INDRA KAMADJOJO Juliana van Stolberg P 2),ue JAarióe en 'dk en de diepgang. De plaatsregeling van de omroep GEESTIGHEID, HUMOR, ERNST IP s® ZIJ STIERF EENZAAM OP 18 JUNI 1580 DOOR GUUS VLEUGEL DE STAMMOEDER VAN NEERLANDS VORSTENHUIS WERD VIERHONDERDVIJFTIG JAAR GELEDEN GEBOREN Voor de microfoon JULIANA VAN STOLBERG, NAAR EEN SCHILDERIJ UIT HET BEZIT VAN GRAVIN VAN RECHTEREN L1MPURG GEEN STAAT in de staat, maar ook geen speelbal. Het is een bekend feit dat nieuwe verschijningen in ons maatschap pelijk leven vaak al lang burgerrecht heb ben verkregen voor en aleer hun status ook juridisch wordt bevestigd. De radio-omroep maakt hierop geen uitzondering en men kan zich veeleer erover verbazen dat in een aantal landen de plaats van de omroep reeds wettelijk werd omlijnd dan dat men andere regeringen in gebreke moet stellen omdat zo'n regeling er ruim dertig jaren nadat de eerste geregelde uitzendingen be-' gonnen nog steeds niet is. De politieke, sociale en economische ontwikkeling is in die tijd immers even ingrijpend als storm- achtig geweest en men kan zich voor stellen dat men in sommige landen, het zij aan een statuut voor de omroep nim- VS mer is toegekomen, hetzij opzettelijk wil wachten tot het schip van staat rustiger vaarwater is binnenge zeild. Niet alleen in Nederland ontbeert de omroep een definitieve wettelijke basis, in Frankrijk wacht de Radiodiffusion-Télévi- sion Frangaise (waarvan de initialen R.T.F. langzamerhand even bekend worden als die van de British Broadcast Corporation) op 'n statuut, al bekommeren de heer Wla- dimir Porché en de zijnen zich meer om het nijpende gebrek aan studio-ruimte. De geregelde luisteraar naar de program ma's van de R.T.F. zal intussen beamen dat de kwaliteit van het gebodene onder het een noch het ander bijzonder te lijden heeft. Intussen doet zich het merkwaardige feit voor, dat de jongste telg van de Fran se omroepfamilie zijn legale bedje het eerst gespreid vindt. Het is de Sorafom, waaraan de zorg voor de uitzendingen in en voor Frankrijks overzeese gebiedsdelen is toevertrouwd. Deze omroep, die zijn zetel in Parijs heeft, ressorteert onder de minister voor overzeese gebiedsdelen. De laatste maanden heeft men een technische kern opgeleid en studio's ingericht. Het is echter opvallend, dat in de onlangs ver schenen officiële staatscourant geen mel ding wordt gemaakt van de verhouding tussen Sorafom, R.T.F. en Sofirad, welke laatste onderneming het commerciële be heer voor de Franse omroep voert en onder meer het grootste deel van de aan delen van Radio Monte-Carlo bezit. Men moet daarbij bedenken, dat R.T.F. tot nu toe ook uitzendingen voor Frankrijk overzee verzorgde en het wereldzenderpark van Radio Brazzaville in Frans Equatoriaal Afrika beheert. Deze korte schets moge een indruk geven van de vele en ingewikkelde problemen welke met de regeling van de bevoegd heden van de radio-omroep samenhangen. Het is immers van groot belang de omroep een zodanige plaats toe te kennen, dat hij enerzijds artistiek en technisch ruime ont plooiingsmogelijkheden verkrijgt die hij hodig heeft, maar dat hij anderzijds geen staat in de staat wordt of hetgeen nog erger is de speelbal van politieke of economische machten. Ook voor Nederland gelden deze proble men en met name zou het interessant zijn iets naders te vernemen omtrent de status van de Avros in Suriname, de Curom op Curagao en de Rong op Nieuw-Guinea. S. P. Onde OP DE vijftiende februari van het jaar 1506 schonk gravin Anna von Eppstein- Königstein, de gemalin van graaf Botho van Stolberg-Wernigerode, die „de Voorspoedige" werd genoemd, op het slot Stolberg, in de beneden-Hartz ge legen, het levenslicht aan haar vierde kind, een meisje, dat de naam Juliana kreeg, omdat haar ouders bij de keuze van een naam, naar de gewoonte dier dagen, de kerkelijke kalender volgden. Van deze Juliana van Stolberg stamt prinses Wilhelmina in rechte lijn af en naar haar is koningin Juliana vernoemd. VOORDAT Juliana van Stolberg ter we reld kwam, waren er reeds twee zonen en een dochter in het gezin van graaf Botho geboren en na haar zagen nog drie doch ters en vijf zoons het levenslicht. Van dit twaalftal waren er slechts twee, die de "Vol wassen leeftijd niet bereikten. Behalve van haar moeder ontving Julia na het eerste onderwijs van kapelaan-ma- gister Tileman Platner, een geboren Stol- berger, die te Wittenberg gestudeerd had en daar vriendschap had aangeknoopt met de geleerden en hervormingsgezinden en die omstreeks 1512 aan het hof van graaf Botho werd aangesteld als geestelijke en leraar. Het is deze kapelaan geweest, die bij Juliana de eerste kiemen heeft gelegd voor haar latere levenshouding en geloofs overtuiging. Veel vertoefde Juliana met haar broer Lodewijk op het nabij de rijksstad Frank furt gelegen slot Königstein van haar oom, graaf Eberhard von Eppstein-Königstein, die gehuwd was met Katharina van Weins- berg, doch die geen kinderen had. Tot de omvangrijke vriendenkring van deze graaf Eberhard behoorde ook graaf Willem van Nassau-Dillenburg en Catzenelnbogen, die door zijn landgenoten „de Rijke" werd ge noemd, maar bij ons, Nederlanders, ter onderscheiding van zijn grote zoon Willem de Zwijger, bekend is als Willem de Oude. Juliana's oudste broer, Wolfgang, volgde graaf Botho in Stolberg op. Lodewijk, de tweede zoon van graaf Botho, werd de ver kozen erfgenaam van zijn oom Eberhard en Anna, de oudste dochter, werd reeds op elfjarige leeftijd abdis van het Sticht Quedlinburg, door keizer Otto de Grote in het jaar 937 gesticht. Het vrije wereldlijk HET SLOT DILLENBURG, VOOR DE BRAND VAN 1760, TEKENING DOOR HéLèNE CATHARINA DöRRIEN. huis. In 1516 volgde Willem van Nassau zijn vader, graaf Johan van Nassau, op. Op dinsdag 9 juni 1523, dus toen Juliana zeventien jaar was, werd het huwelijk tus sen haar en graaf Filips van Hanau vol trokken, volgens de gewoonte van die tijd op het kasteel van de bruidegom. Uit dit huwelijk werden vijf kinderen geboren, namelijk Reinhard, geboren 10 april 1524 en overleden op 12 april 1525, Katharina, geboren 26 april 1525, gehuwd met graaf Johan IV van Wied-Runkel, Filips, gebo ren 30 november 1526, die zijn vader op volgde, wederom een Reinhard, geboren 8 april 1528, die zich als krijgsman ook in de Nederlanden heeft onderscheiden en op 19 oktober 1554 aan de bij Rinty opgelo pen verwondingen overleed en Juliana, geboren 30 maart 1529, eerst gehuwd met waldgraaf Thomas van Daun en Kirburg, later gemalin van de rijksgraaf en keizer lijke raadsheer Herman van Manderscheid- Blankenheim. De eerste echtgenoot van Juliana van Stolberg overleed op Paaszondag de 28ste maart 1529 op het slot te Hanau, juist een dag voordat zijn jongste dochtertje werd geboren, zodat zijn 23-jarige weduwe met vier kleine kinderen achterbleef. Met haar zwager Balthazar van Hanau-Münzenberg, die een vurig aanhanger der hervorming was en die op 21-jarige leeftijd persoonlijk deelnam aan de indiening der Geloofsbe lijdenis op de Rijksdag te Augsburg in 1530, werden de graven Willem van Nas sau en Reinhard van Solms als voogden en bestuurders van het land naast Juliana van Stolberg aangewezen. Toen hij nog geen dertig jaar was, had graaf Willem van Nassau het bestuur over zijn eigen landen op zich genomen In het graafschap Hanau was hij in hetzelfde jaar als regent voor Filips II benoemd. Op 30 september 1523 had Filips II van Hanau zelf het be wind over Hanau op zich genomen, zodat hij nog geen zes jaar zijn graafschap had bestuurd, toen hij overleed. NIET LANG zou Juliana haar staat van weduwschap behouden. Op 7 maart 1529, dus slechts drie weken voordat hij de voog dijschap over de kinderen van zijn voor malige pupil Filips II aanvaardde, had Willem van Nassau zijn gade Walburga van Egmond door de dood verloren. Na lang en rijp beraad stelde hij zich te Augs burg aan de zijde der vorsten, die de be kende Geloofsbekentenis overreikten, waarna hij zich tot de trouwste en meest overtuigde belijders ervan betoonde. Willem van Nassau-Catzenelnbogen open de onderhandelingen te Königstein over een huwelijk met Juliana van Stolberg, bsr ïjf f i j '4 ff ;\V li - f 4* ■Siffl" iü - u a -r,m iHrttMil mmmwam t? fffflBi 4tS«f- .r fut fr V Hifi' tï i Yf" tft \tm Verboden. De kalender met „Es- quire"-meisjes is in West-Duitsland ver boden voor kopers beneden de achttien jaar, omdat deze „gevaarlijk voor de ze den van jeugdige personen" moet worden geacht volgens het Westduitse bondsbureau te<ren ie'mdbedervende lectuur. Sticht Quedlinburg werd mede door de in vloed van dr. Tileman Platner luthers en het bleef dat tot het met zovele andere in het begin der vorige eeuw werd opgeheven. Maria, een jongere zuster van gravin Juliana, is met graaf Kuno van Leiningen- Westerburg getrouwd. Katharina huwde met de graaf van Henneberg-Ascha en Ju liana, zoals dat in die dagen gebruikelijk was, werd op zeer jeugdige leeftijd ver loofd met de jonge graaf Filips II van Ha nau-Münzenberg, die reeds op elfjarige leeftijd zijn vader verloren had en met zijn enige broeder Balthazar onder voogdij schap werd gesteld van graaf Willem van Nassau-Dillenburg, die als een vader voor de beide jongens heeft gezorgd. IN ZEKERE ZIN waren Juliana's jonge- meisjesjaren reeds afgesloten, toen in de zomermaand van 1520, dus toen zij pas veertien jaar oud was, door de ouders en bloedverwanten van beide zijden het hu welijksverdrag werd gesloten, waardoor zij de bruid van de toen nog geen negentien jarige Filips van Hanau werd Willem van Nassau, die in 1487 was ge boren, was op 29 oktober 1506 te Coblenz gehuwd met de Nederlandse gravin Wal burga van Egmond, een van de vijftien kinderen van Jan, de eerste graaf van dat welke voorstellen aldaar en ook te Stolberg een warm onthaal vonden. Op de 20ste september 1531 had de plechtige verloving plaats. Wederom was het een slot van haar oom Eberhard van Eppstein-Königstein, dat, evenals elf jaar tevoren, de plaats van het ouderlijk huis innam. Ditmaal was het de stamburcht Königstein, waar graaf Jan van Wied-Runkel en graaf Filips van Nas sau-Wiesbaden als getuigen optraden. De huwelijksvoltrekking volgde spoedig daar op in alle eenvoud te Siegen, waar Ju liana met haar vader, haar broer Lodewijk en haar bruidegom Filips van Hanau op 3 november 1522 de gasten van Willem van Nassau bij gelegenheid van de doop van zijn dochter Magdalena waren geweest. Weinig konden de toen aanwezigen ver moeden dat Willem van Nassau de bruid van zijn pleegzoon negen jaar later als zijn eigen gade datzelfde slot zou binnenleiden. Bij de eigen kinderen, twee knapen en twee meisjes, die Juliana van Stolberg uit haar eerste huwelijk meebracht, kwam het WILLEM (DE OUDE) VAN NASSAU, NAAR EEN GEKEND SCHILDERIJ IN DE STATENZAAL TE GRONINGEN. enig overgebleven dochtertje uit graaf Wil- lems huwelijk met Walburga van Egmond, de toen negenjarige Magdalena. HET SLOT te Dillenburg, dat in de der tiende eeuw door graaf Hendrik de Rijke gebouwd was en dat dooi graaf Willem tot hoofdzetel van zijn geslacht werd uitver koren, heeft Juliana van Stolberg de vijf tig levensjaren, die haar nog restten tot aan haar dood op 18 juni 1580, als voor naamste woonplaats gediend. Daar werd zij de moeder van nog twaalf kinderen van Willem van Nassau, vijf zoons en zeven dochters. Willem de Zwijger, onze Vader des Va derlands, was daarvan de oudste. Hij werd op donderdagmiddag de 24ste april 1533 cp het slot Dillenburg geboren. Daarop volgde Jqjian, geboren 22 November 1536, die op 6 juni 1559 huwde met gravin Elisa beth van Leuchtenberg en wel op dezelfde dag dat ook zijn zusters Anna en Elisa beth in het huwelijk traden. Graaf Johan, de stamvader van de Friese Nassau's, werd op 10 maart 1878 stadhouder van Gelderland, in welke hoedanigheid hij de grondlegger van de Unie van Utrecht werd. Vervolgens Lodewijk, geboren 10 januari 1538, genoemd naar zijn oom Lodewijk van Königstein, dan Adolf, geboren 11 juli 1540 en Hendrik, geboren 15 oktober 1550. Van deze vijf zoons stierf alleen Johan een na tuurlijke dood op 8 oktober 1606. Adolf sneuvelde bij Heiligerlee 24 Mei 1568, Lo dewijk en Hendrik op de Mookerheide 14 april 1574 en de oudste zoon werd op 10 juli 1584 te Delft vermoord. Van de zeven dochters stierf Hermanna, geboren 9 augustus 1534, reeds op zeer jeugdige leeftijd. Maria, geboren in 1539, trad op 14 november 1556 in het huwe lijk met graaf Willem van de Bergh, des tijds een der aanzienlijkste Nederlandse geslachten, dat een slot nabij 's-Heeren- berg bewoonde. Doordat deze Willem en zijn zoons Herman, Frederik en Hendrik de Spaanse zijde kozen, zijn de legers van de beide zwagers en ook van hun zoons menigmaal met elkander slaags geweest. Anna, geboren in 1541, trouwde op 6 Juni 1559 met haar neef Albrecht van Nassau- Weilburg, tegelijk met haar zuster Elisa beth, geboren 1542, die met Konrad van Solms-Braunfels in het huwelijk trad. Ca- tharina, geboren in 1543, huwde met graaf Günther van Schwarzenberg-Rudolstadt en Magdalena, de jongste dochter, met Wolfgang, graaf van Hohenlohe. OP VRIJDAG 6 oktober 1559 stond Ju liana van Stolberg aan het sterfbed van haar tweede echtgenoot, die zij meer dan veertig jaar had gekend, eerst als vaderlijk vriend en raadsman van haar eerste echt genoot, later haarzelf met haar vier jeug dige kinderen bijstaande voordat hij, acht entwintig jaar lang, in tweede huwelijk met haar verbonden was. Toen Juliana van Stolberg op de 18de juni 1580 op 74-jarige leeftijd overleed, waren er honderdzestig kinderen en kinds kinderen, waarvan tussen de jaren 1620 en 1625 niet minder dan zesentwintig graven van Nassau in het Nederlandse leger dien den om de Spanjaarden uit onze gewesten te verdrijven. Het lichaam van Juliana van Stolberg werd vier dagen na haar overlij den bijgezet naast haar overleden echt genoot Willem van Nassau, onder het koor van de stadskerk te Dillenburg. Geen zoon en geen broeder van haar was er om Juliana van Stolberg op woensdag de 22ste juli 1580 de laatste eer te bewij zen. Van de dochters waren er slechts Eli sabeth en Katharina, van haar schoon zoons was alleen graaf Koenraad van Solms tegenwoordig. Er ligt iets onbeschrij felijk weemoedigs in dat zij, wier liefheb bend hart haar overal heen leidde, waar leed te troosten viel, eenzaam moest ster ven en door zo weinigen van haar naaste betrekkingen naar haar laatste rustplaats gebracht werd. De ongunst der tijden deed zich wel smartelijk gelden aan deze edele, hoogstaande vrouw. H. iiiiniiiiiiüiiiiiüiiiiiüiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIllllllllllllllllllllllllllli De kroniek der Franse litteratuur Is ditkeer gewijd aan drie nieuwe romans: „Les Elans du Coeur" van Felicien Mar- ceau, „A tort ou a travers" van Claude Roy, evenals het voorgaande een uitgave van Gallinard te Parijs en tenslotte „Les Ordalies" van Gilbert Gadoffre, verschenen in de Editions du Seuil. DE JURY van de Prix Interallié heeft ditkeer geen gelukkige greep gedaan. Wel heeft zij een der begaafdste hedendaagse romanciers bekroond, maar de roman, waarop zij het licht heeft doen vallen, is geen bekroning waard. Marceau toont zich ook in „Les Elans du Coeur" een briljant jongleur met geestigheden, hij schrijft kos telijke dialogen en heeft zin voor het grap pige detail, maar zijn virtuositeit is hier nutteloos, omdat zij gebruikt wordt ten dienste van een volkomen onwaarschijn lijk onderwerp. De „élans du coeur" van een Parijse an tiquair beperken zich tot clandestiene li chamelijke élans voor zijn mallotige, maar weelderig gevormde winkeljuffrouw, die, zonder dat zij het eigenlijk zelf weet, zijn maitresse wordt. Door haar halfdwaze va der wordt zij, onder stilzwijgende instem ming van haar even dwaze moeder, opge sloten in haar kamer, waarvan de luiken worden dichtgetimmerd om ontsnapping te voorkomen. Dank zij de oude dienstbo de wordt zij 's nachts bevrijd door drie romantische jongelingen, die in haar een onschuldig slachtoffer zien. Zij dwingen de eigenlijk braaf-burgerlijke antiquair haar in een hotelkamer te bezoeken.... Dat alles aanvaardt ze glimlachend, zwij gend en stupide, tot zij zich vrijwillig weer laat opsluiten. Het in wezen tragische van dit geval kan ons, zelfs waar de schrijver de opzet daar toe heeft, geen ogenblik ontroeren. HUMOR in plaats van geestigheid vindt de lezer in „A tort ou a travers" van Claude Roy, waarvan het uitstekend geschreven, luchtig romaneske begin reeds onmiddel lijk boeit. In deze vlotte, met veel humor gekruide kroniek van het Frankrijk in de jaren 19401950 heeft de linksgerichte schrijver geen partij gekozen. Het goede is niet alleen aan de zijde van hen, die enigs zins zijn opinies delen, noch het kwade al leen bij zijn tegenstanders. De auteur heeft het evenwicht goed bewaard: hij laat de ene hoofdpersoon voldoende de perken der braafheid te buiten gaan, de andere in diens onbehoorlijkheid nu en dan voldoen de de grenzen der behoorlijkheid in het oog houden, om beiden sympathiek en aan vaardbaar te maken. „A tort ou a travers" vormt een tweeluik. Beurtelings wordt het leven verhaald van twee personen, verschillend van afkomst, vorming en temperament. Laurent, leraar, oprecht cn zonder eerzucht, gedemobili seerd soldaat, komt door de stem van zijn geweten te volgen in het verzet terecht. De 17-jarige eerzuchtige nietsnut Alexis, voor wie de nederlaag de bevrijding brengt, van allerlei knellende banden, „slaagt" ongekweld door gewetensbezwaren in die gouden tijd der profiteurs. Tenslotte raken hun levens elkaar in een vaudevil- le-achtige episode, die uit compositorisch oogpunt aanzienlijk besnoeid had moeten worden. Luchtige gevoeligheid en ironie, glim lachende ernst en vlotte analyses maken het schrijnende in deze kroniek-in-roman- vorm tot iets amusants. De schrijver merkt op, dat hij „de bladzijden weggelaten heeft, die de lezer toch gewoonlijk overslaat". Dat verhoogt de levendigheid en de beko ring. Inderdaad voert Claude Roy de lezer in uiterst snel tempo langs zijn portretten galerij. Hij laat hem evenwel juist tijd ge noeg om typische karaktertrekken in zich op te nemen. GEHEEL in de tijd van het verzet speelt „Les Ordalies" (het Godsgericht) van Gil bert Gadoffre. De schrijver is na de oorlog de sympathieke directeur van het inter nationale culturele centrum te Royaumont geweest. Hij heeft zich daar doen kennen als een scherpzinnig idealist met een Car tesiaanse geest en een fijn besnaarde ge voeligheid. Die intelligentie en gevoelig heid vindt men terug in zijn roman. De hoofdpersoon, de verzetsluitenant Di- dier Orcel, wordt in vier hoofdstukken op verschillende wijzen belicht: door een dok ter, door een van zijn kameraden, in een ik-verhaal, tenslotte weer door zijn mede strijder. Treffend juist wordt de werkelijk heid beschreven: de geest die leider en groep bezielt, de angst en spanning voor het gevaar, het leven in de eenzaamheid van het gebergte. Het is echter niet de be doeling geweest van de schrijver om een nieuw verzetsverhaal aan de bestaande toe te voegen. Zijn roman beweegt zich zowel op het plan van het tijdschema als op een mythisch plan. Dat laatste heeft duidelijk schrijvers voorkeur. Terwille daarvan voert hij Didier in een raadselachtig kasteel en verwikkelt hem in een vrijwel onbekende, zonderlinge gebeurtenis, die in 1943 in een half protestants, half katholiek dorpje in de Tarn is voorgevallen: een processie van in het wit geklede geëxalteerden, geleid door een „witte prins" die zich „luitenant- generaal van het Koninkrijk" noemt. Di dier ontkomt niet aan de invloed van dat geheimzinnige en voelt zich aangetrokken door.door iets, dat allesbehalve duide- delijk is. Een geheime realiteit? Het heeft er de schijn van, dat de schrijver wil aan tonen, dat de gebeurtenissen van weinig waarde zijn, doch dat er een „hogere wer kelijkheid" is, waarvan het verschijnings ritme de grenzen tussen heden en verleden doet wegvallen en die slechts toegankelijk is voor ingewijden. Het is jammer, dat de schrijver het de lezer, althans mij, wel heel moeilijk maakt te begrijpen, wat hij precies met dat ge deelte van zijn roman bedoelt. De „flap" vermeldt, dat Gadoffre twee vervolgromans op stapel heeft staan. Misschien wordt daarin duidelijk hetgeen thans nog vaag is en de door „Les Ordalies" gewekte be langstelling bevredigd. S. ELTE (Overgenomen uit „Paris Match") DE Indonesische kun stenaar Imdra Ka- madjojo, die in ons land woonachtig is, heeft een merkwaar dige ontwikkeling doorgemaakt. Toen hij als jongeman in West-Europa kwam, werd hem hier, waar men van de beoefe ning van het ballet een beroep kan ma ken, duidelijk, dat hij niet de voorgenomen loopbaan in de rech ten wilde vervolgen, maar zich een positie wilde verwerven als Javaans danser. Daar in is hij geslaagd hij maakte zich naam in Nederland, in tal van andere landen van West-Europa en in de Verenigde Sta ten. Een ziekte dwong hem, in het begin van het vorig jaar, zich wat te ontzien. Dat is bij de dans niet mogelijk en hij begon toen te werken als voordrachtskunstenaar. Ook in die kwaliteit verwierf hij zich spoedig een reputatie! Nu treedt hij veel op in ons land in tal van schoolvoorstellingen en enkele keren per maand in het Instituut voor de Tropen te Amsterdam en in an dere landen. Binnenkort gaat hij vermoe delijk weer naar de Verenigde Staten, waar hij in de jaren na de oorlog tweemaal tournees ais danser heeft gemaakt. Wij zagen hem op een middag in Am sterdam, waar wij geboeid luisterden en keken naar zijn voordracht van het helden gedicht, de Mahabharata luisterden en keken. Hij vertelt namelijk in woord en in gebaar. Hij mag zich dan geen danser meer noemen, hij illustreert zijn verhaal toch nog wel met de sierlijke bewegingen van de danser. Gamelanmuziek maakt boven dien een integrerend deel uit van zijn pro gramma. Ik noem het nu maar „eenmanstoneel, geïllustreerd met muziek en dans", vertelt hij, als ik hem enkele weken na die middag interview in zijn fraaie woning aan het Amsterdamse Weteringplantsoen. Voor deze legenden, zo gaat hij verder, heb ik een groter publiek gevonden dan mijn dan sen vroeger trokken. Het Westerse publiek is spoedig geneigd, ten onrechte overigens, Oosterse dansen eentonig te vinden. Legen den echter boeien vrijwel iedereen en spe ciaal de jeugd, die immers altijd gevoelig is voor sprookjes. Mijn lieveldngsprogram- ma is Het Leven van Boeddha, waarin ik uitbeeld hoe een jonge prins, Siddharta, het vaderlijk paleis verlaat om de waarheid te zoeken en hoe hij later als Boeddha, de verlichte, ais prediker, door de wereld trekt. Een andere voordracht, die mij veel mogelijkheden biedt is de Mahabharata, het oudste Hindoe-heldenepos, waarop ook het Javaanse wajangrepertoire is geba seerd. Met de gehele Hindoecultuur zijn deze oude legenden uit India lang geleden opgenomen in de Javaanse volkskunst. Als u in het buitenland optreedt, doet u dat dan voor Nederlandse of wellicht voor Indonesische verenigingen, of doet u het in een vreemde taal? In Vlaanderen natuurlijk in het Ne derlands, in Duitsland en in het Duits sprekende deel van Zwitserland in het Duits. Vooral in Duitsland en in Zwitser land is de belangstelling zeer groot. Van Duitsland had ik dat wel verwacht, omdat de Duitsers zich met hun hang naar mys tiek altijd voor Oosterse filosofie hebben geïnteresseerd. Van Zwitserland is het me erg meegevallen. Ik leer nu, voor mijn ko mende Amerikaanse tournee, de voor drachten in het Engels. Dat is overigens geen sinecure. U bent toch ook vaak in Frankrijk opgetreden? Ja, als danser. Ik heb zelfs enige tijd te Parijs gewoond. Ik legde me daar toe op Oosterse choreografie, namelijk voor de Oosterse Balletten van Leila Bhederkhan, in welk ensemble ik ook alls danser optrad. Het ontwerpen van balletten heeft mijn bijzondere belangstelling. Enkele jaren ge leden heb ik het ballet ontworpen voor „Le Rossignol" van Strawinsky, dat de Neder landse Opera opvoerde in het Holland Fes tival. INDRA KAMADJOJO heeft een veelbe wogen, interessant bestaan. Dat realiseert men zich pas ten volle, als men in chrono logische volgorde zijn carrière te horen krijgt, hij is geboren in Banjoemas op Java en verhuisde als kind met zijn ouders naar Djokjakarta, dat de bakermat is van de oud-Javaanse cultuur en traditie. Na zijn h.b.s-jaren ging hij naar Europa om er rechten te studeren. Te Amsterdam kwam hij in aanraking met kunstenaars, met dan sers, met de Westerse danscultuur. In de balletstudio's van Igor Schwezov vond hij niet slechts de danseres, die later zijn echt genote zou worden, maar kwam hij ook tot de overtuiging, dat hij, die van zijin achtste jaar af danste, die een danser uit roeping was, een danser van beroep zou kunnen worden. Hij interesseerde zich voor de Westerse danscultuur, hij bestudeerde daar om het ballet en de Spaanse dans, leerde de Westerse danstechniek kennen en be heersen. Daarna ging hij optreden als Oos ters danser, eerst bij het cabaret van Cor Ruys, later in een gezelschap prominente Duitse artisten, die hun vaderland waren ontvlucht of eruit waren verdreven, ten slotte in zijn eigen programma's. In de oor log werkte en woonde hij in België, waar hij, zoals in die tijd gebruikelijk was, veel optrad in huisbijeenkomsten. Na de oorlog begonnen zijn grote buiten landse tournees, naar Noorwegen, Zweden, Denemarken, België, Frankrijk enzovoorts. „Sindsdien is het steeds reizen en trekken", zegt hij, „maar ik heb er nooit spijt van ge kregen, dat ik destijds de rechten voor het toneel heb verwisseld. De kunst fascineert me". JAN KOOMEN (Overgenomen uit „Paris Match") ELIZABETH en ik waren van de week ingespannen bezig bij de elec- trische haard in onze werkkamer met een prospectus, die wij voor de Vereni ging ter Verzorging van Verwaarloosde Slagvinken moeten samenstellen. Ik zat dus een stuk over te schrijven uit een boek betreffende gierzwaluwen, omdat ik over de eigenlijke slagvink weinig literatuur had kunnen vinden, terwijl Elizabeth in de Encyclopaedie voor de Vrouw bladerde, waar ook al niets in stond over slagvinken, wel driekwart kolom over blinde vinken. Ik had het juist uitvoerig over het nest van de gierzwaluw, bestaande uit strootjes, veertjes, haren en draadjes, die hij met een speekselafscheiding aan elkaar plakt, toen er gebeld werd. Eliza beth en ik vinden het een kwelling in de hedendaagse levensomstandigheden, dat er altijd net gebeld moet worden als een auteur iets met geestelijke diep gang zit over te schrijven, dus keken we elkaar geïrriteerd aan. We doen niet open, zei Elizabeth, want we hadden deze maand alle cheques al binnen, ook van de Over- schiese IJlbode, die anders nog wel eens traag wil wezen. Het kon dus beslist niets met onze financiën te maken heb ben, ten hoogste met de financiën van onze kachelleverancier en dus bleven Elizabeth en ik onaangedaan bij de electrische haard zitten, die we op af betaling gekocht hebben. Er werd nog eens gebeld en nog eens, maar we bleven op ons stuk staan, tot we er opeens afvielen doordat we ge stommel op de trap hoorden. De kachel man had dus klaarblijkelijk het touw tje gevonden, dat we altijd voor de brievenbus laten wiebelen, opdat Eliza beth en ik de deur kunnen opentrek ken als we onze sleutel verloren hebben. Om onze waardigheid niet te grabbel te gooien, kropen Elizabeth en ik in de kast voor het geval dat de impertinente kachelman zo brutaal zou zijn om ons werkvertrek te betreden. Nauwelijks zaten we met onze papieren tussen de jurken en mottenballen van Elizabeth, of we hoorden de kamerdeur opengaan. Het bleek echter niet de kachelman maar onze vriendin Dolly met haar tante, een onbemiddelde vrouw van zestig, te zijn. Opgelucht wilde ik tevoorschijn stor men, maar Elizabeth en ik vinden het ten minste zo vervelend om een figuur te slaan tegenover Dolly, die vreselijk roddelt, als tegenover de eerste de beste kachelman. En daarom trok Elizabeth me terug in de mottenballenstank en loerden we door een kier naar Dolly en de tante, die gewoon in onze stoelen gingen zitten. Hoewel Dolly onze beste vriendin is, begon ze onmiddellijk alle kersenbon bons op te eten uit de schaal op het haardtafeitje. Ze gaf er zelfs een aan haar onbemiddelde tante, die echter een vies gedicht trok, wat Elizabeth en ik haar ten hoogste kwalijk namen. Daar na pakte de vrouw een gedicht van mij in haar ongewassen handen, hetwelk Elizabeth en ik helaas hadden laten slingeren, nadat de redacteur van Frisse Geluiden het geweigerd had. Met luider stemme droeg de tante het vers voor, dat Voor Elizabeth heet en uitdrukking geeft aan de gevoelens welke ik Elizabeth toedraag, die heel diep zijn. Zodoende ergerde ik mij niet weinig aan het grove stemgebruik van het mens, want een dergelijk gedicht is zo teer dat men er bij moet fluisteren. Maar mijn ergernis werd woede toen Dolly en haar tante in een hees gelach uitbarstten, juist bij de fijnste passage. Nadat ze ook nog een kort verhaal van Elizabeth hadden geridiculiseerd, hoewel het heel subtiel de ondergang weergeeft van een eerste luitenant by de Koninklijke Landmacht, sneden ze elk een plak van onze botercake, die Elizabeth met heel veel moeite gebak ken heeft, aangezien zij een typisch in tellectuele vrouw is. Ze spogen dus alle bei de cake in de prullenmand en dro pen onbeschaamd af, daarbij de paraplu van de tante vergetend. We hebben nu dan eindelijk een paraplu en dat weegt wel op tegen de geslikte vernederingen, gezien het feit dat het ons niets kan schelen wat ge wone vrouwen van ons werk vinden. Gesterkt ging ik dus verder met de speekselafscheiding van de gierzwaluw. Elizabeth en ik zullen het wel uit ons hoofd laten nog ooit iets aan Dolly te laten lezen, daar zelfs de speeksel afscheiding van de gierzwaluw veel te hoog gegrepen is voor haar soort.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 13