Jong India leert gebruiksaanwijzing van een menswaardig bestaan lezen „JAI HIND. DUTCH HINDI BHAI BHAI" Dorpen banen zich een weg naar de buitenwereld Radio-Reparatie Opkomstplicht en kiezersopkomst verstopping De natuur bedrogen in „Wilde vruchten' Geen wonder Geloof Monument onthuld voor oorlogsslachtoffers in de Bommelerwaard Gewonden van de „Sommelsdijk" naar Nederland overgebracht H. MAERTENS N.V. De stijging der vleesprijzen Geef de strijd niet op tegen Examens ZATERDAG 9 JUNI 1956 BIJ DE INGANG van het dorp Boedel pali, ergens aan de rand van de jungle in de staat Orissa, is een rood spandoek over de weg gehangen. Daarop staat met witte letters, gefatsoeneerd uit strengetjes ruwe katoen: „Welcome to the Dutch". Achter die erepoort staan de dorpsbewo ners aan weerskanten opgesteld om de „Dutch", van zover gekomen om hen in hun eenzaamheid en afgeslotenheid op te zoeken, welkom te heten. Het dorp heeft 750 inwoners, er ontbreekt er bij deze verwelkoming niet een. Als de bezoekers onder de erepoort door gaan, breekt een muziek los van doffe trommen, felle kleine bekkens en grote schelpen, die sonore blaasinstrumenten blijken te zijn. De vrouwen stoten een hoog gegil uit en laten daarbij hun tong snel tussen de lippen heen en weer gaan, zodat het geluid uit tientallen kelen vibre rend tegen het trommelvlies snerpt. Mannen schieten geweren af. Jongens dansen op de maat van kleppers een rondedans, tientallen kleine meisjes met bloemen in het haar springen touwtje. Hoog boven dit alles, aan een houten stellage, verricht een acrobaat toeren aan een trapeze. De bezoeker ondergaat ontroerd en ver wezen dit welkom, dat hij hier, aan het eind van de stoffige weg door dit barre land niet had verwacht. Maar er treden jonge meisjes op hem toe, die hem bloemkransen om de hals hangen, twee, drie kransen van zwaar geu rende jasmijn met helder oranje afrikaantjes. En daar breken spreekkoren los: „Jai Hind!" en „Dutch Hindi bhai bhai!" De trommen ge ven het ritme aan en deze spreekkoren zullen hem begeleiden die dag door dit dorp en van dorp tot dorp. „Jai Hind": Leve India, de kreet, die van mond tot mond gaat door heel dit land en die uitdrukking geeft aan de geestdrift en de vastberadenheid, waarmee men India tot nieuw leven wil wekken. „Dutch Hindi bhai bhai": de Nederlanders en Indiërs zijn broe ders meer dan een beleefdheidsfrase: uit drukking van de natuurlijke hartelijkheid, die dit volk bezielt. Men herinnere zich het sombere beeld, dat in een vorig artikel is opgehangen van het Indiase dorp. Hier is nu zo'n dorp. Kleine boeren, kleine ambachtslieden men kan zich moeilijk voorstellen hoe klein. Van een speciale verslaggever). t Vrijwillige arbeid: er wordt een weg aangelegd De dokter in het dorp OVER DIT DORP waakt sinds enkele ja ren een arts. Er komt een geschoold so ciaal werkster. De arme boeren en het merendeel van de rond honderdvijftig boe ren in dit dorp is arm hebben sinds kort een coöperatie gevormd. Die coöpe ratie koopt kunstmest en zaad en geeft goede raad, die tot in deze uithoek begint door te dringen van het laboratorium in Nieuw Delhi uit. Kijk, hier is een smal weggetje dat van het moderne India naar dit oude India leidt. Er is een weggetje gevonden, dat van de pottebakkertjes die hier de ambachtsstand vormen, naar de stad leidt, waar dakpan nen nodig zijn. Die pottebakkertjes zijn dakpannen gaan maken. Coöperatie. Over weggetjes gesproken: de landweg, die dwars door de jungle naar de hoofdweg leidt en het dorp uit zijn volslagen isole ment heeft verlost hebben de dorpelingen zelf aangelegd. Hij is nog niet helemaal ge reed, na het werk op het land en in de werkplaats trekken mannen en vrouwen er nog dag aan dag op uit om hem te voltooi en. Aan de rand van het dorp werken zij zo gezamenlijk ook aan de dorpslatrine, een modellatrine, die schoongehouden kan worden en afgedekt. Er is sinds een paar jaar een schooltje in het dorp. Er wordt, voor het eerst in de geschiedenis van dit dorp, lezen en schrij ven geleerd. Kleine meisjes zitten over de borduurlap gebogen; straks leren ze spin nen, weven en naaien. Alles sinds een paar jaar. Toch is het geen wonder, dat dit dorp heeft aange raakt. Het valt onder een groot penetratie plan, dat het moderne India heeft uitge dacht om het oude India binnen te drin gen en op te wekken, een groot stuk bu reaucratie: het „Community Development Program". Vrij vertaald: het „programma voor de ontwikkeling van gemeenschap pen". Het is weloverwogen, vernuftig. Het ver nuftigste er in is wel, dat het in alles voor ziet en dat het zich bij alles kan aanpas sen. Niettemin blijft het een papieren plan en mensen van onze tijd hebben afgeleerd een-plan een wonder te noemen. Het wonder, dat zich hier voltrekt, schuilt in dit kleine dorp en in de vele kléine en grótere dorpen, die bij de eerste aanraking door dit papieren plan zijn opge veerd en een eeuwenlange onbeweeglijk heid, die blijkbaar als de schone slaapster in het bos hebben gewacht op de kus van de prins. Het wonder schuilt in deze klei ne boeren en ambachtslieden, die generatie na generatie lijken te hebben gewacht op de kans zich te verheffen uit hun wanho pige machteloosheid en die deze eerste kans nu hebben gegrepen met een voort varendheid, die getuigt van een benij denswaardige geestkracht. IN OKTOBER 1954 is Laramba tot „community project", tot gemeenschaps project verklaard. Laramba is een groter dorp in hetzelfde district. Het heeft twee duizend inwoners. De werkers, waarop het ontwikkelingsplan onmiddellijk steunt, zijn mensen van de streek, die worden ge- instrueerd door speciaal hiervoor opgelei de ambtenaren. Zij treffen in Laramba de zelfde wonderlijke geestkracht aan, die lag te wachten op de duw van een aanmoedi ging en van de zekerheid, dat er na van daag een morgen en na morgen een over morgen komt waarin het werk niet ver loren zal gaan. Het eerst van al legden ook de bewoners van Laramba een weg door de jungle aan, die het dorp verbindt met andere dorpen en met de rest van de wereld. De overheid bouwde een school, niet voor Laramba al leen, maar voor een gebied van tien dorpen. Die school wordt bekostig uit vrijwillige bijdragen en (overigens heel lage) school gelden. Er zijn vierhonderd leerlingen, waarvan driehonderd uit andere dorpen. Er is een kliniekje ingericht, waarvoor de overheid de instrumenten beschikbaar heeft gesteld. Het draait nu op eigen kracht. Op eigen kracht en geheel uit eigen middelen draait ook reeds de boerenco öperatie die door de regering in oktober 1954 werd opgezet. Het geld komt geheel van de leden. De coöperatie heeft een ge meenschappelijke rijstschuur, zij koopt en distribueert kunstmest en geeft landbouw voorlichting. Verder springt de overheid nog altijd met geld bij als de bevolking iets wil ver wezenlijken en zelf de helft van de kosten opbrengt. De „helft van de kosten" dat wil dan eigenlijk altijd zeggen, dat de be volking de arbeid levert en de enkele ma terialen, die zij zelf kan vervaardigen. In Laramba bouwt men op het ogenblik aan iets dat de weidse naam „science block" heeft gekregen, dat wil zeggen „weten schapscomplex". Nu ja, het is niet meer dan een kamer maar het wordt een labo ratorium voor de middelbare afdeling van de school, die belangrijker zal worden naarmate het onderwijs meer en oudere kinderen gaat omvatten. In dit laborato rium, hoe klein en primitief ook, zullen toch weer de draden uitkomen, die hun be gin hebben in dat laboratorium in Nieuw Delhi. De ontwikkeling van dit land moet be ginnen op het leesplankje. De kinderen in de scholen leren lezen wat er op een pakje zaad en kunstmest, wat er op een bus DDT en een buisje aspirine staat. Zij leren de gebruiksaanwijzing lezen voor een modern, menswaardig bestaan. OP ENIGE KILOMETERS van Laramba en Boedelpali en Attabira en hoe deze nes ten mogen heten werkt men vierentwintig uur van de dag en de nacht aan de Heira- koeddam. Vierentwintig uur van het et maal zwaaien daar de kranen en ratelen de betonmolens, vierentwintig uur komen er de prinsesjes in hun helle sari's aan- schrijden met hun bakjes beton, puin en zand. Daar zullen straks de kanalen beginnen, die het water naar Laramba en Boedelpali zullen brengen om het land rijk en vrucht baar genoeg te maken voor meer dan één schamele oogst in het jaar. Daar zal straks de industrie verrijzen die, om haar arbei ders te voeden voor de oogst van Orissa een prijs kan betalen. In het kleine Attabira dansen vier meis jes in vlammende sari's een welkomstdans voor de vreemde bezoekers. Op de slanke handen dragen zij elk een koperen schaal met bloemen en twee stenen lampjes, waarin een kleine vlam brandt. Hun voe ten komen niet van hun plaats, de armen en het lichaam zijn één met een traag me lodieus muziekje, dat uit een accordeon achtige blaasbalg wordt geperst. Eerst hou den zij dat beladen koperen schaaltje op beide handen, dan in elke hand een lampje, dan alleen de bloemen, die zij ten slotte de bezoeker voor de voeten strooien. „Jai Hind!" klinkt het dan en de trom men brommen weer en de bekkentjes slaan hun helle klank. Een zwaarddanser springt in het rond met een zwaard in elke hand. Voor alle hutten van het dorp staan brandende stenen lampjes en bloemen, symbool van gastvrijheid. „Dutch Hindi bhai bhai!" Een volk leeft hier op in het geloof aan een toekomst. ADVERTENTIE Ter nagedachtenis aan 224 slachtoffers van het oorlogsgeweld in de Bommeler waard gedurende de jaren 19401945 is te Hedel een monument onthuld door de Commissaris der Koningin in de provincie Gelderland, jhr. dr. C. J. C. Quarles van Ufford. Het monument stelt drie vrouwenfiguren voor, één gesluierd als teken van rouw over de gevallenen, daarvoor twee met de armen op elkaar geleund en de ogen gericht naar de toekomst. Het is een werk van de beeldhouwer J. Grosman te Oosterbeek. Een perkament met de namen van de slachtoffers zal in een loden huls aan de voet van het monument worden ingemet seld. De beeldengroep is omgeven door een muur, waarin de wapens der twaalf ge meenten uit de Bommelerwaard zijn aan gebracht. Na de onthulling heeft de secretaresse van' Prinses Wilhelmina, mej. J. C. M. M. Geldens namens de Prinses een krans bij het monument gelegd. De drie opvarenden van het m.s. „Som melsdijk" vaii de Holland Amerika Lijn, die gewond werden bij een ontploffing in de machinekamer en die aanvankelijk naar Terceira op de Azoren ter verpleging waren overgebracht, zijn per vliegtuig naar Ne derland overgebracht. Met hen arriveerde dr. Stuyt, scheepsarts van het m.s. „Westerdam" van dezelfde maatschappij, die na het ongeval naar de „Sommelsdijk" werd overgebracht voor de behandeling van de gewonden. ADVERTENTIE ifoor mnnifi. ZOChtfi hOfluBn ADVERTENTIE BETROUWBARE Nassaustraat 5 - Haarlem - Tel. 15220 Het bestuur van het Productschap voor Vee en Vlees heeft onder voorzitterschap van de heer Joh. de Veer in Den Haag een openbare vergadering gehouden. Het voor naamste punt, dat op de door zeer vele belangstellenden bezochte vergadering werd behandeld, was de marktsituatie, zulks met betrekking tot de in de laatste tijd gestegen vleesprijzen. Het consumen tencontactorgaan had bij het productschap op het nemen van maatregelen aange drongen. De voorzitter concludeerde na een uit voerige gedachtenwisseling, dat het bestuur van het productschap op dit ogenblik geen maatregelen nodig acht, zowel op import als exportgebied. De voorzitter herinnerde aan de onrust, die er is ontstaan, nadat de vertegen woordiger van de minister van Econo mische Zaken en van de minister van Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie in de laatste bestuursvergadering van het pro ductschap de slagers adviseerde de mis schien slechts tijdelijke stijging der in koopprijzen niet door te berekenen, ook al moest dit ten koste van de winstmarge gaan. De vertegenwoordiger, aldus de voor zitter, heeft gemeend een waarschuwend woord te moeten laten horen. De bedoe ling was geen andere dan de slagers bij het vaststellen van hun prijzen rekening te doen houden met de door de regering gevoerde politiek van prijsstabilisatie. Als oorzaken van de prijsstijging noemde de voorzitter de verliesgevende mesterij in 1954/55, de geringe voorraad vlees die is ingevroren en de toegenomen vleescon sumptie. Deze vleesconsumptie vertoonde in 1956 een stijging van 16 pet. Er bestond vooral vraag naar de fijnere vleessoorten. Er was onvoldoende tijd om de productie aan die vraag te doen aanpassen. De Nederlandse kiezer koestert voor een Tweede Kamerverkiezing waar schijnlijk grotere belangstelling dan het uiterlijke beeld van stad en land in de aan de stemmingsdag voorafgaande we ken en dagen zou doen vermoeden. Dat beeld zegt namelijk niets of bitter wei nig omtrent hetgeen er werkelijk in bij kans het gehele kiezerscorps leeft. Ze ker, de Nederlander legt minder blijken van voortdurend meeleven met de openbare zaak aan de dag dan bijvoor beeld de Engelsman. Zijn kennis om trent allerlei, dat de staatkundige vraagstukken raakt, is ook volgens de resultaten van het onlangs ingestelde opinie onderzoek. allesbehalve diep gaand of groot. Eer is het tegenoverge stelde het geval. Maar. als puntje bij paaltje komt toont hij toch, het een doodnatuurlijke zaak te vinden om van de gelegenheid gebruik te maken met behulp van het stembiljet zijn woordje mee te spreken over de richting, die men ten aanzien van de landspolitiek heeft te volgen of in te slaan. Te voren voelt hij echter weinig voor ontplooiing van activiteit in dezen. Typerend is in dit verband trouwens ook het geringe percentage van hen, die bij een der staatkundige partijen zijn aangesloten. Vermoedelijk vormen de aan ons volk wel bijzonder eigen zijnde individualis tische karaktertrek alsook het streven om „je vooral niet te veel bloot te ge ven" in belangrijke mate enige van de factoren, die een opvallend onderscheid laten zien tussen de schijnbare onver schilligheid van het kiezerscorps vóór het tijdstip van de stembusdag en an derzijds de al sinds jaren waarneemba re sterke opkomst bij de stembus. Zeker, de wettelijke opkomstplicht kan tot dit laatste mee een steentje bij dragen. Meer dan een betrekkelijk klein steentje is het echter, op de ke per beschouwd, tegenwoordig waar schijnlijk toch niet. Ten tijde van de invoering van de opkomstplicht (voor het eerst in de Grondwet opgenomen in 1917) en ook wel later, toen zij in de kieswet ge handhaafd bleef, is daartegen nogal eens gefulmineerd. Met smalende ver bolgenheid is er dan wel geklaagd over die vermaledijde „stemdwang". Dat laatste was in elk geval een volkomen ongegronde grief. De wet vereist alleen de gang naar de stembus. Wie principi eel bezwaar heeft zijn stem uit te bren gen, krijgt zelfs de gelegenheid in het stemlokaal voor dat beginsel te getui gen door te weigeren het stembiljet te gebruiken. Ook is het mogelijk blanco of van onwaarde te stemmen. Als men nu bedenkt, hoe gemeenlijk niet veel meer dan 3 van de opgekomen kie zers tot het een of het ander overgaan, is het duidelijk, dat bijkans het gehele kiezerscorps, waarvan in 1952 liefst 95 percent ter stembus verscheen, inder daad actief aan de verkiezing deel neemt. De sancties (strafbepalingen) op niet- nakoming van de opkomstplicht zijn uiterst mild. Bovendien weet iedereen, dat slechts in zeer beperkte mate ver volging wegens niet-opkomen plaats vindt. Werkelijke vrees voor gerechte lijke moeilijkheden of enige druk van het wettelijk vereiste inzake de op komstplicht zal dus niet (meer) de voornaamste stuwkracht zijn, die tot de grote kiezersopkomst leidt. Eerder schijnt de conclusie gerechtvaardigd, dat deze voortvloeit uit het tenslotte in het Nederlandse volksbewustzijn sterk verankerd geraakte besef, dat het zin heeft van zijn kiesrecht gebruik te ma ken om zodoende de invloed, die elke kiezer of kiezeres op de samenstelling van de Tweede Kamer kan uitoefenen, tot zijn recht te doen komen. Over die invloed onder het thans gangbare stelsel van evenredige verte genwoordiging en dan tevens over som mige voor- en nadelen daarvan in ver gelijking met het oude kiesstelsel zal in een volgend artikel iets worden ge zegd. Meteen kan daarin dan nog enige belichting geschieden van verschijnse len uit het verleden, mede met het oog op de hedendaagse praktijk. E. v. R. ADVERTENTIE DIT IS de manier om verstopping te overwinnen Drink 's morgens vroeg en 's avonds voor het naar bed gaan een glas water en ga op een vast uur van de dag naar het toilet. Neem eerst een week elke avond twee Carters pilletjes - 2e week: elke avond één - 3e week: om de andere avond één. Daarna niéts meer. Want Carters Leverpilletjes zorgen voor de gal- toevoer die nodig is om het voedsel beter te verteren en de darmen te ontlasten; ze maken bovendien dat de ingewanden daarna op eigen kracht regelmatig blijven werken. Zó helpen Carters Leverpilletjes u helemaal van hardlijvig heid af, u is een ander mens. En mocht u later door zorgen, te veel eten, oververmoeidheid of gebrek aan beweging toch nog eens verstopt raken, dan zijn een paar Carters pilletjes voldoen de om u weer op gang te helpen. Vraag naar CARTERS LEVERPILLETJES - f 1.20 per flacon. Amsterdam, (Vrije Universiteit): Gepro moveerd tot doctor in de rechtsgeleerdheid I E. ten Tooren en tot doctor in de rechtsge- leerdheid P. H. de Vries. Geen film als Verboden Spel" WANNEER men een vergelijking zou willen maken tussen de film van René Clément „Verboden spel" en de Franse film, die vrijdag in het Haarlemse Cinema Palace is ingezet; getiteld „Wilde vruch ten", dan zou die vergelijking zeker in het voordeel van „Verboden spel" uitvallen. Merkwaardigerwijze is deze laatste film helemaal geen publiek succes geworden, veel minder tenminste dan men ervan ver wachtte. Het zou mij niet verbazen als „Wilde vruchten" het wel wordt, in ieder geval meer bezoekers trekt dan men op grond van de kwaliteit zou durven aan nemen. Vreemd toch en jammer. Wat zou er de oorzaak van zijn? De er varing heeft geleerd haar te zoeken op een terrein dat men veel liever zou overslaan. De sensitieve inslag van „Wilde vruchten" en de erotische atmosfeer blijken het altijd nog beter te doen dan de zuiverheid van instelling en de onschuldige onbevangen heid van de karakters in „Verboden spel". Beide zijn het Franse films. Beide spelen een spel met in de natuur opgaande kin deren. De natuur echter in „Wilde vruch ten" moet veelal als uitgangspunt en stof fering dienen van de natuurlijke hart stochten, die er harmonieus in worden ver ondersteld te passen, maar het net niet doen. Daar ligt nu het hele verschil met „Verboden spel". De natuurlijke en kin derlijke onschuldige sfeer van „Wilde vruchten" blijkt verraderlijk. Ze is voor wendsel. Ze is disharmonie. Misschien oor deelt men daar in Frankrijk anders over. Toch kan dat de film niet in haar voordeel veranderen. De menselijke verhoudingen worden namelijk niet in hun voordeel ver- Estella Blain, Evelyne Ker en Georges Chamarat in de film „Wilde vruchten" anderd. De karakters worden er niet mooi er, niet gaver, niet echter van. De uitwer king wordt er niet door gered. Die uitwer king blijft onverminderd zwak en teleur stellend. WAAROM, zal men vragen, zo'n lange inleiding voor een bespreking van een film, waarover het oordeel tenslotte toch afwijzend moet luiden? De reden is, dat de filmrecensent wel eens wordt verweten zich van het grote publiek af te zonderen door zijn eigen oordeel nu ook maar nooit te laten overeenstemmen met dat van het grote publiek, alsof hij er een eigen smaak en keuringsnorm op nahoudt. Wie echter vergelijkt kan argumenten hanteren, die de lezer iets zeggen. De lezer kan zelf mee vergelijken, Hij zal, zo hij „Verboden spel" kent,onmiddellijk weten voor welke op gave een filmer zich stelt, die in eenzelf de sfeer zijn karakters plaatst. De onaan- randbare sfeer van Cléments film kan moeilijk worden overtroffen. Hervé Brom berger verstaat die kunst in „Wilde vruch ten" zeker niet. Wat erger is, de natuur wordt zelfs nog geweld aangedaan door de gewilde gekweldheid, waarmee een van zijn hoofdpersonen (Estella Blain) in zijn film rondloopt. Het theater spreekt uit heel haar houding, blik en gebaar. Het maakt haar verschijning theatraal. Dat is een eerste verwijt waarop men onmiddellijk een tweede kan laten volgen: de liefdes verhouding tussen twee zeer jeugdige ge lieven in „Wilde vruchten" wordt met zo veel kussen gedemonstreerd dat er voor de toeschouwers alleen maar ergernis over blijft. Het is voornamelijk door de uitvoerige aandacht voor de liefde dat „Wilde vruch ten" afdwaalt van haar thema en haar doel voorbijschiet. De film behandelt de lotge vallen van een jong gezin, dat door een dronkaard van een vader wordt getiranni seerd. De oudste dochter steekt de vader neer, wanneer zij opkomt voor haar zusje. Ze vlucht met dat zusje en drie broers naar de Provence, de oudste der jongens, een zeventienjarige knaap neemt zijn vriendinnetje mee. De kleine groep vluch- telingetjes komt terecht in een verlaten dorp en nestelt er zich. Dan begint de mi sère der verhoudingen. Broer en vriendin netje gaan zich gedragen als man en vrouw. Ze bootsen in letterlijke zin het huwelijk na en laten zich in de verlaten kerk zelfs door een twaalfjarig broertje ,in de echt" verbinden. Dat broertje heeft ook een vriendinnetje, een zigeunermeisje. De film suggereert sterk hoe deze kinderen ge negenheid voor elkaar hebben opgevat. Dat is liefde in kinderlijke vorm. Maar we zijn er nog niet. De oudste dochter wordt be mind door een vriend van de twaalfjarige, die ook is meegegaan. Die liefde wordt niet beantwoord. De oudste dochter geeft zich echter wel aan een herder op doortocht in het dorp. Haar jonger zusje zou dat voor beeld graag hebben nagevolgd, wordt even wel daarvan weerhouden. Het eind van het lied is dat de politie de vluchtelingen op het spoor komt en de oudste dochter zich dan maar te pletter loopt in een ravijn. Afgezien van de fraaie fotografie is er dus niets dat „Wilde vruchten" stempelt tot een weldaad der Franse cinematografie. De film speculeert te zeer op seksuele drif ten van pubers en erotiek dan dat zij een oprechte confrontatie met de jeugd mag heten. P. W. FRANSE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 5