeen uit het gehele land en van vele ker
ken en inrichtingen om hun traditionele
februari-conferentie te vieren. Deze ont
moeting was gewijd aan: Vernieuwing der
kerken door oecumenische gemeenschap.
Dit onderwerp werd ingeleid door dr. C. L.
van Doorn, die zei, dat vooral door onder
linge hulpverlening de gemeenschap zicht
baar wordt. Hij sprak over het „partner
schap in geven en ontvangen". Met een
zestal vragen gingen de deelnemers daarop
uiteen in discussiegroepen. Na de discussie
gaf de heer J. de Nijs, evangelist uit Meche-
len, op geestige wijze een doorblik op de
moeilijkheden en kansen bij onze Zuider
buren, waar de protestantse kerken im
mers een kleine minderheid vormen.
Na een oecumenische jeugddienst in de
Janskerk van Utrecht, die onder leiding
stond van ds. J. J. Franck, kreeg de con
ferentie nog meer uitzicht over eigen dui
nen en dijken heen. Uit Genève waren, als
vertegenwoordigers van de Wereldraad van
kerken, namelijk Miss A. B. Engnes en
Pfarrer H. R. Weber overgekomen. De eer
ste vertelde iets over het boeiende en we
reldwijde werk van de oecumenische jeugd
werkkampen, de laatste nam alle deelne
mers mee op een reis over de wereld en
vertelde iets van de nood, die men zo te
genkwam, maar die tegelijkertijd illustreer
de hoe hier en daar iets zichtbaar werd van
de eenheid der kerken, uitgedrukt in de
onderlinge hulpverlening.
Ds. H. van Coeverden, secretaris van de
Oecumenische Jeugdraad-Nederland, daag
de daaropvolgend de deelnemers uit door
te vragen: Hoe maken wij in onze steden
en dorpen in praktisch oecumenisch werk
iets waar van deze verbondenheid.
Behalve enkele buitenlandse gasten wa
ren op deze ontmoeting ook verschillende
Indonesische en Surinaamse Christen-jon
geren aanwezig, terwijl ook deze keer naar
verhouding een groot aantal gereformeerde
jongeren de conferentie meemaakte. Dit
laatste is daarom zo opvallend en verheu
gend, omdat de gereformeerde kerken als
zodanig niet bij de oecumenische raad zijn
aangesloten.
Visueel viel er eveneens veel te beleven.
Een permanente tentoonstelling van de
Wereldraad v. Kerken met prachtige foto's
uit verleden en heden van de oecumenische
beweging trok zeer de aandacht.
Tijdens dit weekeinde werd met de zoge
naamde België-actie begonnen. De oecume
nische Jeugdraad van Nederland wil name
lijk zijn vrienden in België helpen om hun
jeugdwerk ginds beter te kunnen uitvoe
ren. Deze actie is door het IKOR overgeno
men.
18 FEBRUARI 1956
Van onze correspondent in Bonn)
WIE IN 1945, na het droevige einde van
Hitiers kortstondige „duizendjarige rijk"
aangenomen heeft, diat er in Duitsland geen
nazi-litteratuur meer zou verschijnen, moet
thans inzien dat hij zich helaas schrome
lijk heeft vergist. De nazi-litteratoren zijn
weer met frisse moed op hun schrijfma
chines gaan hameren en ze produceren
weer een overvloed van geschriften. An
dere nazi's zijn wat misschien lucratie
ver voor hen is uitgever geworden. Met
vereende krachten kan men meer bereiken
dan alleen en boeken met nazi-tendenzen
vinden thans weer hun weg over heel West-
Duitslanid.
Een van de nieuwste boeken, dat nogal
de aandacht trekt, heeft tot titel „Volk
ohne Führung" („Volk zonder leiding").
Het is bij de „Göttinger Verlagsanstalt"
verschenen, de uitgeverij van Leonhard
Schlüter, die ongeveer een half jaar gele
den twintig dagen lang minister van cul
turele aangelegenheden in het grote bonds-
land Neder-Saksen is geweest. Omdat
Schlüter (die tegenwoordig tot de Vrije
democratische partij behoort) algemeen be
kend stond vanwege zijn onverholen sym
pathieën voor het nazidom, is toen onmid
dellijk na zijn benoeming in universitaire
en in andere intellectuele kringen, alsmede
in de pers, zo'n orkaan van verontwaardi
ging opgestoken, dat men het toch maar
raadzaam heeft gevonden hem niet in die
nieuwe functie te handhaven.
Schlüter had toen in zijn uitgeverij al
een werkje van de vroegere Gestapo-chef
Rudolf Diels over het geval van dr. Otto
John en een boek „Europa was nun?" van
Franz von Papen laten verschijnen. Hij
heeft bovendien nog een werk „Angeklag-
ter oder Anklager?" (Beklaagde of aankla
ger?) van een zekere Rudolf Berg gepubli
ceerd. Achter de schuilnam Rudolf Berg
verborg zich niemand anders dan Klagges,
de voormalige nationaal-socialistische mi
nister-president van Brunswijk, die dat
boek in de gevangenis had geschreven. Ook
andere gevallen grootheden uit de nazi-
tijd zijn in Schlüters uitgeverij aan het
woord gekomen. Niettemin maakt Schlüter
nog altijd deel uit van de commissie voor
culturele aangelegenheden van de Neder-
saksische landdag!
ALS AUTEUR van het nieuwe boek
„Volk zander leiding" wordt Hugo C.
Backhaus genoemd, een naam die hier to
taal onbekend is, maar ook dit zal wel weer
een pseudoniem zijn, want Schlüter stelt
de schrijver aan de lezers voor als een
„veelgeroemde, maar tevens heftig bestre
den historicus". Hij zegt tevens, dat Back
haus een „onverschrokken wetenschappe
lijk getuigenis" aflegt. Voor „Backhaus"
heeft het verleden nog niet afgedaan: „Wat
voorbij is, is nimmer dood!" verklaart hij
op de eerste bladzijde. Later bestempelt
hij het Duitse volk als een buit van de sta
ten, die de overwinning hebben behaald.
De democratie is volgens hem een systeem
vaji voortdurende verleiding en misleiding.
Een democratische staat beschouwt hij als
een „overgangsvorm". De tijd van het na
tionaal-socialistische bewind daarentegen
hemelt hij op. Hij billijkt de concentratie
kampen. Een politieke moord is in zijn
ogen alleen maar een middel om tegenstrij
dige krachten de baas te worden.
ALS WAARDIG pendant van de uitge
verij van deze minister-van-twintig-dagen
kan het „Plesse-Verlag" worden genoemd.
Waldemar Schütz, de baas daarvan, heeft
vroeger een belangrijke rol in Hitiers SS
gespeeld. Hij gaf onder meer boeken van
„General-Oberst" Paul Hauser („Waffen
SS lm Einsatz") en van prof. Maurice Bar-
dèche, die in Frankrijk wegens zijn neo-
fascistische activiteit veroordeeld werd1, uit.
Andere schrijvers die tot dezelfde cate
gorie als de reeds genoemden behoren, kre
gen door het „Druffel-Verlag" contact met
het publiek. Deze uitgeverij publiceerde
een boek van Julius Lippert, die indertijd
hoofdredacteur van het nazi-blad „Der An-
griff" was en naderhand nog „Oberbürge-
meister" van Berlijn is geworden. Het boek
heet „Lachleund verbirg die Tranen"
(Glimlach.... en verberg je tranen). Het
nationaal-socialisme wordt erin geprezen.
Bij dezelfde uitgeverij verschenen een boek
van Use Hess over haar nog steeds in de
gevangenis van Spandau te Berlijn zittende
echtgenoot Rudolf Hess (eens de „plaats
vervanger" van de Führer) en een van de
in 1946 te Neurenberg ter dood veroordeel
de Joachim von Ribbentrop, Hitiers minis
ter van Buitenlandse Zaken.
Tenminste een hele kolom in dit blad zou
men kunnen vullen door enkel en alleen
maar de namen van thans weer aan het
werk zijnde nazi-schrijvers en de titels
van hun in de laatste tijd verschenen wer
ken op te sommen. In sommige winkels ziet
men deze lectuur heel gewoon open en
bloot voor de ramen liggen, bijvoorbeeld
in Hannover in de buurt van het station,
waar een vroegere „Standartenführer" een
boekhandel begonnen is. Maar er wordt
voor dit soort van boeken ook enorm veel
propaganda onder de leden van de vluch
telingenorganisaties en van oud-strijders
verenigingen gemaakt, met het gevolg dat
ze onder een zeer groot publiek aan de man
worden gebracht. Bovendien heeft men nog
een groot aantal „boekgemeenschappen" en
deze zorgen met veel toewijding voor een
zo groot mogelijke verspreiding. Aldus
poogt men weer ijverig de geest van het
Duitse volk te vergiftigen.
Inspirerende film
De Franse film „Rififi" heeft een 25-
jarige Londense glazenwasser op de ge
dachte gebracht een in die film uitgebeel
de inbraak te imiteren. Hij had een gat
gezaagd in het plafond van de slaapkamer
van zijn werkgeefster en zich toen naar
beneden laten zakken. De bestolene zag
toen zij haar slaapkamer binnenkwam zijn
benen door het gat verdwijnen. De twee
aan elkaar geknoopte lakens die hij ais
„ladder" had gebruikt hingen nog omlaag.
Vrijdagavond 24 febru
ari wordt de Mozarther-
denking door de vereni
ging Vrienden van het
Noordhollands Philhar-
monisch Orkest in de rid
derzaal van het stadhuis
te Haarlem besloten met
een bijzonder, gecostu-
meerd concert, waarbij
het levensverhaal van de
componist wordt verteld,
verlevendigd met enkele
composities en operafrag
menten. Het orkest zal bij
deze gelegenheid onder
leiding staan van Willem
Andriessen, de suite „Les
petits riens" wordt uitge
voerd door leden van de
Kennemer Balletstudio en
verder werken er vele vo
cale solisten aan deze uit
voering mee.
De veelbelovende bas
Albert van Haasteren zal
men kunnen horen in de
beroemde registeraria uit
„Don Giovanni". Deze
zanger, geboren in 1927 te
Rotterdam, volgde een
opera-opleiding aan het
Amsterdams Conservato
rium en was winnaar van
het Internationale Voca
listenconcours te 's-Her-
togenbosch in 1955. Hij
wordt door genoemd con
servatorium afgevaardigd
voor het geven van een
uitwisselingsconcert naar
het conservatorium te Mi
laan.
AMSTERDAM, februari. Al jaren
poog ik iedere keer, zo omstreeks deze tijd
u iets origineels te vertellen over de win
ter. Ik probeer u gedachten over te bren
gen over dit kostelijke en oude onderwerp,
die nieuw zijn, nog nooit eerder gedacht.
Maar eigenlijk moet ik elk jaar weer tot
de conclusie komen, dat ik er geen origi
nele gedachten over héb. Alleen maar alle
daagse gedachten van „brrr" en „bah" en
„sssnnff" en soms „toch wel een mooie
blauwe lucht waarom kan het daar nou
niet warm bij zijn." U ziet: echt niks om u
méé te geven op uw kille wandeling door
dit weekeinde en door de volgende week.
Bovendien hebben opmerkingen over: van
ouds de witte wade, Koning Thialf en
Brueghels kinderschaar op het zonover
goten ijs al evenmin een sprankelende
nieuwigheid.
Alleen één keer heb ik een treffende op
merking kunnen doorgeven over dit alles.
Dat was, toen ik u nog uit Djakarta over
het volle leven berichtte. Een niet geheel
nuchtere soldaat had mij toen op een
drukkend-gloeiende decembermiddag ge
zegd: „Weet je, als er hier nu eens sneeuw
lag, wat zou het dan verschrikkelijk
dooien." Maar om zulke dingen te horen,
moet men veertienduizend kilometer rei
zen. Terwijl ik uit mijn raam naar de
steeds groeiende witte wade zit te kijken,
blijven zulke ideeën weg. Ik heb koude
tenen.
Daarom wilde ik u alleen iets vertellen
over de invloed van de winter op het werk
van de journalist. De sneeuw is, zoals
tegenwoordig de gewoonte lijkt, weer te
laat gekomen voor ons. Nooit is er nu
meer sneeuw op de tijd, dat wij het nodig
hebben. Zo omstreeks eind oktober, begin
november, als alle vaklieden zich beginnen
te werpen op de massaproduktie van kerst
verhalen, kijk dan zouden we sneeuw
moeten hebben. Dan zou de inspiratie voor
die mooie, dromerige verhalen over ver
loren zoons, die op kerstavond door de
sneeuw naar hun verlaten moedertje komen
hollen, door dat wit buiten kunnen worden
geholpen. Nu is het nog veel te vroeg. Nu
Jenny Dalenoord maakte de hierbij
gereproduceerde linoleumsnede „Ne- 3
gerin op vogeljacht" voor de kalen- j|
3 der van de grafische kunstinrichting
„De Reproductie Compagnie" te Rot- 3
terdam, die een prachtige staalkaart M
H is geworden van de mogelijkheden 3
der grafische vormgeving. Onder het 3
motto „Mens en dier" hebben hier
3 elf beeldende kunstenaars en een 3
fotograaf aan meegewerkt. Bijzondere 3
resultaten werden bereikt met vet-
3 krijttekeningen in boekdruk en met
g broomzilver in offset. Het gedicht 3
„Visser van Ma Yuan" van Lucebert j|
3 prijkt (helaas foutief!) op het schut-
blad. Het is wel een van de mooiste 3
kalenders voor 1956 die ons onder =j
3 ogen kwamen. Misschien wekt het 3
verbazing, dat wij hier nu pas mei- 3
3 ding van maken, maar dat heeft een h
3 goede reden: de looptijd is namelijk
H van februari 1956 tot en met
januari 1957.
Reizende costuums. Op uitnodiging
van de Nederlandse Verenigingen te Ham
burg, Kopenhagen en Stockholm vertrekt
de acteur Cruys Voorbergh op 20 februari
voor een Scandinavische tournee. Hij zal
Nederlandse costuums vertonen, daarbij
toelichting geven en (begeleid door Mint-
scha Farensboes) Franse liedjes zingen uit
de achttiende eeuw. Op uitnodiging van de
Nederlandse gezant in Stockholm zal hij
ook tijdens de Rembrandttentoonstelling
aldaar optreden.
zitten wij nog te vol met de afkeer van de
vorig jaar geschreven verhalen om ons er
toe te kunnen zetten, voor de financiële
oogst van december 1956 te gaan zaaien.
Het leven op de krant beperkt zich dus
voor een belangrijk deel tot het soort be
richtgeving, dat in kille koude met da
sneeuw kan concurreren. Ik weet niet, of
ik u dit soort kijkjes in de keuken mag
geven het maakt weer zoveel illusies
kapot. Maar journalisten arriveren op het
ogenblik 's ochtends op de krant en zetten
zich aan het telefoneren van de politie:
ongelukken door de sneeuw, de reinigings
dienst: het sneeuwruimen, het gasbedrijf:
de gasdruk en de koude, de kolenhande
leren: hun voorraden, de oliehandelaren:
idem, de leveranciers van tochtlatten, win
terjassen, overschoenen, sleeën en schaat
sen: de conjunctuur in hun verkoop, De
Bilt: de witte wade en Koning Thialf en
nog enkele andere instituten. Als u trouw
de krant leest en daar al die stukken over
de sneeuw in vindt, dan weet u ongeveer
wat er bedoeld wordt met bovenstaande
opsomming. Ik had trouwens nog vergeten
de Spoorwegen en het gemeentelijk ver
voerbedrijf (invloed op de dienst) bij mijn
lijst te vermelden.
Dit alles komt ieder jaar weer terug. Net
als de Tour de France, de eerste lente
boden, de Aga Khan, het seizoen in Zand-
voort en het verkeersprobleem. Men mag
dus veilig aannemen, dat winter routine
werk is op een krant. Maar in die dage
lijks en jaarlijks terugkerende bericht
geving hoeven geen nieuwe gedachten te
worden vermeld. Dat is het grote voordeel
er van. En daar ligt nu juist het grote na
deel voor de schrijver van dit soort stuk
jes, die zich wederom bij u excuseert, dat
het hem niet gelukt is dit jaar. Hij hoopt
op volgend jaar. Vergeefs waarschijnlijk.
Want koude tenen houden alles tegen.
A. S. H.