De langdurige nawerking van
Rembrandt als leermeester
Studiebeurzen voor kinderen
en de inkomstenbelasting
APPARATENFABRIEK „LUXOR"
Allemaal echt gebeurt"
In plaats van een roman
Litteraire
Kanttekeningen
TENTEN v.a. 49.50 tot 895.-
Heringa Wuthrich
DOLLE PRET
Canada telt nu 120.000
Nederlandse immigranten
BUITENSPORTCENTRUM
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 2 JUNI 1956
O
Het is niet onze bedoeling en het heeft betrekkelijk
weinig zin alle leerlingen van Rembrandt te behan
delen en alle schilderijen, die deze zomer in de Leidse
Lakenhal tentoongesteld worden, te vermelden. Wij
willen door deze artikelen slechts een indruk geven
van het belang der manifestatie en de kijklust der
belangstellenden opwekken. Daarom zullen wij ons in
deze slotbeschouwing tot drie meesters beperken.
Reeds bronnen uit de zeventiende eeuw noemen
Gerbrand van den Eeckhout de meest getrouwe leer
ling van Rembrandt en hoewel zijn werk ons minder
te zeggen heeft dan dat van Carel Fabritius kunnen wij
zien, hoezeer zijn geest door de grote meester gevormd
is. Een van de belangrijkste doeken is het schilderij
met de genezing van de Lamme door Petrus en Johan
nes uit San Francisco, gedateerd 1667. Het onderwerp
vinden wij terug in een ets van Rembrandt van acht
jaren vroeger. De houding van Petrus is ontleend aan
schetsen van Rembrandt van hetzelfde onderwerp uit
1629 en 1635. Nauwkeurige vergelijkingen met een
tekening uit Darmstadt, thans in het museum Boy
mans aanwezig, toont duidelijk aan dat Eeckhout geen
copie naar de meester maakte, maar duidelijk tot een
eigen schepping kwam. Het hoofdgegeven is uiteraard
zeer verwant. Ook hij trachtte het medelijden en de
bereidheid tot helpen van Petrus weer te geven, even
als de smekende houding van de lamme. Vooral in de
achtergrond met de scène uit een synagoge en oosterse
figuren, de toeschouwende vrouw met de beide kinde
ren,, aan wie het dramatische van het hoofdmoment
ontgaat, wijkt hij van Rembrandt af. De kleuren zijn
warm en rijk gevarieerd, met veel bruinen en anders
dan de gelijktijdige schemata van Rembrandt.
Lyrischer is het talent van Nicolaas Maes, rijk ver
tegenwoordigd met het interieur in een hutje: een meisje
proeft de pap, die zij haar kleine zusje zal voeren. In de
rechterbenedenhoek ligt de poes te wachten op wat zal
overschieten. Verder: een stoel met biezen zitting, een
eenvoudig kastje, waarop een Keulse pot staat, op de
achtergrond een even geopend gordijn ziedaar het
hele huiselijke tafereel. Maar de observatie en vooral de
sfeer zijn boeiend, de kleuren rijk en doordrongen van
warm, eenvoudig menselijk geluk. Nog mooier is de
kantklosster, een bruikleen uit Ottawa, een der aller
mooiste werken van de meester, vol sfeer en gevoelig
heid. Men moet ook aan Maes denken bij het bekijken
van een ander schilderij, eveneens uit een Engelse col
lectie, De Redenaar, tot voor kort geldend als eigen
handig werk van Rembrandt, maar stellig niet door hem
geschilderd. Een jonge man, in de linkerhand een rode
baret houdend, buigt zich over een tafel, waarop enige
boeken liggen. Wie heeft dit prachtige schilderij gemaakt?
Men kan aan Maes denken, wegens de warme kleuren, en
het meesterschap van de tekening.
Tot de allerlaatste leerlingen tenslotte behoort Aert de
Gelder, die waarschijnlijk pas in 1661 leerling van Rem
brandt werd. Hij nam naast het gebruik der kleuren-
schemata uit de zestiger jaren: paars, wit, zwart en goud
ook Rembrandts brede techniek over. Hij kon op die
wijze grote pracht en weelde uitbeelden, zoals het onlangs
aan het licht gekomen schilderij „Esther bereid voor het
feestmaal", dat ongetwijfeld een van zijn allerfraaiste
schilderijen is, maaar hij weet tevens in zijn Bijbelse
voorstellingen een diepe expressie te verbeelden, zoals in
de Passie-tafrelen, te Aschaffenburg, groots van visie,
zonder Rembrandt niet denkbaar, daarenboven een ge
heel eigen en persoonlijke taal sprekend. De kruisdraging
is uit deze reeks het boeiendste schilderij. Van de tempel
in de angstaanjagende achtergrond slingert de helder
verlichte weg zich naar Golgotha en een grote menigte
spoedt zich hierlangs voort om van het schouwspel ge
tuige te zijn. Het voorste deel van de stoet beklimt de
heuvel, voorafgegaan door een dienaar, die het hatelijke
naambord als een banier draagt. Christus, geheel uit
geput, kan nog maar met moeite het zware kruis dragen,
hij wordt omgeven door gewapende knechten. Op de
linkervoorgrond staan twee toeschouwers, niet begrijpend
het drama, waarvan zijn getuigen zijn. Hoe is deze een
zame Christus aan de uitbeeldingen van Rembrandt ver
want! Maar de techniek is toch wezenlijk anders: het
clair-obscur is zeer beperkt, de figuren hebben iets uit-
gerekts, zo typerend voor Aert de Gelder en de verfbe-
handeling gaat naar het grisaille toe.
Verwant aan Rembrandt ook, hoewel meer dan een
halve eeuw na diens dood geschilderd is het portret van
het gezin Boerhaave, een der sympathiek
ste portretten van de gehele tentoonstel
ling. En hoewel de smaak aan de behoefte
van de achttiende eeuw werd aangepast,
is zelfs deze groep niet denkbaar zonder
het inspirerend voorbeeld van Rembrandt.
„Kruisdraging" door Aert de Gelder en „Interieur in een hutje"
door Nicolaes Maes, in bijgaand artikel, het derde en tevens
laatste uit een reeks beschouwingen door de directeur van het
Leidse museum De Lakenhal, behandeld naar aanleiding van
de daar gehouden tentoonstelling „Rembrandt als leermeester"
In de laatste jaren worden de leerlingen
zeldzamer. Dit is een der meest belang
wekkende problemen, die met Rembrandts
leermeesterschap samenhangen. Zyn maat
schappelijke tegenslagen zullen hieraan
niet vreemd zijn, maar de voornaamste
oorzaak voor deze achteruitgang ligt in het
artistieke vlak. Wij wezen er reeds op dat
Eeckhout, een der meest trouwe leer
lingen in 1667 een kleurenschema ver
werkt, dat Rembrandt ongeveer twintig
jaren voordien gebruikt had. Toen Rem
brandt stierf, had zijn kunst zichzelf over
leefd. Er waren nog wel opdrachten, zelfs
uit het buitenland. Rembrandt is niet in
vergetelheid gestorven, zoals vroegere
schrijvers gaarne vermelden. Alleen reeds
de vermeldingen van zijn werken in de
contemporaine litteratuur in de Neder
landen en ver daarbuiten bewijzen, dat
deze stelling niet houdbaar is.
Maar toch werd de laatste fase van zijn
kunst niet algemeen gewaardeerd. Na 1650
vertoont de ontwikkeling van de Holland
se kunst een tendens naar elegantie en
academisme, en uit Vlaanderen, Frankrijk
en Italië afkomstig. Het voor het oog aan
gename werd gesteld boven de weergeving
van geestelijke spanningen. Maar Rem
brandt ging met deze modestroming niet
mee. Ook van dit standpunt gezien zijn de
werken der leerlingen van het grootste be
lang. Rembrandt, alleen naar zijn eigen
stem luisterende, moest op de tijdgenoten
een indruk van eigenzinnigheid maken, die
zijn werken vervreemdde van wie voor
heen zijn opdrachtgevers waren, op een
enkele uitzondering na. De roem, die hij
ook in zijn laatste .iaren bezat, steunde
hoofdzakelijk op werken uit de vroege of
middenperiode.
Het zijn wederom met enige uitzon
deringen, zoals Aert de Gelder, die wij
noemden werken uit deze perioden, die
de leerlingen inspireerden. Rembrandt als
leermeester is daarom een van de boeiend
ste thema's uit onze kunstgeschiedenis. Zijn
persoonlijkheid was zo sterk, dat ook de
zeer groten onder zijn invloed kwamen. Hij
was van nature leermeester. Naast de ver
houding leermeester-leerling is er dikwijls
van oprechte vriendschap sprake. Lievens
en Van den Eeckhout zijn voorbeelden van
grote kunstenaars, die beiden ook vrienden
waren. Philips de Koninck, kennen wij
alleen als vriend, maar ook hij gefasci
neerd door Rembrandt komt hem in zijn
beste werken nabij.
Soms is de invloed van de meester bij
werken van zijn leerlingen zo manifest, dat
men zich kan voorstellen, dat hij achter
de maker staande, het werk zag groeien
en het leven heeft ingeblazen. Het is de
magische kracht, die van Rembrandt uit
ging, die het dikwijls moeilijk maakt een
werk aan een bepaalde leerling toe te
schrijven. Rembrandt zelf spreekt uit deze
werken duidelijker dan de feitelijke maker.
Tot ver in de achttiende eeuw blijft zijn
invloed zich doen gelden, zo geweldig
bleek de indruk, die hij maakte, te zijn. Het
werk van zijn eerste leerlingen, kreeg dank
zij hem een dimensie, die anders zou heb-
Voor de heffing van de inkomstenbelas
ting voor studerende kinderen van 16 jaar
of ouder, doch jonger dan 27 jaar, kan
aanspraak op tweevoudige kinderaftrek
worden gemaakt indien deze kinderen
grotendeels op kosten van de belasting
plichtige worden onderhouden. De aan
spraak op kinderaftrek is drievoudig in
dien deze studerende kinderen niet tot het
huishouden van de belastingplichtige be
horen en geheel of nagenoeg geheel op zijn
kosten worden onderhouden. Bij de beoor
deling van de vraag of de kinderen gro
tendeels dan wel geheel of nagenoeg ge
heel door de belastingplichtige worden on
derhouden moet rekening worden gehou
den met de eigen inkomsten van het kind.
Door deze eigen inkomsten kan de aan
spraak op kinderaftrek geheel vervallen
of wijziging ondergaan. Inkomsten, welke
hetzij rechtstreeks hetzij krachtens wette
lijk vuehtgenot door de ouder worden ge
noten, beïnvloeden daarentegen de aan
spraak op kinderaftrek niet.
Nu is er in het Besluit op de Inkomsten
belasting 1941 een bepaling op grond
waarvan door kinderen genoten inkom
sten, die geen zuivere opbrengst van dienst
betrekking zijn, bij het zuiver inkomen van
de ouder worden gevoegd, indien deze
ouder aanspraak op kinderaftrek heeft
voor het kind. Deze bijtelling vindt dus
plaats ongeacht de vraag of de aanspraak
op kinderaftrek door deze eigen inkom
sten van het kind is verminderd.
Dit is in het bijzonder van belang met
betrekking tot studiebeurzen in de vorm
van periodieke uitkeringen. Wordt zo'n
beurs door de ouder genoten en dus bij hem
belast hetgeen het geval is in de veel
ADVERTENTIE
Haarlem
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
voorkomende situatie dat de beurs, toege
kend aan een minderjarige, valt onder het
wettelijk vruchtgenot d-an wordt de
aanspraak op kinderaftrek, welke de ouder
kan doen gelden, door het genot van de
beurs niet beïnvloed. Wordt zo'n beurs door
het kind genoten, dan moet met deze eigen
inkomsten van het kind rekening worden
gehouden bij de vaststelling van de aan
spraak op kinderaftrek welke de ouder kan
doen gelden. Deze inkomsten in de vorm
van een studiebeurs worden volledig bij het
zuiver inkomen van de ouder gevoegd, in
dien de aanspraak op kinderaftrek door
deze eigen inkomsten niet geheel is ver
vallen.
Over deze aangelegenheid heeft de
staatssecretaris van Financiën onlangs een
aanschrijving aan de belastingadministra
tie gezonden. De staatssecretaris keurt het
goed, dat ten aanzien van de studiebeur
zen in de vorm van periodieke uitkeringen,
van wier inkomsten de ouder het wettelijk
vruchtgebruik niet heeft, artikel 43, eer
ste lid van het Besluit op de Inkomstenbe
lasting buiten toepassing blijft, zodat in
deze gevallen geen bijtelling bij het inko
men van de ouder geschiedt. Dit kan er
dan echter niet toe, leiden dat de studie
beurs bij het kind wordt belast. Bij het
bepalen van de omvang van de aanspraak
op kinderaftrek (dubbel dan wel drievou
dig) dient met de studiebeurs evenwel nor
maal rekening te worden gehouden.
Voorts heeft de staatssecretaris meege
deeld, dat studiebeurzen in de vorm van
renteloze voorschotten, welke aan de
ouders van studerende kinderen warden
toegekend, geen invloed hebben op de
omvang van de aanspraken op kinderaf
trek, welke de ouders voor deze kinderen
kunnen doen .gelden. Wordt het voorschot
echter aan het kind toegekend, dan dient
met dit voorschot bij de vaststelling van
de kinderaftrek wel rekening te worden
gehouden.
Deze bepalingen zullen ingang krijgen
met terugwerkende kracht van 1954 af.
Reeds vaststaande aanslagen van dat jaar
kunnen op verzoek worden herzien.
ben ontbroken. Men kan de volledige Rem
brandt, niet kennen zonder zich in zijn
leerlingen te verdiepen.
De tentoonstelling „Rembrandt als Leer
meester" in de Lakenhal te Leiden geeft
van de verscheidenheid der invloeden en
inwerking op zovele verschillend geaarde
talenten een overzicht op een niveau, zo
als nimmer tevoren geschiedde!
J. N. VAN WESSEM
SALZBURG, juni. Een paar jaar gele
den zei iedereen mij, dat Oostenrijk nog
zo'n mooi, onbedorven, goedkoop toeristen-
land was. Dat de Nederlander met een be
perkte deviezenbeurs daar nog kon vinden,
wat hij zocht. Welnu, na een kort bezoek
kan ih u officieel namens mijzelf meedelen
dat dit alles niet meer opgaat. De deviezen-
beurs moge dan wat ruimer zijn geworden,
wat meer mogelijkheden bieden, of zij ge
noeg gelegenheid geeft om te beantwoorden
aan de eisen van de Oostenrijkse, toeris
tisch-georiënteerde middenstand moet twij
felachtig worden genoemd. De toeristische
industrie van Oostenrijk is inmiddels be
dorven. En zij bedrijft haar verdorvenheid
met een blijde Alpinische glimlach en ken
nelijke kracht-door-overtuiging. Vergele
ken bij dit Salzburg zijn de ergste toeris
ten-industrieën van Nederland laat ik
ze, om controversen te vermijden, niet
noemen: u kent ze wel eerlijke, recht-
door-zee-gaande en idealistische onder
nemingen, die het beste voor hebben met
de vreemdelingen.
Ik had Oostenrijk in een aantal jaren
niet gezien. En 's zomers kende ik het in
het geheel niet. 'sZomers, in elk geval, is
het landschap lief. Met dat laatste woord
bedoel ik weinig vriendelijks. Het ruige,
onaangetaste dat zo onverdraaglijk heer
lijk is in Frankrijk, in Italië en ook hier
en daar in Zuid-Duitsland wel, is in de
omgeving van Salzburg niet te vinden.
Meer dan ergens anders heb ik er de over
tuiging gekregen, dat de bergen en de da
len zijn opgezet langs de zorgvuldig opge
zette richtlijnen van de Oostenrijkse V.V.V.
In de enkele maanden per jaar, dat de toe
risten hier niet komen, worden ze wegge
haald, gereviseerd en afgestoft. Iedereen
kan dan weer rustig fietsend zijn vrien
den bezoeken die dan ook tijd hebben,
want ze behoeven zich niet met het bezoek
van u en mij bezig te houden. Maar op een
gegeven dag staat er in de krant: „Alarm
ze komen" en na een paar dagen sjou
wen en echt hard aanpoten staat alles weer
op zijn plaats. Lief als tevoren, zodat wij
zullen zeggen: „Mooi, hè? Toch eindelijk
weer eens iets heel anders dan de Haar
lemmermeer".
In de café's en de restaurants hangen
grote borden met de mededeling „Singen
und Larmen nicht gestattet". Maar als men
zulke grote pullen bier schenkt aan zulke
lange tafels, dan vraagt men al deze man
nen in kinderachtige leren broekjes en ker-
mishoedjes met veertjes om het gezamen
lijk aanheffen van frisse, vrolijke liedjes,
krachtig onderstreept door het stampen
met de bierglazen en het afvegen van de
beschuimde lippen. Kortom, men ontkomt
niet aan de Beierse en Oostenrijkse ideeën
van dolle pret.
Daarnaast zijn er nu natuurlijk de hy
permoderne nachtclubs gekomen. Die zijn
kundig opgezet, met mooie vergezichten
('s avonds) en schijnwerpers om de omge
ving in een lief daglicht te stellen. Er zit
ten voortreffelijke orkesten, die van de
Oostenrijkse muziekstijl niet meer weten
dan een Amerikaans dansorkest en die een
kwartiertje spelen om dan een half uur
rust te houden. De prijzen zijn er zo onbe
dorven als de gehele rest van de toeristen
industrie. En aan de bar zit een man, die
zegt: „Natuurlijk is Oostenrijk nu neutraal.
Dat is goed zo, daar zijn zij door de historie
voor voorbestemd. Oostenrijk is het cen
trum van de wereldcultuur. Hier beginnen
de grote* géclaetïtelr van de' Wereld*. Wij
proberen in stand te houden, wat de rest
van de>rwereld in*,de .steek heeft gelalpn.
Wij moeten objectief blijven en de con
structieve gedachten leveren. Zo is het
toch?"
Kom, kom. A.S.H.
MONTREAL (United Press). - De 120.000ste
van de Nederlandse emigranten, die in de
laatste negen jaar naar Canada gekomen
zijn, bevond zich onder de 527 Nieuw-
Canadezen die zijn meegekomen met het
s.s. „Groote Beer", dat te Montreal is ge
arriveerd.
Een bepaalde persoon is niet als
120.000ste aangewezen, maar de aankomst
van deze groep bracht het immigranten
totaal voorbij dat cijfer.
ADVERTENTIE
VENTILATOREN
KWALITEITS TRANSFORMATOREN
EIECTRO-MOTOREN
leveren wij vlug en concurrerend
Korte Poellaan 2S Haarlem Tel. 12S05
ff
WIE RUDI VAN VLAENDEREN voor zijn romandebuut „Allemaal echt gebeurd"
(Querido's Uitgeversmaatschappij) prijst, zal hem, dunkt me, op zijn minst argwanend
maken. Hij wenst geen lof. Hij verlangt gehoor, instemming, weerklank. En hij wilde
geen „roman" schrijven maar zijn hart uitstorten, zijn verontrusting, zijn wanhoop,
zijn verachting uiten, om aan het eind te kunnen zeggen: het is met een bang gemoed,
maar ik gelóóf weer in de dag van morgen, ik wil gelóven in een mensheid, die ten
slotte in de uiterste nood misschien een weg zal vinden uit deze doolhof van
verdwazing, welke ze, uit vrees voor de waarheid, voor een lusthof houdt. Dat geloof
is een zelfoverwinning en dit boek dientengevolge een strijd op twee fronten: tegen
de moedeloosheid van het nihilisme aan de éne en tegen de zelfgenoegzaamheid van
de „rustige genieters" aan de andere kant. Het is een protest, een aanklacht, een
beroep op de menselijke verantwoordelijkheid, geschreven met „de moed van de
wanhoop, misschien de sterkste op deze rottende wereld."
OP EEN ECHO hoopt Van Vlaenderen.
Hier is deze dan. Want ik heb ontzag voor
de vurige eerlijkheid van zijn getuigenis,
voor zijn zedelijke wil om niet te vertwij
felen, voor zijn durf om de doodgewone
„sentimentaliteit" niet te schuwen en zich
er niet om te bekommeren of men de fel
heid van zijn verweer, de vulkanische toon
van zijn requisitoir, voor een navolging van
Vlaanderens leeuw van deze tijd: van
Louis-Paul Boon zal houden. Nu, wat
„Boontje" aangaat: waar er twee van het
zelfde vervuld, ja tot berstens toe vol zijn,
is er gelijkenis allicht. Is er overeen
komst op grond van verwantschap, die deze
begaafde debutant allerminst verloochent.
Laat Boon dus Boon zijn, Rudi van Vlaen
deren heeft genoeg aan zijn eigen stem, die
„te veel te zeggen heeft" om het allemaal
„in een goede roman te vertellen."
Neen, Van Vlaenderen schreef geen
„roman," maar een dagboek ,uit walg en
donkerte gerezen" (aldus destijds Marnix
Gijsen) een journaal, waarin hij onder -
dehand óver de roman schrijft, die hij zou
willen schrijven: want gedurig is hij in
samenspraak met zijn romanfiguren. Uit
de misère van de buurtstraat heeft hij ze
opgenomen in zijn boek: Alfonsien, de
weduwe van Pier de metselaar, die van de
steiger viel en zo maar in eens dood was.
Luuske en Marietje, die nu geen vader
meer hebben. Tot gezonde en sterke men
sen wil hij die twee kindertjes maken en
daar is veel moed voor nodig en het geloof
dat het morgen beter zal zijn dan vandaag.
Er is bereidheid voor nodig om ervoor te
vechten. En zo wordt „deze bloemlezing
van een hele hoop kleine dingen" dit
diarium van invallen en uitvallen, van op
standigheid en mensenliefde dan tóch
een (zij het geen gangbare) roman, een
verhaal van levende mensen, van dringend-
actuele gedachten, van beschamende feiten
(„allemaal echt gebeurd") en van een
geeuwhonger naar een waarachtige ge
meenschap. Naar een wereld, die het kos
telijke leven waard is. Wanneer hij fulmi
neert en vloekt, wanneer hij de kleine eer
zucht en het grote gekuip aan de kaak stelt
en de valse munters ontmaskert, die de
gouden dukaten van democratie, vrijheid
en gerechtigheid verkwanselen voor de
oninwisselbare negotiepenning van loze
leuzen, dan doet hij dat als „politicus zon
der partij," die aan één credo genoeg heeft:
wees menswaardig. Dat is voor hem het
minste dat men verlangen kan en zoals
de geschiedenis leert het moeilijkste om
te volbrengen.
Hoe verder ik met mijn lectuur in deze
roman, die geen „roman" wil zijn, vorder
de, hoe stelliger ik ervan overtuigd raakte,
dat er hier een auteur aan het woord is
voor mijn part een „onervaren" auteur
voor wie elke zin die hij schrijft een daad
is, elke daad een getuigenis en elk getui
genis een erkenning van onze schuld dat
de wereld is gelijk ze is. Een aanvaarding
bovendien van de plicht om niets na te
laten, dat dit mensenleven een beetje meer
dan dragelijk, een beetje gelukkig zou
kunnen maken. Dat is simpel gezegd. Maar
de waarheid, waarop het aankomt, is sim
pel. Ze is zo doodeenvoudig, dat men zich
in eeuwen van problematiek heeft moeten
verstrikken om haar te vergeten. Want
liever dan voor die waarheid te staan,
vlucht men in de waan dat het „onze tijd
wel zal uitduren."
Van Vlaenderen slaat niet op de vlucht,
paait zich niet met illusies. Hij staat waar
hij staat met dit handjevol waarheid en
strooit ervan uit waar het vallen wil op
een rots, op een vruchtbare bodem? Hij
doet zijn werk, zonder litteraire allure,
zonder te lonken naar het in zwang zijnde
cynisme. „Voor ons," schrijft hij, „telt de
strijd, het verlangen, het solidaire gevoel
een betere wereld op te bouwen. Welnu,
dat de romans ons daarover vertellen, dat
zij voedzaam zijn voor onze geest."
Dat is gezonde taal. Simpele taal. Taal
die geloven doet in de echtheid van zijn
walg, zijn beduchtheid en zijn hoop. Taal
die een boek rechtvaardigt, dat geen roman
wil zijn, ten hoogste de roman van een
roman. Ik schrijf het besluit ervan hier
over, opdat men wete dat men te doen
heeft met een auteur, die „schrijft om iets
mee te delen aan de mensen" een ge
ëngageerd auteur als men wil. Een auteur
in ieder geval, die zijn lezers bij de kraag
pakt en heen en weer schudt tot ze luis
teren. Hier dan dat besluit, dat, moet men
maar hopen, niet voor niets is geschreven:
„Er is een tijd geweest, dat ik mij treurig
voelde te midden van deze egoïstische
wezens en dat ik troost zocht bij het weinig
goede in de mens. Er is een tijd geweest
dat ik geloofde dat het hun eigen schuld
was.... ik weet nu dat alle wegen ver
sperd zijn, dat boven op de bergtop een
grote steen ligt, die naar beneden zal don
deren en ons gedeeltelijk zal verpletteren
en dat wij de verschrikkelijke verwoesting
zullen meemaken, maar ik weet ook dat
diezelfde rotsblok daar boven op de berg
één van de wegen zal vrijmaken en dat de
overlevenden zullen getuigen zijn van de
geboorte van een nieuwe wereld." Ook
voor 1914, voor 1940, is een dergelijke taal
gesproken. Zal er ditmaal gehoor genoeg
zijn voor wie getuigen als Rudi van Vlaen
deren, om de val van de Sisyphus-steen
niet met een schijnbarricade van leuzen
tegen te houden, maar het eens te pro
beren met „de simpele waarheid"?
C. J. E. DINATJX
ADVERTENTIE
uit voorraad leverbaar
Tw^nderslaan 9 - Haarlem - Tel. 15116
ZATRDAG 2 JUNI
Minerva: „Gejaagd door de wind", 14 jaar,
7.30 uur. Palace: „Love me, or leave me", 14
jaar, 6.45 en 9.15 uur. LuxOr: „Moord op de
voorpagina", alle leeft., 7.00 en 9.15 uur. Lido:
„Djengis Khan, de veroveraar", 18 jaar, 7
en 9.15 uur. Roxy: „De hel van Dien Bien
Phoe", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Rembrandt:
„Onrust in Marseille", 18 jaar, 7 en 9.15 uur.
Frans Hals: „Speelduivel en metgezel", 14
jaar, 7 en 9.15 uur. Stadsschouwburg: 8 uur,
Ballet door leerlingen van de Kenmemer
Balletstudio.
ZONDAG 3 JUNI
Lido: „Aïdia", 11 uur. Rembrandt: „Het.
grote avontuur", 11 uur. Palace: „Les belles
de nuit", 10.30 uur. Studio: „Intermezzo", 11
uur. Minerva: „Gejaagd door de wind", 14
jaar, 2 en 7.30 uur. Palace: „Love me, or
leave me", 14 jaar, 1.45, 4.15, 6.45 en 9.15. uur.
Luxor: „Moord op de voorpagina', 18 jaar,
2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Studio: „Limelight",
alle leeft., 1.30, 4. 6.45 en 9.15 uur. Lido:
„Djengis Khan, de veroveraar", 18 jaar, 2,
4.15, 7 en 9.15 uur. Roxy: „Dreigende trom
men", 14 jaar, 2 en 4.15 uur. „De hel van
Dien Bien Phoe", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Rem
brandt: „Onrust in Marseille", 18 jaar, 2, 4.15,
7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Speelduivel en
metgezel", 14 jaar, 2, 4,15, 7 en 9.15 uur.
Stadsschouwburg: 2 uur, Kinderoperette „De
schat in de heksengrot". Zuiderkapel: 10 en
5 uur, Dienst onder leiding van J. Sevensma.
8 uur: Jeugdsamerakomst. Gebouw Cultura:
10.30 uur, Wijdingsmorgen Ned. Ver van Spi
ritisten „Harmonia".
MAANDAG 4 JUNI
Minerva: „Gejaagd door de wind", 14 jaar,
7.30 uur. Palace: „Love me, or leave me", 14
jaar, 1.45, 4.15, 6.45 en 9.15 u, Luxor: „Moord
op de voorpagina", 18 jaar, 2, 7 en 9.15 uur.
Studio: „Camille". 18 jaar, 2.15, 7 en 9.15 uur.
Lido: „Djengis Khan, de veroveraar", 18
jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Roxy: „Dreigende
trommen", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Rem
brandt: „Onrust in Marseille", 18 jaar, 2, 4.15,
7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Speelduivel en
metgezel", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur.
Het is rustig vissen aan de Amsterdamse Bosbaan, vooral wanneer men kan beschikken over het comfort van de?e
hengelaar, die het zich wel heel gemakkelijk heeft gemaakt.