VELEN WETEN NIET WAT ZIJ
IN DE ARDENNEN ONGEZIEN LATEN
DE ENGELSE GEWOONTEN
ONZE NAMEN
Q ïleerri
ia g,e.&o-iuu-ea de. tij,d Q
Uithangborden en
gevelstenen
hielpen
Vrees voor dictatuur
van Von Karajan
in Salzburg
HET NATIONALE PARK
BEWAART HEROÏSCH
EN MYSTERIEUS
VERLEDEN
Edelen in soorten
Oude huisnamen
BIJ FOTOGRAFEREN
rolbmix.
EEN ZWERFTOCHT door de Arden
nen, het ten onrechte wel eens wat
smadelijk bejegende heuvelmassief, dat
door de vele Nederlandse toeristen niet
langer in het vakantieprogramma wordt
opgenomen, omdat de Rivièra en Zwit
serland het slagwoord waar schijnen te
maken over de lekkere smaak van het
vér gehaalde, kan wonderlijke verrassin-
en opleveren. Dit stuk België, dat vóór
oorlog het paradijs voor de kleine
man was, maar nu de Nederlanders bijna
niet anders ziet dan op hun doortocht
naar verdere geneugten, bezit namelijk,
weggestopt in het achterland van Dinant
een uniek nationaal park. Af en toe
komen er een paar bezoekers met veelal
wetenschappelijke interessen een
vroep Utrechtse hoogleraren, een paar
Namense studenten maar de toerist
heeft de bordjes, die buiten de oude
vesting aan de Maas naar „Pare National
de Furfooz" verwijzen, waarschijnlijk
niet eens gezien, doordat hij meer let op
de kilometers, die hem nog scheiden
van Luxemburg, het Rijndal of Parijs.
FURFOOZ is dan ook geen aansprekende
naam voor het tussen de rotsen geklemde
dorpje, dat aan het dal van het riviertje
Lesse ligt (dezelfde Lesse, die de toerist
weer wèl kent van Ham, met zijn grotten
en zijn gidsen en zijn elkaar-vliegen-af-
vanigende-herbergiers) en het is haast niet
te bereiken.
Er loopt een slingerpad heen, dat de
naam „weg" alleen naar Belgische begrip
pen verdient. Wie eenmaal hobbelend het
dorpje heeft bereikt over een hobbelig
paadje kan bij een vriendelijke juffrouw in
een houten landhuisje de kaartjes kopen,
die toegang geven tot dit wat mysterieuze
en eenzame „nationale park".
Maar goed hij heeft er de kasseien
voor over gehad en zal nu ook de rest on
dergaan. Hij hijst zich tegen de rots om
hoog en dan gaat daar, op en langs een als
met reuzenhouwelen uitgekapt rotsplateau,
de prille historie van de mens beleven.Want
op deze plek, waar de Lesse ondergronds
voortspoelt en tientallen spelonken in het
gesteente sleep, en waar tegen de avond
een onwezenlijke sfeer van spoken en le
genden haast tastbaar is, heeft de „Vereni
ging zonder winstoogmerken Ardenne
Gaume" de herinneringen aan een grijs
Gallo-Romaans en Frankisch verleden be
kwaam geconserveerd en van kanttekenin
gen voorzien.
Het is een wild stukje grond, deze kan
tige rots, die in het begin onzer jaartelling
de Romeinen tot onneembare legerplaats
straks bovendien als streekmuseum dienst
kan doen.
Dat de Romeinen op dit uitgezochte plek
je inderdaad een kampement hebben ge
had, wordt verder op de schedel van deze
kale, met wat struiken begroeide rots be
wezen door de restanten van een Romeins
kamp: verbrokkelde vestingmuren tekenen
zich hier af als de begrenzing van een ne
derzetting, die, voorzover men kan nagaan,
De ongenaakbare rots, waar de Romeinen
hun legerplaats hadden.
moet hebben gediend en met zijn aan' de
noordkant loodrecht oprijzende grauwe
wanden het natuurlijke bastion vormt, dat
nu nóg ontzag inboezemt. Omstreeks 1870
vonden de archeologen er die resten van
een Romeins badhuis, dat uit de tweede
eeuw dateert en dat thans ten koste van
veel moeite en geld in zijn oorspronkelijke
staat wordt teruggebracht: met een hand
lier worden de bouwstenen in een lorrie
omhoog gedraaid en volgens nauwkeurige
tekeningen samen gevoegd tot een vol
maakte nabootsing van het gebouw, dat
bestond uit een stevige stenen fundatie met
een houten bovenbouw.
Daaromheen ligt de streek als een inte
ressante landkaart aan de voeten van de
gene, die zich aan de rand van de rots
durft te wagen. Dat het voor lieden met
hoogtevrees geen gemakkelijke excursie is,
wordt wel bewezen door de nadrukkelijke
waarschuwing, vooral niet buiten de op de
steen gekalkte gele strepen te komen, want
daar diep beneden stroomt de Lesse, die
aansprakelijk is voor de vele spelonken in
deze barse heuvel. De rivier moet namelijk
om de rots heen, maar op het punt, waar
de bocht inzet, is van boven af duidelijk
een draaikolk te zien, die het gedeelte van
de Lesse, dat vele kilometers lang onder
het massief doorstroomt, bevoorraadt. On
middellijk boven die kolk ligt de „Trou du
grand due", een steil gat in de rots, van
twintig meter diep, eindigend op een glib
berig plateau, dat de durfal, die zich langs
een trapje heeft willen laten zakken, een
verrassend mooi panorama over de Lesse
verschaft. Door deze krocht heeft een voe-
d'ingsader van de rivier zich tienduizenden
jaren terug een weg gevreten en het is een
wonderlijke gedachte, dat nu dat kalme
water vijfenzeventig meter dieper voort
kabbelt, zich niets van zijn geweldige
kracht herinnerend, terwijl het ook daar
in de diepte weer voortbouwt aan nieuwe
formaties, die over wéér tienduizenden ja
ren de archeologen stof tot gissingen en
theorieën zullen opleveren.
Eigenlijk zoudt ge een keer in de win
ter terug moeten komen op deze plek,
want hier rookt de berg in het koude sei
zoen: uit een donkere spleet in de wand
stijgen dan namelijk uit een diepte van
tenminste dertig meter grote massa's water
damp op, die de wetenschap nog steeds
voor een reeks onoplosbare vragen plaat
sen. Want zelfs het vinnigste vriesweer
vermag deze waterdamp niet te beviezen,
zodat men onder de berg een warmwater
bron vermoedt, 's Zomers staat de uitwa
seming echter stop en is er een zuiging, die
in staat is een kaarsvlam te doven. Spe-
leogen zijn bezig in de krocht af te dalen,
maar voorlopig bewaart de natuur dit ge
heimpje nog onder tonnen gesteente.
HET PAD langs de rotswand zakt verder
totdat op dertig meter boven de rivier
de „trou des nutons" de moeilijke afdeling
onderbreekt: de grot der dwergachtigen is
een ruime, hoge grot, waar de speleogen
gepolijste silexstenen, haarden, overblijf
selen van maaltijden beenderen van die
ren wel te verstaan) en andere restanten
uit de rendiertijd vinden.
Aantrekkelijker voor de archeologen
was echter de „trou du frontal" een ver
dieping lager in de rotswand, waar prae-
historische graven werden gevonden, waar
in de stoffelijke resten later bekendheid
kregen als die van „het ras van Furfooz".
Het Romeinse badhuis zoals het wordt
herbouwd in Furfooz.
Ook deze grot is een watergang geweest,
die eertijds de rivier bevoorraadde, thans
gevuld met roodachtig leem, waarvan grote
massa's verzet moesten worden, voor de
graven bloot kwamen. Zij bleken alle door
een deksteen beschut te zijn, dat als bewijs
geldt voor een reeds vrij hoge dodencultus
in het laat-paleolithicum.
En dan komt men aan de voet van de
geweldige rots, die dreigend en bultig op
rijst en wellicht nog vele geheimen in zijn
ingewand verbergt. Alleen al de onder
aardse loop van de Lesse is een bron van
vele gissingen over een afstand, die he
melsbreed een kilometer bedraagt, doet de
rivier niet minder dan zeventig uur, zodat
de geleerden zich verbaasd afvragen, hoe
veel omwegen dat riviertje onder de alles-
verbergende rots wel moet maken. Vroeger
moet zij ook gevoed zijn door de „Grot van
de gouden geit" een oude watergang aan
de voet van de rots, waar eens een goud
schat gevonden moet zijn, genaaid in een
geitenhuid. Maar de laatste gaping, die dit
grillige massief de mens laat zien, is wel
licht de boeiendste: de „puit des veaux"
een onherbergzame muil in het gesteente,
die uitloopt in een nauwelijks zichtbaar
meertje. De wand van de rots helt licht
voorover en een sterk-glooiende zandvloer
loopt daar op toe.
Onderzoekers zijn in het meertje afge
daald, maar op dertig meter diepte hebben
zij nog geen spoor van een bodem gevon
den. De Lesse voedt deze stille waterkracht
en proeven met lichtgevende stoffen heb
ben uitgewezen, dat er zeventien uur nodig
zijn om de bodem van de Puit des Vaux,
die onbereikbaar diep ligt, licht te doen
reflecteren op sterke schijnwerpers aan de
oppervlakte.
DE JUFFROUW aan de kleine „buvet-
te", die met een vriendelijke glimlach een
glas blond en welverdiend bier inschenkt,
vraagt haar gasten vriendelijk, „hoe ze het
vonden". De meesten antwoorden nauwe
lijks ze zijn nog lichtelijk beduusd van
deze gemzenklim rond een voorhistorisch
rotsmassief, dat van een afstand gezien een
natuurlijk monument in de oksel van de
Lesse lijkt, en een oeroud verhaal blijkt
te bevatten. De juffrouw is het kennelijk
wel gewend, want als ze het bier toeschuift,
antwoordt ze zelf maar vast: „C'est impo
sant, hein?" J. FOLKERTSMA
De „Trou du Grand Due".
VAN EEN rechtgeaard Haarlemmer
mag verwacht worden, dat hij ver
trouwd is met de oude schoonheid van
zijn stad. Welnu, dan weet hij stellig
aan de Damstraat de bekoorlijke gevel
te vinden, die het jaartal 1610 draagt.
Verder vertoont de Kordonband de
spreuk „Is Godt met ons, wie mach te
gen ons". Deze komt eveneens voor in
een latijn, dat niet vrij van veilen is. In
het midden prijkt dan een geharnast
heer naas een tafeltje, waarop zijn helm
ligt. Wie deze krijgsman is, wordt ont
huld door het opschrift „Dit is in den
Hertog van Brandenborch".
DEZELFDE gevelsteen bomt voor op
een fabrieksmerk, dat in hout door de
in 1740 overleden Izaak van der Vinnet
werd gesneden. Johannes Hazius tot
Haerlem in de Dam-Straet bij de Waegh,
daer de Hertog van Brandenburgh in de
gevel staet, maekt en verkoopt veelder-
hande gare en sijde kousen etc." aldus
het bijschrift. Want huisnummers wa
ren nog onbekend en wie de aandacht
op zijn nering wilde vestigen diende de
ligging van zijn pand nauwkeurig te
omschrijven. Een grote hulp waren
daarbij de gevelstenen en uithangtekens.
Johannes Hazius, die in de achttiende
eeuw zijn medeburgers aan kousen
hielp, bezat reeds een geslachtsnaam
toen hij met dit verdienstelijke werk
begon. Was dit niet het geval geweest»
dan hadden zijn buurtgenoten hem wel
licht „Johannes in de Hertog van Bran
denburgh" genoemd. Een benaming, die
in het dagelijks gebruik gemakkelijk
kon verslijten tot Johannes de Hertog.
Waarom zo uitvoerig de aandacht op
deze gevelsteen wordt gevestigd? Om
dat hij verduidelijkend kan werken nu
een zeer specifieke groep familienamen
aan de beurt komt.
HOE ZELDZAAM koningen en kei
zers ook worden, eens kwamen zij veel
vuldig voor. En nog heden ten dage ont
breekt het aan vaderlanders met ge
slachtsnamen als De Keyzer en Koning
niet. Daarbij blijft het niet. We lezen
op de naambordjes ook: Ceurvorst,
Prins (en). Den Hertog. De Hartog, Mar
kies, De Graaf(f), De Grave, De Greve,
De Greeff, Borggreve (burggraaf), De
Landgraaf, Markgraaf, Palsgraaf, Ba
ron, Rijksbaron, Jonkheer (ook De
Jonchere), Jonker(s), De Ridder, De
Heer en Ambagtsheer, welke laatste het
gezag uitoefende in een ambachtsheer
lijkheid. die ook in plaatsnamen als
Bergambacht voortleeft. Nu hoeven niet
al deze familienamen te zijn afgeleid
van adellijke titels. Zo was Hartog oud
tijds ook als mansvoornaam in gebruik,
evenals Ridder: de namen Ridderink en
Riddersma herinneren daar aan- Doch
overigens zijn het de oude huisnamen,
die in deze categorie voortleven. Het is
toch moeilijk aan te nemen dat een man
als De Landgraaf voor het eerst werd
gedragen door iemand, die landgraaf
was. Meer kans is er dat zijn huis „In
de Landgraaf van Hessen" heette. Een
kleine steekproef leert dat dergelijke
benamingen in menigte voorkwamen.
AAN DE Bakenessergracht te Haar
lem werd in 1654 een huis vermeld
„daer de Jonge Keijser uythangt". Twee
jaar later stond er bovendien een pand
„De Gecroonde Keijzer". Verder vond
men in de Sparenwouderstraat >,De
Keijser" in de Frankestraat „De Room-
sche Keijzer" en aan de Oude Gracht
„De Keijser Rudolphus". Koningen wa
ren te vinden in de Jacobsstraat („De
Cooninck van Vranckrijck") en in de
Helmbrekerssteeg (,>De Cooningh van
Oost-Indiën"), alsmede in de Kleine
Houtstraat („De Coninck Davidt"). An
no 1650 was in de Koningsstraat heel
toepasselijk een „Coninck van Cijna"
(China) aanwezig. In 1662 werd aan de
Raamgracht een woning verkocht „daer
Graef Lodewijck uijthangt, welck uijt-
hangbort mette stocke den vercoper
aen hem behoudt",
Soms sprak de politiek een woordje
mee. Het huis „De Kroon" aan de Vuch-
terstraat te Den Bosch werd door een
prinsgezinde bewoonster in „De Prins
van Oranje" herdoopt, maar na haar
vertrek herkreeg het de oude naam. Al
deze benamingen gingen vaak al dan
niet verkort op de bewoners over.
Zo hielpen ook de oude huizen mee bij
het ontstaan van onze namen.
J- G. DE BOER VAN DER LEY
HET IS al heel wat jaren geleden, dat ik grote plannen
koesterde voor mijn eerste interieur-opname met een
boxje. Jong en onervaren in de fotokunde zocht ik mijn
heil bij iemand, die „het wist". Zoiemand werd destijds
gekenmerkt door het bezit van een negen-bij-twaalf
platencamera op statief met insteldoek en meer van die
eerbied inboezemende fotospullen.
Een eigenaardige raad kreeg ik: „Wil je een binnen
opname maken, waarbij natuurlijk veel meer licht door
de ramen valt, dan achter in het vertrek, vooral als de
zon er in staat, doe dan de gordijnen helemaal dicht.
Ook de overgordijnen. Dan wordt de hele kamer sche
merdonker", zei mijn fotovriend. „En dan stel je je boxje
op zijn kleinste diafragma in. Op een statief of op de
rand van de camera zet je het toestel neer, de sluiter op
tijd." Nu moest men vroeger meestal bij zogenaamde
tijdopnamen de sluiter eerst door af te drukken openen
en door een tweede handeling sluiten. Tegenwoordig zit
op de meeste sluiters geen T meer, maar een B, hetgeen
wil zeggen: zolang de ontspanner ook werkelijk inge
drukt is, blijft de lens open staan. Laat men los, dan
sluit hij direct.
Begrijpt u goed: vriend Fotomans had me verteld, dat
ik rustig een kwartier weg kon gaan om de sluiter dicht
te doen wanneer ik terugkwam en dat ik dan een op
name zou hebben, die van voor tot achter prima door-
tekend was en ook scherp!
Natuurlijk heb ik het geprobeerd. En het resultaat was
inderdaad verbluffend. Voor een amateur bijna vol
maakt. Er was namelijk toch een heel klein openingetje
gekomen tussen de aansluiting in de gordijnen. Waar
schijnlijk in het kwartier dat ik weg was, is het gordijn
iets teruggevallen. En op de kiek prijkte op een der zij
wanden een kleine ronde vlek, die precies een patrijs
poort leek.
Wilt u het experiment eens wagen, neem dan ook het
kleinste diafragma, bij voorbeeld 16 of bij sommige toe
stellen 22. Alleen zult u, wanneer het schemerdonker is,
tegenwoordig geen kwartier meer hoeven te wachten.
Waag rustig eens een gokje met twee en met vijf minu-
a ten. U hoeft uw ontspanknop niet zolang vast te houden,
wanneer u een toestel met de sluitertijd B heeft. Want
er zijn draadontspanners (u kent ze wel, die „slangetjes")
die u na het indrukken vast kunt zetten met een
schroefje. Er zijn er zelfs, die automatisch ingedrukt
blijven tot u door een aanraking de „betovering" opheft.
Bij een interieur-opname zorgt u er voor, dat voor
werpen vlak bij het toestel verwijderd worden. Want
anders krijgt u een sterke perspectivische overdrijving.
Iets wat vlak bij het toestel opgenomen wordt, is in ver
gelijking met eenzelfde voorwerp op enige afstand op
genomen, naar verhouding zeer veel groter. Een alge
mene hulpregel is: Stel in op ongeveer één derde van de
totale afstand bij kleine diafragma's. In de ruimte, die u
wilt kieken, zes meter, stel dan in op ongeveer twee
Naar aanleiding van „The Dangerous Years" door
Richard Church en „The Sleepless Moon" door H.
E. Bates, respectievelijk uitgegeven door Heinemann
en Michael Joseph te Londen.
MEN ZOU deze twee romans kunnen gebruiken als
toonbeelden van het milde type dat in Engeland het
meest voorkomt, behalve dat er zeker veel gepubliceerd
worden die slechter zijn. De verhalen verlopen rustig en
vertellen van makkelijk herkenbare personen. Psycho
logische middelen worden discreet aangewend, minder
om drijfveren te ontdekken dan om handelingen aan
nemelijk te maken. De onbezielde natuur wind, bomen
en sneeuw is voortdurend in het beeld van de gebeur
tenissen opgenomen. Daarbij hebben zij nog een minder
gangbare gemeenschap in hun onderwerpen: beide ver
tonen een hoofdpersoon, die de ware lust niet kan vinden
om zijn huwelijk intiem te bevestigen en die daar na
tuurlijk last mee krijgt. Als dat gezegd is, resteert vast
te stellen dat het boek van Richard Church het beste is
van de twee: als één groot gewelf opgevat. Dat van
H. E. Bates baant zich een weg van het begin naar het
eind. Maar beide1 zullen zij welkom zijn aan lezers, die
zich door romans niet graag ver van hun dagelijkse
gedachten laten voeren.
In „The Dangerous Years" is de onwillige echtgenoot
een hoofdpersoon op het tweede plan. De titel is van
toepassing op de liefdesaffaire van een vijftigjarige
Engelse weduwe met een landgenoot, die zij in Parijs
ontmoet. Richard Church besteedt daar ook zijn eerste
zorg aan. Men zou het karakter van zijn werk als poë
tisch kunnen aanduiden en het hoeft hem dan ook niet
verweten te worden dat hij weinig onthullingen doet
over de ondervindingen van de weduwe en haar kolonel.
Het is zijn taak niet verder te doen begrijpen, wanneer
hij eenmaal een suggestie heeft weten te geven van het
geluk op gevorderde leeftijd. Teveel woorden en be
grippen zouden het evenwicht verstoren, waarin nu
inderdaad een zo niet overtuigende, dan toch geloof
waardige suggestie van de schoonheden van een late
liefde mogelijk is. Aan het bijbehorende gevaar van een
al te zachtgeurende voorstelling van het leven ontkomt
meter. Zorg dat wat op één meter afstand staat even
tueel nog wat weggeschoven kan worden. Die regel geldt
natuurlijk niet als u met een grote lensopening werkt.
Natuurlijk kunt u alleen thuis of bij kennissen op deze
manier fotograferen. Bent u op reis in een of ander
gebouw, bij voorbeeld kerk of museum, dan zal het wel
zeer moeilijk zijn de ramen met gordijnen af te sluiten.
De opnamen binnen zijn toch niet zo moeilijk. Als u
maar geen tijdopnamen uit de hand maakt. Druk het
apparaat tegen een pilaar, zet het op een bank of tafel
(vooraan aan de rand natuurlijk, anders wordt het tafel
blad meegefotografeerd) en belicht naar omstandigheden.
Bent u er niet zeker van of het lang genoeg is (in een
vrij donkere kerkruimte hebt u al gauw met lens
opening 11 en een film van 21/10 Din een seconde of drie,
vier nodig) dan niet nóg een opname maken die een
klein beetje langer is. Als u moet „gokken" met de
belichting, dan ook stevig. Hebt u dus een opname twee
seconden belicht en bent u bang dat het aan de krappe
kant is, dan onmiddellijk de volgende opname op vijf
seconden. In het algemeen dus bij twijfel de volgende
binnenopname ongeveer tweeëneenhalf maal zo lang.
Kom in die tijd van belichting zo weinig mogelijk aan
het toestel en bedien het met de uiterste voorzichtig
heid in verband met het trillen. Wie een zelfontspanner
bezit, kan die prachtig gebruiken, omdat na de tien
seconden vóórloop het toestel werkelijk wel uitgetrild
zal zijn en dus doodstil staat. Een zelfontspanner hoeft
dus niet alleen gebruikt te worden om ook zelf op de
kiek te komen, maar is bij opnamen waar het op rust
aankomt, een prima hulpmiddel door zijn trillingsvrije
voorloop. Maak er gebruik van als u er één los inge
bouwd bezit. Het is wel de moeite waard om bepaalde
tegenlichtopnamen in grote gebouwen te maken, wan
neer u zich „verdekt" tegen het directe zonlicht in de
lens achter een pilaar of zoiets kunt opstellen. Denk
dan ook vooral aan de doorkijkjes die men in zulke
gebouwen vaak heeft. Dus: dóór een poortje, onder een
baldakijn door, langs twee pilaren.
Het middel om plafondschilderingen te fotograferen
kent u misschien al, maar het volgt hier nog even leg
het toestel maar doodgewoon op de grond, met de lens
omhoog. Door middel van een draadontspanner rustig
een aantal seconden belichten. Denk er wel om zelf een
beetje achteruit te gaan, anders komt uw haar er op als
u teveel voorover boven de lens zit.
Richard Church niet, maar hij is zo bekwaam als
schrijver dat de kwade gevolgen zich niet opdringen.
De dochter van de weduwe is de vrouw van de on
willige echtgenoot. Dat paar beleeft een geschiedenis,
die zich voor een groot deel onafhankelijk van de andere
voltrekt en die tegen het eind voorlopig bekroond wordt
met de bezegeling van het huwelijk, door de invloed van
een kind dat zij mee op reis naar Zwitserland genomen
hebben. In dit deel van het verhaal, dat doordringender
beschrijvingsmiddelen vereist, toont Richard Church zich
niet zo goed meester van de situatie. De bijdrage van
het zeer-begaafde-kind-van-kennissen, dat het verlangen
naar een erfgenaam bij de echtgenoot wakker roept, kan
men slechts voor kennisgeving aannemen. Niettemin
doet die geschiedenis haar plicht als tegenwicht naast de
romance der vorige generatie, vooral op het laatst, wan
neer de dood van de jonge echtgenoot onder een lawine
alle winst, die in de loop van het verhaal gemaakt is,
verloren dreigt te doen gaan. Men kan „The Dangerous
Years" niet een meesterwerk noemen, maar banaal is
het toch ook niet. Het is in ieder geval het werk van
een schrijver, die zich weet te doen aanvaarden.
IN DE ROMAN van H. E. Bates, ook een geroutineerde
romancier, die overigens in het bijzonder naam heeft
gemaakt met zijn korte verhalen, staat de onwillige
echtgenoot in het centrum. Hij is een deftige kruidenier,
in een klein Engels stadje in de jaren twintig en hij
heeft zijn huwelijk gesloten in de hoop dat hij zijn
schuwheid voor fysiek contact wel zou kunnen over
winnen maar geenszins. Zijn vrouw wacht een tijd
lang verbetering af en stort zich na enkele jaren in de
armen van de pianist van de plaatselijke bioscoop. Die
pianist is, hoewel charmant, een onbetekenend mens,
maar dat belet niet dat zij onder zijn hoede opbloeit en
haar verschrikkelijke verlegenheid overwint. Haar echt
genoot merkt daar niets van en doet tenslotte zelf zijn
eerste ervaring op bij de dochter van een naburige
kroeghoudster, waar zijn geval met meer begrip behan
deld wordt dan thuis. Dan gaat het mis op beide fronten:
de dochter van de kroeghoudster verwacht een baby,
valt van haar fiets en sterft en de vrouw van de krui
denier springt van de kerktoren na een tijd lang vergeefs
gewacht te hebben op de terugkeer van haar pianist, die
naar Londen is vertrokken.
De hevigheid van deze gebeurtenissen bepaalt toch de
toon van de roman niet, want de personen zijn zo ge
reserveerd in hun gedrag, dat discretie te allen tijde
verzekerd is. Voor een deel kan dat aan hun karakter
worden toegeschreven, maar de rest is de schuld van de
auteur, die zijn hoofdpersonen maar net zichtbaar maakt
en zijn personen van het tweede plan meestal in het
geheel niet. Hij doet dan ook nog veel meer dan Richard
Church een beroep op de natuur, in het bijzonder op de
seizoenen, waarvan het verloop steeds bijgehouden
wordt, zodat zij de lotgevallen van de mensen bedden
in een zacht suizende en niet onbehaaglijke monotonie.
Daar tussen schieten sommige passages uit, die verras
send goed zijn en die aanleiding kunnen geven tot gis
singen naar wat H. E. Bates zou kunnen schrijven als
hij niet door het voorbeeld van de conventionele roman
beheerst werd. Het eerste antwoord zou waarschijnlijk
moeten zijn: korte verhalen. En inderdaad hebben de
genoemde beste passages dan ook juist de geconcen
treerde beeldende kracht die daarin het best tot zijn
recht komt. Er zijn dan toch nog volgende gissingen te
maken, maar" die zouden te ver voeren en niets ver
anderen aan „The Sleepless Moon" een gemiddelde
roman met enkele goede merkwaardigheden. S. M.
TERWIJL IN SALZBURG de ene opera van Mozart
na de andere met een bewonderenswaardige bezetting
wordt opgevoerd, speelt zich achter de schermen een
strijd over de artistieke leiding van de toekomstige Fest-
spiele af. De Oostenrijkse dirigent Herbert von Karajan,
die twee maanden geleden tot directeur van de Weense
Opera is benoemd, werd reeds vroeger uitgenodigd om
als artistiek adviseur voor het festival van Salzburg op
te treden. Hij nam dit aanbod aan en deed zelfs afstand
van elk honorarium uit liefde voor Salzburg, waar hij is
geboren. Bovendien is er in de hal van het Mozarteum
aldaar een marmeren plaat aangebracht met slechts drie
namen van beschermheren en weldoeners. De laatste
daarvan is van Von Karajan, die aan dit conservatorium
een aanzienlijk bedrag heeft geschonken. De begaafde
en zelfbewuste dirigent is dus geen lid van het curato
rium noch van de kunstraad der Festspiele, doch alleen
adviseur met raadgevende stem. De kunstraad bestaat
onder anderen uit de regisseurs Herbert Graf uit New
Yorke Ernst Lothar uit Wenen, Otto Schuh uit Berlijn,
de Weense dramaturg F. Schreyvogel, de toneelontwer
pers Holzmeister en Neher, benevens de jonge Oosten
rijkse componist G. von Einem.
Ondanks het feit dat Von Karajan slechts als raad
gever kan optreden, heeft hij zich echter door zijn sterke
persoonlijkheid reeds zozeer op de voorgrond weten te
dringen, dat men bang begint te worden voor een soort
dictatuur. Men verwacht namelijk dat hij bij de toe
komstige Festspiele niet alleen een groot gedeelte van
de opera's zelf zal dirigeren, maar ook dat hij zoveel
mogelijk invloed zal uitoefenen op de regie. Als eerste
reactie op dit streven hebben drie bekende figuren, die
in de laatste jaren hun stempel op het festival hebben
gedrukt, gedreigd dat zij zich onder dergelijke omstan
digheden niet meer ter beschikking zullen stellen voor
Salzburg: de dirigent Karl Böhm, de regisseur Otto
Schuh en de toneelontwerper C. Neher.
Nog feller discussieert men in het artiestencafé „Bazar"
over het nieuwste gerucht, dat Von Karajan in Salzburg
geen moderne opera's meer wil laten opvoeren. Hij zou
ten hoogste een uitzondering maken voor „Jeanne d'Arc"
van Arthur Honegger en voor „Wozzeck" van Alban
Berg, maar hij voelt voor het werk van G. von Einem
en voor de opera's van Orff, Liebermann of Egk niets.
Hij blijkt te willen breken met de traditie van Salzburg
om ten minste eenmaal per jaar een moderne opera als
wereldpremière op te voeren. Intussen heeft ook de in
ternationale muziekcritiek zich in deze kwestie gemengd,
om begrijpelijke redenen een lans brekend voor het
moderne. Alleen is de bewijsvoering niet overtuigend,
wanneer beweerd wordt, dat de aantrekkingskracht van
Salzburg in de wereldpremières gezocht moet worden.
Voor de critici zelf gaat deze argumentatie op, niet echter
voor het grote, internationale publiek dat eigenlijk nooit
diep onder de indruk van de experimenten in Salzburg
is gekomen. Von Karajan speculeert juist op dat publiek
en wijst er op, dat de zozeer geroemde premières vrij
wel geen internationale weerklank hebben gevonden.
Hoe men over deze zaak ook moge denken, het is zeker
dat Salzburg artistiek gesproken verarmt, wanneer Von
Karajan zijn plannen weet door te zetten. Niemand
twijfelt aan de grote kwaliteiten van deze dirigent, maar
zelfs enkelen van zijn vrienden beginnen te vrezen, dat
hij zichzelf vooral als regisseur overschat en d'at hij de
allures begint te krijgen van een muziekdictator in
Wenen en in Salzburg.