Aan de Goudkust worden echtbrekers
naar rang en stand beboet
EEN BETER LEVEN DAN HET MIJNE
IS NIET DENKBAAR
«aSiP^*
De Fransman zoals
hij zichzelf ziet
-k BOEIEND BOEK DOOR
AMERIKAANSE NEGER
OVER DE AFRIKANEN*
«sAta*.
zegt Stan Carberry, een
Australische schapendrijver
van de oude stempel
ONZE PUZZEL
Historische vondsten in
het Balloërveld
door spelende kinderen
RICHARD WRIGHT, de Amerikaanse kleurling die naam
maakte met zijn trieste autobiografie „Negerjongen" en de
roman „De buitenstaanders", heeft een nieuw boek ge
schreven „Zwarte Kracht" geheten") waarin hij ver
haalt over zijn kennismaking met het land van zijn voor
vaderen, Afrika. Hij ging naar de Goudkust in het hart van
het Zwarte Werelddeel, om er zijn rasgenoten te leren
kennen en geen mens kan deze negers met meer sympathie,
goede wil en onbaatzuchtigheid tegemoet getreden zijn dan
WRIGHT, die naar Afrika gegaan is in
de hoop zijn primitieve zwarte broeders te
kunnen helpen in hun emancipatie-strijd,
kan die teleurstelling maar moeilijk ver
kroppen. De Goudkust heeft pas zelfbe
stuur in binnenlandse aangelegenheden
gekregen en het handjevol inheemse intel
lectuelen, met aan het hoofd de zwarte
premier Nkrumah, staat voor de vrijwel
hopeloze taak, de bevolking geestelijk aan
deze nieuwe status aan te passen. Want
welk een voorwereldse toestanden heersen
er nog in deze piepjonge democratie; de
meeste „burgers" leven nog in stamverband
onder de tyrannie van duizenden wrede
taboe's. In grote gebieden heerst nog het
gebruik dat vrouwen en bedienden hun
heer en gebieder in de dood moeten volgen
als deze komt te overlijden (maar gelukkig,
zo zegt Wright, zijn de meeste negers te
arm om meer dan een vrouw, laat staan
bedienden te kunnen bekostigen.
Niet veel minder erg zijn de inheemsen
eraan toe, die de band met de stam ver
broken hebben en nu in de steden leven
van de magere brokken die de blanken hun
toewerpen: kleine, slechtbetaalde baantjes
met als verdere emolumenten vernederin
gen en onrechtvaardigheden zonder tal.
Zelfs missie en zending, zo zegt Wright,
hebben altijd gemene zaak gemaakt met de
belangen van het Europese kapitaal; en wat
de blanken nog van het zelfrespect der
negers intact gelaten hebben, dat werd
een gretige prooi van de Syrische en Ara
bische geldschieters. Het resultaat: een
arme, uitgezogen en domme bevolking, die
kunstmatig arm en dom gehouden werd
opdat de vreemdelingen ongehinderd door
zouden kunnen gaan met zich te verrijken
ten koste van hen. Aan de Goudkust bij
voorbeeld is nog negentig percent van de
negers analphabeten.
EN TOCH, ondanks het vrijwel algemene
analphabetisme, bloeit er onder de Afri
kanen een levendige handel. Een doorsnee-
mammie," die gangbare artikelen in- en
verkoopt in de openlucht, heeft een jaar
lijkse omzet van meer dan 50.000 pond
sterling. Hoe zij al haar schulden en vor
deringen kan onthouden, is een raadsel,
tenzij haar winstmarge zo exhorbitant hoog
is dat het er niets toe doet. De grote meer
derheid der negers koopt niet in Europese
magazijnen, maar van elkaar, en wanneer
men het oog laat gaan over hun levendige
markthandel, krijgt men de indruk dat de
hele bevolking hierbij ingeschakeld is.
Het aantal tussenhandelaren is vrijwel
eindeloos en het spreekt vanzelf dat dit de
prijzen steeds verder omhoog jaagt, totdat
in laatste instantie de arme Afrikaan nog
meer moet betalen dan een Engelsman
voor eenzelfde produkt. Huisvrouwen,
oudjes en zelfs hele jonge kinderen doen
geestdriftig aan deze zonderlinge klein
handel mee. Het kapitalisme neemt hier
surrealistische vormen aan, want zelfs een
doodgewone lucifer wint aan waarde als
elke hand, waar hij doorgaat?, aan hem
moet verdienen. Deze aandoenlijke con
centratie op het verkopen van kleine pie-
zeltjes van een stukje zeep of van een
stukje van een stukje van een lap stof be
hoort tot het aandoenlijkste dat men aan
de Goudkust te zien krijgt.
Onlangs is getracht door het oprichten
van coöperaties een eind te maken aan dit
zinloze en zelfvernietigende gesjacher,
maar met weinig succes. De Afrikaan is te
verzot op dit hersenspelletje van onder-
bieden en overvragen om het op te geven
en misschien heeft hij dit chicaneren
wel geleerd van de Europeanen met wie hij
sinds vijf eeuwen handel drijft.
En toch zal de meest gewiekste „mam
mie" zich, als zij tijdelijk in geldnood zit,
zonder morren laten beetnemen door een
woekeraar, die er geen been in ziet om
drie- of vierhonderd percent rente te vra
gen en ze nog krijgt ook!
Wright hoorde van een cacaoplanter, die
geld had geleend en de opbrengst van zijn
gehele oogst als rente had toegezegd.
Natuurlijk kon hü zijn principaal nooit af
betalen!
hij. Maar toch, hoewel zijn huidskleur dezelfde is als de
hunne, slaagt hij er niet in, hun vertrouwen te winnen. De
negers bejegenen hem soms nog met meer argwaan dan zij
het de Britten doen die hen eeuwenlang overheerst en
geëxploiteerd hebben. Wright, van zijn kant, bestudeert
zijn arme rasgenoten in hun angsten en noden, maar tot de
kern van hun wezen vermag hij niet door te dringen. De
Westerse cultuur heeft hem voor altijd vervreemd van zijn
wezenlijke vaderland.
Typerend, voor de chaotische vermenging van culturele en religieuze invloeden in
Afrika is dit tafreeltje van een plechtigheid aan de Goudkust, de eerste steen
legging voor een watertoren in beeld brengend. Het stamhoofd in zijn kleurrijke
dracht, behalve wereldlijk hoofd ook vertegenwoordiger van de voorvaderlijke
godsdienst, smeekt in eendrachtige samenwerking met een Anglicaans neger
priester de zegen op het nieuwe werk af. Elk zegt daarbij zijn eigen gebeden, de
Anglicaanse geestelijke in het Engels, het stamhoofd in zijn eigen taal. Een schaap
of een os wordt aan de voorouders geofferd, terwijl een deel van de omstanders
een kruis slaat....
HUWELIJK EN OVERSPEL werken
eveneens op de grondslag van boter bij de
vis. De Goudkustneger koopt zijn vrouw in
feite en meent dus ook recht te hebben op
schadevergoeding als zij hem bedriegt of in
de steek laat. Gaat zijn vrouw er vandoor,
dan kan hij van haar familie je geld terug
eisen; is ze hem ontrouw, dan mag hij haar
minnaar een boete opleggen.
Wright verneemt zelfs van stamhoofden
die hun vele vrouwen met alle middelen
tot overspel aanzetten teneinde op die
manier grote sommen aan boeten te kun
nen incasseren van de onnozele halzen die
haar het hof maken. In een bepaalde streek
van de Goudkust geldt zelfs een officiële
boetenlijst voor overspeligen, in 1953 be
krachtigd door de Wetgevende Vergade
ring, waarin onderscheid gemaakt wordt
naar rang en stand van de schuldigen. Een
willekeurige inboorling betaalt volgens
deze lijst voor een amoureusavontuurtje
met een gehuwde vrouw vijf guineas
(±.f55), plus een fles bier, de ontrouwe
dame zelf moet twee guineas zoengeld en
twee kippen aan haar man voldoen. Een
kantoorbediende wordt beboet met zeven
pond en vier shilling, alsmede een fles
whiskey.
Naarmate de delinquenten een hogere
trap op de maatschappelijke ladder bereikt
hebben, worden ook de boeten hoger.
Wright somt deze als volgt op:
Afdelingshoofden zonder stoel: tien pond
en twee flessen gin; afdelingshoofden met
stoel: 25 pond, twee schapen en een kist
jenever; stamhoofden: 100 pond en drie
schapen; vrouwen van stamhoofden: zeven
pond en twee schapen.
De zwaarste boete voor echtelijke af
dwalingen valt ten deel aan leden van de
koninklijke familie. Overspel van een
Omanhene bijvoorbeeld moet gehonoreerd
worden met tweehonderd pond sterling,
COR DE GROOT
In het Derde Programma van de BBC
(464 en 194 meter) zal de Nederlandse
pianist Cor de Groot op zondag 1 juli wer
ken uitvoeren van Scarla+t'. Havdn, B^eL-
hoven en Schubert.
zeven schapen en twee kisten jenever.
Huwelijks- en begrafeniskosten zijn
eveneens van staatswege geregeld. Bij de
dood van een man moeten alle vrouwen
van de stam bijvoorbeeld zes pence (30 ct.)
betalen-en de mannen een shilling (60 cl.).
Maar als er een vrouw sterft betalen de
vrouwen drie pence en de mannen een
halve shilling. Dit werd aldus geregeld om
de begrafeniskosten zo laag mogelijk te
houden, want het is voorgekomen dat hele
families jarenlang in de schuld zaten door
een begrafenis. De festiviteiten bij een b -
grafenis duren namelijk niet zelden een
hele week, tijdens welke de alcohol in
stromen vloeit en er bergen voedsel ver
slonden worden. Toch zijn dit geen zinloze
zwelg- en braspartijen; men wil er slechts
recht mee doen wedervaren aan de „stan
ding" van de overledene en er tevens zijn
geest gunstig mee stemmen.
ZO ZIJN alle vreemde, sinistere en soms
afschuwelijke zeden en gebruiken der
Afrikaanse uitvloeisels van een diepere oor
zaak, van een religieuze overtuiging, waar
tegenover de logica van de Europeaan
machteloos staat. Wright zegt het in zijn
boek aldus: „Een westerling moet trachten
zich te ontdoen van het idee, dat alles wat
hij in Afrika te zien krijgt, kortweg be
lachelijk is. Tenzij hij zich een denkbeeld
kan vormen van wat aan het geloof der
inheemsen ten grondslag ligt, zal de Afri
kaan voor hem altijd een „wilde" blijven.
Toch is ook de Afrikaan op zijn beurt vaak
getroffen door het ongerijmde in de niet-
Arikaanse wereld en staat hij daar even
vreemd tegenover als wij tegenover de
zijne. In zulke omstandigheden zijn de
kansen op zelfbedrog ontzaggelijk. Zo is
bijvoorbeeld de Afrikaan er vast van over
tuigd dat er een andere wereld is na deze
en zijn meest prozaïsche handelingen zijn
op deze overtuiging gegrond. Daarom
kunnen westerlingen die om godsdienstige
of zakelijke redenen leven of werken te
midden van hen, er niet aan ontkomen,
enige waardering op te brengen voor de
fictieve wereld die de Afrikaan in zijn
levenswijze projecteert, waardoor hij de
Afrikaan nog in zijn zelfbedrog sterkt.
Aan de andere kant dwingt de opvatting
dat de Afrikaan minderwaardig zou zijn,
de westerling ertoe de gezichtskring van
de Afrikaan in te perken. Daardoor gaan
zijn psychologische gemoedsgesteldheid en
levenswijze op den duur een weerslag ver
tonen van deze opvatting van het westen.
En de Afrikaan die in deze vernederende
levensvoorwaarden verankerd zit, kan niet
anders doen dan ze aanvaarden en ze
daarmee nog erger maken. Wat aldus in de
aanvang niets anders was dan een wassen
neus, groeit uit tot werkelijkheid. De mens
schept zich de wereld waarin hij leeft door
de methode die hij volgt om haar te ver
klaren
BIJ DEZE enkele citaten uit dit belang
wekkende boek moeten wij het laten. Er
blijkt, dunkt ons, duidelijk uit dat hier het
probleem-Afrika en eigenlijk heel de
erfeniskwestie van het koloniale stelsel
van een geheel andere kant benaderd is,
dan de koel-wetenschappelijke, met ratio
nele argumenten omklede beschouwingen
van westerse waarnemers en Afrika-ken-
ners, de „Point Four"-rapporteurs en de
TT.N.O.-experts niet uitgesloten. Richard
Wright is niet wetenschappelijk ve-ant-
woord, niet logisch en niet rationeel als hij
ons de materiële en geestelijke noden van
■rijn arme rasgenoten in Afrika schildert,
want hij oordeelt niet met zijn nuchtere
verstand, maar met zijn hart. Zijn boek is
de hartekreet van een gepijnigd man, zelf
het slachtoffer van de rassendiscrimina'ie
in zijn geboorteland, die bij zijn broeders
in Afrika toestanden aantrof, nog v°le
malen erger en vernederender dan die
waarin de geciviliseerde neger in het zui
den van de Verenigde Staten moet leven.
DAT HIJ zijn verontwaardiging daar
over uitschreeuwt in de wildste beschuldi
gingen jegens alles wat blank is, wie zal
het hem kwalijk nemen? Zijn boek is, ook
in dit opzicht, de weerslag van wat er on
der de Afrika.nen leeft, namelijk een sinds
generaties geaccumuleerde haat tegen de
Westerse wereld een haat die eeuwen
lang verdrongen en onderdrukt moest wor
den, maar die zich nu overal in het Zwarte
Werelddeel onweerstaanbaar baan breekt.
De troebelen en gewelddadigheden in
Frans Noord-Afrika zijn daarvan een on
miskenbaar voorteken, maar ook in de
donkere oerwouden van Centraal-Afrika
gist het en als het Westen niet snel de
bakens verzet, dan zal eenmaal heel dit
imm.ense continent met zijn miljoenen te
wapen lopen tenen de wereld der blanken,
met alle verschrikkelijke oevolaen van
dien. Dat. is de les die Wright's hr>ek ons
voorhoudt een les die in zijn bewogen
dien-menselijke betoogtrant voor ro'en
mn.kkeliii~er te bedrijven is dan alle weten
schappelijke verhandelingen en dcH—r>-
dinen-rapporten over het kieurlir^en-
vraanstvk.
H. C.
„Zwarte Kracht" door Richard W.ight
A. W. Sijthoff's Uitgevers Mij. Leiden.
Aan de Goudkust trouwt men over het
algemeen jong en om wat bij te ver
dienen, drijven vele vrouwen, maar
ook hun kinderen, een markt- en
straathandeltje. Een jong vrouwtje op
weg naar de dorpsmarkt. Vaak sjou
wen zij, behalve hun baby, grote pak
ken koopwaar mee op het hoofd en
onder de armen; soms ook bestaat heel
hun negotie uit één stukje zeep, dat
in kleine dobbelsteentjes onderver
deeld na veel loven en bieden aan
de man gebracht wordt.
(Correspondentie van een bijzondere medewerker)
SCHAPEN en koeien trekken nog steeds
dwars door Australië kuddegewijs. Zeker,
er zijn nu vrachtauto's met twee verdie
pingen, die een paar honderd „witge.wolde
vleesfabrikanten" tegelijk in snel tempo
langs de grote wegen voeren. Toch bestaan
de „kuddesporen" nog steeds en zijn zij
nog het gehele jaar door in gebruik. De
dieren zijn op weg naar nieuwe weidegron
den, naar het abattoir, naar een nieuwe
eigenaar, naar de markt....
Natuurlijk is de lente met zijn overvloed
aan voeder en water, de beste tijd om de
kudden te drijven. Hoe meer voedsel er is,
des te gemakkelijker is het, om de kudde
bijeen te houden. Is het voer echter
schaars, dan plegen de dieren zich te ver
spreiden op zoek naar een sappig groen
hapje. Dan verliezen de drijvers hun goede
humeur, dan klinken de verwensingen en
knallen de zwepen, dan verslijten de hon
den de nagels hunner poten om de afge
dwaalde dieren bij de kudde te brengen.
ER ZIJN kerels, zei Stan Carberry, die
nooit goede drijvers kunnen worden. Maar
er zijn er ook, die niets anders dan drijver
kunnen zijn. Dat leven pakt je! vervolgde
de geharde Stan.
We stonden onder een gomboom langs
de weg tussen Junee en Harden, "ergens in
het zuiden van Nieuw-Zuid-Wales. „Och,
je begint vee te drijven, omdat je vader het
deed, of omdat je op een boerderij werkte
en ingeschakeld werd bij de verplaatsing
der kuddes. Zo verwierf je enige bekend
heid als „drover" en met een beetje geluk
was er dan wel iemand te vinden die je in
dienst nam. En dan was je drijver!" Nu,
Stan kon het weten, want meer dan dertig
jaren van zijn leven heeft hij schapen ge
dreven in het Junee-district.
Een van de prettigste dingen bij die vee
drijverij is zei Stan dat je geen haast
behoeft te maken. Een kilometer of tien
per dag is een goed tempo en in de warm
ste uren kan je uitrusten. Vooral niet te
veel haast maken, want de dieren moeten
onderweg hun voedsel vinden. Doen ze dat
niet, dan heb je geen nachtrust, want dan
gaan zij des nachts „fourageren." Dan heb
je een heidense hoop moeite om je schaap
jes weer bij elkaar te krijgen. En je moet
zorgen, dat de kudde zo voltallig en zo ge
zond mogelijk op de bestemming komt,
want doe je dat niet, dan is het moeilijk
om weer een baan als drijver te krijgen.
EEN van de lastigste dingen voor een
drijver is een vliegje, dat bijzondere voor
liefde heeft voor schapen, vooral als hun
vacht vochtig is. Dan legt dat venijnige
insekt zijn eitjes in de wol en na enige tijd
krioelt die dan van maden. Als er veel van
zijn, ruik je ze zelfs! Ze bederven de vacht
en maken het schaap mager, ja, soms doden
ze het dier. Zo'n „getroffen" schaap blijft
vaak staan en kwispelt met zijn staart of
het loopt als maar heen en weer. Het ge
neesmiddel? We hebben een speciale olie,
die de maden doodt. en verder moet je
dan goed uitkijken, of het schaap opnieuw
„getroffen" wordt. Dat kan .gemakkelijk
vooral als er een paar regenbuitjes vallen
en de vacht klam wordt.
Ook moet je als „drover" vervolgde
Stan zo goed mogelijk zien te weten te
komen, hoe het gesteld is met het terrein,
het water en het voer langs het spoor.
Iedereen, die je tegenkomt, moet je daar
Schapendrijvers met hun typische
karren voor het vervoer van mond
voorraad en zieke schapen tijdens een
rustpauze in het rijke Australische
district Riverina.
naar vragen en dan je weg uitstippelen op
grond van de verkregen inlichtingen. Voor
al als er droogte heerst, is het werk der
drijvers moeilijk. Dan is er langs het spoor
geen grashalm te vinden. De drinkplaatsen
zijn dan dikwijls uitgedroogd en omzoomd
met dode dieren. Dan pas komen ervaring
en praktische kennis goed van pas!
VOOR de schapendrijvers zijn de honden
zeer belangrijk. Eens vertrok ik (vertelde
Stan) met twaalfhonderd schapen door het
land. Ik had vier honden actief in dienst en
er bovendien nog twee in reserve. Zo'n
Australische herdershond werkt tot hij
dood gaat. Laat je een oude getrouwe
thuis, dan sterft hij van verdriet. De beste
schapenhonden zijn de „kelpies" een
Australische soort. Niemand weet meer
precies, wat hun voorouders waren, maar
wel zit er een flinke portie dingo-bloed in.
De dingo is (lichtte Stan toe) de Australi
sche wilde hond. Een drijver moet zijn
honden begrijpen, beter nog dan zijn vee.
Maar met goede honden is de laak van de
drijver niet al te zwaar. Sommige collies
zijn ook wel bruikbaar, al bijten ze de
schapen ook dikwijls. Dat is gevaarlijk,
want dan krijgen ze de smaak van bloed
te pakken. Vóór je het beseft gaan ze er
dan des nachts op uit om schapen te doden.
Ze worden zo sluw als het maar zijn kan,
veel sluwer dan de volbloeddingo's.
Een kleine huifkar, dat is de woning van
de drijver. Alles vervoert hij daarin. Zijn
proviand, zijn verdere bagage en ook wel
zijn zieke of manke schapen. Zijn bedde-
goed en zijn medicamenten en soms rijden
er zelfs een paar honden in m"e. Ve°lal zün
er een of twee resei ve-paarden aan vast
gebonden en altijd ment de assistent van de
drijver, meestal een jongeman of een oude
taaie., die dan des avonds aan het kamp
vuur uit zijn eigen drijversleven vertelt.
Stan Carberry's huifkar stond gepar
keerd op een paar meter afstand van de
plek, waar wij aan het praten waren. Voor
mij is alles in orde, zei Stan, maar dat kan
John Kelly niet zeggen. hee John!
JOHN KELLY veedeskundige of vee
teelt-consulent naderde ons lachend.
Is Stan weer aan het vertellen? zei h'j bij
Een kudde rundvee op weg in midden
Australië, door het lage rotsgebied,
geleid door bereden manschappen van
de „Northern Territory Animal Indus
try Divison
wijze van groet. Wat weet zo'n schapenman
van drijven! Als ik u nu zeg, dat ik onlangs
een inspectiereis te paard heb gemaakt
over een afstand van vijfenzestigduizend
kilometer. tot diep in de „outback" (in
de wildernis van het noordelijk Territorium
toe). Wij hebben hier in Australië ruim
vijftien miljoen stuks hoornvee.... en
de koeiendrijvers, de echte cowboys, dat
zijn pas kerels, nietwaar? Die weten, wat
jonge stieren zijn.
STAN glimlacht. Ik ken je verhalen
John niets smakelijker dan een zelf ge
bakken biefstuk bij zonsopgang! Niets pit
tiger dan een drijver die een wild paard
een brumby, weet te breken! Niets mooier
dan vijfitenduizend kilometer door de
wildernis te trekken! Niets boeiender dan
een halfdolle stier te vangen! John, schei
uit. Ik ken je verhalen al lang.
Ik niet, zei ik. En John Kelly, die voor
gaf zo dol op de eenzaamheid te zijn, was
maar wat blij, een aandachtige luisteraar
in mij te hebben gevonden. Hij bleef die
avond, met mij, aan Stan's kampvuur. Hij
braadde voor ons allemaal biefstuk. Hij
vertelde nadien honderd uit.... en tot
Stans's eer moet ik zeggen, dat ook deze
geharde schapendrijver aandachtig luis
terde, zij het dat hij zo nu en dan mij eens
toegrinnikte, alsof hij zeggen wilde: En
toch zijn schapen interessanter dan
koeienvind je ook niet? Maar een
beter leven dan dat van de schapen
drijvers en koeiendrijvers is niet denk
baar, en als ik geen sc'napendeskundige
was, zou ik.... koeiendeskundi-e willen
zijn. als John Kelly daar!
Onze puzzel van deze week is speciaal
voor de ouderen, die bovendien toneellief
hebbers zijn. In onderstaande naamkaartjes
zitten namelijk de namen verborgen van
overleden acteurs en actrices, maar die toch
in deze eeuw hun triomfen hebben gevierd.
Alle letters moeten gebruikt worden. Hier
zijn zij;
Dries M. Wallaroy
Man Apardel
Robert Ahuchel
Berta Kengersbaai-Kook
Therese van Bok Ryder
Jarus Levesteert
Freek Tholen
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad 7.50, 5 en
2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de
oplossing in te zenden aan een van onze
bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer-
laan 186.
Men wordt verzocht de oplossingen uit
sluitend per briefkaart in te zenden, met
duidelijke vermelding: „Puzzel".
De oplossing van onze vorige puzzel
luidde: Schoenmaker, hou je bij je leest.
Prijswinnaars van onze vorige puzzel
zijn: W. Jonkman, Piet Heinstraat no. 50,
IJ muiden-Oost, ƒ7,50; F. G. Verhoef,
Leidsestraat 95, Hillegom, 5,N. C.
I.ugtig, Vooruitgangstraat 69, Haarlem,
2,50.
Kinderen uit de gemeente Rolde, die op
het militaire oefenterrein, het Balloërveld,
aan het spelen waren, hebben bij het gra
ven beenderen gevonden. Er werd een on
derzoek ingesteld door dr. W. Glasbergen
uit Groningen, conservator van het Pro
vinciaal Museum voor Oudheden in de
provincie Drente te Assen, die contateerde
dat menselijke overblijfselen waren ge
vonden: een aantal beenderen en een in
tweeën gebroken schedel.
In het Balloërveld bevindt zich een heu
vel, die de Galgenberg wordt genoemd.
Eeuwen terug vonden op deze plaats de
terechtstellingen plaats, nadat de rechts
zittingen hadiden plaats gevonden in de
Ealloërkuil in Rolde. Waarschijnlijk gaat
het hier dus om de stoffelijke resten van
mensen die zich aan de een of andere mis
daad hadden schuldig gemaakt en daarvoor
waren veroordeeld tot de dood door de
strop. Vermoedelijk zal de gehele heuvel
waarin de beenderen zich bevonden, wor
den afgegraven, om te trachten nog meer
aanwijzingen uit vroeger eeuwen te ver
krijgen.
(Van onze correspondent in Parijs)
DE FRANSMAN zoals hij zichzelf ziet.
Dat is de titel van de grote prijsvraag
welke „France Soir" onder zijn lezers heeft
uitgeschreven. Vierhonderdduizend Fran
sen hebben daarbjj een keus gedaan uit
tien typisch Franse eigenschappen om
daarvan de meest karakteristieke vast te
stellen. En hoewel pas de helft van de ant
woorden geteld zijn, is er al een duidelijk
beeld ontstaan van die Fransman, zoals hij
zichzelf ziet. Een verrassend beeld boven
dien. Want niet intelligentie, individualis
me of smulpaperij zijn de eigenschappen,
die aan de kop liggen, maar dat onver
taalbare woord „debrouillard" heeft de
meeste stemmen gekregen. Het betekent:
handigheid, zichzelf redden, eigen boontjes
kunnen doppen, improviseren. En het heeft
zonder twijfel een lichte asociale bijklank.
Het is met permissie gezegd de „linkheid"
waarmee de Franse burger zich tegen de
overheid en de gemeenschap op de been
houdt. Eigenschap nummer twee is „kanke
ren". Dat kan men lastig ontkennen. Dan
pas volgt vrijheidszucht, een begrip dat
overigens de twee voorgaande karakteri
stieken wel enigszins omsluit. De intelli
gentie die de buitenlander zo graag ais
overheersende karaktertrek ziet, sukke'.t
op de vierde plaats met vele lengte i
achterop. Dan komen moed, vervolgers
werklust en daarna pas de zucht tot lekk
eten. Maar het verbazingwekkendste is c t
individualisme met moeite de acht? e
p'aats veroverd heeft, slechts met ha
lengte voorsprong op oatrioiïsme en e
"-ekkes'uiter