Anonieme alcoholisten
ONZE NAMEN
„Continente Perduto" - schoonheid
en levenszin van de Archipel
DE ETUDES VAN DEBUSSY
Cultmmrkainp
Anonieme drinkers
Soberheid betrachten
Er is werk genoeg
Twaalf stappen
Goede resultaten
NIEUWE BOEKEN
in zakformaat
Een troostwoord
voor meneer
Jansen
Gewestelijke vormen l
Vele mogelijkheden j
Een film om niet over te slaan
DAT FEESTVIEREN EEN ONTSPANNING BETEKENT, WAARIN DUI
ZENDEN MENSEN BIJ TIJD EN WIJLE GENOEGDOENING VINDEN, IS
EEN BEKEND FEIT. BIJ DIT FEESTVIEREN HOORT ZO LANGZAMER
HAND HET GEBRUIK VAN STERKE DRANK, HOEWEL ER OOK
ANDERSDENKENDEN ZIJN, DIE MENEN DAT HET GEBRUIK DAAR
VAN TEGENGEGAAN MOET WORDEN, HETZIJ UIT GELDELIJKE OF
UIT PRINCIPIËLE REDENEN. IN DE LAATSTE JAREN IS ER ECHTER
NOG EEN ANDERE REDEN ONTSTAAN TOT HET NIET GEBRUIKEN
VAN DRANK EN HIEROVER ZIJN UIT AMERIKA EEN AANTAL GE
GEVENS OVERGEWAAID, DIE HET LEZEN WEL WAARD ZIJN.
IN AMERIKA waren in de dertiger jaren
zeer vele mensen, die van lieverlede tot de
ontdekking kwamen, dat zij aan alcohol
verslaafd waren. Medische onderzoekingen
leidden tot het resultaat, dat ernstige ge
vallen van delirium tremens in speciaal
daarvoor bestemde inrichtingen werden be
handeld. In veel van deze gevallen kon ge
nezing worden gevonden. Er waren echter
ook talrijke mensen, die na genezen te zijn
in de oude kwaal vervielen en weer aan de
drank raakten. Het onschuldig lijkende eer
ste glaasje was voor deze mensen de aan
leiding om een tweede, derde en meer te
gaan gebruiken en zo ver door te gaan, d'at
zij zelf niet meer wisten, waar ze moesten
ophouden en dan ook niet meer ophielden.
De medische wetenschap ging daar verder
op in en ontdekte, dat voor sommige men
sen alcohol een middel is tot het zich wil
loos overgeven aan alles, mits het maar
weer tot de aanschaf van alcoholische
diranken kan leiden. Doordat bij sommige
alcoholisten de drang tot drinken zo groot
is, kunnen zij geen weerstand meer bieden
en beseffen dan in de korte perioden van
nuchterheid dat zij alcohol-ziek zijn. Voor
deze mensen is nog steeds geen afdoende
medicijn gevonden.
Bill W. kwam in 1934 tot de ontdekking,
dat hij alcoholist was en trachtte dit te
onderdrukken. Hij bemerkte echter, dat hij
dit niet kon en kwam toen in aanraking
met andere personen, die ook reeds zover
over de schreef waren gegaan, dat zij niet
meer wisten hoe zij deze moordende ziekte
kwijt moesten raken. Door met elkaar te
praten, ontdekten zij, dat zij alleen in alco
holische termen konden denken en spreken.
Door erover te praten, verdween althans
tegenover elkaar het schaamtegevoel.
Bill W. zag hierdoor zelfs kans om gedu
rende enige dagen „droog" te blijven. Hij
deelde dit zijn medebroeders mee. En sa
men pratend en vechtend tegen de over
macht der alcohol slaagden zij erin om ge
durende enige tijd niet te drinken. Bill, die
Dr. Bob (een aan drank verslaafde arts)
in het plaatsje Akron had ontmoet, was zo
verheugd over deze ontdekking, dat hij
samen met hem een beweging in alcoholis
tische kringen ontketende, met het doel nog
andere vrienden te vinden, die evenals zij
ontdekt hadden dat zij zonder alcohol niet
konden leven, doch inzagen dat hiermee
hun leven, betrekking en gezin te gronde
werden gericht. Na een jaar telde deze
groep drie leden, na twee jaar vijftien en
het volgende jaar reeds veertig.
DE SAMENSTELLING van de groep was
meit van dde aard', dat men kon spreken
van een „heterogeen stel". Onder hen be
vonden zich namelijk doktoren, ingenieurs,
journalisten, maar ook handarbeiders, diie
om de een of andere reden aan de drank
geraakt waren. Het was geen vreemd be
sluit van de oprichters van „Alcoholics
Anonymous" dat men om allerlei motieven,
doch grotendeels om redenen van mense
lijkheid, elkaar alleen maar bij de voor
naam aansprak. De hoofdfactor van de be
weging werd erkend: om als „lid" toe te
treden, moest men erkend alcoholist zijn
en daarbij de vaste wil hebben hiermee te
breken. Het principe, waarop de gehele „A.
A." zoals de beweging kortweg werd ge
noemd was gebouwd, is het aanvaarden
van de wetenschap, dat men alleen niet
sterk genoeg is om weerstand te bieden aan
de alcohol, maar dat men naar middelen
moet zoeken om krachten te vinden die
groter zijn dan de persoonlijke wil. In de
stelregels van de „A. A." komt dit tot
uiting: „A. A. is een broederschap van
mannen en vrouwen, die hun ervaringen
uitwisselen en hopen met elkaar hun pro
blemen op te lossen en elkaar te helpen om
zich van het alcohholisme te herstellen".
BIJ HET HOREN van de naam „Alcoho
lics Anonymous" zou men kunnen veron
derstellen, dat de „A. A." bij een of andere
politieke richting zou zijn geïnteresseerd.
Een andere stelregel van „A. A." luidt ech
ter, dat er geen verband bestaat tussen
welke politieke, religieuze of medische or
ganisatie dan ook. Het primaire doel is
sober te blijven en andere alcoholisten te
helpen soberheid te betrachten. Om dit doel
te bereiken is natuurlijk een bepaalde orga
nisatie nodig. In Amerika is men hierin
reeds zover geslaagd, dat men in elk be
hoorlijk telefoonboek een „A. A."-nummer
vindt, waarbij een alcoholist bijstand kan
vinden. Het bestuur, dat in Chicago zetelt,
wordt niet betaald, doch doet dit werk uit
zuiver menselijke overwegingen.
TIENTALLEN brochures en boeken wor
den door de broederschap gedistribueerd,
in Amerikaanse stijl. Men zal beseffen, dat
hiervoor toch gelden nodig zijn. Maar er is
geen geld ter beschikking! De boeken en
brochures, die verschijnen, zijn uitingen
van alcoholisten, die bijvoorbeeld door dit
werk voldoening vinden en hun neiging tot
het gebruiken van alcoholica hiermee kun
nen bedwingen. Het vooropgestelde doel om
„sterker dan jezelf" te zijn wordt onder
meer bereikt door te erkennen, dat er gro
tere machten zijn. De een richt zich tot
God, de ander beoefent een cultus, de derde
heeft zijn boeken of zijn bromfiets. Dat dit
systeem effectief werkt, is reeds overduide
lijk bewezen. Over de gehele wereld zijn er
thans reeds meer dan honderd-vijftigduizend
alcoholisten in de „A. A." verenigd, ver
deeld over ruim zestig landen in meer dan
zesduizend groepen.
MEDISCHE KRINGEN steunen de „A.
A." waar het maar mogelijk is, althans in
Amerika is dit zo. Men stuurt bericht aan
het bestuur of een der anonieme medewer
kers, wanneer een zorgbarend geval zich
voordoet. Natuurlijk hebben ook weer niet
alle drinkers baat bij de stelregels van de
organisatie, al doet deze er dan ook nog zo
haar best voor. Uit cijfers, die kortgeleden
zijn bekend gemaakt, blijkt dat van de
genen, die met de „A. A." in contact komen
de helft direct het drinken staakt, een
kwart het reeds na een paar maal struike
len geheel kan laten. De anderen zijn twij
felgevallen, waarover nog geen vaste me
ning is gevormd. De „A. A." is zich van
haar taak sterk bewust, maar evenzeer er
kent zij dat, wetenschappelijk bezien, het
antwoord op het alcoholisme nog niet ge
heel is gevonden. De ervaringen zijn echter
hoopgevend. Om de „leden" te helpen de
rechte weg terug te vinden, heeft men een
aantal stelregels gevormd, die kortweg de
„twaalf stappen" worden genoemd. De eer
ste twee zijn de erkenning van machteloos
heid tegenover de alcohol en de wil tot ge
loven aan een grotere macht, daarna komt
men via negen gedetailleerde suggesties tot
een morele inventarisatie, waarbij men God
en één mens zijn fouten en tekortkomingen
bekent. De zogenaamde twaalfde stap
houdt in dat de alcoholist, die „droog" is
geworden, moet trachten deze boodschap
aan andere alcoholisten door te geven en
zijn principes in al zijn werken door te
voeren.
ALCOHOLISTEN die van zichzelf be
weren „een glaasje is te veel en duizend is
te weinig" getuigen, na geheel in de
„A. A."-sfeer te zijn opgenomen, dat zij
rustig iemand een borreltje kunnen zien
drinken. Zij zijn er echter terdlege van
overtuigd, dat het goede pad al verlaten is,
wanneer zij ook maar zouden proberen één
glaasje te drinken, want dat zij niet ophou
den voor het gehele familieleven, het ge
hele huisraad kapot en vernietigd is. Het
blijft voor hen vechten tegen de alcohol
voor henzelf en voor hen, die eenzelfde
ziekte hebben. Ziekte? In een der geschrif
ten van de „Alcoholics Anonymous" staat
het duidelijk aangegeven, dat het alcoholis
me in deze vorm te vergelijken is met sui
kerziekte. Is het een suikerpatiënt kwalijk
te nemen, dat hij suikerziekte heeft? Even
min kan het een alcoholist aangerekend
worden, dat hij met deze kwaal behept is:
„hij (of zij) is iemand die niet in staat is
normaal te drinken".
OOK IN NEDERLAND zijn er alcoholis
ten. Niemand kent hun namen. Ook zij ko
men samen om te trachten genezing of ver
betering van hun kwaal te vinden. Eens
per week wordt er vergaderd. Men spreekt
Susan Hayward als Lillian Roth in de M.G.M.-
film „Het rijk der schaduwen". Deze foto komt
voor in de derde druk van de Nederlandse ver
taling van „I'll cry tomorrow".
DE GROTE hoeveelheid uitstekende titels, ge
durende de laatste weken door de buitenlandse
uitgevers van goedkope edities op de markt ge
bracht, bestaat voor het grootste deel uit ro
mans, die zich reeds een stevige plaats in de
belangstelling van het lezende publiek veroverd
hebben. De volumineuze doktersroman Not as
a stranger van Morton Thompson zal dan ook on
getwijfeld in enorme aantallen gesleten worden.
Hetzelfde geldt voor Stranger in Paris, waarin
W. Somerset Maugham het verhaal vertelt van
een jonge Amerikaan, die in Parijs de ware
liefde ontmoet in een omgeving, waarin deze
gewoonlijk onvindbaar geacht wordt. In Nights
of love and laughter van Henry Miller is de
meesterlijke beperking van de schrijfdrift, die
men bij Somerset Maugham zo vaak kan bewon
deren, wel eens zoek. Niettemin, als men tegen een
stootje kan en prijs stelt op de kennismaking
met een zeer singuliere figuur, vrage men naar
dit boek.
Guys and dolls van Damon Runyon, een bun
del verhalen over niet bepaald keurige Broad-
waytypes, is onlangs verfilmd. Men kan dit
werkje ter hand nemen om zich te ergeren of
om zich te amuseren, maar zelfs de meest ver
fijnde letterlievende zal dit brok romantiek uit
de moderne wereldstad met genoegen en verba
zing uitlezen, al is het alleen maar om tot de
gevolgtrekking te komen dat het inderdaad waar
is: in het door de auteur gebezigde dialect van
een stukje Broadway is geen enkele verleden
tijd te vinden.
Korte verhalen van befaamde auteurs zijn
weer ruim voorhanden. Graham Greene komt
met Nineteen stories uitmuntend voor de dag.
Great tales of the deep South bevat meester
werkjes van topfiguren als Erskine Caldwell,
Eudora Wels, Truman Capote en Tennessee Wil
liams, wiens theaterstuk The rose tattoo uitge
geven werd met reprodukties van opnamen uit
de onlangs gereed gekomen filmbewerking. Nel
son Algren, Noel Coward, Norman Mailer en
anderen stonden verhalen af voor Stories of
scarlet women.
Hoe diep men echter ook gezonken mag zijn,
er is nog altijd wel een weg terug omhoog: dat
is althans de les die men leren kan uit Lillian
Roth's levensverhaal I'll cry tomorrow, dat in
Amerika een voor dit genre boek ongekende be
langstelling vond. Onder de titel „Morgen zal ik
huilen', is er bij „Pax" in Den Haag een Neder
landse vertaling van verschenen, door Paul Nij-
huis, met zestien foto's uit de film „Het rijk der
schaduwen''. Als tegenhanger hiervan zou men
kunnen beschouwen The image and the search
van Walter Baxter, al zijn over de waarde van
deze beschrijving van een rusteloze klopjacht
op een ideale levensgezel de meningen verdeeld.
HET AANTAL Franse titels neemt slechts
zeer langzaam toe. Doch wat er verschijnt is
steeds de moeite waard. Les beaux quartiers
van Louis Aragon en Fleuve van Thyde Mon-
nier zijn hier te lande nog niet zo bekend maar
daarom niet minder aanbevelenswaardig. De
uitgevers blijken de voorkeur te geven aan een
kleine, verantwoorde maandelijkse uitbreiding
van hun series. Tot de laatste aanwinsten beho
ren Les parents teribles van Jean Cocteau, Les
saints vout en enfer van Gilbert Cesbron. Thé-
rèse Desqueyroux van Frangois Mauriac en
Climats van André Maurois. A. M.
dan in een besloten kring van alleen-niaar-
alcoholisten.
Waar men over praat? Een zegsman be
weerde: „Al was het over het breien van
zwarte kousen voor Soedannegers het
is niet belangrijk, waar men over spreekt.
Men beseft het grote gevaar van alcohol,
men bespreekt dit, ziet het onder ogen en
tracht zich er tegen te verzetten." De er
varingen worden met elkaar besproken, in
deze vorm van: „Ik heet Jan, ik ben alco
holist...." en dan komt het grote, het
moeilijke, het soms mensonterende verhaal.
Ieder denkit, dat zijn verhaal het ergste is.
Maar achteraf hoort hij weer een geschie
denis die veel erger is dan hij ooit durfde
te dromen, zodat hij ook hiermee weer een
stapje verder komt.
Artsen en centra voor alcoholbestrijding
helpen ook in Nederland dapper mee om
dit gevaar, deze volksziekte, de kop in te
drukken. Propaganda-avonden zullen bin
nenkort wordien belegd. Die zijn echter niet
bestemd om te worden bijgewoond door op
sensatie beluste lieden. Daar is het onder
werp te ernstig voor. Er wordt trouwens
alleen maar koffie en thee gedronken. Het
bedrag voor de zaalhuur wordt ingezameld
in de rondgaande hoed. J. v. d. S.
IN HET nachtelijke Amsterdam gaf
onlangs een zonder licht fietsende jon-
gepnan wederrechtelijk op dat hij Jansen
heette. Het kwam hem duur te staan.
Want de agent droeg werkelijk die
naam en zocht het zaakje uit. Vermoe
delijk was hij van oordeel dat een échte
Jansen nooit op een onverlicht rijwiel
door de straten zou rijden.
ALS PSEUDONIEM is Jansen geen
beste keuze. Men heeft die naam méér
gehoord. En wel zo vaak, dat meneer
Jansen een soort nationale schertsfiguur S
is geworden, die zelden in de bonte pro-
gramma's pleegt te ontbreken. Zodat bij j
de dragers van deze populaire naam het
alleszins gerechtvaardigde verlangen
kan rijzen een ietwat meer exclusieve
„van" op hun naambordjes te plaatsen.
Zij ervaren dan echter dat daarvoor een
Koninklijk Besluit nodig is en het af-
schrift daarvan op vijfhonderd gulden j
j komt te staan.
Laat ons de veelgeplaagde heer Jan- l
sen enige troost schenken. Zijn naam
luidt voluit Janszoon, hij draagt dus een
j patroniem. Blikt hy om zich heen, dan
ontwaart hij honderdduizenden Neder-
landers met namen, die precies ontston-
j den als de zijne. Om er slechts enkele te I
i noemen: Andriessen, Willemsen, Corne-
lissen, Franssen, Derksen, Thomassen,
Thyssen, Gorissen, Rochussen, Antho- j
nissen, Harmsen, Crijnsen, Arnoldsen.
j ANDERE NAMEN missen die laatste
n. U leest dus Hendrikse, Aernoutse,
Joosse, Japikse, Huybregtse, Wille- 5
broordse, Adamse, Nelisse, Benjaminse,
Barendse, Aalberse, Flipse en meer in
die trant. Dit naamtype stamt veelal uit
Zeeland: zo gaat een familie Philipse
terug tot stamvader Philip Geertse, om-
streeks 1675 te Domburg geboren. Ont-
breekt deze versleten uitgang, dan krijgt
men vadersnamen van het genre Bar-
tels, Simons, Kareis, Boudewijns, Kas-
j pers, Rutgers, Nathans, Volker(t)s, Bas-
tiaans, Daniels, Jacobs, enzovoorts. Men
kan ook zeggen, dat de vaderlijke naam
5 hier in de tweede naamval is gezet.
Vooral de noordelijke provincies hebben
veel van deze namen opgeleverd om
S slechts een kleine greep te doen: Dou- S
wes, Meyjes, Egberts, Louwes, Sijbrands,
Gerbens, Aukes, Sijbouts, Wolters,
Durks, Reinders en Sieverts.
Een familienaam als Philipszoon ver-
j raadt zijn herkomst al bijzonder duide-
S lijk. Een rudiment van die uitgang be-
waren Abrahamsz, Stevensz, Sickesz,
t Arisz, Leendertsz en Meinesz. In Lim-
burg en Oostbrabant werden wel dub-
j bele patroniemen gevormd en ontston-
den namen als Jansens, dus: de zoon
van de zoon van Jan. i
HOE OUD zijn deze geslachtsnamen?
Op het platteland van Friesland en Gro-
ningen ontstonden ze nog vrij Iaat, daar
heeft menige huisvader in 1811, toen
familienamen verplicht werden gesteld,
J zijn patroniem als zodanig laten regi-
strcren. Elders gaan ze verder terug. Zo
heeft het in de adelstand verheven ge-
slacht Michiels van Kessenich tot stam-
vader Leonard Michielsz, die in 1653 te 5
Horst huwde. De genealogie van de
familie (Lunsingh) Tonckens begint met
een Tonckert Freericksz, in 1509 kerk- I
S voogd te Beerta.
Zijn dit alle namen, die met Jansen op
één lijn mogen worden gesteld? Stellig
niet, we kennen er duizenden meer. De
zoon van een Paul kon zich niet alleen
Pauls noemen, doch ook Paulen en aldus
ontstonden Otten, Joosten, Heinen, Rij-
eken, Rutten, Foppen, Nolten, Teeuwen,
Luyken daar zit de voornaam Lucas
in en Huygen, Meynen, Ammen, be- i
nevens de nodige andere. Ook Gielen:
Giel is een afkorting van Michiel. Jacop
werd wel verkort tot Kop. vandaar de
familienamen Kops, Koppen en Cop-
pens. En werd Christoffel in de wande-
j ling Stoffel genoemd, dan kon hij het
J aanschijn geven aan een nageslacht, dat
j Stoffels of Stoffelen heet. Zelfs Dames
Is een patroniem: deze familienaam ont- S
stond met Daamen, Damen en Daams
uit de voornaam Daan, die weer een
afkorting was van Damiaan.
J. G. DE BOER VAN DER LEY.
VAN VRIJDAG AF vertoont het Haar
lemse Rembrandttheater een film, die
reeds eerder voor een bespreking aan de
orde is geweest, maar een reprise zeker
waard is: de Italiaanse documentaire „Con
tinente Perduto".
Het is een film als een reisverslag. In het
spoor van Marco Polo trok een expeditie
onder leiding van graaf Leonard Bonzi
langs de oude weg van de specerijen en
reukwerken naar de archipel der zeven
zeeën. Per prauw bereikte de expeditie
kusten, die voor elk ander schip ontoegan
kelijk zijn. Zo ging men van de zuidkust
van Azië naar de gelukzalige eilanden.
Java, Bali, Borneo werden bezocht en voor
de ogen van dé expeditieleden ontvouwde
zich het beeld van het Oosten zoals men
het zelden ziet, werd het de ontdekking
van het Verloren Continent, waaraan de
film haar titel ontleent.
Het leven, dat een wonder is voor de be
woners der gelukkige eilanden, wier exis
tentie daardoor dagelijks wordt beïnvloed,
spiegelt zich af in zeldzame schoonheid en
die afspiegeling wordt opgevangen in beel
den, die de expeditie enthousiast van haar
tocht vastlegt. De bewoners der gelukzalige
eilanden zijn inderdaad gelukkig. Hun werk
is een ritus. Die ritus doordringt heel hun
leven en de natuur staat tot dat leven in
een zuivere en harmonieuse verhouding.
Zelfs de feesten, die zij voor hun doden
aanrichten, vormen geen afschrikwekkend
contrast met de onherstelbaarheid van de
dood. Leven en dood vloeien ineen. De
goden worden met offers verzoend. Om de
goden te dienen trekt men zich terug in
kloosters en tempels en leeft in ootmoed
en zelfverloochening. Slechts de maagden
en kinderen komen op de plaatsen waar het
wonder der natuur, haar ontkieming op de
sawahs, de rijstvelden, zich voltrekt. De
eerbied voor de natuur is volstrekt.
Bali: jeugdig danseresje. Een der ontmoe
tingen uit de film „Continente Perduto"
DEZE IMPRESSIES geven maar zeer be
perkt weer wat in „Continente Perduto" op
waarlijk bewonderenswaardige wijze iis
vastgelegd. Men kan erover twisten of de
film niet verbrokkeld is, omdat zij te veel
wilde vertellen, of zij niet wat simpel is in
vrij overbodige terzijdes van het wel en
wee der expeditieleden; men kan zelfs be
zwaar hebben tegen de soms opdringende
muziek, hoezeer die ook in stijl is gehouden.
Al die bezwaren worden door wie de film
ziet graag ondergeschikt gemaakt aan zijn
verrukking over de schoonheid, die zo in
beeld werd gebracht en vooral de open
baring, die de film mag heten van het we
zen der Archipel. Indrukwekkend zijn de
opnamen van de vulkanen en de eredienst
in hun schaduw, prachtig van panorami
sche werking het gezicht op de rijstvelden
en dramatisch de wedren der buffels bij
het oogstfeest. Toen ik de film bij gelegen
heid van de Filmweek Arnhem besprak,
memoreerde ik al het open doekje, dat deze
passage ten deel viel. Nog staat zij mij bij
als een der imposantste taferelen, die ik ooit
op het witte doek heb gezien: grandioos
verfilmd en in het bijzonder gemonteerd,
want bij zulk een reportage komt het voor
al op de montage aan, die het opwindend
ritme heeft weten te bewaren en er mis
schien zelfs meer aan toevoegt dan in de
werkelijkheid het geval was, omdat zij er
de wervelende vaart, de exuberantie van
levenskracht, de vreugde van het feest van
de oogst in weet vast te leggen, hetgeen be
tekent dat de film hier nu precies doet wat
men van haar verhoopt: een nieuwe ver
hevigde werkelijkheid scheppen. Onge-
twijfeld geldt dat ook voor de taferelen,
die gewijd zijn aan het opnemen van
nieuwe leden in de dienst der tempels. Hier
is het of de goden lijflijk aanwezig zijn.
Hun hoogheid, hun grootheid staan afge
tekend op de gezichten en in de gebaren
der priesters en hun aannemelingen. Lang
blijft u dit beeld bij. Wat camerawerk be
treft kan men gedurende de gehele film ge
nieten van een fraaie en frapperende in
stelling en een prachtige belichting, die de
kleur doorgaans uitnemend verwerkt.
P. W. FRANSE
IN HET late middaguur strijken in de
restaurants vele eenlingen neer, meestal
rustige mannen, die met eikaars aanwezig
heid vertrouwd zijn, maar overigens niets
met elkaar uitstaande hebben, zoals vliegen
op het plafond. Zij nestelen zich in de hoe
ken om in de rug gedekt te zijn en halen
een krant te voorschijn, het zij om er echt
in te lezen, het zij om er overheen te gaan
zitten kijken.
Maar de leestafel is het centrale punt
an dit bezoek in de achtermiddag en zij
geeft ook een zekere eenheid. Men woelt
er in allerlei tijdschriften en kranten zon
der onderscheid te maken in de Wereld
beschouwingen die daar nogal flodderig
dooreen liggen. Hier en daar wordt stie
kem genoten van de betoogtrant van een
schrijver, die toch tot een geheel andere
„zuil" gerekend moet worden dan de lezer.
Degenen die meer krachtens hun tempe
rament een richting hebben gekozen, vin
den hier altijd stof tot ergernis. Daar
steekt, ofschoon ongaarne toegegeven, een
opwindend stuk vrije tijdsbesteding in.
Het is aan de leestafel waar de directie
van restaurants haar gasten iets blijvends
kan meegeven, zonder daar een vergoeding
voor te vragen. Want het opmerkelijke ver
schil tussen een krant en een kop koffie is
dat de inhoud van een krant door meer dan
één persoon kan worden genoten zonder
daardoor te verminderen, in tegenstelling
tot de inhoud van een kleintje koffie.
DE DICHTE rookwolken, die het licht van
de leeslampen ondoorzichtbaar maken, om
hulden ook mij terwijl ik daar met open
vizier tussen zat. Toen kwam daar zo'n
.soepconsument met behoefte aan een ge
sprek. Hij constateerde ten aanhore van
zijn rechterbuurman, dat het vol was deze
middag, zonder vooraf netjes „L.S." te zeg
gen. Deze keek op en toen bleek dat de
man, die hem aansprak, geen opvallend
kwade bedoelingen had, antwoordde hij
dat het ook wel eens drukker kon zijn.
Waarop de ander verklaarde, dat hij hier
niet zo dikwijls kwam en de één herhaalde
dat het hier toch veel drukker kon wezen.
Vervolgens werd de aandacht gevestigd op
een établissement waarin het op dagen als
deze misschien nog wel drukker was. „Nou,
ik weet het nog zo net niet", opperde toen
de een of de ander (bij zulke gesprekken
raakt men dat onderscheid gauw kwijt).
„Zoals ik zeg: het kan hier ook veel druk
ker wezen dan nu...." Dit eerste me
ningsverschil werd overigens opgelost met
de gemeenschappelijke verzekering, dat het
moeilijk was om zulke dingen te beoorde
len. Bij dit gesprek konden de anderen nog
enigszins doorlezen.
Terwijl men zich al weer verdiepte in
zonderlinge stamgewoonten in Voor-Azië,
de geheel nieuwe elementen in de alge
mene pensioenregeling, de zwakke punten
van de verdediging van Battersea en het
huwelijksleven van de sjah van Perzië,
verhief het gesprek zich naar een ander
niveau: de aantrekkelijkheden der moder
ne interieurkunst werden enerzijds met en
thousiasme genoemd en anderzijds met re
serve aangehoord. Veel meer dan een ge
reserveerd „tja" en „misschien" en „och"
viel er niet meer tussen te krijgen bij de
monoloog, welke de nieuwgekomene met
toenemend enthousiasme tot de linker
schouder van de ander richtte. Deze zat
een beetje weggezakt in zijn stoel en peu
terde kritisch aan de bandjes van een lees
portefeuille. Met een herhaald „let op wat
ik u zeg" werd hem gewezen op de verjon
ging in de kunst, die doende was al het
oude voorgoed weg te vagen en op Porre-
kie en Bes, die min of meer in gezelschap
van Picasso de tijd een wending hadden
gegeven, waardoor onze kinderen over een
dertig, veertig jaar niet meer zouden we
ten wie Bach en wie Rembrandt was. „Let
op wat ik u zeg.Er viel niet meer te
lezen. De blikken bleven vasthaken aan de
regels, maar de gedachten verwerkten ze
niet meer. Zij waren geconcentreerd op
het gesprek aan het eind van de tafel.
Langzaam richtten zich alle ogen, waarvan
sommige schuins over neergelaten brillen
heen, op de betoger: een gewoon uitziende
man met dik grijs haar, die nog steeds
KORT na het uitbreken van de eerste
wereldoorlog wilde de Franse muziekuit
gever Jacques Durand het mogelijk maken,
dat men de werken der klassieke meesters
in eigen Franse edities zou kunnen verkrij
gen. Hij nodigde enige belangrijke musici
uit zich met de redactie hiervan te belasten.
Claude Debussy nam
de werken van Cho
pin voor zijin rekening.
Het waren echter in
de eerste plaats na
tionale gevoelens die
Debussy er toe heb
ben gebracht dit
werk op zich te- ne
men. Hij was ér de
man niet naar, om
gelijk Hans von Bü-
low dit had gedaan
met de bekende Etu
des van Cramer, overal voetnoten te zetten
en aanwijzingen te geven een bezigheid,
di<e hij aanmatigend en overbodig vond.
Debussy's redactionele arbeid is dan ook
uiterst bescheiden geworden. Ze heeft ech
ter een gevolg gehad, dat ver uitging boven
zijn bemoeienis met Durand's Chopin-uit-
gave. Want de enkele maanden van nauwer
contact met Chopin's muze en de bewonde
ring die de Franse meester deze toedroeg,
inspireerden hem tot het eveneens compo
neren van een serie Etudes voor piano, ge
wijd aan de nagedachtenis van Chopin, een
zijner merkwaardigste en meest fantasti
sche composities. Het is ongetwijfeld het
klavierwerk, d'at Debussy's persoonlijkheid
uit zijn rijpste jaren het zuiverst weergeeft.
De „Douze Etudes" ontstonden in 1915. In
december van dat jaar moest Debussy de.
eerste operatie ondergaan aan de slepende
ziekte, waaraan hij in maart 1918 zou ster
ven. De Etudes werden zijn laatste werk
voor piano. Elke ervan is voor een speciale
moeilijkheid bestemd: voor de vijf vingers,
voor tertsen, kwarten, sexten, octaven, voor
acht vingers, chromatiek, versieringen, re
peterende noten, kiankcontrasten, brekin
gen en de laatste voor het accoordenspel.
Debussy spreekt in zijn brieven aan Jacques
Durand herhaaldelijk over de vorderingen
bij het componeren. Als hij de étude voor
de versieringen voltooid heeft, schrijft hij,
dat ze de vorm heeft van een barcarole op
een „enigszins" Italiaans meer. Een andere,
voor chromatische passages, belicht naar
het hem terecht! voorkomt op nieuwe
wijze een iétwat versleten procédé. Nog een
andere onderwerpt de linkerhand aan een
„bijna Zweedse gymnastiek
„In ieder geval verbergen deze études
haar hoge technische eisen onder bloem
rijke harmonieën, ofwel: men vangt geen
vliegen met azijn! Een paar weken later
schrijft hij over de étude in sexten: „Al
heel lang deed een voortdurend aanwenden
van sexten mij denken aan prétentieuze
jongedames, pruilend in een salon aan het
borduren, jaloers op het schandalige lachen
van die zotte nonen. Aan de componist
André Caplet: „Zij bevatten duizend ma
nieren om de pianisten te behandelen zoals
ze verdienen
Ook hieruit herkent men de fantasierijke
en ironische kunstenaar, snel geprikkeld,
maar beheerst en op zijn hoede voor senti-
mentaliteiten. Evenwel, nog scherper ge
tekend vindt men de Debussy van 1915
welk een andere dan
die van 1890, toen hij
nog een klavierstijl
schreef vol zoete in
vloeden van Massenet
terug in de muziek.
De Etudes zijn méér
zelfportret dan dit
ooit vroeger zijn im
pressionistische wer
ken waren. Daarin
gaf hij zijn indrukken
weer, hier echter her
kent men zijn criti-
sche geest en zijn humor (eerste étude) en
zijn scherp intellect (vierde, zesde). Zijn
verbondenheid met de natuur, in de
tiende étude, doet herinneringen aan het
woud uit „Pelléas et Mélïsande" oproepen.
Muziek laat zich niet beschrijven, zij laat
zich technisch analyseren naar haar con
structieve en harmonische samenstelling,
maar deze analyses kunnen het geheim niet
onthullen, dat als een sluier over elk kunst
werk, evenals over ons mensen zelf is ge
spreid: het mysterie van het leven. Als we
in beelden spreken, dan duiden die ten
slotte slechts onze eigen verhouding tot het
gegeven aan en dat is dan al veel. Debussy
deed dit ook, toen hij een dezer études met
een barcarole op een Italiaans meer verge
leek en reeksen sexten met pruilende jónge
meisjes! In zijn critieken spreekt hij gewoon
lijk over de algemene karaktereigenschap
pen en de geest der muziek, maar hij me
diteert graag, over de verwantschap tussen
natuurschoonheid en kunst.
In een opstel over Beethovens Negende
Symfonie merkt hij over de ontwikkeling
van het hoofdthema uit de Finale op:
„....Bij iedere nieuwe wending die het
(thema) neemt, ervaart men nieuwe vreug
de. Het is allemaal moeiteloos, zonder de
indruk te wekken van zich te herhalen.
Men denkt aan het onwezenlijke open-
bloeien van een boom, waarvan de blade
ren zich plotseling allen zouden ontslui
ten." Debussy's voorbeeld volgend moge ik
de innerlijke naklank van zijn études even
eens in een beeld samenvatten. Het raffine
ment dezer klankgedichten roept vergelij
kingen op met het boeiend-vreemde van
exotische bloemen, met de ondoorgronde
lijke kleurenweelde van orchideeën, de
grillige vormen van cacteeën, met dromen
de lotus, maar ook met preutse kruidjes
roer-mij-niet en zelfs met ijsbloemen, koud
en vreemd, maar die wegsmelten als onze
adem ze nadert.
Heeft Debussy niet over zijn bloemrijke
harmonieën gesproken, waaronder de moei
lijkheden schuilgaan?
WILLEM ANDRIESSEN
lllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllll
meende één man te overtuigen inplaats van
er zeven te irriteren.
„Neen", sprak toen de ander, zich lang
zaam bewustwordend van de morele steun
om zich heen, „der zijn van die dingen, die
altijd mooi blijven. En wattu daar zegt van
mensen als Bach en Rembrandt dat krijgt
uder bij mij niet in!!!"
Hij had luid gesproken. De betoger keek
werktuiglijk om zich heen. Hij stuitte op
de staalharde blikken der gestoorde lezers
bij wie hij het er evenmin in zou krijgen.
De betoger trok daaruit de consequentie
en betaalde zijn soep, van welke gelegen
heid alle anderen gebruik maakten om
gezellig een kop koffie te bestellen. Zij
keken elkander vergenoegd aan en lazen
verder. KO BRUGBIER