d jaar kunst en rariteiten f MET DE FOTOCAMERA Waardering van Gustav Mahler ONZE NAMEN i Koningin Elisabeth van België deze maand tachtig jaar De plattelanders bezorgden ons ook namen V erstekelingen Allerlei meiers R0LDK1D_ REEDS ENKELE weken aanschouwt de geduldige lezer een stoet, gevormd door de talrijke dragers van namen, die herinneren aan de door hun voorge slacht uitgeoefende beroepen. Zoeken aldus genaamde lieden hun afstamming uit, dan zullen zij hun stamvader vaak in de oude boeken onzer steden vinden. I Want vanouds waren de stedelijke re- i genten er fel op gebrand dat nijverheid en handel slechts in de stad mochten worden uitgeoefend. Menigmaal hebben zij van de landsheer gedaan gekregen dat hij de plattelanders tot de orde riep als zij op dit gebied de poorters concur rentie gingen aandoen. GEHEEL geslaagd is dit streven der stedelingen nooit. Ook in de dorpen vond men smeden, timmerlui, kleerma kers en andere ambachtslieden. En verder was het platteland ook toen al bevolkt met nijvere lieden, die zich aan landbouw en veeteelt wijdden. Langer dan in de steden volstond men hier met aanduidingen als Claes Dircksz en Kre- lis Louwen, maar ten slotte heeft ook deze categorie vaderlanders de nodige beroepsnamen opgeleverd. Vandaar dat thans een deputatie met in het eerste gelid Landman, Akkerman, Bou(w)man en Bouwknecht nadert. Daar de boeren in oude stukken als „huysluyden" voor komen, is hier eveneens plaats voor dragers van de naam Huisman(s). Uiter aard ontbreekt De Boer niet, hij wordt vergezeld door Kalverboer, Bargeboer (barg is het Friese woord voor varken), Beemsterboer en Velzerboer, welke laat ste twee namen iets over het woonoord van het voorgeslacht vertellen. Kloos terboer bewoonde een der talrijke hoe ven, die het eigendom van een klooster waren, Nieboer was een voor de hand liggende benaming voor de boer, die in zijn omgeving een nieuwe verschijning was en Bauer kwam uit Duitsland tot ons. DAN NADERT een tweetal, dat eigen lijk niet in dit gezelschap thuis hoort. Want Wortelboer en Uyenboer zien er nu wel zeer landelijk uit, doch deze namen werden in 1812 aangenomen door Amsterdammers, die allerminst worte len en uien verbouwden. Ze dreven er slechts handel in. Maar u weet het: in de stad noemt men zelfs de brandstof leverancier wel een kolenboer. Lande lijker is Groteboer, die dit deel van de stoet afsluit in gezelschap van zijn wan delende tegenstelling Lutjeboer (lutje is klein). Ook thans nog kan niet iedere boer zich de eigenaar van zijn grond noemen, hij heeft slechts het gebruik zo lang hij de pachtsom betaalt. Pach ter en De Pachter zijn geslachtsnamen geworden, dit geschiedde eveneens met de aanduiding meier, die ver in de historie teruggaat. In de Frankische tijd was de meier (afgeleid van het Latijnse major) een koninklijke ambtenaar, die een hoevecomplex beheerde. Later trad hij op als pachter, die de eigenaar een zekere cijns betaalde, in de provincie Groningen wordt de pachter van een „beklemde" landerij nog steeds een meier genoemd. DE MEIERS hebben dozijnen familie namen opgeleverd. Want om hen uit elkaar te houden, werd vaak een toespe ling gemaakt op de ligging van hun hoeve. Broekmeier woonde nabij een stuk broekland, Bruggemeier nabij een brug, Winkelmeier op een hoek en naast de boerderij van Lindemeyer groeiden linden. Voorts zijn present Grootmeyer, Luttikmeier (luttik is alweer klein), Nie- meier, Langemeier, Bredemeier en meer in die trant. Brenninckmeir was de pachter van een hoeve, die de naam „Brenninck" droeg en de boerderij van Wedemeier behoorde tot „de wedeme" en was dus eigendom van een kerk. Zonder toevoeging komt de naam als Meier, Meyer en De Meyere voor. Hier bij dient aangetekend dat de enkel voudige naam Meier ook ontleend kan zijn aan de Joodse voornaam Meier (He breeuws meïr: glanzend). Wat de plattelanders betreft, hun achterhoede wordt gevormd door De Melker, De Kaesmaker, De Zaaver en Hovenier. Daarbij sluiten zich aan Schaapherder en De Geyter, wiens voor vader in Vlaanderen geiten hoedde. J. G. DE BOER VAN DER LEY handvol geestverwanten als Renger IP Patsch, Man Ray en Edward Weston met hun experimenten op het gebied van foto- flP W» §rammen> abstracte foto's, negatieve af- |B drukken, fotomontages en dergelijke, de i 'tftsfe- ÉHUHH werkelijke vernieuwing inleidden, waar door de fotografie als uitdrukkingsmiddel Dan zijn er, in chronologische volgorde, sen kanon-met-munitie-wagen! Deze eer- universele erkenning en waardering ver- nog tientallen andere fotografische reli- ste oorlogsreportage-in-beeld, gemaakt kreeg. Om heel die ontwikkeling van ruim kwieën zoals Niépce's fantastische foto- door de Britse fotograaf R. Fenton, prijkt honderd jaar zo voorgeschoteld te krijgen etsen, daguerrotypieën, dikwijls in rijk- thans aan de wanden van „Fodor". als hier in het museum Fodor, is een er- versierde, met goud ingelegde medaillons Pikant zijn ook de fotografische voort- varing voor het leven. De heer Gernsheim, gevat; de vroegste pogingen van Fox Tal- brengselen van diverse, destijds beroemde zijn zwart puntbaardje reeds sidderend van bot de Britse aristocraat en amateur- romanciers, geleerden en beeldende kun- geestdrift, wacht u vol ongeduld! H. C. stenaars die hier tentoongesteld worden. Vele schilders vooral „bekeerden" zich toen zij het nieuwe medium leerden ken nen, tot de fotografie en wisten ook daar in voortreffelijke resultaten te boeken. Maar ook onder de schrijvers van de negentiende eeuw waren er talrijken, die verwoede adepten van de lichtbeeldkunst werden, zoals Lewis Carroll, auteur van „Alice in Wonderland". HEEL VROEG in haar geschiedenis is de fotografie ook al ten prooi geweest aan allerlei zonderlinge uitwassen en rariteiten, te vergelijken met de experimentelen in de schilderkunst. Sommige van die probeer sels zijn een snelle en roemloze dood ge storven, andere echter hebben wezenlijk bijgedragen om het nieuwe medium een eigen stijl te geven. Oskar Rejlander, een Zweeds schilder, die in 1855 het palet aan de wilgen hing om in Engeland een foto atelier te beginnen, was een der vele ver doolden. Hij is historie geworden door een pretentieuze allegorische compositie, ge maakt van meer dan dertig negatieven, die moest bewijzen dat de fotografie wer kelijk kunst was. Deze zonderlinge afdwa ling, maar ook Rejlanders prachtige genre stukjes die een sprekend contrast vorm den met zijn „fotoschilderijen" zijn op de tentoonstelling te zien. Dan zijn er de vreemde experimenten van de school-Demachy, een Franse ama teur anno 1894, die impressionistische ef fecten nastreefde door negatieven en af drukken met de vingers te bewerken, uit protest tegen de duizenden „onzinnig-rea- listische kiekjes" van zijn vakbroeders. Zijn invloed was in de negentiger jaren zeer groot en niets kon de aanhangers van zijn school meer genoegen doen dan de kwalificatie: „Drommels, dat lijkt helemaal niet meer op een foto!" Toch bleef het werk van het gros der fotografen in de tweede helft der negen tiende eeuw in hoofdzaak georiënteerd op de schilderkundige begrippen en visies. Een goed voorbeeld daarvan is Henry Peach Robinson, een Brits fotograaf, die voor zijn levensonderhoud voornamelijk de be ruchte stereotiepe carte-de-visite-portret- ten maakte (waarin een ware rage en zelfs een omvangrijke ruilhandel ontstaan was) maar die zich tot taak gesteld had, ten minste één foto per jaar te vervaardigen om te bewijzen dat de fotografie kon wed ijveren met de schilderkunst. Zijn „Dage raad en zonsondergang" en „Als het dag werk is gedaan" lijken veel op de schilde rijen van Jozef Israëls uit dezelfde periode. Hij werd beschouwd als de grootste „ar tistieke" fotograaf van zijn tijd en zijn invloed werkt nog heden ten dage door, zoals men op iedere foto-„salon" ter we reld kan constateren. KAN de fotografie Kunst met een grote geleerde, die het principe van het positief- k zijn, of is zij alleen maar een middel tot negatief-procédé vond en van vele van het scheppen van nietswaardige, chemo- hun navolgers uit de bewogen praehistorie mechanische kitsch? Over deze strijd- van het lichtbeeld, toen iedere fotograaf vraag hebben hele generaties van critici zijn eigen uitvinder en alchimist was. De en criticasters zich vruchteloos en technische details van al die werkwijzen nutteloos het hoofd gebroken. Nutte- willen wij u besparen, maar onder de re- loos, omdat het antwoord van geen enkel sultaten zijn er talloze die ware histo- belang is. Belangrijk is slechts, dat de rische documenten zijn. Wist u bijvoor fotografie een groot aandeel heeft in heel beeld, dat een voortvarende cameraman het cultuurgebeuren. reeds in 1855 de gehele Krim-oorlog foto- Toch is ook dat besef nog betrekkelijk grafisch „versloeg". Daartoe had hij een jong. In Nederland althans kreeg het zijn uitrusting rond te zeulen, die maar weinig officiële beslag eigenlijk pas in mei van minder omvangrijk was dan een volwas- dit jaar, toen voor het eerst de zalen van een onzer belangrijkste kunsttempels het Stedelijk Museum te Amsterdam voor een fototentoonstelling werden open gesteld. Dat was de expositie „Wij men sen" uit Amerika, welker roemruchte his torie de lezer van dit blad bekend is. Dikwijls moesten de nieuwsgierigen uren in de rij staan om toegang te krijgen en in enkele weken boekte „Wij mensen" meer bezoeken dan het museum anders in vele maanden te verwerken krijgt. Maar ziet, nauwelijks was de sacrale rust in het Stedelijk Museum hersteld of weer werd er een foto-evenement in een Amsterdams gemeentemuseum „Fodor" aan de Keizersgracht geopend. Zelfs de topografische kennis van rasechte Amster dammers reikt meestal niet toe om u de weg te wijzen naar dit knusse museumpje, zodat wij u maar beter meteen vertellen dat het in de buurt van de Vijzelstraat te vinden is. Ook daar zwaait jhr. Sandberg de scepter en op zijn initiatief is ook deze nieuwe foto-expositie, ditmaal gewijd aan de historie van de lichtbeeldkunst, tot stand gekomen. „Honderd jaar fotografie 1826-1829" (zoals haar titel luidt) omvat een zeshonderd historische foto's veelal unica -uit de collectie van het Duits- Britse echtpaar Gernsheim-Eames, dat per soonlijk de bezoekers van toelichting zal dienen. Helmut en Allison Gernsheim groter fotofanatici hebt u nooit ontmoet! hebben er elf jaar over gedaan om hun verzameling fotografische antiquiteiten bij een te brengen, maar het resultaat is dan ook verbluffend. Men ziet er om te be ginnen, de allereerste foto die Niépce, uit vinder van de fotografie, ooit maakte, ge nomen uit het raam van zijn landgoed bij Chalons-sur-Saone, op een metalen plaat. Datum 1826, belichtingstijd acht uur! Wel moet ge u geruime tijd in de ongemakke lijkste houdingen wringen om iets van een afbeelding te ontdekken op dat glim mende plaatje zink, maar mr. Gernsheim weet er zoveel wetenswaardigs bij te ver tellen, dat men er dit nummertje optische gymnastiek gaarne voor over heeft. In de Frans-Duitse oorlog van 1870 was de frontfotograaf al geen onbe kende verschijning meer. Met een lood zware „reiscamera" (geladen met glas platen van achttien bij vierentwintig centimeter) maakte een van hen deze opname van een Duitse legertrein, die van een ondermijnde brug afstortte. Actiefotografie anno 1890. Een opname van de Londense Strand met een van de befaamde „cabs" en een omnibus, bevolkt door hooggehoede heren. (Van onze correspondent in Brussel) H.M. Koningin Elisabeth van België, her togin van Beieren, die op 25 juli haar tachtigste verjaardag zal vieren, zag in 1876 in het kasteel van Possenhofen, een van de bezittingen van het hertogelijk huis van Wittelsbach, het levenslicht. Haar va der, hertog Karl Theodor, vocht in 1870 als generaal van de ruiterij in de veldtocht tegen Frankrijk en werd door de oorlogs ellende zo sterk getroffen, dat hij besloot weer te gaan studeren en wel geneeskunde, in welke tak van wetenschap hij het tot oogspecialist bracht. De jonge hertogin Elisabeth Valérie Ga- briëlle Marie heeft daardoor al zeer jong in de drie klinieken, welke haar vader opende te Tegernsee, te München en Me- ran, waar zij werkte als verpleegster, menselijke ellende leren kennen. Van haar vader en haar moeder, de Infante Marie José de Bragance van Portugal, leerde zij zeer vroeg de liefde tot de kunst. Zelf leerde zij viool spelen en zij bespeelt dit instrument als een beroepsartieste. Ook neemt zij gaarne het penseel ter hand. Het lied van de nachtegaal en van andere vogels van het park van Laken liet zij op platen opnemen. Ook schreef zij er een levendig boek over. Op 2 oktober 1900 huwde zij te München de tweede zoon van de graaf van Vlaan deren, prins Albert van België, neef van Koning Leopold II, die België de Kongo schonk. De oude koning had zijn enige zoon Boudewijn verloren. De oudste zoon van zijn broer, Filip, de graaf van Vlaan deren, stierf toen hij amper twintig jaar was. Geheel onvoorbereid was Prins Al- bert, de latere Koning der Belgen, dus niet. Toen hij de kleine, tengere Prinses Elisabeth naar België bracht, was hij bo vendien een sportief automobilist en alpi nist, zeer gesteld op de studie van de wetenschap en de techniek. De dorpsbe woners in de Ardennen hadden de prins leren kennen als een motorrijder, die steeds met grote snelheid over de smalle kronkelende wegen reed. Op het eerste gezicht stemden zij niet overeen: Prins Albert was groot en sterk, zij klein en tenger. Onmiddellijk was het koninklijk paar in België populair, of schoon men het „moderne" optreden van Prins Albert niet altijd kon waarderen. De Belgische bourgeoisie gaf er zich echter evenmin als de burgerstand in de andere Europese landen genoegzaam rekenschap van dat er een nieuwe wereld aan het groeien was. Op de nadering van de grote catastrofe van de eerste wereldoorlog werd geen acht geslagen. Men leefde in 1900: de Moulin Rouge in Parijs, de verhalen van Guy de Maupassant, de militaire pa rades en de operettes. Op 3 november 1901 was Brussel dol van vreugde: Prins Leopold was geboren! Twee-en-twintig kanonschoten deden de kruinen van de majestueuze bomen van het park van Brussel beven. De oude koning Leopold de Tweede begaf zich te voet door het park naar het hotel van de markies van Assche, waar Albert en Elisa- volk Albert en Elisabeth van België heeft leren kennen. Koningin Elisabeth leidde het hospitaal „Ocean" op het kleine stukje Belgisch grondgebied, waar de Duitse legers van Wilhelm II niet waren door gedrongen, dat kleine lapje grond achter de IJzer gelegen. De Panne is tegenwoor dig een bekende mondaine badplaats, maar was in 1914 nog een eenvoudig vissers dorpje. Vier jaren lang woonde de Koningin daar in een kleine villa, samen met haar echtgenoot en haar kinderen. Meer dan eens trokken zij er echter op uit, de Ko ning naar het enkele tientallen kilometers verder liggende front. De prinsen studeer den in Engeland. Ook aan het front kwam de artistieke natuur van de Koningin tot uiting. Zij richtte het Théatre de la Reine op, waar door de soldaten jaren lang goed toneel te zien kregen. Huidige sterren van de Franse filmindustrie, Fernand Ledoux en Victor Francen behoorden tot de eerste artiesten van dat koninklijk fronttoneel. KONINGIN Elizabeth stelde ook veel llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllüllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll dels uitgegroeid tot een van 's werelds bekendste en om zijn grote artistieke waarde bijzonder hoog aangeslagen mu ziekmanifestatie. De meeste jonge lau- belang in de ontwikkeling van de Vlaamse reaten, die te Brussel werden bekroond, cultuur. Vrienden van Stijn Streuvels, van zijn sedertdien met een schitterende in ternationale loopbaan van vioolvirtuoos of pianist begonnen. Heel wat kunstenaars hebben zo hun car rière aan Koningin Elisabeth te danken. Ook wetenschap en geschiedenis trekken de vorstin aan. Men denke slechts aan de Egyptische stichting Koningin Elisabeth, welke door wijlen prof. Cappart tot grote bloei werd gebracht. Reeds in 1922 gaf Koningin Elisabeth blijk van grote belangstelling voor oudheidkun dige onderzoekingen. Zij was bijvoorbeeld aanwezig bij het openen van het graf van Toet-Ankh-Amon en in 1930 begonnen de medewerkers van haar Egyptologische stichting met opgravingen bij El-Kab. Servaes en Saverijs, de bekende Vlaamse kunstenaars van het woord en het palet, vertelden ons over een merkwaardige reis, die de Koningin met een kleine boot van Gent naar Kortrijk heeft gemaakt. Seppen (een Westvlaams woord voor Josef) de Coene, die aan het hoofd stond van een grote meubelfabriek, had zijn boot gemo derniseerd en zijn artistieke vrienden had den reeds lang bij hem aangedrongen op een boottocht op de Leie, de rivier die door de schilders van de school van Latem op zo'n onovertrefbare wijze is vereeuwigd. Hoe Koningin Elizabeth van dat tochtje op de hoogte kwam, weet men niet precies, doch toen het uitstapje zou beginnen en de Vlaamse artiesten ingescheept waren, verscheen zij om zich buiten alle protocol om bij hen te voegen. In den beginne was alles natuurlijk nog officieel, zo in de geest van „Hare Majesteit zal zich misschien wel herinneren datMaar spoedig werd onder het drinken van een stevig glas Bordeaux en bij een flinke maaltijd alle conventie letterlijk over boord ge gooid. Over die reis wordt in Vlaamse litteraire kringen en kunstenaars-milieus heden ten dage nog gesproken BELGIë maakte destijds overigens een moeilijke periode door. Wel werden de taalwetten reeds aangenomen, in 1933, maar in de jaren 1935-1938 was de Vlaam se strijd nog steeds niet geluwd. De toe passing van de wetten door de centrale besturen liet veel te wensen en de aan wezigheid van de Koningin bij de Vlaamse artiesten was dan ook een aanmoediging voor de Vlamingen in hun cultuurstrijd. Het was trouwens bekend, dat ook Koning Albert - die te Marche-les-Dames jam merlijk om het leven kwam, toen hij de Ardenner rotsen wilde beklimmen, een Met Einstein voerde zij een drukke cor respondentie. Dr. Albert Schweitzer heeft zij in Zwitserland ontmoet. Zij is presiden te van de „Association Romain Rolland" en zij heeft de Franse schrijver meer dan eens in zijn woning te Vezelay bezocht. DE BELGEN verheugen zich over de onvermoeibare activiteit van Koningin Elisabeth, la Reine des Artistes, zoals zij zonder de minste aanstellerigheid of vleie rij wordt genoemd. De Belgen houden van onafhankelijke en fiere mensen. Dat Ko ningin Elisabeth van België, zonder acht te slaan op de politiek of de conventies, een vergadering of concert van de Belgisch -Russische Vereniging bijwoont of zich (zoals zij onlangs heeft gedaan) naar het internationaal muziekconcours van War schau begeeft, wordt bijkans nergens aan critiek onderworpen, integendeel. Ook in Nederland heeft zij herhaaldelijk muzikale manifestaties (vorig jaar nog de Hoogmis van Bach in Naarden) bijgewoond. beth woonden. De latere koning der Bel- groot vriend van de Vlamingen was. Her gen, Leopold III, kreeg twee jaar nadien een broertje, Prins Karei, de latere prins regent. Een zusje Prinses Marie-José, die koningin van Italië zou worden, werd in augustus 1906 in Oostende geboren. Het verblijf in dit stadje inspireerde de Prin ses Elisabeth tot haar eerste initiatief. In dit armoedige vissers stadje, dat nog lang niet de „Koningin der Belgische badsteden" was geworden, sticht te Prins Albert op haar verzoek het koninklijk liefdewerk Ibis. Aan boord van 't gelijknamige schip werden jonge wezen van vissers tot zee man opgeleid. Het rustige leven in Brussel nam plotse ling een einde, toen de oude Koning Leo pold II op 18 decem ber 1909, vierenzeven tig jaar oud, stierf, tn stromende regen begaf Koning Albert zich, gevolgd door Koningin Elisabeth en de twee prinsen, te verzwakken. De man Teirlinck is zijn leraar Nederlands geweest. Gedurende de tweede wereldoorlog heeft Koningin Elisabeth een grote rol gespeeld in de steun aan de behoeftigen. Hoevelen hebben in deze donkere dagen niet van haar een pakje levensmiddelen en kleding ontvangen? Zij tracht te arbeiders van de portatie naar Duits land te redden, steun de verzetsstrijders, verborg Joden en hield zich actief bezig met de leiding van het Rode Kruis, dat met het nietbezette buitenland trachtte te onderhandelen om de bevoorrading van het bezette België te ver beteren zonder dat de Duitsers er van kon den profiteren. Sedert 1945 is zij een tweede leven be gonnen. De delicate koningskwestie ver mocht het eenheids besef in België niet te Koningin verscheen bij paard naar het parlement, waar hij de officiële manifestaties en dan kwamen de grondwettelijke eed aflegde. Tijdens zijn hatelijkheden tegen haar zoon Leopold tot levensavond had de oude koning tot zijn vreugde nog twee van zijn plannen in vervulling zien gaan: de Kongo werd door het Belgische parlement als kolonie ge accepteerd en de „algemene verplichte per sonele dienstplicht" werd ingesteld. Het is vooral gedurende de eerste we- reldoorlog, die woedde van 4 augustus 1914 tot 11 november 1918, dat het Belgische zwijgen. In de laatste jaren is zij wederom de „Koningin der kunstenaars" geworden. Bij een gravin uit Brugge ontmoette zij enkele maanden geleden nog een groot aantal jonge Vlaamse kunstenaars, zoals Geo Vindevogel, Rik Slabbinck, Roger Bonduel en anderen. Het internationale „Concours Reine Eli sabeth" - door haar ingesteld - is inmid- Er is een tijd geweest, dat de symfonische kunst van Gustav Mahler nergens zo hoog stond aangeschreven als in Nederland', zelfs in zijn vaderland niet. Dat was, toen Wil lem Mengelberg, rotsvast in Mahler ge lovend, zijn werken propageerde en deze propaganda met een groot Mahlerfeest in 't Amsterdamse Con certgebouw bekroon de. Mahler was in die dagen, vooral in Amsterdam, de Beet hoven van onize tijd. Maar de tijden zijn veranderd. Mengel berg is niet meer en de artistieke idealen van de na hem ge komen dirigenten on zer grote orkesten waren en zijn anders gericht. Heeft Mengelberg verkeerd gezien? Was zijn gloedrijk verdedigen van Mahlers levenswerk misplaatst? Ik zou hierop niet maar dadelijk ja willen zeggen. Hij zelf heeft het ongetwijfeld van harte gemeend. Mengelbergs reprodufctief meesterschap, zijn bijna ongeëvenaarde dirigeerkunst, vond in deze, in vele uitersten van senti menten levende muziek zoveel affiniteiten en zoveel mogelijkheden voor zijn behoefte aan expansie, dat dit op zichzelf al zijn enthousiasme verklaart. En dat hij Mahler een groot componist vond is begrijpelijk. Om de eenvoudige reden, dat men onmo gelijk de ongemene fantasie en de buiten gewone artistieke vermogens van de com ponist der Achtste Symfonie kan wegrede neren. Mengelbergs invloed was zo sterk, dat de „men" altijd blind voor ver houdingen in ons land tot ovenschatting van Mahlers kunst kwam. Maar het rad van Fortuna moge wentelen, dat van de menselijke waardering doet dat niet min der en zo is een onderwaardering ontstaan, die naar mijn stellige overtuiging evenmin blijvend zal zijn. Ziet men, na al wat na Mahlers dood in 1911 is gebeurd, na alle verloren gegane waarden, verloren idealisme en geestelijke ontmoediging na twee rampzalige wereld oorlogen, deze kunst anders? Natuurlijk, want het gehele wereldbeeld is uit zijn vroegere verband gerukt en men heeft door de omstandigheden wel geleerd zich te bezinnen op wat men meende, dat onver gankelijk en onveranderlijk was. Dit lot deelde Mahlers kunst overigens met elke andere, die voor 1914 in aanzien stond. Zo veranderd zijn de tijden echter niet, dat voor de zuiverste uitingen er van geen aan dacht meer zou kunnen bestaan. Mahler zal men moeten zien als meer dan alleen musicus, als een tot-stervens-toe bewogene, een naar het hoogste goed strevende, een roepende in de woestenij des levens. Zijn muziek is van een fanatiek idealisme vervuld. Zij worstelt en lijdt, zij lijkt ten onder te gaan in paroxismen, maar zij ver rijst gelouterd. Ze stoot af door haar krampachtigheden, maar ze verovert ons hart door in zo sublieme eenvoud de dingen des hemels te bezingen, dat men zich die niet liefelijker zou kunnen denken. Mah lers muzikale wezen was, evenals dat van Schubert, bepaald door het oermuzikan- tendom van het Oos tenrijkse volk. Maar hij was een kind van Joodse ouders. Joodse emotionaliteit stroomt mede door zijn den ken en voelen. De smeltende zoetheid van een Adagietto uit de Vijfde Symfonie is zonder de samenvloeiing van deze gevoels- stromingen niet denkbaar en men zou waarschijnlijk niet ver van de waarheid zijn, als men van de veronderstelling uit ging, dat het deze zelfde geestelijke twee- eeniheid wais, die hem in „Das Lied von der Erde" een meesterwerk deed schrijven, dat Oosterse poëzie en wijsheid moeiteloos bindt aan Westerse muziek. Mahler voelde zich innerlijk eenzaam. Door wanbegrip en desillusies gekrenkt en gekwetst, zocht hij vruchteloos naar levens vreugde. „Mijn vriend, mij heeft in deze wereld het geluk niet gediendzingt hij met de oude Chinese dichter Wang Wei en deze woorden hadden van hem zelf kunnen zijn. Toch heeft het Mahler niet aan waardering ontbroken, al gold die voornamelijk de voortreffelijke dirigent. De eiisen, die hij stelde aan degenen, die onder zijn leiding stonden, waren echter zo hoog en voor hem zo onaantastbaar, dat hij meermalen in hevige conflicten ge raakte Dan verloor hij de steun en de vriendschap die hij zo behoefde en stond alleen. Bij zijn afscheid als directeur van de Weenise Hofopera in 1907 richtte hij 'n zeer persoonlijke en diep menselijke afscheids brief aan zijn medewerkers. Hier volgen enkele woorden uit het imponerende do cument: .Altijd heb ik mij geheel ge geven, mijn persoon aan de zaak, mijn wensen aan de plicht ondergeschikt ge maakt. Ik heb mij niet gespaard en mocht daarom ook van anderen inspanning van alle krachten eisen. In de volte van de strijd, in de hitte van het ogenblik bleven u en mij niet altijd wonden, evenmin mis verstanden bespaard. Maar was een taak volbracht, een moeilijkheid opgelost, dan vergaten wij alle nood en moeite, voelden ons allen rijkelijk beloond, ook zonder uiterlijk teken van succes...." Hij zocht iets anders, hij leefde en streed voor hogere waarden dan de „uiterlijke tekenen van succes". WILLEM ANDRIESSEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 16