Indiase arbeidskolonie is een verlengstuk van de fabriek Groeiend verzet tegen proeven met superbommen ook in de VS Raadsel Pijn "AKKERTJES" Nieuwe vorm van stedenvorming bij jonge industrieën Pleidooi voor variatie-mogelijkheid f Jeugdige alpinisten vielen bij afdaling Vissersboot gezonken Jean-Louis Barrault in december naar Nederland Brand op een tankertje, schipper te water Hatta constateert bestaan van onbeteugelde corruptie Typisch trekje van het Indiase socialisme door welke oorzaak ook flitsen Uw klachten wegl DONDERDAG 26 JULI 1956 Coöperatie in de werkplaats Deze gezagsverhouding is mij een raadsel. Mijn zoon weet van heW leven niets, of weinig. Hij zoekt achter een hem invallend rijmwoord niets anders dan de vreugde van de vondst. Hij is eerlijk aan gezien mijn oudoom ronduit een papzak is en draait er geen doekjes om. Van hem mo gen we alles verwachten. Van hem kunnen woorden en da den uitgaan, die wij als vol wassenen hebben leren vermij den, Maar wij zijn dan ook met het leren oud geworden. Mijn conclusie is dus, dat de gezagsverhouding tussen oud en jong logischerwijs moet worden omgekeerd. Mijn oud oom had bij het opengaan der deur moeten zeggen uit de aard van zijn levenswijsheid en volwassen geoefendheid „Dag jongeheer, ik ben uw oudoom. Wat zijt ge welva rend". En hij had met een tinte ling in zijn levenswijze oog moeten verwachten, dat zijn kleine neef tegen hem zou zeg gen: „Dag, papzak". De goedeman heeft gedu rende zijn daaropvolgende bezoek nog meer domme din gen gedaan. Hij heeft zijn con versatie met mijn zoon ge stoeld op onzinnige en rare uitdrukkingen, die geen ver standig mens tegen een andere ten beste zou willen geven. Hij heeft mijn zoon een mi nuscuul zakje met kleffe snoep gepresenteerd en daarbij opge merkt: „Dit wil er nog wel eens in, hè?" Mijn zoon heeft onmiddellijk de aan ieder bekende feitelijk heid beseft, dat snoepjes geen eigen wil hebben. Zoiets weet zelfs het domste kind. En hij heeft daarom latdunkend ge antwoord: „Ze moeten wel, of ze willen of niet". De duidelijke demonstratie ADVERTENTIE nieuw en zeer interessant voor hem zij.n. De man op de stoep was hem vagelijk bekend, doch de naam van de nieuwkomer was hem ontschoten. Hij zei daarom, even joviaal: „Zo, papzak!" Wij moeten even stilstaan bij de psychologische verwik kelingen in deze zaak. Onze kleine zoon heeft een natuur lijke voorliefde voor rijmen. Dat hebben vele kinderen. Rij men, nauw aan het dichten verwant, is een geheimzinnige neiging in de menselijke na tuur, die universeel in aanleg kan worden genoemd. Alle mensen rijmen, op hun tijd. Sommigen dichten, op hun en anderer tijd. Deze laatsten zijn dan degenen, die niet op vroe ge leeftijd zózeer door andere dingen in beslag zijn genomen, dat zij hun aangeboren poë tische intuïtie hebben verstikt. Het rijmen van mijn zoon leidt soms tot afschrikwekkende ge volgen, die vaak zelfs strijden met fatsoen en eerbaarheid. Wij hopen hem dat vóór zijn volwassenheid volkomen dui delijk te hebben gemaakt. Een tweede aspect, dat niet verwaarloosd mag worden in het gestelde probleem, was het feit dat oudoom- inderdaad van respectabele omvang is. Het zou van slechte smaak en ge brek aan originaliteit hebben getuigd, wanneer onze zoon het woord „dikzak" zonder meer zou hebben teruggege ven. Dat hij er een andere vorm voor vond in de blik semsnelheid van die ene be groetingsseconde, vervult orns tot op dit moment nog met een zekere trots. Een trots, die overigens door niets gerecht vaardigd is, aangezien zowel de rijmkunst als de slagvaar digheid eigenschappen van mijn zoon zijn, die hij zonder onze hulp en gans op eigen Het is pas "Zondag" met Turkstrax beschuit op Uw ontbijttafel Oudoom is een volwassene. Hij is ouder, groter, eer biedwaardiger, volwaardiger, kwetsbaarder dan mijn zoon. Oudooms moeten met voor zichtigheid en verantwoorde lijkheidszin worden toegespro ken. Men moet aan afmeting en jaargang van oom en neef hun verhouding aflezen. Een verhouding, d'ie de ene het recht geeft alle malle dingen te zeggen die hem voor de mond komen, doch de andere de plicht oplegt enkel beleefd, verstandig en kies te zijn. Achttien jeugdige alpinisten, waarvan een deel min of meer ernstig gewond, brach ten de dinsdagnacht op een meer dan 3000 m. hoge bergtop in de Pyreneeën door, ter wijl een reddingsploeg van berggidsen en gendarmes gisteravond laat vertrok om de jonge bergbeklimmers te zoeken en in veilig heid te brengen. Uit een vacantiekamp in Gavamie waren 21 jonge mensen vertrokken om de Tuque- rouye te beklimmen. Bij de afdaling vorm den zij drie ploegen van zeven man, welke onderling met touwen verbonden waren. Het touw van de bovenste ploeg brak en dezen vielen bovenop de ploeg, die zich vlak onder hen bevond. Tezamen met deze rolden zij de steile berghelling af, waar bij tal van onfortuinlijke alpinisten ernstig letsel opliepen door de uitstekende rotspun ten. Enkele van hen. slaagden er. in zich aan een paar rotsblokken vast te klampen en vast te houden, waardoor ook de anderen in hun val werden gestuit. Het bleek, dat ten minste vier van hen gebroken armen of benen hadden. Men besloot om op de berg een bivak op te slaan, terwijl drie van de bergbeklimmers, die ongedeerd waren gebleven, naar Ga- varnie gestuurd werden om hulp te halen. Deze drie kwamen uitgeput in het plaatsje aan en deden het relaas, waarna onmiddel lijk een ploeg redders erop uittrok. Een Belgisch vissersscheepje uit Ostende is woensdag op de Noordzee in die buurt van Blankentoerge in brand graakt en ge zonken. De trawler „Viktor Margarite" uit Ostende heeft de drie opvarenden gered. Nu de compagnie Barrault-Renaud in Parijs het Marigny-theater heeft moeten ontruimen ziet de troep zich genoodzaakt het bestaan voorlopig voort te zetten door tournee's in de provincie en het buiten land. Voor Nederland betekent dit, dat het beroemde gezelschap in december hier zal optreden. Zeer waarschijnlijk komen de Parijzenaars met voorstellingen van „Le misantrophe" van Molière en „La repe tition" van Anouilh. In het laatste stuk treden niet alleen Madeleine Renaud en Jean-Louis Barrault op maar zal boven dien Jean Servais bewonderd kunnen wor den in de rol van Hero, hier bij de Neder landse Comedie door Ko van Dijk tot een grootse creatie gemaakt van deze waarheid heeft hij als daad bij het woord ge voegd. Oudoom had natuurlijk ver wacht, dat het wederwoord zou luiden: „O, ja, natuurlijk, lieve oom, dank u wel, lieve oom". Maar als hij betuigingen van respect en eerbied ver wacht, zal hij moeten besef fen, dat hij zelf dient te begin nen met verstandige taal. Hij is heengegaan in de overtui ging, dat- onze kleine zoon een onhebbelijk schepsel is. En zo zijn er talloze gezags verhoudingen, die zomaar in het wilde weg op onze lieve aarde gegroeid zijn als on kruid. Als onkruid zonder zin of nut, doch zorgvuldig gecul tiveerd en verzorgd als kost bare orchideeën. Wij kunnen dat als een be treurenswaardig verschijnsel vaststellen, doch voorzichtig- ïeidshalve zal ik mijn zoon van zijn veertiende jaar af voor bereiden op het feit dat hij, eenmaal in militaire dienst gekomen, moet heenstappen over eventuele onbegrijpelijk heden en onlogica. Want ik zou niet willen dat hij onaan genaamheden, krijgt. Het be grip van meerdere en mindere is in het leger immers het be gin en einde aller dingen. Een luitenant-kolonel is een soort oudoom, maar véél gevaarlij ker. En nu ik daaraan denk: Hoe ter wereld kom ik uit het raadsel, dat zich aan mij opdringt? Het wordt mij plot seling duidelijk dat mijn zoon in dit leven nooit luitenant kolonel, noch oudoom kan worden. En het raadsel is: Waar ko men toch luitenant-kolonels en oudooms in vredesnaam vandaan? J. L. Zijn besluit om af te treden met gemengde gevoelens ontvangen DJAKARTA (ANP) De aftredende vice-president van Indonesië, Mohammed Hatta, heeft gezegd, dat Indonesië uitein delijk hetzelfde lot ten deel zal vallen als het bewind van Tsjang Kai Tsjek in China, als het land niet zeer spoedig een einde maakt aan de onbeteugelde corruptie. Hij verklaarde dat Indonesië de slechte econo mische positie waarin het verkeert, alleen aan zichzelf heeft te wijten. Over westelijk Nieuw-Guinea zei Hatta, dat dit land spoedig in Indonesische han den zal zijn als Indonesië de wereld be wijst dat het de bekwaamheid en de mid delen heeft om het tot ontwikkeling te brengen. De Nederlanders, aldus Hatta, hebben noch het geld, noch de mensen om dit te doen. Hij acht de oplossing van deze kwestie slechts een kwestie van tijd. Leden van de ..Masjoemi" en van andere partijen in het Indonesische parlement hebben aandrang uitgeoefend op Hatta om terug te komen op zijn besluit om' af te treden. Het lid van de Masjoemi Ali Abkar sprak de vrees uit, dat de eenheid onder het Indonesische volk in gevaar zou kun nen komen. Er zijn tekenen die wijzen op een gevoel van onbehagen in de provin' cies buiten Java en deze gevoelens zouden kunnen worden aangewakkerd door Hatta's aftreden. Het blad „Indonesia Raya" oppert de gedachte, dat president Soekarno het voor beeld van Hatta zal volgen. Indien de pre sident hiertoe niet genegen is, dan acht het blad het belangrijk, dat als opvolger van Hatta een niet van Java afkomstige func tionaris zal worden benoemd „opdat er geen uitbarsting van plaatselijke sentimen ten zal volgen". Hatta is afkomstig van Su matra, Soekarno is de zoon van een Ja vaanse vader en een Balinese moeder. Indonesia Raya zegt, dat het volk Hatta's verdiensten in de revolutie stellig niet is vergeten, en ook niet de leiding, die hij heeft gegeven bij het onderdrukken van de communistische opstand in 1948. Het nationalistische blad „Suluh Indone sia" dringt er op aan, dat Hatta, zo hij niet op zijn besluit wenst terug te komen, zijn aftreden zal uitstellen tot een geschikter tijdstip. kracht heeft ontwikkeld. Oudoom kwam met een be trokken gelaat binnen en deel de ons mede, dat hij onbe schaamde brutaliteit zag in de wijze, waarop hij op de stoep was toegesproken. Daar ligt de gezagskwestie. Oudoom spreekt een hem vaag bekend persoon, die zo vriendelijk is voor hem de deur open te doen, aan met het kenschetsende en familiair klinkende woord „dikzak". De andere persoon noemt hem, even kenschetsend en familiair „papzak". Beide uitdrukkingen geven de bedoeling der spre kers zowel als het uiterlijk der toegesprokenen duidelijk weer. De stijl is ingevoerd door oud oom. Waar ligt het verschil in appreciatie? Waarom verwachtte oudoom dat zijn begroeting met een enthousiaste dankbaarheid in ontvangst zou Worden geno men, en waarom vond hij on beschaamde brutaliteit in een even goed bedoelde variant? (Van een speciale verslaggever) Op een olietankertje, dat aan de Traw lerkade te IJmuiden gemeerd lag, brak dezer dagen in de motorkamer brand uit toen de schipper de motor aan wilde slaan en er een kleine explosie ontstond. Met een snelblusser probeerde hij de vlammen de baas te blijven, maar deze vatten hemzelf aan, zodat er weinig anders overbleef dan in de haven te springen om erger te voor komen. Toen de man weer op het droge was geklauterd, bleken zijn brandwonden van zulke ernstige aard te zijn, dat hij naar het Antoniusziekenhuis moest worden ge bracht. De Velsense brandweer kon zich later tot de nablussing bepalen. (Van onze correspondent in Washington) Op het ogenblik is het nog altijd het Amerikaanse regeringsstandpunt, dat men doorgaat met waterstofbomproeven, zolang geen bevredigende ontwapenings-overeen- komst (met inspectie) is bereikt. Toch wordt er de laatste tijd in stijgende mate op aangedrongen de proeven met super- bommen te staken. Niet alleen India, Joe goslavië en de Sovjet-Unie hebben daartoe voorstellen gedaan, ook in de Verenigde Staten gaan gezaghebbende stemmen op teneinde althans een eind te maken aan de grootste proefnemingen. Eisenhowers médewerker voor ontwape ning, Stassen, blijkt een open oor te heb ben voor dergelijke suggesties. Stevenson de meest waarschijnlijke kandidaat der Democraten voor het presidentschap wenst deze proeven stop te zetten. Boven dien hebben verscheidene belangrijke leden van de Congres-commissie voor atoomener gie zich in deze geest uitgelaten en zelfs een der vijf leden van de regeringscommis sie voor atoomenergie, Mufray, heeft zich een tegenstander getoond van meer proe ven met superbommen. Zouden de grote mogendheden afspreken geen proeven meer te nemen met de allergrootste bom men, dan zou men voor het eerst een af spraak gemaakt hebben, die men zonder meer kan controleren. Deze grote ontplof fingen worden ver buiten de grenzen van welk land ook waargenomen. Zij, die in de Verenigde Staten een einde willen maken aan de grootste proe ven, zijn niet van mening, dat men de ex perimenten met kleine,-tactische atoomwa pens moet stopzetten. Het is volgens hen zeer de vraag of men ooit nog een strijd zal voeren met volkomen „ouderwetse" wapens. Zou er opnieuw oorlog uitbreken in Korea of zouden de Verenigde Staten in- De „Arbeidskolonies" vormen een kenmer kend verschijnsel in het industriële India. Er zijn industrieën in en dicht bij de grote steden, die hun arbeiders uit de stad be trekken. Die arbeiders wonen dan in de arbeiderswijken van die stad in het alge meen geen benijdenswaardige woonplaat sen. Maar zelfs dicht bij de steden ziet men al de „arbeidskolonies", dorpen of stadjes, die bij een fabriek behoren en waar vrijwel alle personeel woont. Is de eeuwenoude gewoonte om in dorpse samenhang, maar streng naar rang en stand, naar „kaste" ingedeeld te leven, een behoefte geworden? Hebben de industriëlen ingezien, dat zij deze dorpse, sterk agrarische bevolking los moeten maken van de landbouwgrond, haar vast moeten ketenen aan het ritme van de fabriek om er een fabrieksbevolking van te maken? Het is beide in grote mate waar. De staalfabriek van Tata te Jamsjedpoer grijpen in een strijd om de Chinese kust- eilanden Quemoy en Matsoe, dan zouden naar alle waarschijnlijkheid kleine atoom wapens worden gebruikt. De keus is dus eigenlijk niet tussen atoom-wapens en conventionele bewapening, maar tussen een oorlogvoering, die is afgestemd op grote ontploffingen enerzijds en, aan de andere kant, een strategie, die zoveel mogelijk va riatie en gradatie kan aanbrengen in de vergelding van agressie. Het lijkt zeer wel mogelijk, dat de Ame rikaanse regering wanneer het bewogen, overgangs- en debatsstadium voorbij zal zijn te voorschijn zal komen met een programma, dat juist op zulk een geva rieerde, doch tegelijk zeer moderne vuur kracht is gericht Men mag dan hopen, dat men op die ma nier een wereldoorlog met superbommen zal kunnen- vermijden. Een goed streven- dat in de praktijk evenwel uitermate moei lijk zal zijn te verwezenlijken. Waar ligt de grens tussen kleine, grotere en aller grootste bommen? Dit juist maakt iedere discussie van verandering in strategie zo ernstig: het besef, dat de „ouderwetse" oorlog uit de tijd is en dat een moderne oorlog, hoe klein ook begonnen, catastro faal kan worden voor de gehele wereld. Er is nog een andere voor de hand lig gende reden. In dit industrieel nog zo maagdelijke land zet men de fabriek een voudig naast de bron, die haar voeden moet: daar waar water en elektriciteit, kolen of ijzererts, spoorweg of bevaarbare rivier te vinden zijn hier of daar, al naar wat het zwaarste weegt. Dat kan in de jungle zijn of 'ergens in het boereland. Daar moet dan ook een woonplaats voor het personeel worden gebouwd. Nu de industrialisatie voortschrijdt, ver rijzen die „arbeidskolonies" alom. Men zou de indruk kunnen krijgen, dat ze een spe ciale trek zijn van het „nieuwe India", dat bezig is gezicht te krijgen. Dit is niet zo. Men bouwt voort op een oud patroon „betrekkelijk" oud in dit piepjonge indus trieland. Een goed voorbeeld is Jamsjedpoer, de stad van de staalfabriek van Tata. Een goed voorbeeld, omdat het uitzonderlijk is: een fabrieksstad van nu al 280.000 inwo ners, die geheel wordt beheerd en bestuurd door de fabriek. Geen gekozen gemeente raad, geen wethouders, geen burgemeester, geen ambtenaren in de eigenlijke zin van het woord. Het zijn allemaal arbeiders van Tata Iron and Steel Co. Ltd., die de stad in dienst van hun onderneming beheren. De inwoners zijn geen „burgers" in de eigenlijke betekenis; het zijn bewoners van een verlengstuk van het fabrieksterrein, zelfs de winkeliers en ambachtslieden, die voor eigen rekening een zaak zijn begon nen. In Amerika bestaan zulke- steden. Verder is deze situatie enig ter wereld. Toch is het een goed voorbeeld om eens nader te bekijken: de mèeste trekken van deze stad vindt men in de nieuwe arbeids kolonies terug. De gemeente-politieke orga nisatie is daar trouwens veelal (nog) niet meer dan een beginselverklaring, waaraan de bevolking (nog) niet veel inhoud geeft. Als voorbeeld is het bovendien goed, om dat men hier aan verleden en heden de opbouwende krachten kan meten, die in het Indiase volk leven. Wij hebben nu een maal de neiging alle oosterse volken over één kam te scheren en steeds te denken, dat een buik vol rijst voor de kleine man aanleiding is in de schaduw te gaan rusten, en dat een kist vol goud voor de rijkaard genoeg is om zijn hofhuoding te kunnen koeieneren. JAMSJEDJI TATA had in de vorige eeuw voor India al een aanzienlijke plaats op de textielmarkt veroverd. In 1880 begon hij te denken over de mogelijkheden van staalfabricage. Hij behoorde tot de enkele tientallen rijke Indiase families, die besef ten, dat industrialisatie in hun land onge kende mogelijkheden zou openen. Deze ge schiedenis moet kort zijn: toen Jamsjedji in 1904 overleed, waren er bergen werk verzet, maar meer dan rapporten waren er nog niet. Zijn zoons zetten het werk voort. In 1907 probeerden zij op de Londense markt kapitaal bij elkaar te krijgen. Geen penny. Zware industrie in dit landbouw- land met zijn dorpse bevolking? Men ge loofde er niet in. Nog datzelfde jaar kwa men zij (aarzelend en met weinig vertrou wen: dit was zo iets nieuws) met een pros pectus uit in Bombay. In drie weken was een kapitaal van twintig miljoen roepies geplaatst onder achtduizend Indiase beleg gers! Eind 1911 begon de fabriek te draaien. In Jamsjedpoer, zo genoemd naar de oude Tata: Jamsjedstad. Daar werd de fa' briek in de jungle gebouwd op rijke erts- lagen (India bezit 9,5 percenbvan het ijzer erts in de wereld) aan de samenloop van twee riviertjes: een staalfabriek drinkt veel. Als die riviertjes nog bevaarbaar wa ren ook, zou de situatie ideaal zijn, maar zo'n plaats is niet te vinden. Kolen moeten per spoor worden aangevoerd, de produk- ten moeten over de rails worden afgevoerd. Niettemin wordt hier het goedkoopste staal ter wereld gefabriceerd, zo gemakkelijk te winnen en zo rijk is het erts. De produktie bedraagt meer dan een miljoen ton, maar over goed twee jaar zal het twee miljoen ton zijn. En waarom, nu het zo voor de hand ligt, niet even een kijkje gegeven op wat er op Jamsjedji Tata Een van de dingen die mij van dit verblijf in het zoge naamde ondermaanse altijd zullen blijven bezighouden, is ongetwijfeld de onoplosbare vraag, aan welke geheimzin nige wetten de gezagsverhou ding tussen de mensen is ont leend. Men kan zich natuurlijk op zeer eenvoudige wijze van dit probleem afmaken door uit te gaan van de overtuiging, dat alle gezag van boven komt, dcoh dit is een al te simpele gedachtengang, die bovendien onmiddellijk tot nieuwe vra gen moet leiden als men enigs zins tot het denkende genre mensen behoort. Er zijn op deze wereld ge zagsverhoudingen, die ogen schijnlijk voor geen enkele dis cussie vatbaar zijn, doch daar naast op geen enkele aanwijs bare grond rusten. Wie heeft dat zo ingesteld? Waarom? Een eenvoudig voorbeeld. Onze dierbare oudoom ver schijnt op ongeregelde tijden voor onze huisdeur om aan te tonen, dat hij nog steeds in leven is en om te constateren, dat zulks met ons allen ook nog het geval blijkt te zijin. Hij is altijd zeer welkom bij ons, zo als alle dierbaren en bloedver wanten dat zijn. De laatste maal dat hij onverwacht op onze stoep stond, is hem ech ter iets gebeurd v/aardoor hij zijn volgend bezoek wellicht enkele jaren langer zal uit stellen. Op zijn jolig belletje deed onze kleine zoon hem open, die onmiddellijk van oudoom de joviale begroeting: „Zo, dikzak!" te horen kreeg. Onze zoon verkeert in de leeftijd, dat hij de dingen des levens zeer nauwkeurig be schouwt, aangezien zij alle ADVERTENTIE industrieel gebied gebeurt in India? Staal is daar altijd een graadmeter voor. India heeft op dit ogenblik een behoefte van 2,5 miljoen ton staal, die het op geen stuk ken na uit eigen produktie kan dekken. Bovendien is staal op de wereldmarkt moeilijk te krijgen. Met de voortschrijden de industrialisatie zal de behoefte sterk stijgen. De regering laat op dit ogenblik drie staalfabrieken voor haar rekening bouwen: een door Westduitsers, een door Britten en een door Russen. De neutralistische poli tiek in de praktijk! Over vier jaar zullen deze drie draaien en samen 2,5 miljoen ton produceren. Met Tata's twee Thiljoen geven de particuliere bedrijven dan ook 2,5 mil joen ton. HOE LEVEN de mensen in zo'n wonder lijk georganiseerde stad? Vergelijken met het westen is moeilijk. De verlangens en behoeften zijn verschillend, de tradities zijn heel anders gegroeid. „Gedwongen winkelnering" zou men in het westen al gauw grommen als de hele fabrieksstad door de onderneming werd beheerd. India lost zulke dingen anders op dan Europa. Typerend voor de Indiase geestes gesteldheid en misschien zelfs leerzaam bij het beoordelen van het Indiase socialisme, waarover zoveel wordt gesproken, is het feit, dat de „kapitalisten" Tata in 1916 een commissie instelden om de sociale voorzie ningen voor hun personeel wetenschappe lijk te verantwoorden en dat zij voor het voorzitterschap van die commissie de be kende Britse socialist Sydney Webb uit nodigden. „Handig" kan men zeggen. Maar in 1916 was er nog geen nationalisatie drang, nog geen bewust socialistisch stre ven onder het Indiase volk, nog geen wer kelijke vakbondsmacht tegenover werkge versmacht. „Wijs" is juister geoordeeld. De vakbond blaast nu ook in India zijn partij mee. Een merkwaardig verschijnsel is de speciale Tata-vakbond, niet alleen voor de arbeiders van de staalfabriek, maar ook voor die van de automobielfabriek (met Mercedes-Benz en Daimler-Benz) en de locomotieffabriek, die te Jamsjedpoer zijn ontstaan of van de vele andere bedrij ven van het Tataconcem elders in India, die zeep, chemische produkten, radio's, textiel en wat al niet vervaardigen. Die Tata-vakbond is verbonden met het natio nale vakverbond van de Congrespartij. Zijn leiders zitten in alle bedrijven van Tata mèt de bedrijfsleiders in commissies voor arbeidsverbetering. Eén eerste wet staat voorop: rationalisatie van het werk kan nooit tot ontslagen leiden. Er is een pensioenregeling voor de werk nemers. Een twaalfde gedeelte van het loon wordt ingehouden. Tata legt daar een twaalfde bij. Rente op rente wordt het zo gespaarde kapitaaltje op zestigjarige leef tijd uitgekeerd. Dan gaat de Indiase arbei der met pensioen. Dat is in een land met een gemiddelde levensduur van ruim der tig jaar niet zo vroeg als het lijkt. Er is in Jamsjedpoer een ziekenhuis met 520 bedden. Wie 200 roepies 160) of min der per maand verdient, wordt hier gratis verpleegd. Dat is het merendeel van de arbeiders. Wie meer verdient, betaalt twee gulden per dag. Het ziekenhuis lijdt per jaar een verlies van twee miljoen roepies. Water levert de stad kosteloos, elektrici teit kost een halve stuiver per kilo watt uur, dat is een zevende gedeelte van de prijs in een stad als Delhi. Steenkolen en cokes levert de onderneming voor een der de gedeelte vxan de kostprijs. Zestig tot zeventig percent van de kin deren van Jamsjedpoer gaat naar school. Dit percentage stijgt gestadig en snel. Even snel groeit de bevolking. Men kan er geen scholen tegen bouwen. Een mooi verschijn sel is dat de coöperaties van het personeel, die hun kapitaal vormen uit een verplicht spaarsysteem, geld steken in de bouw van scholen, hoewel scholen geen andere rente opbrengen dan kennis en vooruitgang. Het onderwijs is niet gratis, maar het school geld is laag: van ongeveer dertig cent per maand in de laagste klas voor leerlingen van zes tot zeven jaar tot ongeveer 4,80 in de hoogste klas voor leerlingen van zeventien tot achttien jaar. Dit zijn een paar trekjes van deze vreemde, particuliere stad. Zij vormen in veel opzichten een voorbeeld voor de nieuwe vestigingen van arbeiders bij de jonge industriële ondernemingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 5