Tussen verre visser en Noordzee trawler: een type met toekomst 'JE Eerste visserij schip met loopschroef en 1000 pk NIEUWE „AMSTERDAM" TER PROEFVAART Zwaarverteerbare filmkunst voor Velsens Liga Trouwe arbeider Koninklijk gewaardeerd Moord met staatsie FEUILLETON Heringa Wathrich BLIKSEMAFLEIDERS Castricumse kunstschilders willen in zomermaanden exposeren ,ll< voel Televisie-kijkavond voor VAR A-leden De heer L. van Zutphen veertig jaar bij VGZ door Wil Wanting l Van een redacteur) DAAR, WAAR DE EEUWIGE VLAM van Pernis boven de Nieuwe Waterweg wappert en de tanks van de olievelden in grijze slagorde de haveningang van het oude Vlaardingen dreigen te blokkeren is gistermiddag een proefvaart ten einde gekomen de proefvaart van IJmuidens eerste na-oorlogse trawler, die van een Nederlandse werf te water gleed. De trawler was de „Amsterdam de rederij D. Joh. Krijger en de werf Boot in Leiden. En toen aan de kant van de Koningin Wilhelminahaven in Vlaardingen de werfvlag gestreken en de rederijvlag in top gegaan was, is op het nat-aangeslagen werkdek van deze duizend paarden sterke werker een kort en goed woord over deze aanwinst voor IJmuidens trawlervloot gezegd: „Een prima schip, dat de toets van alle critiek weer staat". Daar konden de bouwers van Boot het mee doen na alle moeilijkheden, die zich rond de bouw van de „Amsterdam" hebben afgespeeld de heer P. Boot duidde er nog even op in zijn overdrachtspeech en degenen, die de proefvaart van het trotse schip naar Hoek van Holland en terug hebben meegemaakt, hebben de tevreden uitspraak van de reder volmondig kunnen bevestigen: dit is een goed, zeewaardig schip. Maar het is meer, want deze eerste trawler van Nederlandse bodem met zijn machtig Krupp-hart (dat het even liet afweten op de helft van de reis, waardoor de proefvaart aanzienlijk langer duurde dan bedoeld was) is het eerste Nederlandse vissersschip, dat uitgerust is met een „loopschroef" tot nu toe zijn de trawlers en kotters onder Hollandse merken gebouwd met een zoge naamde „compromisschroef". De loopschroef zorgt er voor, dat de sterke diesel, wanneer er geen reduktie wordt toegepast en er 750 paarden op de schroefas worden afgegeven bij een snel heid van vijf mijl 10.800 kilo belasting kan hebben. En dat er dan nog kan worden „opgeladen" tot 1000 paardekrachten, wan neer zulks ter visserij nodig is. Niet alleen uit dit oogpunt, maar ook door de robuuste en doordachte bouw zou deze „Amsterdam" wel eens het prototype kunnen zijn van de trawler, die groot ge noeg is voor de verre visserij, maar niet te groot voor de Noordzee, zodat er een wijd gebied mee kan worden bestreken en er een grote rentabiliteit mee kan worden gehaald. De Waterweg op Met een schare genodigden aan boord, waaronder vertegenwoordigers van scheep- vaartinspektie, werf en machinefabriek Straatman in Dordt, die de Krupp inbouw de, is de „Amsterdam" onder kommando van schipper Rein Groen om half elf de zonbeplekte rivier opgeschoten met een brede snor van schuim voor de boeg en een trotse reder op de brug. Tegen de tien mijl draaide het hart er zonder haperen direct al uit en op de gemeten mijl kwam men daar nog flink overheen de topsnelheid zal dus in de buurt van de dertien mijl liggen en dat is een beste gang voor een thuisstomende trawler, die vis van IJsland naar de wal vaart. Want dat is toch wel de bedoeling van de heer Krijger, die al eerder zijn sterp verhief, yoor het .experiment in de verre wateren en die ook nu nog gelooft in een markt voor het gefileerde, verre pro- "dukt. Alleen niet met een tè groot schip voor een partikulier zou bijvoorbeeld een fabrieksschip niet te betalen of te exploiteren zijn. Overigens denkt hij wel aan uitbreiding van de vloot met nog één of twee van deze schepen en zijn tevreden heid met de nieuwe „Amsterdam" kan de Leidse bouwers de hoop geven, dat die eventuele orders weer in de Sleutelstad terecht komen. Visruim als een zaal Want het is een schip geworden, waarin met de ruimte gewoekerd is, zonder dat er op de essentiële punten tekort is gedaan aan de behoeften, dat visruim lijkt een zaal, vooral als de lanen vloer is weggenomen: er kunnen een kleine 3000 kisten verse vis en een 3200 tot 3400 kisten haring gestouwd v/orden. Niet in aluminium overigens, want daar wil men nog wel eens van terugkomen, ondanks de hygiënische voordelen, die er onmiskenbaar aan kleven. Want de gang bare aluminium profielen hebben het na deel, dat de vis, die onderop terecht komt, de indruk van deze profielen zo zwaar in zich krijgt gedrukt, dat ze orfverkoopbaar is en dat kan wel eens een aanzienlijk be drag schelen op de besomming. Dus heeft de „Amsterdam" houten keeën. Een deskundige, die daar enigszins ver baasd over de ruimte in rondstapte, kwam met de opmerking, dat op den duur mis schien plastic viskisten de oplossing zullen geven van dit aloude probleem der verpak king. Viskisten dan, die van producent tot konsument reizen en in een soort „archief systeem" in de ruimen kunnen worden ge schoven. Radar mogelijk Bovendeks is deze „Amsterdam" het aanzien evenzeer meer dan waard, want v/ie de scherpe lijn van deze trawler en zijn frisse groene huid, het over één kant dichtgebouwde dekhuis zodat er alleen over stuurboord gevist zal worden zijn sierlijk- gelijnde schoorsteen nader bekijkt, komt allicht onder de indruk van de afwerking, die ontwerper A. Borgart, adviseur Van der Windt en werfman Boot samen aan deze stoere visserman gaven. Hij zal zijn bewondering mogen volhou den, als hij het schip betreedt: van brug tot messroom en toiletten is het even doelmatig als gerieflijk gebouwd. Op die brug zal schipper Groen het kom mando voeren. Hij zal er alle hulp bij krij gen, die de nautische techniek hem kan bieden: van een Decca apparatuur tot een Hughes-echolood en een Fischlupe, een draairuit en eventueel een radar-installatie, als de IJM 28 de verre wateren mocht gaan opzoeken. De elektrische winchmotor van 180 paarden is van de brug af te bedienen en daar kunnen van iedere trommel 1000 vadem lijn mee door de zee worden ge haald, gespreid door de eerbiedwaardige trawlborden, die onder de eveneens mach tige galgen tegen de reling staan. In de motorkamer Achter de brug de kaarten- en radio- kamer en de schippershut en daarnaast een directe verbinding met de bemanningsver- blijven en de motorkamer. Een zaal van een motorkamer is het geworden, om de zescylinder diesel met zijn huipmotoren op te bergen en een schep beton is om de ver ankering van het werkpaard gegoten, om een zo stabiel mogelijke inbouw te ver- -zekeren. -Pat de rrwtpc stevig op zijn ver- aukering/ligt, is.tijSens deze proefvaart wel gebleken: er is nauwelijks een trilling merkbaar, ook niet als de volle 370 „klap pen" uit de krukas komen. En de manschappen zullen niets te klagen hebben over hun onderkomens, twee messrooms en een ruim logies, hutten voor de officieren en een droog „onderdoortje" naar het dek, een kom buis om een huisvrouw jaloers te ma ken en een centrale verwarming, die het desnoods tegen de poolkou op kan nemen. Zodat het niet te verwonderen is, dat de werf met plezier dit „visitekaartje" toonde zijnde de eerste trawler, die sinds 35 jaar haar helling heeft verlaten. Evenmin als het verbazingwekkend kan zijn, dat het buitenland al felle belangstelling aan de dag legt voor dit type schip en zelfs voor de „Amsterdam" zelf, maar aangezien reder Krijger in de eerste plaats reder is, heeft hij al die aanbiedingen voorlopig in beraad gehouden. Namens de werf en de machinefabriek heeft de heer P. Boot het schip laat in de middag overgedragen. Hij voegde daarmee de laatste woorden toe aan het „bouwboek" van dit schip en uitte zijn dank jegens de rederij voor het in de werf gestelde ver trouwen, terwijl de scheepsontwerper A. Borgart eveneens in de dank .betrokken werd, omdat zijn geestelijk produkt zulk een goed en zeewaardig schip is gebleken. Mevrouw Krijger heeft daarna de stede- vlag van Amsterdam in top gehesen en daarmee het schip overgenomen; haar man stelde vast, dat goede wijn geen krans be hoeft, zodat hij kon volstaan met zijn dank te uiten jegens allen, die meewerkten van deze IJM 28 een juweel te maken. Speciaal afc nu 72-jarige heer Van der Windt, die door deze nieuwe trawler alweer heel wat zorgen aan het hoofd heeft gehad, werd in dit dankwoord betrokken en de heer Krij ger besloot zijn toespraakje met de woor den, dat de tweede trawler van dit slag wellicht een „Rotterdam" wordt. ADVERTENTIE HAARLEM Een der boeiende beelden uit Herman v. d. Horsts Rotterdam-documentaire Houet zo" - een beknopt epos over de opbouw der Maasstad, dat gisteren in het voorprogramma der Filmliga Velsen draaide. De Castricumse kunstschilders, die op 24 en 25 februari in hotel De Rustende Jager hebben geëxposeerd ten bate van het comité „Televisie-toestel Ouden van Da gen" overwegen om in het zomerseizoen een expositie te houden en daarvan een traditie te maken. Men stuit echter op een grote moeilijk heid in de vorm van geschikte zalen, daar die van de hotels in de gemeente in de zomermaanden voortdurend in gebruik zijn. Nochtans willen de kunstschilders hun plan toch waar maken en op een eerdaags te houden bespreking zullen zij trachten hiervoor een oplossing te vinden. Men wil ie expositie gaarne houden in het kader /an het zomerprogramma der plaatselijke VVV, die niet ongenegen is haar medewer king te verlenen. ADVERTENTIE Hoe is het mogelijk, dat ik zo prikkelbaar en vermoeid ben ge weest? Totaal verdwenen! Sinds mi) aangeraden werd om Sanatogen te nemen en ik mijn eerste busje gebruikt heb, is alles reeds anders geworden. - Mijn huisgenoten klagen niet meer over mijn humeur; ik heb weer plezier in mijn werk. Volg mijn voorbeeld: Neem ook J Wr het zenuwsterkend tonicum „Maar weet je dan niets van alles, wat we je vragen?", vroegen de heren streng. „Nee, meneer", snikte Pommeltje wanhopig. „We hebben op school alleen nog maar de tafel van acht gehad." Toen barstten de deftige Bollebozen in schaterlachen uit. „Hahahaha En dat jongmens wil in Bollebozenland komen wonen. Hahaha." En de oudste heer, die er nog geleerder uitzag dan de anderen, keek streng op Pommeltje neer. „Je hebt je erg vergist", zei hij. „Wie in Bollebozenland wil komen, moet alles weten, wat in die zevenduizend boeken daar staat. En zover ben je zeker niet, duswe zullen je maar gauw terugsturen naar je eigen school." Alle heren knikten Ondanks weerspannigheid In de zaal van 't Centrum in Beverwijk was dinsdagavond geen plaats meer open, toen daar de V.A.R.A.-leden voor een tele visie-bijeenkomst bijeen waren, en toch meenden enkele knapen dat men hen toe gang moest verschaffen. De zaalhouder en het bestuur voelden daar niets voor, maar het bleek dat de jongens niet voor rede vatbaar waren, zodat tenslotte de politie verscheen en de weerspannige jeugd weg trok, hevig protesterende. De voorzitter van de afdeling, de heer F. G. Lampink, had nog net tijd de „kijkers" een genotvolle avond toe te wensen, toen het programma begon met beelden over de hoge waterstanden in Limburg, waar de Geul en de Maas spanning veroorzaken en in Duitsland, waar het water in de Rijn in één dag twee meter is gestegen. Vandaar werd een reisje gemaakt naar Italië, waar men kon aanschouwen hoe duizenden een bezoek brachten aan de 80-jarige Paus Pius XII. Vandaar ging het weer naar Neuren berg om kennis te maken met de speelgoed industrie daar ter plaatse, om tenslotte van de weeroverzichtgever te vernemen dat het de volgende dagen wel weer fris zal wor den. Bijna twee uur lang werd hierna de aandacht gevraagd voor het blijspel „Hel den" van de Engelse auteur G. Bernard Shaw. Tot slot een reportage van de zes daagse te Parijs, met Maurice Dieudonné als commentator. De heer Lampink deelde ten slotte nog mede, dat men had besloterl om op zaterdag 24 maart weer een kijkavond te beleggen. Het programma vermeldt dan „Cees de Lange ontvangt" en een bijprogramma. Met een ijle, soms haast kinderlijke pa rafrasering van de Christelijke filosofie, zoals de Zweedse regisseur Alf Söberg haar neervlijde in de film „Himlaspelet", heeft de Filmliga Velsen gisteravond in Rex haar maartprogramma getoond. Maar niet alleen met deze opvallende film, ook met de beide documentaires „Houen zo" en „Strijd zonder einde". Zoals de inleider van deze avond de heer W. de Vogel te recht opmerkte is de montage een van de hulpmiddelen, die de filmkunst een grote K mee kunnen geven en in een anecdotisch verhaal gaf hij daarop een toelichting, die aan duidelijkheid noch humor iets te wensen overliet. „Houen zo", het filmge dicht van Herman van der Horst over de wederopbouw van Rot terdam bereikt mede door een geraffineerde montage en een prach- tie gebruik van het ge luid de overredings kracht, die de cineast er mee bedoelde: in straffe beelden dwingt hij de aandacht naar het tem po, waarin de Maasstad aan haar noodlot ont kwam en deze film toont elke keer weer nieuwe schoonheden aan degenen, die haar al meermalen zag. Bert Haanstra's „Strijd zonder einde", gemaakt in opdracht van het Shell-concern over. de bestrijding van insecten en speci aal van sprinkhanen heeft diezelfde directe zeggingskracht, maar gebruikt andere mid delen. Al is de kleur van deze rolprent be slist niet geslaagd, de bijna volmaakte wij- VOOR DE HEER L. van Zutphen, eerste metselaar in de bouwafdeling van Van Gelder Zonen N.V. Koninklijke Papierfabrieken, was het dinsdag een aangename ervaring om met zijn vrouw en kinderen wegens zijn veertigjarig jubileum en in aanwezigheid van de heer J. H. Smidt van Gelder jr., bedrijfsdirecteur, op het stad huis van Beverwijk te worden ontvangen. Hier was het burgemeester mr. H. J. J. Scholtens, die de jubilaris in een hartelijke toespraak mededeelde, dat hem wegens langdurige trouw de koninklijke onder scheiding met de bronzen eremedaille, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau was ten deel gevallen, waarna de versierselen werden opgespeld. Op het bedrijf werd het gezelschap ver volgens ontvangen door de heer Smidt van Gelder, in tegenwoordigheid van de heer P. J. Elmers, chef van de bouwafdeling. De bedrijfsdirecteur, die. dit jubileum voor de heer Van Zutphen zowel als voor het bedrijf belangrijk achtte, herinnerde in een hartelijke toespraak aan de bijzondere staat van dienst van de jubilaris, die van 1916 af tot in de oorlogsjaren in de papier- fabrikage werkzaam was en op één na de hoogste functie aan de papiermachines, droger, had bereikt. Omstandigheden dwongen de jubilaris afscheid te moeten nemen van de continudienst en toen na 1945 de gelegenheid zich voordeed kwam de heer Van Zutphen als opperman in de bouwafdeling. Een prestatie noemde de directeur het en een uiting van vastberaden wil om toen nog een herscholing te be ginnen, tot het metselaarsvak en zich in de laatste jaren een zodanige vakkennis te hebben eigen gemaakt, dat de jubilaris thans eerste metselaar is. De verdiensten van de heer Van Zutphen werden gehonoreerd met het vererend ge tuigschrift van de Maatschappij voor Nij verheid en Handel en de daarbij behorende grote zilveren legpenning. Met gelukwensen van de directie schonk de directeur als huldeblijk een enveloppe en de draagmedaille, behorende bij het pas verworven eremetaal. Bovendien ontving de jubilaris een schriftelijke felicitatie van de hoofddirec tie. Mevrouw Van Zutphen, die thuis al een fleurige attentie van de directie mocht ontvangen, kreeg een foto in lijst van haar man „als actief metselaar". In gebouw „Concordia", waar collegae en personeelsleden van de bouwafdeling zich hadden verzameld, was het de heer Elmers, chef, die zich vooral de tijd her innerde, die de jubilaris in zijn afdeling heeft doorgebracht. Bijzonder had het hem getroffen, dat de heer Van Zutphen heel wat moed heeft weten op te brengen om op latere leeftijd een geheel nieuw, en niet eens zo gemakkelijk vak aan te leren, waar het mede gaat om het lezen van tekeningen en metselverbanden te doorgronden. De chef schetste het grote doorzettingsvermo gen van de jubilaris en zijn vastbijten in vraagstukken, die het metselwerk betref fen. Dat des jubilaris verdiensten groot zijn kon de heer Elmers overigens vast stellen uit de promotie tot eerste metse laar. Met hartelijke gelukwensen bood de chef een fraaie aquarel van „De Nollen" aan, geschilderd door de heer A. F. Blok, schildersbaas, die als amateur-kunstschil der een goede naam heeft. Namens de bouwafdeling en bovendien als voorzitter van de fabriekskern, stelde de heer A. Boon de menselijke kwaliteiten van de jubilaris in het licht. In haar woning aan de Boeweg te Be verwijk mocht de familie Van Zutphen nog vele blijken van belangstelling ontvangen. ze, waarop Haanstra laat meeleven met de eindeloze oorlog tegen het insect, dat elk moment weer de mensheid belaagt, maakt ook deze documentaire tot een stuk filmi sche schoonheid, dat waardig in het Liga voorprogramma paste. De hoofdfilm „Himlaspelet" is als het ware een kalmerend middel tegen de haas tige rolprenten vol bombast en glamour, waarmee de bioscoopprogramma's sinds jaren overstroomd worden en dat is wel licht de reden, waarom zelfs een select pu- bli.ek als dat van een liga niet altijd meer wennen kan aan deze opzettelijke traag heid. Traagheid immers, die bij het onder werp past bij de breed uitgemeten re gels uit de evangeliën en de langzame le venssfeer op het Zweedse platteland. Daar speelt dit simpele verhaal namelijk in het district Dalekarle, waar de mensen hun huizen versieren met bijbelse motie ven. Daar woont ook de jonge boer Mats, wie het te goed gaat in het leven, dat hem eerst slaat met een vernietigende slag. Zijn meisje wordt hem ontnomen door de dom- Jieid der dorpsgenoten, die in haar een heks zien en Mats gaat de hemel zoeken. Hij belandt daarbij echter op de brede weg naar het materiële geluk, nadat de smalle is afgebakend door de profeten, door Jo zef en Maria en ook door de duivel. Maar de duivel wijst de naar geluk verlangende jongeman de gemakkelijke manier om rijk te worden en Mats wórdt rijk en naar hij denkt gelukkig. Het is echter een schijn geluk, dat uitloopt op een laatste ronde met de duivel en God de Heer. Het kwade schijnt te overwinnen, maar tenslotte wordt de hemel zijn beloning. en de vrouw, die hem eens ontviel. Het moet niet gemakkelijk zijn geweest, deze materie zo vast te leggen, dat de pro fanatie werd omzeild. Söberg zal, vermoed ik, lang met zijn stof gevochten hebben, voor hij haar neerlegde in dit „Himlaspe let" en de hoofdverdienste van het werk is dan ook, dat er een beklemmende waar heid van uitstraalt: de waarheid van de uiteindelijke zege der goedheid. Zij wordt daardoor misschien zwaar te verteren, maar daarnaast heeft deze film legio an dere kwaliteiten het spel en de grime zijn subliem, de fotografie is voortreffelijk en de traagheid van het verhaal is overal in evenwicht met de waardigheid van het gegeven. Al zijn bepaalde scènes dan ook wel iets tè langgerekt, waardoor de gou den draad, die door deze fijnzinnige histo rie loopt, onderbroken dreigt te worden. Niettemin is dit film in de hoogste bete kenis van het woord. Op de vleugels van een idee zweven de beelden als het ware over de toppen der menselijke fantasie en men mag Söberg dankbaar zijn, dat hij te gengif vermocht te mengen tegen de cel- luloid-maaksels der haastige Hollywooders. Aan de andere kant kan hij vaak niet onder het verfilmd toneel uit het begin is vooral daardoor te zoet geworden. Zo dra echter de symboliek op gang komt en doel gaat treffen, wordt deze Mats met zijn verwonderde gezicht en zijn boerse geba ren een volledig mens, zoekend naar recht en gerechtigheid, die het kwaad vindt maar het goede niet voorbij gaat. Helaas konden ettelijke bezoekers door het vertrek van de laatste trein de film niet tot het einde aanschouwen, zodat er een ietwat hinder lijk geloop naar de uitgang ontstond naar mate de klok naar half twaalf ging. Om de laatste honderd leden van de filmliga vol te maken, heeft het bestuur een eenmalige „reclame-actie" ontketend, die elk lid, dat een nieuw lid opgeeft, een gratis plaatsbewijs verzekert. Inmiddels is voor het april-programma de kostelijke Engelse auto-comedie „Geneviève" uitge zocht en als het mogelijk is wil men in de beroemde „Dreigroschenoper" mei draaien. J. F. 13) „U wilt mij spreken., inspecteur". Ze had een rustige beschaafde stem en zonder mooi te zijn had zij een prettig ge zicht onder krullend donker haar en zoals Enters met vrijgezellenroutine in het taxeren van een vrouw dadelijk vaststelde heel mooie donkerbruine ogen, die van onder lange wimpers de beide politieman nen vrijmoedig en heel klein beetje spot tend misschien aankeken. Terwijl Van Abel zich terugtrok, stelde Enters zichzelf en Boekje voor en bood haar een stoel aan. „Ja, inderdaad. We zouden u graag en kele vragen willen stellen", begon hij. „U weef natuurlijk wat de reden van onze aanwezigheid hier is en van ons verzoek aan u om hier te komen." Juffrouw Dubois knikte ernstig. „In de eerste plaats zouden wij het op prijs stellen", vervolgde Enters, „indien u ons enige aanwijzingen zoudt kun nen geven, die wellicht voor de verdere gang van ons onderzoek van nut zou kun nen zijn". Dat was zo zijn gewone inleiding van vrouwen, een kleine speculatie op het algemeen verbreide verschijnsel der vrou welijke mededeelzaamheid. Maar bij juf frouw Dubois miste dit schot doel. Eventjes onmerkbaar bijna, haalde zij de schouders op en Enters meende in die reactie iets van ergernis te bespeuren, omdat hij haar, de intellectuele, vrouw zo'n doorzichtige vraag stelde. Snel ging hij dan ook door en schoot zijn tweede pijl af, pogend haar nu onver hoeds te overrompelen: „Kunt u ons vertellen, waar u zich eer- gisterochtend, de ochtend van de laatste lustrumdag, bevond om 8 uur en daarna?" Maar weer liet juffrouw Dubois zich niet van haar stuk brengen. Even dacht ze ge concentreerd na: „Op mijn kamer, om streeks acht uur kreeg ik mijn ontbijt en om half negen ging ik uit." „U ontbeet op uw kamer?" „Inderdaad, als altijd". „Was u al gekleed, toen het ontbijt bij u gebracht werd?" Zij knikte: „Ik sta altijd vroeg op". „En wie bracht u dat ontbijt?" „Anneke, hoe ze verder heet weet ik niet. We noemen haar altijd bij haar voornaam". „Tot het moment dat u uitging, heeft u uw kamer niet verlaten?", wilde Enters nogeens nauwkeurig weten. „Toch wel", vertelde juffrouw Dubois. ..Ik heb van het toilet gebruik gemaakt en „Dat is op dezelfde étage als uw kamer?" interrumpeerde de inspecteur. Ze knikte weer. „En verder?" „Verder ben ik nog even beneden ge weest om te telefoneren". „Om te telefoneren?" Geïnteresseerd keek Enters haar aan. „Ja, ik wilde een collega bellen. Vanuit de telefooncel op het gangportaal. Maar die cel was op slot. En omdat ik ook Van Abel op zijn kantoor hoorde telefoneren, zodat ik daar ook niet terecht kon, ben ik weer naar mijn kamer teruggegaan en heb toen later vanuit het laboratorium opge beld." ,Dus u vond de telefooncel op slot?" vroeg Enters nogeens nauwkeufig. „Dat zei ik u al", antwoordde mejuffrouw Dubois ietwat kortaf. „Was er iemand in de gang, toen u de deur van de telefooncel probeerde?" Zij dacht na. „Ja, ik geloof het wel, ik geloof een koetsier en een stalknecht, die uit de deur van de diensttrap kwamen en die een hal ster naar de tuinkamer droegen." „Weet u ook wie dat waren?" „Nee," gaf zij toe, „ik ken die mensen niet." Eters overzag de notities, die hij van dit verhoor gemaakt had. Deze inlichtingen waren belangrijk. Dan stelde hij zijn vol gende vraag: „Heeft u later, totdat u uit ging uw kamer nog verlaten?" „U bedoelt, nadat mijn ontbijt opge diend was? Nee, toen ik tevergeefs naar de telefooncel was geweest en weer boven terugkwam, vond ik Annneke juist bezig mijn ontbijt klaar te zetten en zij kan ook bevestigen, dat ik na dien tot ik wegging niet meer van mijn kamer af ben geweest. Want terwijl ik ontbeet, heeft zij mijn bed opgemaakt en de kamer wat aan kant ge daan. Anders gebeurt dat altijd later op de ochtend, maar ze vroeg mij of ze het toen al dadelijk mocht doen, want als zij die dag vlug met haar werk klaar was, kon zij 's middags misschien vrij krijgen om naar de optocht te gaan kijken. Natuurlijk vond ik dat goed." Ook dit alles werd door de inspecteur genoteerd. Anneke Ratelaar, overlegde hij, scheen het leven wel van de vrolijke kant op te vatten: 's middags naar de optocht kijken en *s avonds, zoals Boekje gehoord had, alweer een aanbidder aan de deur voor de illuminatie. Maar dit deed nu niet ter zake. Nog gebogen over zijn aanteke-, ningen vroeg Enters nu aaan juffrouw Dubois: „Kende u dr. Rovaart?" Opzettelijk gaf hij deze onverwachte wending aan het gesprek. „Niet persoonlijk", antwoordde zij, zon der maar een ogenblik te haperen. „Van naam natuurlijk wel, door mijn verloofde, dr. Van Heukelom." „Zo", dacht Enters, „daar windt zij ten minste geen doekjes om. „Wat weet u over de relatips van uw verloofde met dr. Ro vaart?" vroeg hij verder. Nu scheen zij een ogenblik wèl te aarzelen. En vergiste hij zich, of trok er even een waas langs haar heldere bruine, ogen? Maar zij antwoordde correct: „Zij hadden geen andere dan we tenschappelijke relaties, zoals die tussen wetenschappelijke werkers aan verschil lende universiteiten wel vaker bestaan". „Wetenschappelijke relaties...." her haalde Enters en dan met nadruk: „Bij ge val ook een wetenschappelijke rivaliteit?" Wéér observeerde hij aandachtig het ef fect van deze vraag. Maar ze zag hem open en onbevangen aan: „Ik weet waar u op doelt, inspecteur: op het professoraat hier in Illingen, waarin dr. Rovaart werd benoemd. Die voordracht en die benoeming waren voor mijn ver loofde ongetwijfeld een teleurstelling. Maar het zou misplaatst zijn daarom van een ri valiteit tussen hen te spreken. Mijn ver loofde heeft die teleurstelling sportief op gevat en van zijn kant bestond er niet de minste rancune". ..En van uw kant?" Nu scheen zij oprecht verontwaardigd, haalde de schouders op en keek langs de inspecteur heen met de duidelijke bedoe ling op die laatste vraag geen antwoord te geven. En Enters, die geen conflict wilde, negeerde deze houding en vroeg rustig: „Waar bevond u zich op de avond van de laatste lustrumdag, na 's avonds half zes?" Het antwoord van juffrouw Dubois be vestigde de verklaring door het bellen meisje tegenover Boekje afgelegd: om streeks half zes was zij afgehaald door een vriendin, wier naam en adres zij opgaf. Met deze was zij rechtstreeks naar het clubgebouw gewandeld der I.V.S.U., de II- lingse Vrouwelijke Studenten-Unie, waar die avond een diner was aangeboden aan een groot aantal vrouwelijke assistenten der universiteit. Tot na 12 uur was zij daar gebleven. Met deze informaties was Enters voorlopig voldaan en juffrouw Dubois werd nu aan de zorgen van de weduwe Ros toevertrouwd. Het was half vijf geworden en Van Abel moest meedelen „dat Proster nog altijd niet thuis was gekomen". Thans werd dr. van Heukelom geroepen. Enters overzag nog even zijn laatste aan tekeningen, waaronder vooral juffrouw Du bois' mededeling over de afgesloten tele fooncel zeer belangrijk was en sloeg een nieuwe bladzijde in zijn notitieboekje op, waar hij met keurige grote letters boven schreef: dr. van Heukelom. Binnen kwam een lange, rijzige man van omstreeks 38 jaar, een sportief type; dat zag de inspecteur onmiddellijk, maar met het smalle gezicht van een intellec tueel. Toch maakte hij ook de indruk van een buitenman, althans van iemand, die veel buiten is bij weer en wind. De licht grijze ogen echter hadden iets vorsends, iets, dat de naglans bewaarde van lange avonden en nachten over boeken doorge bracht onder het schijnsel van een stu deerkamerlamp. Dr. van Heukelom was een buitenman, maar dat zeker niet in de zin van een boer. En ook het hoge gewelf de voorhoofd waarboven het al dun wor dende haar sporen van grijsheid vertoon de, versterkte de indruk, dat hij vóór alles een intellectueel was. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 6