VELEN WETEN NIET WAT ZIJ IN DE ARDENNEN ONGEZIEN LATEN DE ENGELSE GEWOONTEN ONZE NAMEN Q ïleerri ia g,e.&o-iuu-ea de. tij,d Q Uithangborden en gevelstenen hielpen Vrees voor dictatuur van Von Karajan in Salzburg HET NATIONALE PARK BEWAART HEROÏSCH EN MYSTERIEUS VERLEDEN Edelen in soorten Oude huisnamen BIJ FOTOGRAFEREN rolbmix. EEN ZWERFTOCHT door de Arden nen, het ten onrechte wel eens wat smadelijk bejegende heuvelmassief, dat door de vele Nederlandse toeristen niet langer in het vakantieprogramma wordt opgenomen, omdat de Rivièra en Zwit serland het slagwoord waar schijnen te maken over de lekkere smaak van het vér gehaalde, kan wonderlijke verrassin- en opleveren. Dit stuk België, dat vóór oorlog het paradijs voor de kleine man was, maar nu de Nederlanders bijna niet anders ziet dan op hun doortocht naar verdere geneugten, bezit namelijk, weggestopt in het achterland van Dinant een uniek nationaal park. Af en toe komen er een paar bezoekers met veelal wetenschappelijke interessen een vroep Utrechtse hoogleraren, een paar Namense studenten maar de toerist heeft de bordjes, die buiten de oude vesting aan de Maas naar „Pare National de Furfooz" verwijzen, waarschijnlijk niet eens gezien, doordat hij meer let op de kilometers, die hem nog scheiden van Luxemburg, het Rijndal of Parijs. FURFOOZ is dan ook geen aansprekende naam voor het tussen de rotsen geklemde dorpje, dat aan het dal van het riviertje Lesse ligt (dezelfde Lesse, die de toerist weer wèl kent van Ham, met zijn grotten en zijn gidsen en zijn elkaar-vliegen-af- vanigende-herbergiers) en het is haast niet te bereiken. Er loopt een slingerpad heen, dat de naam „weg" alleen naar Belgische begrip pen verdient. Wie eenmaal hobbelend het dorpje heeft bereikt over een hobbelig paadje kan bij een vriendelijke juffrouw in een houten landhuisje de kaartjes kopen, die toegang geven tot dit wat mysterieuze en eenzame „nationale park". Maar goed hij heeft er de kasseien voor over gehad en zal nu ook de rest on dergaan. Hij hijst zich tegen de rots om hoog en dan gaat daar, op en langs een als met reuzenhouwelen uitgekapt rotsplateau, de prille historie van de mens beleven.Want op deze plek, waar de Lesse ondergronds voortspoelt en tientallen spelonken in het gesteente sleep, en waar tegen de avond een onwezenlijke sfeer van spoken en le genden haast tastbaar is, heeft de „Vereni ging zonder winstoogmerken Ardenne Gaume" de herinneringen aan een grijs Gallo-Romaans en Frankisch verleden be kwaam geconserveerd en van kanttekenin gen voorzien. Het is een wild stukje grond, deze kan tige rots, die in het begin onzer jaartelling de Romeinen tot onneembare legerplaats straks bovendien als streekmuseum dienst kan doen. Dat de Romeinen op dit uitgezochte plek je inderdaad een kampement hebben ge had, wordt verder op de schedel van deze kale, met wat struiken begroeide rots be wezen door de restanten van een Romeins kamp: verbrokkelde vestingmuren tekenen zich hier af als de begrenzing van een ne derzetting, die, voorzover men kan nagaan, De ongenaakbare rots, waar de Romeinen hun legerplaats hadden. moet hebben gediend en met zijn aan' de noordkant loodrecht oprijzende grauwe wanden het natuurlijke bastion vormt, dat nu nóg ontzag inboezemt. Omstreeks 1870 vonden de archeologen er die resten van een Romeins badhuis, dat uit de tweede eeuw dateert en dat thans ten koste van veel moeite en geld in zijn oorspronkelijke staat wordt teruggebracht: met een hand lier worden de bouwstenen in een lorrie omhoog gedraaid en volgens nauwkeurige tekeningen samen gevoegd tot een vol maakte nabootsing van het gebouw, dat bestond uit een stevige stenen fundatie met een houten bovenbouw. Daaromheen ligt de streek als een inte ressante landkaart aan de voeten van de gene, die zich aan de rand van de rots durft te wagen. Dat het voor lieden met hoogtevrees geen gemakkelijke excursie is, wordt wel bewezen door de nadrukkelijke waarschuwing, vooral niet buiten de op de steen gekalkte gele strepen te komen, want daar diep beneden stroomt de Lesse, die aansprakelijk is voor de vele spelonken in deze barse heuvel. De rivier moet namelijk om de rots heen, maar op het punt, waar de bocht inzet, is van boven af duidelijk een draaikolk te zien, die het gedeelte van de Lesse, dat vele kilometers lang onder het massief doorstroomt, bevoorraadt. On middellijk boven die kolk ligt de „Trou du grand due", een steil gat in de rots, van twintig meter diep, eindigend op een glib berig plateau, dat de durfal, die zich langs een trapje heeft willen laten zakken, een verrassend mooi panorama over de Lesse verschaft. Door deze krocht heeft een voe- d'ingsader van de rivier zich tienduizenden jaren terug een weg gevreten en het is een wonderlijke gedachte, dat nu dat kalme water vijfenzeventig meter dieper voort kabbelt, zich niets van zijn geweldige kracht herinnerend, terwijl het ook daar in de diepte weer voortbouwt aan nieuwe formaties, die over wéér tienduizenden ja ren de archeologen stof tot gissingen en theorieën zullen opleveren. Eigenlijk zoudt ge een keer in de win ter terug moeten komen op deze plek, want hier rookt de berg in het koude sei zoen: uit een donkere spleet in de wand stijgen dan namelijk uit een diepte van tenminste dertig meter grote massa's water damp op, die de wetenschap nog steeds voor een reeks onoplosbare vragen plaat sen. Want zelfs het vinnigste vriesweer vermag deze waterdamp niet te beviezen, zodat men onder de berg een warmwater bron vermoedt, 's Zomers staat de uitwa seming echter stop en is er een zuiging, die in staat is een kaarsvlam te doven. Spe- leogen zijn bezig in de krocht af te dalen, maar voorlopig bewaart de natuur dit ge heimpje nog onder tonnen gesteente. HET PAD langs de rotswand zakt verder totdat op dertig meter boven de rivier de „trou des nutons" de moeilijke afdeling onderbreekt: de grot der dwergachtigen is een ruime, hoge grot, waar de speleogen gepolijste silexstenen, haarden, overblijf selen van maaltijden beenderen van die ren wel te verstaan) en andere restanten uit de rendiertijd vinden. Aantrekkelijker voor de archeologen was echter de „trou du frontal" een ver dieping lager in de rotswand, waar prae- historische graven werden gevonden, waar in de stoffelijke resten later bekendheid kregen als die van „het ras van Furfooz". Het Romeinse badhuis zoals het wordt herbouwd in Furfooz. Ook deze grot is een watergang geweest, die eertijds de rivier bevoorraadde, thans gevuld met roodachtig leem, waarvan grote massa's verzet moesten worden, voor de graven bloot kwamen. Zij bleken alle door een deksteen beschut te zijn, dat als bewijs geldt voor een reeds vrij hoge dodencultus in het laat-paleolithicum. En dan komt men aan de voet van de geweldige rots, die dreigend en bultig op rijst en wellicht nog vele geheimen in zijn ingewand verbergt. Alleen al de onder aardse loop van de Lesse is een bron van vele gissingen over een afstand, die he melsbreed een kilometer bedraagt, doet de rivier niet minder dan zeventig uur, zodat de geleerden zich verbaasd afvragen, hoe veel omwegen dat riviertje onder de alles- verbergende rots wel moet maken. Vroeger moet zij ook gevoed zijn door de „Grot van de gouden geit" een oude watergang aan de voet van de rots, waar eens een goud schat gevonden moet zijn, genaaid in een geitenhuid. Maar de laatste gaping, die dit grillige massief de mens laat zien, is wel licht de boeiendste: de „puit des veaux" een onherbergzame muil in het gesteente, die uitloopt in een nauwelijks zichtbaar meertje. De wand van de rots helt licht voorover en een sterk-glooiende zandvloer loopt daar op toe. Onderzoekers zijn in het meertje afge daald, maar op dertig meter diepte hebben zij nog geen spoor van een bodem gevon den. De Lesse voedt deze stille waterkracht en proeven met lichtgevende stoffen heb ben uitgewezen, dat er zeventien uur nodig zijn om de bodem van de Puit des Vaux, die onbereikbaar diep ligt, licht te doen reflecteren op sterke schijnwerpers aan de oppervlakte. DE JUFFROUW aan de kleine „buvet- te", die met een vriendelijke glimlach een glas blond en welverdiend bier inschenkt, vraagt haar gasten vriendelijk, „hoe ze het vonden". De meesten antwoorden nauwe lijks ze zijn nog lichtelijk beduusd van deze gemzenklim rond een voorhistorisch rotsmassief, dat van een afstand gezien een natuurlijk monument in de oksel van de Lesse lijkt, en een oeroud verhaal blijkt te bevatten. De juffrouw is het kennelijk wel gewend, want als ze het bier toeschuift, antwoordt ze zelf maar vast: „C'est impo sant, hein?" J. FOLKERTSMA De „Trou du Grand Due". VAN EEN rechtgeaard Haarlemmer mag verwacht worden, dat hij ver trouwd is met de oude schoonheid van zijn stad. Welnu, dan weet hij stellig aan de Damstraat de bekoorlijke gevel te vinden, die het jaartal 1610 draagt. Verder vertoont de Kordonband de spreuk „Is Godt met ons, wie mach te gen ons". Deze komt eveneens voor in een latijn, dat niet vrij van veilen is. In het midden prijkt dan een geharnast heer naas een tafeltje, waarop zijn helm ligt. Wie deze krijgsman is, wordt ont huld door het opschrift „Dit is in den Hertog van Brandenborch". DEZELFDE gevelsteen bomt voor op een fabrieksmerk, dat in hout door de in 1740 overleden Izaak van der Vinnet werd gesneden. Johannes Hazius tot Haerlem in de Dam-Straet bij de Waegh, daer de Hertog van Brandenburgh in de gevel staet, maekt en verkoopt veelder- hande gare en sijde kousen etc." aldus het bijschrift. Want huisnummers wa ren nog onbekend en wie de aandacht op zijn nering wilde vestigen diende de ligging van zijn pand nauwkeurig te omschrijven. Een grote hulp waren daarbij de gevelstenen en uithangtekens. Johannes Hazius, die in de achttiende eeuw zijn medeburgers aan kousen hielp, bezat reeds een geslachtsnaam toen hij met dit verdienstelijke werk begon. Was dit niet het geval geweest» dan hadden zijn buurtgenoten hem wel licht „Johannes in de Hertog van Bran denburgh" genoemd. Een benaming, die in het dagelijks gebruik gemakkelijk kon verslijten tot Johannes de Hertog. Waarom zo uitvoerig de aandacht op deze gevelsteen wordt gevestigd? Om dat hij verduidelijkend kan werken nu een zeer specifieke groep familienamen aan de beurt komt. HOE ZELDZAAM koningen en kei zers ook worden, eens kwamen zij veel vuldig voor. En nog heden ten dage ont breekt het aan vaderlanders met ge slachtsnamen als De Keyzer en Koning niet. Daarbij blijft het niet. We lezen op de naambordjes ook: Ceurvorst, Prins (en). Den Hertog. De Hartog, Mar kies, De Graaf(f), De Grave, De Greve, De Greeff, Borggreve (burggraaf), De Landgraaf, Markgraaf, Palsgraaf, Ba ron, Rijksbaron, Jonkheer (ook De Jonchere), Jonker(s), De Ridder, De Heer en Ambagtsheer, welke laatste het gezag uitoefende in een ambachtsheer lijkheid. die ook in plaatsnamen als Bergambacht voortleeft. Nu hoeven niet al deze familienamen te zijn afgeleid van adellijke titels. Zo was Hartog oud tijds ook als mansvoornaam in gebruik, evenals Ridder: de namen Ridderink en Riddersma herinneren daar aan- Doch overigens zijn het de oude huisnamen, die in deze categorie voortleven. Het is toch moeilijk aan te nemen dat een man als De Landgraaf voor het eerst werd gedragen door iemand, die landgraaf was. Meer kans is er dat zijn huis „In de Landgraaf van Hessen" heette. Een kleine steekproef leert dat dergelijke benamingen in menigte voorkwamen. AAN DE Bakenessergracht te Haar lem werd in 1654 een huis vermeld „daer de Jonge Keijser uythangt". Twee jaar later stond er bovendien een pand „De Gecroonde Keijzer". Verder vond men in de Sparenwouderstraat >,De Keijser" in de Frankestraat „De Room- sche Keijzer" en aan de Oude Gracht „De Keijser Rudolphus". Koningen wa ren te vinden in de Jacobsstraat („De Cooninck van Vranckrijck") en in de Helmbrekerssteeg (,>De Cooningh van Oost-Indiën"), alsmede in de Kleine Houtstraat („De Coninck Davidt"). An no 1650 was in de Koningsstraat heel toepasselijk een „Coninck van Cijna" (China) aanwezig. In 1662 werd aan de Raamgracht een woning verkocht „daer Graef Lodewijck uijthangt, welck uijt- hangbort mette stocke den vercoper aen hem behoudt", Soms sprak de politiek een woordje mee. Het huis „De Kroon" aan de Vuch- terstraat te Den Bosch werd door een prinsgezinde bewoonster in „De Prins van Oranje" herdoopt, maar na haar vertrek herkreeg het de oude naam. Al deze benamingen gingen vaak al dan niet verkort op de bewoners over. Zo hielpen ook de oude huizen mee bij het ontstaan van onze namen. J- G. DE BOER VAN DER LEY HET IS al heel wat jaren geleden, dat ik grote plannen koesterde voor mijn eerste interieur-opname met een boxje. Jong en onervaren in de fotokunde zocht ik mijn heil bij iemand, die „het wist". Zoiemand werd destijds gekenmerkt door het bezit van een negen-bij-twaalf platencamera op statief met insteldoek en meer van die eerbied inboezemende fotospullen. Een eigenaardige raad kreeg ik: „Wil je een binnen opname maken, waarbij natuurlijk veel meer licht door de ramen valt, dan achter in het vertrek, vooral als de zon er in staat, doe dan de gordijnen helemaal dicht. Ook de overgordijnen. Dan wordt de hele kamer sche merdonker", zei mijn fotovriend. „En dan stel je je boxje op zijn kleinste diafragma in. Op een statief of op de rand van de camera zet je het toestel neer, de sluiter op tijd." Nu moest men vroeger meestal bij zogenaamde tijdopnamen de sluiter eerst door af te drukken openen en door een tweede handeling sluiten. Tegenwoordig zit op de meeste sluiters geen T meer, maar een B, hetgeen wil zeggen: zolang de ontspanner ook werkelijk inge drukt is, blijft de lens open staan. Laat men los, dan sluit hij direct. Begrijpt u goed: vriend Fotomans had me verteld, dat ik rustig een kwartier weg kon gaan om de sluiter dicht te doen wanneer ik terugkwam en dat ik dan een op name zou hebben, die van voor tot achter prima door- tekend was en ook scherp! Natuurlijk heb ik het geprobeerd. En het resultaat was inderdaad verbluffend. Voor een amateur bijna vol maakt. Er was namelijk toch een heel klein openingetje gekomen tussen de aansluiting in de gordijnen. Waar schijnlijk in het kwartier dat ik weg was, is het gordijn iets teruggevallen. En op de kiek prijkte op een der zij wanden een kleine ronde vlek, die precies een patrijs poort leek. Wilt u het experiment eens wagen, neem dan ook het kleinste diafragma, bij voorbeeld 16 of bij sommige toe stellen 22. Alleen zult u, wanneer het schemerdonker is, tegenwoordig geen kwartier meer hoeven te wachten. Waag rustig eens een gokje met twee en met vijf minu- a ten. U hoeft uw ontspanknop niet zolang vast te houden, wanneer u een toestel met de sluitertijd B heeft. Want er zijn draadontspanners (u kent ze wel, die „slangetjes") die u na het indrukken vast kunt zetten met een schroefje. Er zijn er zelfs, die automatisch ingedrukt blijven tot u door een aanraking de „betovering" opheft. Bij een interieur-opname zorgt u er voor, dat voor werpen vlak bij het toestel verwijderd worden. Want anders krijgt u een sterke perspectivische overdrijving. Iets wat vlak bij het toestel opgenomen wordt, is in ver gelijking met eenzelfde voorwerp op enige afstand op genomen, naar verhouding zeer veel groter. Een alge mene hulpregel is: Stel in op ongeveer één derde van de totale afstand bij kleine diafragma's. In de ruimte, die u wilt kieken, zes meter, stel dan in op ongeveer twee Naar aanleiding van „The Dangerous Years" door Richard Church en „The Sleepless Moon" door H. E. Bates, respectievelijk uitgegeven door Heinemann en Michael Joseph te Londen. MEN ZOU deze twee romans kunnen gebruiken als toonbeelden van het milde type dat in Engeland het meest voorkomt, behalve dat er zeker veel gepubliceerd worden die slechter zijn. De verhalen verlopen rustig en vertellen van makkelijk herkenbare personen. Psycho logische middelen worden discreet aangewend, minder om drijfveren te ontdekken dan om handelingen aan nemelijk te maken. De onbezielde natuur wind, bomen en sneeuw is voortdurend in het beeld van de gebeur tenissen opgenomen. Daarbij hebben zij nog een minder gangbare gemeenschap in hun onderwerpen: beide ver tonen een hoofdpersoon, die de ware lust niet kan vinden om zijn huwelijk intiem te bevestigen en die daar na tuurlijk last mee krijgt. Als dat gezegd is, resteert vast te stellen dat het boek van Richard Church het beste is van de twee: als één groot gewelf opgevat. Dat van H. E. Bates baant zich een weg van het begin naar het eind. Maar beide1 zullen zij welkom zijn aan lezers, die zich door romans niet graag ver van hun dagelijkse gedachten laten voeren. In „The Dangerous Years" is de onwillige echtgenoot een hoofdpersoon op het tweede plan. De titel is van toepassing op de liefdesaffaire van een vijftigjarige Engelse weduwe met een landgenoot, die zij in Parijs ontmoet. Richard Church besteedt daar ook zijn eerste zorg aan. Men zou het karakter van zijn werk als poë tisch kunnen aanduiden en het hoeft hem dan ook niet verweten te worden dat hij weinig onthullingen doet over de ondervindingen van de weduwe en haar kolonel. Het is zijn taak niet verder te doen begrijpen, wanneer hij eenmaal een suggestie heeft weten te geven van het geluk op gevorderde leeftijd. Teveel woorden en be grippen zouden het evenwicht verstoren, waarin nu inderdaad een zo niet overtuigende, dan toch geloof waardige suggestie van de schoonheden van een late liefde mogelijk is. Aan het bijbehorende gevaar van een al te zachtgeurende voorstelling van het leven ontkomt meter. Zorg dat wat op één meter afstand staat even tueel nog wat weggeschoven kan worden. Die regel geldt natuurlijk niet als u met een grote lensopening werkt. Natuurlijk kunt u alleen thuis of bij kennissen op deze manier fotograferen. Bent u op reis in een of ander gebouw, bij voorbeeld kerk of museum, dan zal het wel zeer moeilijk zijn de ramen met gordijnen af te sluiten. De opnamen binnen zijn toch niet zo moeilijk. Als u maar geen tijdopnamen uit de hand maakt. Druk het apparaat tegen een pilaar, zet het op een bank of tafel (vooraan aan de rand natuurlijk, anders wordt het tafel blad meegefotografeerd) en belicht naar omstandigheden. Bent u er niet zeker van of het lang genoeg is (in een vrij donkere kerkruimte hebt u al gauw met lens opening 11 en een film van 21/10 Din een seconde of drie, vier nodig) dan niet nóg een opname maken die een klein beetje langer is. Als u moet „gokken" met de belichting, dan ook stevig. Hebt u dus een opname twee seconden belicht en bent u bang dat het aan de krappe kant is, dan onmiddellijk de volgende opname op vijf seconden. In het algemeen dus bij twijfel de volgende binnenopname ongeveer tweeëneenhalf maal zo lang. Kom in die tijd van belichting zo weinig mogelijk aan het toestel en bedien het met de uiterste voorzichtig heid in verband met het trillen. Wie een zelfontspanner bezit, kan die prachtig gebruiken, omdat na de tien seconden vóórloop het toestel werkelijk wel uitgetrild zal zijn en dus doodstil staat. Een zelfontspanner hoeft dus niet alleen gebruikt te worden om ook zelf op de kiek te komen, maar is bij opnamen waar het op rust aankomt, een prima hulpmiddel door zijn trillingsvrije voorloop. Maak er gebruik van als u er één los inge bouwd bezit. Het is wel de moeite waard om bepaalde tegenlichtopnamen in grote gebouwen te maken, wan neer u zich „verdekt" tegen het directe zonlicht in de lens achter een pilaar of zoiets kunt opstellen. Denk dan ook vooral aan de doorkijkjes die men in zulke gebouwen vaak heeft. Dus: dóór een poortje, onder een baldakijn door, langs twee pilaren. Het middel om plafondschilderingen te fotograferen kent u misschien al, maar het volgt hier nog even leg het toestel maar doodgewoon op de grond, met de lens omhoog. Door middel van een draadontspanner rustig een aantal seconden belichten. Denk er wel om zelf een beetje achteruit te gaan, anders komt uw haar er op als u teveel voorover boven de lens zit. Richard Church niet, maar hij is zo bekwaam als schrijver dat de kwade gevolgen zich niet opdringen. De dochter van de weduwe is de vrouw van de on willige echtgenoot. Dat paar beleeft een geschiedenis, die zich voor een groot deel onafhankelijk van de andere voltrekt en die tegen het eind voorlopig bekroond wordt met de bezegeling van het huwelijk, door de invloed van een kind dat zij mee op reis naar Zwitserland genomen hebben. In dit deel van het verhaal, dat doordringender beschrijvingsmiddelen vereist, toont Richard Church zich niet zo goed meester van de situatie. De bijdrage van het zeer-begaafde-kind-van-kennissen, dat het verlangen naar een erfgenaam bij de echtgenoot wakker roept, kan men slechts voor kennisgeving aannemen. Niettemin doet die geschiedenis haar plicht als tegenwicht naast de romance der vorige generatie, vooral op het laatst, wan neer de dood van de jonge echtgenoot onder een lawine alle winst, die in de loop van het verhaal gemaakt is, verloren dreigt te doen gaan. Men kan „The Dangerous Years" niet een meesterwerk noemen, maar banaal is het toch ook niet. Het is in ieder geval het werk van een schrijver, die zich weet te doen aanvaarden. IN DE ROMAN van H. E. Bates, ook een geroutineerde romancier, die overigens in het bijzonder naam heeft gemaakt met zijn korte verhalen, staat de onwillige echtgenoot in het centrum. Hij is een deftige kruidenier, in een klein Engels stadje in de jaren twintig en hij heeft zijn huwelijk gesloten in de hoop dat hij zijn schuwheid voor fysiek contact wel zou kunnen over winnen maar geenszins. Zijn vrouw wacht een tijd lang verbetering af en stort zich na enkele jaren in de armen van de pianist van de plaatselijke bioscoop. Die pianist is, hoewel charmant, een onbetekenend mens, maar dat belet niet dat zij onder zijn hoede opbloeit en haar verschrikkelijke verlegenheid overwint. Haar echt genoot merkt daar niets van en doet tenslotte zelf zijn eerste ervaring op bij de dochter van een naburige kroeghoudster, waar zijn geval met meer begrip behan deld wordt dan thuis. Dan gaat het mis op beide fronten: de dochter van de kroeghoudster verwacht een baby, valt van haar fiets en sterft en de vrouw van de krui denier springt van de kerktoren na een tijd lang vergeefs gewacht te hebben op de terugkeer van haar pianist, die naar Londen is vertrokken. De hevigheid van deze gebeurtenissen bepaalt toch de toon van de roman niet, want de personen zijn zo ge reserveerd in hun gedrag, dat discretie te allen tijde verzekerd is. Voor een deel kan dat aan hun karakter worden toegeschreven, maar de rest is de schuld van de auteur, die zijn hoofdpersonen maar net zichtbaar maakt en zijn personen van het tweede plan meestal in het geheel niet. Hij doet dan ook nog veel meer dan Richard Church een beroep op de natuur, in het bijzonder op de seizoenen, waarvan het verloop steeds bijgehouden wordt, zodat zij de lotgevallen van de mensen bedden in een zacht suizende en niet onbehaaglijke monotonie. Daar tussen schieten sommige passages uit, die verras send goed zijn en die aanleiding kunnen geven tot gis singen naar wat H. E. Bates zou kunnen schrijven als hij niet door het voorbeeld van de conventionele roman beheerst werd. Het eerste antwoord zou waarschijnlijk moeten zijn: korte verhalen. En inderdaad hebben de genoemde beste passages dan ook juist de geconcen treerde beeldende kracht die daarin het best tot zijn recht komt. Er zijn dan toch nog volgende gissingen te maken, maar" die zouden te ver voeren en niets ver anderen aan „The Sleepless Moon" een gemiddelde roman met enkele goede merkwaardigheden. S. M. TERWIJL IN SALZBURG de ene opera van Mozart na de andere met een bewonderenswaardige bezetting wordt opgevoerd, speelt zich achter de schermen een strijd over de artistieke leiding van de toekomstige Fest- spiele af. De Oostenrijkse dirigent Herbert von Karajan, die twee maanden geleden tot directeur van de Weense Opera is benoemd, werd reeds vroeger uitgenodigd om als artistiek adviseur voor het festival van Salzburg op te treden. Hij nam dit aanbod aan en deed zelfs afstand van elk honorarium uit liefde voor Salzburg, waar hij is geboren. Bovendien is er in de hal van het Mozarteum aldaar een marmeren plaat aangebracht met slechts drie namen van beschermheren en weldoeners. De laatste daarvan is van Von Karajan, die aan dit conservatorium een aanzienlijk bedrag heeft geschonken. De begaafde en zelfbewuste dirigent is dus geen lid van het curato rium noch van de kunstraad der Festspiele, doch alleen adviseur met raadgevende stem. De kunstraad bestaat onder anderen uit de regisseurs Herbert Graf uit New Yorke Ernst Lothar uit Wenen, Otto Schuh uit Berlijn, de Weense dramaturg F. Schreyvogel, de toneelontwer pers Holzmeister en Neher, benevens de jonge Oosten rijkse componist G. von Einem. Ondanks het feit dat Von Karajan slechts als raad gever kan optreden, heeft hij zich echter door zijn sterke persoonlijkheid reeds zozeer op de voorgrond weten te dringen, dat men bang begint te worden voor een soort dictatuur. Men verwacht namelijk dat hij bij de toe komstige Festspiele niet alleen een groot gedeelte van de opera's zelf zal dirigeren, maar ook dat hij zoveel mogelijk invloed zal uitoefenen op de regie. Als eerste reactie op dit streven hebben drie bekende figuren, die in de laatste jaren hun stempel op het festival hebben gedrukt, gedreigd dat zij zich onder dergelijke omstan digheden niet meer ter beschikking zullen stellen voor Salzburg: de dirigent Karl Böhm, de regisseur Otto Schuh en de toneelontwerper C. Neher. Nog feller discussieert men in het artiestencafé „Bazar" over het nieuwste gerucht, dat Von Karajan in Salzburg geen moderne opera's meer wil laten opvoeren. Hij zou ten hoogste een uitzondering maken voor „Jeanne d'Arc" van Arthur Honegger en voor „Wozzeck" van Alban Berg, maar hij voelt voor het werk van G. von Einem en voor de opera's van Orff, Liebermann of Egk niets. Hij blijkt te willen breken met de traditie van Salzburg om ten minste eenmaal per jaar een moderne opera als wereldpremière op te voeren. Intussen heeft ook de in ternationale muziekcritiek zich in deze kwestie gemengd, om begrijpelijke redenen een lans brekend voor het moderne. Alleen is de bewijsvoering niet overtuigend, wanneer beweerd wordt, dat de aantrekkingskracht van Salzburg in de wereldpremières gezocht moet worden. Voor de critici zelf gaat deze argumentatie op, niet echter voor het grote, internationale publiek dat eigenlijk nooit diep onder de indruk van de experimenten in Salzburg is gekomen. Von Karajan speculeert juist op dat publiek en wijst er op, dat de zozeer geroemde premières vrij wel geen internationale weerklank hebben gevonden. Hoe men over deze zaak ook moge denken, het is zeker dat Salzburg artistiek gesproken verarmt, wanneer Von Karajan zijn plannen weet door te zetten. Niemand twijfelt aan de grote kwaliteiten van deze dirigent, maar zelfs enkelen van zijn vrienden beginnen te vrezen, dat hij zichzelf vooral als regisseur overschat en d'at hij de allures begint te krijgen van een muziekdictator in Wenen en in Salzburg.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 14