Aan de Goudkust worden echtbrekers naar rang en stand beboet EEN BETER LEVEN DAN HET MIJNE IS NIET DENKBAAR «aSiP^* De Fransman zoals hij zichzelf ziet -k BOEIEND BOEK DOOR AMERIKAANSE NEGER OVER DE AFRIKANEN* «sAta*. zegt Stan Carberry, een Australische schapendrijver van de oude stempel ONZE PUZZEL Historische vondsten in het Balloërveld door spelende kinderen RICHARD WRIGHT, de Amerikaanse kleurling die naam maakte met zijn trieste autobiografie „Negerjongen" en de roman „De buitenstaanders", heeft een nieuw boek ge schreven „Zwarte Kracht" geheten") waarin hij ver haalt over zijn kennismaking met het land van zijn voor vaderen, Afrika. Hij ging naar de Goudkust in het hart van het Zwarte Werelddeel, om er zijn rasgenoten te leren kennen en geen mens kan deze negers met meer sympathie, goede wil en onbaatzuchtigheid tegemoet getreden zijn dan WRIGHT, die naar Afrika gegaan is in de hoop zijn primitieve zwarte broeders te kunnen helpen in hun emancipatie-strijd, kan die teleurstelling maar moeilijk ver kroppen. De Goudkust heeft pas zelfbe stuur in binnenlandse aangelegenheden gekregen en het handjevol inheemse intel lectuelen, met aan het hoofd de zwarte premier Nkrumah, staat voor de vrijwel hopeloze taak, de bevolking geestelijk aan deze nieuwe status aan te passen. Want welk een voorwereldse toestanden heersen er nog in deze piepjonge democratie; de meeste „burgers" leven nog in stamverband onder de tyrannie van duizenden wrede taboe's. In grote gebieden heerst nog het gebruik dat vrouwen en bedienden hun heer en gebieder in de dood moeten volgen als deze komt te overlijden (maar gelukkig, zo zegt Wright, zijn de meeste negers te arm om meer dan een vrouw, laat staan bedienden te kunnen bekostigen. Niet veel minder erg zijn de inheemsen eraan toe, die de band met de stam ver broken hebben en nu in de steden leven van de magere brokken die de blanken hun toewerpen: kleine, slechtbetaalde baantjes met als verdere emolumenten vernederin gen en onrechtvaardigheden zonder tal. Zelfs missie en zending, zo zegt Wright, hebben altijd gemene zaak gemaakt met de belangen van het Europese kapitaal; en wat de blanken nog van het zelfrespect der negers intact gelaten hebben, dat werd een gretige prooi van de Syrische en Ara bische geldschieters. Het resultaat: een arme, uitgezogen en domme bevolking, die kunstmatig arm en dom gehouden werd opdat de vreemdelingen ongehinderd door zouden kunnen gaan met zich te verrijken ten koste van hen. Aan de Goudkust bij voorbeeld is nog negentig percent van de negers analphabeten. EN TOCH, ondanks het vrijwel algemene analphabetisme, bloeit er onder de Afri kanen een levendige handel. Een doorsnee- mammie," die gangbare artikelen in- en verkoopt in de openlucht, heeft een jaar lijkse omzet van meer dan 50.000 pond sterling. Hoe zij al haar schulden en vor deringen kan onthouden, is een raadsel, tenzij haar winstmarge zo exhorbitant hoog is dat het er niets toe doet. De grote meer derheid der negers koopt niet in Europese magazijnen, maar van elkaar, en wanneer men het oog laat gaan over hun levendige markthandel, krijgt men de indruk dat de hele bevolking hierbij ingeschakeld is. Het aantal tussenhandelaren is vrijwel eindeloos en het spreekt vanzelf dat dit de prijzen steeds verder omhoog jaagt, totdat in laatste instantie de arme Afrikaan nog meer moet betalen dan een Engelsman voor eenzelfde produkt. Huisvrouwen, oudjes en zelfs hele jonge kinderen doen geestdriftig aan deze zonderlinge klein handel mee. Het kapitalisme neemt hier surrealistische vormen aan, want zelfs een doodgewone lucifer wint aan waarde als elke hand, waar hij doorgaat?, aan hem moet verdienen. Deze aandoenlijke con centratie op het verkopen van kleine pie- zeltjes van een stukje zeep of van een stukje van een stukje van een lap stof be hoort tot het aandoenlijkste dat men aan de Goudkust te zien krijgt. Onlangs is getracht door het oprichten van coöperaties een eind te maken aan dit zinloze en zelfvernietigende gesjacher, maar met weinig succes. De Afrikaan is te verzot op dit hersenspelletje van onder- bieden en overvragen om het op te geven en misschien heeft hij dit chicaneren wel geleerd van de Europeanen met wie hij sinds vijf eeuwen handel drijft. En toch zal de meest gewiekste „mam mie" zich, als zij tijdelijk in geldnood zit, zonder morren laten beetnemen door een woekeraar, die er geen been in ziet om drie- of vierhonderd percent rente te vra gen en ze nog krijgt ook! Wright hoorde van een cacaoplanter, die geld had geleend en de opbrengst van zijn gehele oogst als rente had toegezegd. Natuurlijk kon hü zijn principaal nooit af betalen! hij. Maar toch, hoewel zijn huidskleur dezelfde is als de hunne, slaagt hij er niet in, hun vertrouwen te winnen. De negers bejegenen hem soms nog met meer argwaan dan zij het de Britten doen die hen eeuwenlang overheerst en geëxploiteerd hebben. Wright, van zijn kant, bestudeert zijn arme rasgenoten in hun angsten en noden, maar tot de kern van hun wezen vermag hij niet door te dringen. De Westerse cultuur heeft hem voor altijd vervreemd van zijn wezenlijke vaderland. Typerend, voor de chaotische vermenging van culturele en religieuze invloeden in Afrika is dit tafreeltje van een plechtigheid aan de Goudkust, de eerste steen legging voor een watertoren in beeld brengend. Het stamhoofd in zijn kleurrijke dracht, behalve wereldlijk hoofd ook vertegenwoordiger van de voorvaderlijke godsdienst, smeekt in eendrachtige samenwerking met een Anglicaans neger priester de zegen op het nieuwe werk af. Elk zegt daarbij zijn eigen gebeden, de Anglicaanse geestelijke in het Engels, het stamhoofd in zijn eigen taal. Een schaap of een os wordt aan de voorouders geofferd, terwijl een deel van de omstanders een kruis slaat.... HUWELIJK EN OVERSPEL werken eveneens op de grondslag van boter bij de vis. De Goudkustneger koopt zijn vrouw in feite en meent dus ook recht te hebben op schadevergoeding als zij hem bedriegt of in de steek laat. Gaat zijn vrouw er vandoor, dan kan hij van haar familie je geld terug eisen; is ze hem ontrouw, dan mag hij haar minnaar een boete opleggen. Wright verneemt zelfs van stamhoofden die hun vele vrouwen met alle middelen tot overspel aanzetten teneinde op die manier grote sommen aan boeten te kun nen incasseren van de onnozele halzen die haar het hof maken. In een bepaalde streek van de Goudkust geldt zelfs een officiële boetenlijst voor overspeligen, in 1953 be krachtigd door de Wetgevende Vergade ring, waarin onderscheid gemaakt wordt naar rang en stand van de schuldigen. Een willekeurige inboorling betaalt volgens deze lijst voor een amoureusavontuurtje met een gehuwde vrouw vijf guineas (±.f55), plus een fles bier, de ontrouwe dame zelf moet twee guineas zoengeld en twee kippen aan haar man voldoen. Een kantoorbediende wordt beboet met zeven pond en vier shilling, alsmede een fles whiskey. Naarmate de delinquenten een hogere trap op de maatschappelijke ladder bereikt hebben, worden ook de boeten hoger. Wright somt deze als volgt op: Afdelingshoofden zonder stoel: tien pond en twee flessen gin; afdelingshoofden met stoel: 25 pond, twee schapen en een kist jenever; stamhoofden: 100 pond en drie schapen; vrouwen van stamhoofden: zeven pond en twee schapen. De zwaarste boete voor echtelijke af dwalingen valt ten deel aan leden van de koninklijke familie. Overspel van een Omanhene bijvoorbeeld moet gehonoreerd worden met tweehonderd pond sterling, COR DE GROOT In het Derde Programma van de BBC (464 en 194 meter) zal de Nederlandse pianist Cor de Groot op zondag 1 juli wer ken uitvoeren van Scarla+t'. Havdn, B^eL- hoven en Schubert. zeven schapen en twee kisten jenever. Huwelijks- en begrafeniskosten zijn eveneens van staatswege geregeld. Bij de dood van een man moeten alle vrouwen van de stam bijvoorbeeld zes pence (30 ct.) betalen-en de mannen een shilling (60 cl.). Maar als er een vrouw sterft betalen de vrouwen drie pence en de mannen een halve shilling. Dit werd aldus geregeld om de begrafeniskosten zo laag mogelijk te houden, want het is voorgekomen dat hele families jarenlang in de schuld zaten door een begrafenis. De festiviteiten bij een b - grafenis duren namelijk niet zelden een hele week, tijdens welke de alcohol in stromen vloeit en er bergen voedsel ver slonden worden. Toch zijn dit geen zinloze zwelg- en braspartijen; men wil er slechts recht mee doen wedervaren aan de „stan ding" van de overledene en er tevens zijn geest gunstig mee stemmen. ZO ZIJN alle vreemde, sinistere en soms afschuwelijke zeden en gebruiken der Afrikaanse uitvloeisels van een diepere oor zaak, van een religieuze overtuiging, waar tegenover de logica van de Europeaan machteloos staat. Wright zegt het in zijn boek aldus: „Een westerling moet trachten zich te ontdoen van het idee, dat alles wat hij in Afrika te zien krijgt, kortweg be lachelijk is. Tenzij hij zich een denkbeeld kan vormen van wat aan het geloof der inheemsen ten grondslag ligt, zal de Afri kaan voor hem altijd een „wilde" blijven. Toch is ook de Afrikaan op zijn beurt vaak getroffen door het ongerijmde in de niet- Arikaanse wereld en staat hij daar even vreemd tegenover als wij tegenover de zijne. In zulke omstandigheden zijn de kansen op zelfbedrog ontzaggelijk. Zo is bijvoorbeeld de Afrikaan er vast van over tuigd dat er een andere wereld is na deze en zijn meest prozaïsche handelingen zijn op deze overtuiging gegrond. Daarom kunnen westerlingen die om godsdienstige of zakelijke redenen leven of werken te midden van hen, er niet aan ontkomen, enige waardering op te brengen voor de fictieve wereld die de Afrikaan in zijn levenswijze projecteert, waardoor hij de Afrikaan nog in zijn zelfbedrog sterkt. Aan de andere kant dwingt de opvatting dat de Afrikaan minderwaardig zou zijn, de westerling ertoe de gezichtskring van de Afrikaan in te perken. Daardoor gaan zijn psychologische gemoedsgesteldheid en levenswijze op den duur een weerslag ver tonen van deze opvatting van het westen. En de Afrikaan die in deze vernederende levensvoorwaarden verankerd zit, kan niet anders doen dan ze aanvaarden en ze daarmee nog erger maken. Wat aldus in de aanvang niets anders was dan een wassen neus, groeit uit tot werkelijkheid. De mens schept zich de wereld waarin hij leeft door de methode die hij volgt om haar te ver klaren BIJ DEZE enkele citaten uit dit belang wekkende boek moeten wij het laten. Er blijkt, dunkt ons, duidelijk uit dat hier het probleem-Afrika en eigenlijk heel de erfeniskwestie van het koloniale stelsel van een geheel andere kant benaderd is, dan de koel-wetenschappelijke, met ratio nele argumenten omklede beschouwingen van westerse waarnemers en Afrika-ken- ners, de „Point Four"-rapporteurs en de TT.N.O.-experts niet uitgesloten. Richard Wright is niet wetenschappelijk ve-ant- woord, niet logisch en niet rationeel als hij ons de materiële en geestelijke noden van ■rijn arme rasgenoten in Afrika schildert, want hij oordeelt niet met zijn nuchtere verstand, maar met zijn hart. Zijn boek is de hartekreet van een gepijnigd man, zelf het slachtoffer van de rassendiscrimina'ie in zijn geboorteland, die bij zijn broeders in Afrika toestanden aantrof, nog v°le malen erger en vernederender dan die waarin de geciviliseerde neger in het zui den van de Verenigde Staten moet leven. DAT HIJ zijn verontwaardiging daar over uitschreeuwt in de wildste beschuldi gingen jegens alles wat blank is, wie zal het hem kwalijk nemen? Zijn boek is, ook in dit opzicht, de weerslag van wat er on der de Afrika.nen leeft, namelijk een sinds generaties geaccumuleerde haat tegen de Westerse wereld een haat die eeuwen lang verdrongen en onderdrukt moest wor den, maar die zich nu overal in het Zwarte Werelddeel onweerstaanbaar baan breekt. De troebelen en gewelddadigheden in Frans Noord-Afrika zijn daarvan een on miskenbaar voorteken, maar ook in de donkere oerwouden van Centraal-Afrika gist het en als het Westen niet snel de bakens verzet, dan zal eenmaal heel dit imm.ense continent met zijn miljoenen te wapen lopen tenen de wereld der blanken, met alle verschrikkelijke oevolaen van dien. Dat. is de les die Wright's hr>ek ons voorhoudt een les die in zijn bewogen dien-menselijke betoogtrant voor ro'en mn.kkeliii~er te bedrijven is dan alle weten schappelijke verhandelingen en dcH—r>- dinen-rapporten over het kieurlir^en- vraanstvk. H. C. „Zwarte Kracht" door Richard W.ight A. W. Sijthoff's Uitgevers Mij. Leiden. Aan de Goudkust trouwt men over het algemeen jong en om wat bij te ver dienen, drijven vele vrouwen, maar ook hun kinderen, een markt- en straathandeltje. Een jong vrouwtje op weg naar de dorpsmarkt. Vaak sjou wen zij, behalve hun baby, grote pak ken koopwaar mee op het hoofd en onder de armen; soms ook bestaat heel hun negotie uit één stukje zeep, dat in kleine dobbelsteentjes onderver deeld na veel loven en bieden aan de man gebracht wordt. (Correspondentie van een bijzondere medewerker) SCHAPEN en koeien trekken nog steeds dwars door Australië kuddegewijs. Zeker, er zijn nu vrachtauto's met twee verdie pingen, die een paar honderd „witge.wolde vleesfabrikanten" tegelijk in snel tempo langs de grote wegen voeren. Toch bestaan de „kuddesporen" nog steeds en zijn zij nog het gehele jaar door in gebruik. De dieren zijn op weg naar nieuwe weidegron den, naar het abattoir, naar een nieuwe eigenaar, naar de markt.... Natuurlijk is de lente met zijn overvloed aan voeder en water, de beste tijd om de kudden te drijven. Hoe meer voedsel er is, des te gemakkelijker is het, om de kudde bijeen te houden. Is het voer echter schaars, dan plegen de dieren zich te ver spreiden op zoek naar een sappig groen hapje. Dan verliezen de drijvers hun goede humeur, dan klinken de verwensingen en knallen de zwepen, dan verslijten de hon den de nagels hunner poten om de afge dwaalde dieren bij de kudde te brengen. ER ZIJN kerels, zei Stan Carberry, die nooit goede drijvers kunnen worden. Maar er zijn er ook, die niets anders dan drijver kunnen zijn. Dat leven pakt je! vervolgde de geharde Stan. We stonden onder een gomboom langs de weg tussen Junee en Harden, "ergens in het zuiden van Nieuw-Zuid-Wales. „Och, je begint vee te drijven, omdat je vader het deed, of omdat je op een boerderij werkte en ingeschakeld werd bij de verplaatsing der kuddes. Zo verwierf je enige bekend heid als „drover" en met een beetje geluk was er dan wel iemand te vinden die je in dienst nam. En dan was je drijver!" Nu, Stan kon het weten, want meer dan dertig jaren van zijn leven heeft hij schapen ge dreven in het Junee-district. Een van de prettigste dingen bij die vee drijverij is zei Stan dat je geen haast behoeft te maken. Een kilometer of tien per dag is een goed tempo en in de warm ste uren kan je uitrusten. Vooral niet te veel haast maken, want de dieren moeten onderweg hun voedsel vinden. Doen ze dat niet, dan heb je geen nachtrust, want dan gaan zij des nachts „fourageren." Dan heb je een heidense hoop moeite om je schaap jes weer bij elkaar te krijgen. En je moet zorgen, dat de kudde zo voltallig en zo ge zond mogelijk op de bestemming komt, want doe je dat niet, dan is het moeilijk om weer een baan als drijver te krijgen. EEN van de lastigste dingen voor een drijver is een vliegje, dat bijzondere voor liefde heeft voor schapen, vooral als hun vacht vochtig is. Dan legt dat venijnige insekt zijn eitjes in de wol en na enige tijd krioelt die dan van maden. Als er veel van zijn, ruik je ze zelfs! Ze bederven de vacht en maken het schaap mager, ja, soms doden ze het dier. Zo'n „getroffen" schaap blijft vaak staan en kwispelt met zijn staart of het loopt als maar heen en weer. Het ge neesmiddel? We hebben een speciale olie, die de maden doodt. en verder moet je dan goed uitkijken, of het schaap opnieuw „getroffen" wordt. Dat kan .gemakkelijk vooral als er een paar regenbuitjes vallen en de vacht klam wordt. Ook moet je als „drover" vervolgde Stan zo goed mogelijk zien te weten te komen, hoe het gesteld is met het terrein, het water en het voer langs het spoor. Iedereen, die je tegenkomt, moet je daar Schapendrijvers met hun typische karren voor het vervoer van mond voorraad en zieke schapen tijdens een rustpauze in het rijke Australische district Riverina. naar vragen en dan je weg uitstippelen op grond van de verkregen inlichtingen. Voor al als er droogte heerst, is het werk der drijvers moeilijk. Dan is er langs het spoor geen grashalm te vinden. De drinkplaatsen zijn dan dikwijls uitgedroogd en omzoomd met dode dieren. Dan pas komen ervaring en praktische kennis goed van pas! VOOR de schapendrijvers zijn de honden zeer belangrijk. Eens vertrok ik (vertelde Stan) met twaalfhonderd schapen door het land. Ik had vier honden actief in dienst en er bovendien nog twee in reserve. Zo'n Australische herdershond werkt tot hij dood gaat. Laat je een oude getrouwe thuis, dan sterft hij van verdriet. De beste schapenhonden zijn de „kelpies" een Australische soort. Niemand weet meer precies, wat hun voorouders waren, maar wel zit er een flinke portie dingo-bloed in. De dingo is (lichtte Stan toe) de Australi sche wilde hond. Een drijver moet zijn honden begrijpen, beter nog dan zijn vee. Maar met goede honden is de laak van de drijver niet al te zwaar. Sommige collies zijn ook wel bruikbaar, al bijten ze de schapen ook dikwijls. Dat is gevaarlijk, want dan krijgen ze de smaak van bloed te pakken. Vóór je het beseft gaan ze er dan des nachts op uit om schapen te doden. Ze worden zo sluw als het maar zijn kan, veel sluwer dan de volbloeddingo's. Een kleine huifkar, dat is de woning van de drijver. Alles vervoert hij daarin. Zijn proviand, zijn verdere bagage en ook wel zijn zieke of manke schapen. Zijn bedde- goed en zijn medicamenten en soms rijden er zelfs een paar honden in m"e. Ve°lal zün er een of twee resei ve-paarden aan vast gebonden en altijd ment de assistent van de drijver, meestal een jongeman of een oude taaie., die dan des avonds aan het kamp vuur uit zijn eigen drijversleven vertelt. Stan Carberry's huifkar stond gepar keerd op een paar meter afstand van de plek, waar wij aan het praten waren. Voor mij is alles in orde, zei Stan, maar dat kan John Kelly niet zeggen. hee John! JOHN KELLY veedeskundige of vee teelt-consulent naderde ons lachend. Is Stan weer aan het vertellen? zei h'j bij Een kudde rundvee op weg in midden Australië, door het lage rotsgebied, geleid door bereden manschappen van de „Northern Territory Animal Indus try Divison wijze van groet. Wat weet zo'n schapenman van drijven! Als ik u nu zeg, dat ik onlangs een inspectiereis te paard heb gemaakt over een afstand van vijfenzestigduizend kilometer. tot diep in de „outback" (in de wildernis van het noordelijk Territorium toe). Wij hebben hier in Australië ruim vijftien miljoen stuks hoornvee.... en de koeiendrijvers, de echte cowboys, dat zijn pas kerels, nietwaar? Die weten, wat jonge stieren zijn. STAN glimlacht. Ik ken je verhalen John niets smakelijker dan een zelf ge bakken biefstuk bij zonsopgang! Niets pit tiger dan een drijver die een wild paard een brumby, weet te breken! Niets mooier dan vijfitenduizend kilometer door de wildernis te trekken! Niets boeiender dan een halfdolle stier te vangen! John, schei uit. Ik ken je verhalen al lang. Ik niet, zei ik. En John Kelly, die voor gaf zo dol op de eenzaamheid te zijn, was maar wat blij, een aandachtige luisteraar in mij te hebben gevonden. Hij bleef die avond, met mij, aan Stan's kampvuur. Hij braadde voor ons allemaal biefstuk. Hij vertelde nadien honderd uit.... en tot Stans's eer moet ik zeggen, dat ook deze geharde schapendrijver aandachtig luis terde, zij het dat hij zo nu en dan mij eens toegrinnikte, alsof hij zeggen wilde: En toch zijn schapen interessanter dan koeienvind je ook niet? Maar een beter leven dan dat van de schapen drijvers en koeiendrijvers is niet denk baar, en als ik geen sc'napendeskundige was, zou ik.... koeiendeskundi-e willen zijn. als John Kelly daar! Onze puzzel van deze week is speciaal voor de ouderen, die bovendien toneellief hebbers zijn. In onderstaande naamkaartjes zitten namelijk de namen verborgen van overleden acteurs en actrices, maar die toch in deze eeuw hun triomfen hebben gevierd. Alle letters moeten gebruikt worden. Hier zijn zij; Dries M. Wallaroy Man Apardel Robert Ahuchel Berta Kengersbaai-Kook Therese van Bok Ryder Jarus Levesteert Freek Tholen Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7.50, 5 en 2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer- laan 186. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding: „Puzzel". De oplossing van onze vorige puzzel luidde: Schoenmaker, hou je bij je leest. Prijswinnaars van onze vorige puzzel zijn: W. Jonkman, Piet Heinstraat no. 50, IJ muiden-Oost, ƒ7,50; F. G. Verhoef, Leidsestraat 95, Hillegom, 5,N. C. I.ugtig, Vooruitgangstraat 69, Haarlem, 2,50. Kinderen uit de gemeente Rolde, die op het militaire oefenterrein, het Balloërveld, aan het spelen waren, hebben bij het gra ven beenderen gevonden. Er werd een on derzoek ingesteld door dr. W. Glasbergen uit Groningen, conservator van het Pro vinciaal Museum voor Oudheden in de provincie Drente te Assen, die contateerde dat menselijke overblijfselen waren ge vonden: een aantal beenderen en een in tweeën gebroken schedel. In het Balloërveld bevindt zich een heu vel, die de Galgenberg wordt genoemd. Eeuwen terug vonden op deze plaats de terechtstellingen plaats, nadat de rechts zittingen hadiden plaats gevonden in de Ealloërkuil in Rolde. Waarschijnlijk gaat het hier dus om de stoffelijke resten van mensen die zich aan de een of andere mis daad hadden schuldig gemaakt en daarvoor waren veroordeeld tot de dood door de strop. Vermoedelijk zal de gehele heuvel waarin de beenderen zich bevonden, wor den afgegraven, om te trachten nog meer aanwijzingen uit vroeger eeuwen te ver krijgen. (Van onze correspondent in Parijs) DE FRANSMAN zoals hij zichzelf ziet. Dat is de titel van de grote prijsvraag welke „France Soir" onder zijn lezers heeft uitgeschreven. Vierhonderdduizend Fran sen hebben daarbjj een keus gedaan uit tien typisch Franse eigenschappen om daarvan de meest karakteristieke vast te stellen. En hoewel pas de helft van de ant woorden geteld zijn, is er al een duidelijk beeld ontstaan van die Fransman, zoals hij zichzelf ziet. Een verrassend beeld boven dien. Want niet intelligentie, individualis me of smulpaperij zijn de eigenschappen, die aan de kop liggen, maar dat onver taalbare woord „debrouillard" heeft de meeste stemmen gekregen. Het betekent: handigheid, zichzelf redden, eigen boontjes kunnen doppen, improviseren. En het heeft zonder twijfel een lichte asociale bijklank. Het is met permissie gezegd de „linkheid" waarmee de Franse burger zich tegen de overheid en de gemeenschap op de been houdt. Eigenschap nummer twee is „kanke ren". Dat kan men lastig ontkennen. Dan pas volgt vrijheidszucht, een begrip dat overigens de twee voorgaande karakteri stieken wel enigszins omsluit. De intelli gentie die de buitenlander zo graag ais overheersende karaktertrek ziet, sukke'.t op de vierde plaats met vele lengte i achterop. Dan komen moed, vervolgers werklust en daarna pas de zucht tot lekk eten. Maar het verbazingwekkendste is c t individualisme met moeite de acht? e p'aats veroverd heeft, slechts met ha lengte voorsprong op oatrioiïsme en e "-ekkes'uiter

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 15