Indiase arbeidskolonie is een
verlengstuk van de fabriek
Groeiend verzet tegen proeven
met superbommen ook in de VS
Raadsel
Pijn
"AKKERTJES"
Nieuwe vorm van stedenvorming bij jonge industrieën
Pleidooi voor variatie-mogelijkheid
f
Jeugdige alpinisten vielen
bij afdaling
Vissersboot gezonken
Jean-Louis Barrault in
december naar Nederland
Brand op een tankertje,
schipper te water
Hatta constateert bestaan
van onbeteugelde corruptie
Typisch trekje van het
Indiase socialisme
door welke
oorzaak ook
flitsen Uw klachten wegl
DONDERDAG 26 JULI 1956
Coöperatie in de werkplaats
Deze gezagsverhouding is
mij een raadsel. Mijn zoon
weet van heW leven niets, of
weinig. Hij zoekt achter een
hem invallend rijmwoord niets
anders dan de vreugde van de
vondst. Hij is eerlijk aan
gezien mijn oudoom ronduit
een papzak is en draait er
geen doekjes om. Van hem mo
gen we alles verwachten. Van
hem kunnen woorden en da
den uitgaan, die wij als vol
wassenen hebben leren vermij
den, Maar wij zijn dan ook met
het leren oud geworden.
Mijn conclusie is dus, dat de
gezagsverhouding tussen oud
en jong logischerwijs moet
worden omgekeerd. Mijn oud
oom had bij het opengaan der
deur moeten zeggen uit de
aard van zijn levenswijsheid
en volwassen geoefendheid
„Dag jongeheer, ik ben uw
oudoom. Wat zijt ge welva
rend".
En hij had met een tinte
ling in zijn levenswijze oog
moeten verwachten, dat zijn
kleine neef tegen hem zou zeg
gen: „Dag, papzak".
De goedeman heeft gedu
rende zijn daaropvolgende
bezoek nog meer domme din
gen gedaan. Hij heeft zijn con
versatie met mijn zoon ge
stoeld op onzinnige en rare
uitdrukkingen, die geen ver
standig mens tegen een andere
ten beste zou willen geven.
Hij heeft mijn zoon een mi
nuscuul zakje met kleffe snoep
gepresenteerd en daarbij opge
merkt: „Dit wil er nog wel
eens in, hè?"
Mijn zoon heeft onmiddellijk
de aan ieder bekende feitelijk
heid beseft, dat snoepjes geen
eigen wil hebben. Zoiets weet
zelfs het domste kind. En hij
heeft daarom latdunkend ge
antwoord: „Ze moeten wel, of
ze willen of niet".
De duidelijke demonstratie
ADVERTENTIE
nieuw en zeer interessant voor
hem zij.n. De man op de stoep
was hem vagelijk bekend, doch
de naam van de nieuwkomer
was hem ontschoten.
Hij zei daarom, even joviaal:
„Zo, papzak!"
Wij moeten even stilstaan
bij de psychologische verwik
kelingen in deze zaak. Onze
kleine zoon heeft een natuur
lijke voorliefde voor rijmen.
Dat hebben vele kinderen. Rij
men, nauw aan het dichten
verwant, is een geheimzinnige
neiging in de menselijke na
tuur, die universeel in aanleg
kan worden genoemd. Alle
mensen rijmen, op hun tijd.
Sommigen dichten, op hun en
anderer tijd. Deze laatsten zijn
dan degenen, die niet op vroe
ge leeftijd zózeer door andere
dingen in beslag zijn genomen,
dat zij hun aangeboren poë
tische intuïtie hebben verstikt.
Het rijmen van mijn zoon leidt
soms tot afschrikwekkende ge
volgen, die vaak zelfs strijden
met fatsoen en eerbaarheid.
Wij hopen hem dat vóór zijn
volwassenheid volkomen dui
delijk te hebben gemaakt.
Een tweede aspect, dat niet
verwaarloosd mag worden in
het gestelde probleem, was het
feit dat oudoom- inderdaad van
respectabele omvang is. Het
zou van slechte smaak en ge
brek aan originaliteit hebben
getuigd, wanneer onze zoon
het woord „dikzak" zonder
meer zou hebben teruggege
ven. Dat hij er een andere
vorm voor vond in de blik
semsnelheid van die ene be
groetingsseconde, vervult orns
tot op dit moment nog met een
zekere trots. Een trots, die
overigens door niets gerecht
vaardigd is, aangezien zowel
de rijmkunst als de slagvaar
digheid eigenschappen van
mijn zoon zijn, die hij zonder
onze hulp en gans op eigen
Het is pas "Zondag"
met Turkstrax
beschuit
op Uw
ontbijttafel
Oudoom is een volwassene.
Hij is ouder, groter, eer
biedwaardiger, volwaardiger,
kwetsbaarder dan mijn zoon.
Oudooms moeten met voor
zichtigheid en verantwoorde
lijkheidszin worden toegespro
ken. Men moet aan afmeting
en jaargang van oom en neef
hun verhouding aflezen. Een
verhouding, d'ie de ene het
recht geeft alle malle dingen
te zeggen die hem voor de
mond komen, doch de andere
de plicht oplegt enkel beleefd,
verstandig en kies te zijn.
Achttien jeugdige alpinisten, waarvan
een deel min of meer ernstig gewond, brach
ten de dinsdagnacht op een meer dan 3000
m. hoge bergtop in de Pyreneeën door, ter
wijl een reddingsploeg van berggidsen en
gendarmes gisteravond laat vertrok om de
jonge bergbeklimmers te zoeken en in veilig
heid te brengen.
Uit een vacantiekamp in Gavamie waren
21 jonge mensen vertrokken om de Tuque-
rouye te beklimmen. Bij de afdaling vorm
den zij drie ploegen van zeven man, welke
onderling met touwen verbonden waren.
Het touw van de bovenste ploeg brak en
dezen vielen bovenop de ploeg, die
zich vlak onder hen bevond. Tezamen met
deze rolden zij de steile berghelling af, waar
bij tal van onfortuinlijke alpinisten ernstig
letsel opliepen door de uitstekende rotspun
ten. Enkele van hen. slaagden er. in zich aan
een paar rotsblokken vast te klampen en
vast te houden, waardoor ook de anderen in
hun val werden gestuit. Het bleek, dat ten
minste vier van hen gebroken armen of
benen hadden.
Men besloot om op de berg een bivak op
te slaan, terwijl drie van de bergbeklimmers,
die ongedeerd waren gebleven, naar Ga-
varnie gestuurd werden om hulp te halen.
Deze drie kwamen uitgeput in het plaatsje
aan en deden het relaas, waarna onmiddel
lijk een ploeg redders erop uittrok.
Een Belgisch vissersscheepje uit Ostende
is woensdag op de Noordzee in die buurt
van Blankentoerge in brand graakt en ge
zonken. De trawler „Viktor Margarite"
uit Ostende heeft de drie opvarenden gered.
Nu de compagnie Barrault-Renaud in
Parijs het Marigny-theater heeft moeten
ontruimen ziet de troep zich genoodzaakt
het bestaan voorlopig voort te zetten door
tournee's in de provincie en het buiten
land. Voor Nederland betekent dit, dat het
beroemde gezelschap in december hier zal
optreden. Zeer waarschijnlijk komen de
Parijzenaars met voorstellingen van „Le
misantrophe" van Molière en „La repe
tition" van Anouilh. In het laatste stuk
treden niet alleen Madeleine Renaud en
Jean-Louis Barrault op maar zal boven
dien Jean Servais bewonderd kunnen wor
den in de rol van Hero, hier bij de Neder
landse Comedie door Ko van Dijk tot een
grootse creatie gemaakt
van deze waarheid heeft hij
als daad bij het woord ge
voegd.
Oudoom had natuurlijk ver
wacht, dat het wederwoord
zou luiden: „O, ja, natuurlijk,
lieve oom, dank u wel, lieve
oom". Maar als hij betuigingen
van respect en eerbied ver
wacht, zal hij moeten besef
fen, dat hij zelf dient te begin
nen met verstandige taal. Hij
is heengegaan in de overtui
ging, dat- onze kleine zoon een
onhebbelijk schepsel is.
En zo zijn er talloze gezags
verhoudingen, die zomaar in
het wilde weg op onze lieve
aarde gegroeid zijn als on
kruid. Als onkruid zonder zin
of nut, doch zorgvuldig gecul
tiveerd en verzorgd als kost
bare orchideeën.
Wij kunnen dat als een be
treurenswaardig verschijnsel
vaststellen, doch voorzichtig-
ïeidshalve zal ik mijn zoon van
zijn veertiende jaar af voor
bereiden op het feit dat hij,
eenmaal in militaire dienst
gekomen, moet heenstappen
over eventuele onbegrijpelijk
heden en onlogica. Want ik
zou niet willen dat hij onaan
genaamheden, krijgt. Het be
grip van meerdere en mindere
is in het leger immers het be
gin en einde aller dingen. Een
luitenant-kolonel is een soort
oudoom, maar véél gevaarlij
ker.
En nu ik daaraan denk:
Hoe ter wereld kom ik uit
het raadsel, dat zich aan mij
opdringt? Het wordt mij plot
seling duidelijk dat mijn zoon
in dit leven nooit luitenant
kolonel, noch oudoom kan
worden.
En het raadsel is: Waar ko
men toch luitenant-kolonels
en oudooms in vredesnaam
vandaan? J. L.
Zijn besluit om af te treden met
gemengde gevoelens ontvangen
DJAKARTA (ANP) De aftredende
vice-president van Indonesië, Mohammed
Hatta, heeft gezegd, dat Indonesië uitein
delijk hetzelfde lot ten deel zal vallen als
het bewind van Tsjang Kai Tsjek in China,
als het land niet zeer spoedig een einde
maakt aan de onbeteugelde corruptie. Hij
verklaarde dat Indonesië de slechte econo
mische positie waarin het verkeert, alleen
aan zichzelf heeft te wijten.
Over westelijk Nieuw-Guinea zei Hatta,
dat dit land spoedig in Indonesische han
den zal zijn als Indonesië de wereld be
wijst dat het de bekwaamheid en de mid
delen heeft om het tot ontwikkeling te
brengen. De Nederlanders, aldus Hatta,
hebben noch het geld, noch de mensen om
dit te doen. Hij acht de oplossing van deze
kwestie slechts een kwestie van tijd.
Leden van de ..Masjoemi" en van andere
partijen in het Indonesische parlement
hebben aandrang uitgeoefend op Hatta
om terug te komen op zijn besluit om' af te
treden. Het lid van de Masjoemi Ali Abkar
sprak de vrees uit, dat de eenheid onder
het Indonesische volk in gevaar zou kun
nen komen. Er zijn tekenen die wijzen op
een gevoel van onbehagen in de provin'
cies buiten Java en deze gevoelens zouden
kunnen worden aangewakkerd door Hatta's
aftreden.
Het blad „Indonesia Raya" oppert de
gedachte, dat president Soekarno het voor
beeld van Hatta zal volgen. Indien de pre
sident hiertoe niet genegen is, dan acht het
blad het belangrijk, dat als opvolger van
Hatta een niet van Java afkomstige func
tionaris zal worden benoemd „opdat er
geen uitbarsting van plaatselijke sentimen
ten zal volgen". Hatta is afkomstig van Su
matra, Soekarno is de zoon van een Ja
vaanse vader en een Balinese moeder.
Indonesia Raya zegt, dat het volk Hatta's
verdiensten in de revolutie stellig niet is
vergeten, en ook niet de leiding, die hij
heeft gegeven bij het onderdrukken van
de communistische opstand in 1948.
Het nationalistische blad „Suluh Indone
sia" dringt er op aan, dat Hatta, zo hij niet
op zijn besluit wenst terug te komen, zijn
aftreden zal uitstellen tot een geschikter
tijdstip.
kracht heeft ontwikkeld.
Oudoom kwam met een be
trokken gelaat binnen en deel
de ons mede, dat hij onbe
schaamde brutaliteit zag in de
wijze, waarop hij op de stoep
was toegesproken.
Daar ligt de gezagskwestie.
Oudoom spreekt een hem
vaag bekend persoon, die zo
vriendelijk is voor hem de
deur open te doen, aan met het
kenschetsende en familiair
klinkende woord „dikzak". De
andere persoon noemt hem,
even kenschetsend en familiair
„papzak". Beide uitdrukkingen
geven de bedoeling der spre
kers zowel als het uiterlijk der
toegesprokenen duidelijk weer.
De stijl is ingevoerd door oud
oom. Waar ligt het verschil in
appreciatie?
Waarom verwachtte oudoom
dat zijn begroeting met een
enthousiaste dankbaarheid in
ontvangst zou Worden geno
men, en waarom vond hij on
beschaamde brutaliteit in een
even goed bedoelde variant?
(Van een speciale verslaggever)
Op een olietankertje, dat aan de Traw
lerkade te IJmuiden gemeerd lag, brak
dezer dagen in de motorkamer brand uit
toen de schipper de motor aan wilde slaan
en er een kleine explosie ontstond. Met een
snelblusser probeerde hij de vlammen de
baas te blijven, maar deze vatten hemzelf
aan, zodat er weinig anders overbleef dan
in de haven te springen om erger te voor
komen. Toen de man weer op het droge
was geklauterd, bleken zijn brandwonden
van zulke ernstige aard te zijn, dat hij naar
het Antoniusziekenhuis moest worden ge
bracht. De Velsense brandweer kon zich
later tot de nablussing bepalen.
(Van onze correspondent in Washington)
Op het ogenblik is het nog altijd het
Amerikaanse regeringsstandpunt, dat men
doorgaat met waterstofbomproeven, zolang
geen bevredigende ontwapenings-overeen-
komst (met inspectie) is bereikt. Toch
wordt er de laatste tijd in stijgende mate
op aangedrongen de proeven met super-
bommen te staken. Niet alleen India, Joe
goslavië en de Sovjet-Unie hebben daartoe
voorstellen gedaan, ook in de Verenigde
Staten gaan gezaghebbende stemmen op
teneinde althans een eind te maken aan de
grootste proefnemingen.
Eisenhowers médewerker voor ontwape
ning, Stassen, blijkt een open oor te heb
ben voor dergelijke suggesties. Stevenson
de meest waarschijnlijke kandidaat der
Democraten voor het presidentschap
wenst deze proeven stop te zetten. Boven
dien hebben verscheidene belangrijke leden
van de Congres-commissie voor atoomener
gie zich in deze geest uitgelaten en zelfs
een der vijf leden van de regeringscommis
sie voor atoomenergie, Mufray, heeft zich
een tegenstander getoond van meer proe
ven met superbommen. Zouden de grote
mogendheden afspreken geen proeven
meer te nemen met de allergrootste bom
men, dan zou men voor het eerst een af
spraak gemaakt hebben, die men zonder
meer kan controleren. Deze grote ontplof
fingen worden ver buiten de grenzen van
welk land ook waargenomen.
Zij, die in de Verenigde Staten een
einde willen maken aan de grootste proe
ven, zijn niet van mening, dat men de ex
perimenten met kleine,-tactische atoomwa
pens moet stopzetten. Het is volgens hen
zeer de vraag of men ooit nog een strijd
zal voeren met volkomen „ouderwetse"
wapens. Zou er opnieuw oorlog uitbreken
in Korea of zouden de Verenigde Staten in-
De „Arbeidskolonies" vormen een kenmer
kend verschijnsel in het industriële India.
Er zijn industrieën in en dicht bij de grote
steden, die hun arbeiders uit de stad be
trekken. Die arbeiders wonen dan in de
arbeiderswijken van die stad in het alge
meen geen benijdenswaardige woonplaat
sen. Maar zelfs dicht bij de steden ziet men
al de „arbeidskolonies", dorpen of stadjes,
die bij een fabriek behoren en waar vrijwel
alle personeel woont. Is de eeuwenoude
gewoonte om in dorpse samenhang, maar
streng naar rang en stand, naar „kaste"
ingedeeld te leven, een behoefte geworden?
Hebben de industriëlen ingezien, dat zij
deze dorpse, sterk agrarische bevolking los
moeten maken van de landbouwgrond, haar
vast moeten ketenen aan het ritme van de
fabriek om er een fabrieksbevolking van te
maken? Het is beide in grote mate waar.
De staalfabriek van Tata te Jamsjedpoer
grijpen in een strijd om de Chinese kust-
eilanden Quemoy en Matsoe, dan zouden
naar alle waarschijnlijkheid kleine atoom
wapens worden gebruikt. De keus is dus
eigenlijk niet tussen atoom-wapens en
conventionele bewapening, maar tussen een
oorlogvoering, die is afgestemd op grote
ontploffingen enerzijds en, aan de andere
kant, een strategie, die zoveel mogelijk va
riatie en gradatie kan aanbrengen in de
vergelding van agressie.
Het lijkt zeer wel mogelijk, dat de Ame
rikaanse regering wanneer het bewogen,
overgangs- en debatsstadium voorbij zal
zijn te voorschijn zal komen met een
programma, dat juist op zulk een geva
rieerde, doch tegelijk zeer moderne vuur
kracht is gericht
Men mag dan hopen, dat men op die ma
nier een wereldoorlog met superbommen
zal kunnen- vermijden. Een goed streven-
dat in de praktijk evenwel uitermate moei
lijk zal zijn te verwezenlijken. Waar ligt
de grens tussen kleine, grotere en aller
grootste bommen? Dit juist maakt iedere
discussie van verandering in strategie zo
ernstig: het besef, dat de „ouderwetse"
oorlog uit de tijd is en dat een moderne
oorlog, hoe klein ook begonnen, catastro
faal kan worden voor de gehele wereld.
Er is nog een andere voor de hand lig
gende reden. In dit industrieel nog zo
maagdelijke land zet men de fabriek een
voudig naast de bron, die haar voeden
moet: daar waar water en elektriciteit,
kolen of ijzererts, spoorweg of bevaarbare
rivier te vinden zijn hier of daar, al
naar wat het zwaarste weegt. Dat kan in
de jungle zijn of 'ergens in het boereland.
Daar moet dan ook een woonplaats voor
het personeel worden gebouwd.
Nu de industrialisatie voortschrijdt, ver
rijzen die „arbeidskolonies" alom. Men zou
de indruk kunnen krijgen, dat ze een spe
ciale trek zijn van het „nieuwe India", dat
bezig is gezicht te krijgen. Dit is niet zo.
Men bouwt voort op een oud patroon
„betrekkelijk" oud in dit piepjonge indus
trieland.
Een goed voorbeeld is Jamsjedpoer, de
stad van de staalfabriek van Tata. Een
goed voorbeeld, omdat het uitzonderlijk is:
een fabrieksstad van nu al 280.000 inwo
ners, die geheel wordt beheerd en bestuurd
door de fabriek. Geen gekozen gemeente
raad, geen wethouders, geen burgemeester,
geen ambtenaren in de eigenlijke zin van
het woord. Het zijn allemaal arbeiders van
Tata Iron and Steel Co. Ltd., die de stad
in dienst van hun onderneming beheren.
De inwoners zijn geen „burgers" in de
eigenlijke betekenis; het zijn bewoners van
een verlengstuk van het fabrieksterrein,
zelfs de winkeliers en ambachtslieden, die
voor eigen rekening een zaak zijn begon
nen. In Amerika bestaan zulke- steden.
Verder is deze situatie enig ter wereld.
Toch is het een goed voorbeeld om eens
nader te bekijken: de mèeste trekken van
deze stad vindt men in de nieuwe arbeids
kolonies terug. De gemeente-politieke orga
nisatie is daar trouwens veelal (nog) niet
meer dan een beginselverklaring, waaraan
de bevolking (nog) niet veel inhoud geeft.
Als voorbeeld is het bovendien goed, om
dat men hier aan verleden en heden de
opbouwende krachten kan meten, die in
het Indiase volk leven. Wij hebben nu een
maal de neiging alle oosterse volken over
één kam te scheren en steeds te denken,
dat een buik vol rijst voor de kleine man
aanleiding is in de schaduw te gaan rusten,
en dat een kist vol goud voor de rijkaard
genoeg is om zijn hofhuoding te kunnen
koeieneren.
JAMSJEDJI TATA had in de vorige
eeuw voor India al een aanzienlijke plaats
op de textielmarkt veroverd. In 1880 begon
hij te denken over de mogelijkheden van
staalfabricage. Hij behoorde tot de enkele
tientallen rijke Indiase families, die besef
ten, dat industrialisatie in hun land onge
kende mogelijkheden zou openen. Deze ge
schiedenis moet kort zijn: toen Jamsjedji
in 1904 overleed, waren er bergen werk
verzet, maar meer dan rapporten waren er
nog niet. Zijn zoons zetten het werk voort.
In 1907 probeerden zij op de Londense
markt kapitaal bij elkaar te krijgen. Geen
penny. Zware industrie in dit landbouw-
land met zijn dorpse bevolking? Men ge
loofde er niet in. Nog datzelfde jaar kwa
men zij (aarzelend en met weinig vertrou
wen: dit was zo iets nieuws) met een pros
pectus uit in Bombay. In drie weken was
een kapitaal van twintig miljoen roepies
geplaatst onder achtduizend Indiase beleg
gers! Eind 1911 begon de fabriek te draaien.
In Jamsjedpoer, zo genoemd naar de
oude Tata: Jamsjedstad. Daar werd de fa'
briek in de jungle gebouwd op rijke erts-
lagen (India bezit 9,5 percenbvan het ijzer
erts in de wereld) aan de samenloop van
twee riviertjes: een staalfabriek drinkt
veel. Als die riviertjes nog bevaarbaar wa
ren ook, zou de situatie ideaal zijn, maar
zo'n plaats is niet te vinden. Kolen moeten
per spoor worden aangevoerd, de produk-
ten moeten over de rails worden afgevoerd.
Niettemin wordt hier het goedkoopste staal
ter wereld gefabriceerd, zo gemakkelijk te
winnen en zo rijk is het erts. De produktie
bedraagt meer dan een miljoen ton, maar
over goed twee jaar zal het twee miljoen
ton zijn.
En waarom, nu het zo voor de hand ligt,
niet even een kijkje gegeven op wat er op
Jamsjedji Tata
Een van de dingen die mij
van dit verblijf in het zoge
naamde ondermaanse altijd
zullen blijven bezighouden, is
ongetwijfeld de onoplosbare
vraag, aan welke geheimzin
nige wetten de gezagsverhou
ding tussen de mensen is ont
leend. Men kan zich natuurlijk
op zeer eenvoudige wijze van
dit probleem afmaken door uit
te gaan van de overtuiging,
dat alle gezag van boven komt,
dcoh dit is een al te simpele
gedachtengang, die bovendien
onmiddellijk tot nieuwe vra
gen moet leiden als men enigs
zins tot het denkende genre
mensen behoort.
Er zijn op deze wereld ge
zagsverhoudingen, die ogen
schijnlijk voor geen enkele dis
cussie vatbaar zijn, doch daar
naast op geen enkele aanwijs
bare grond rusten. Wie heeft
dat zo ingesteld? Waarom?
Een eenvoudig voorbeeld.
Onze dierbare oudoom ver
schijnt op ongeregelde tijden
voor onze huisdeur om aan te
tonen, dat hij nog steeds in
leven is en om te constateren,
dat zulks met ons allen ook nog
het geval blijkt te zijin. Hij is
altijd zeer welkom bij ons, zo
als alle dierbaren en bloedver
wanten dat zijn. De laatste
maal dat hij onverwacht op
onze stoep stond, is hem ech
ter iets gebeurd v/aardoor hij
zijn volgend bezoek wellicht
enkele jaren langer zal uit
stellen. Op zijn jolig belletje
deed onze kleine zoon hem
open, die onmiddellijk van
oudoom de joviale begroeting:
„Zo, dikzak!" te horen kreeg.
Onze zoon verkeert in de
leeftijd, dat hij de dingen des
levens zeer nauwkeurig be
schouwt, aangezien zij alle
ADVERTENTIE
industrieel gebied gebeurt in India? Staal
is daar altijd een graadmeter voor. India
heeft op dit ogenblik een behoefte van
2,5 miljoen ton staal, die het op geen stuk
ken na uit eigen produktie kan dekken.
Bovendien is staal op de wereldmarkt
moeilijk te krijgen. Met de voortschrijden
de industrialisatie zal de behoefte sterk
stijgen.
De regering laat op dit ogenblik drie
staalfabrieken voor haar rekening bouwen:
een door Westduitsers, een door Britten en
een door Russen. De neutralistische poli
tiek in de praktijk! Over vier jaar zullen
deze drie draaien en samen 2,5 miljoen ton
produceren. Met Tata's twee Thiljoen geven
de particuliere bedrijven dan ook 2,5 mil
joen ton.
HOE LEVEN de mensen in zo'n wonder
lijk georganiseerde stad? Vergelijken met
het westen is moeilijk. De verlangens en
behoeften zijn verschillend, de tradities
zijn heel anders gegroeid. „Gedwongen
winkelnering" zou men in het westen al
gauw grommen als de hele fabrieksstad
door de onderneming werd beheerd.
India lost zulke dingen anders op dan
Europa. Typerend voor de Indiase geestes
gesteldheid en misschien zelfs leerzaam bij
het beoordelen van het Indiase socialisme,
waarover zoveel wordt gesproken, is het
feit, dat de „kapitalisten" Tata in 1916 een
commissie instelden om de sociale voorzie
ningen voor hun personeel wetenschappe
lijk te verantwoorden en dat zij voor het
voorzitterschap van die commissie de be
kende Britse socialist Sydney Webb uit
nodigden. „Handig" kan men zeggen. Maar
in 1916 was er nog geen nationalisatie
drang, nog geen bewust socialistisch stre
ven onder het Indiase volk, nog geen wer
kelijke vakbondsmacht tegenover werkge
versmacht. „Wijs" is juister geoordeeld.
De vakbond blaast nu ook in India zijn
partij mee. Een merkwaardig verschijnsel
is de speciale Tata-vakbond, niet alleen
voor de arbeiders van de staalfabriek, maar
ook voor die van de automobielfabriek
(met Mercedes-Benz en Daimler-Benz) en
de locomotieffabriek, die te Jamsjedpoer
zijn ontstaan of van de vele andere bedrij
ven van het Tataconcem elders in India,
die zeep, chemische produkten, radio's,
textiel en wat al niet vervaardigen. Die
Tata-vakbond is verbonden met het natio
nale vakverbond van de Congrespartij. Zijn
leiders zitten in alle bedrijven van Tata
mèt de bedrijfsleiders in commissies voor
arbeidsverbetering. Eén eerste wet staat
voorop: rationalisatie van het werk kan
nooit tot ontslagen leiden.
Er is een pensioenregeling voor de werk
nemers. Een twaalfde gedeelte van het loon
wordt ingehouden. Tata legt daar een
twaalfde bij. Rente op rente wordt het zo
gespaarde kapitaaltje op zestigjarige leef
tijd uitgekeerd. Dan gaat de Indiase arbei
der met pensioen. Dat is in een land met
een gemiddelde levensduur van ruim der
tig jaar niet zo vroeg als het lijkt.
Er is in Jamsjedpoer een ziekenhuis met
520 bedden. Wie 200 roepies 160) of min
der per maand verdient, wordt hier gratis
verpleegd. Dat is het merendeel van de
arbeiders. Wie meer verdient, betaalt twee
gulden per dag. Het ziekenhuis lijdt per
jaar een verlies van twee miljoen roepies.
Water levert de stad kosteloos, elektrici
teit kost een halve stuiver per kilo watt
uur, dat is een zevende gedeelte van de
prijs in een stad als Delhi. Steenkolen en
cokes levert de onderneming voor een der
de gedeelte vxan de kostprijs.
Zestig tot zeventig percent van de kin
deren van Jamsjedpoer gaat naar school.
Dit percentage stijgt gestadig en snel. Even
snel groeit de bevolking. Men kan er geen
scholen tegen bouwen. Een mooi verschijn
sel is dat de coöperaties van het personeel,
die hun kapitaal vormen uit een verplicht
spaarsysteem, geld steken in de bouw van
scholen, hoewel scholen geen andere rente
opbrengen dan kennis en vooruitgang. Het
onderwijs is niet gratis, maar het school
geld is laag: van ongeveer dertig cent per
maand in de laagste klas voor leerlingen
van zes tot zeven jaar tot ongeveer 4,80
in de hoogste klas voor leerlingen van
zeventien tot achttien jaar.
Dit zijn een paar trekjes van deze
vreemde, particuliere stad. Zij vormen in
veel opzichten een voorbeeld voor de
nieuwe vestigingen van arbeiders bij de
jonge industriële ondernemingen.