VANMORGEN IN DE VISHAL
EN OP ZEE
Netto-produktie van Limburgse
kolenmijnen daalt gestadig
ven aan
de redactie
Condities worden ongunstiger, de hoeveelheden
stenen in ruwe schachtkool groter
Voorzichtige exploitatie
voorkomt te snelle
uitputting
DINSDAG 7 AUGUSTUS 1956
5
Alweer gele kool
aan de markt
Vijfentwintig gulden boete
wegens bigamie
Fabriekje in Zaandam na
blikseminslag uitgebrand
Engels jongetje gedood
bij auto-ongeluk
Nieuwe Hongaarse
gezant
OP DIE MORGEN VAN DE DOLFIJNEN kregen we Gibraltar in zicht. De
rots was in een nevel gehuld. Er stond een zwakke oostenwind en de zee
was als een spiegel. Om 9 uur waren we door de Straat om dan een van die
merkwaardige dingen te ervaren die men dikwijls bij Gibraltar waarneemt. De
wind wakkerde binnen een half uur aan tot kracht 6 en daar de stroom tegen de
wind inging, kruifde de zee direct op tot een wit schuimende beweeglijke vlakte.
Die golvenzee kon de Garoet nauwelijks tot wat licht stampen verleiden. Er zat
nog geen deining in het water. In onze onmiddellijke nabijheid hadden we twee
meeliggende tankers. En het aantal tegenliggers op korte afstand was legio.
Het was druk in de Straat die deed denken aan een goed Oud-Hollands zee
schilderij. De vlaggen werden gezet, want boven de horizon verscheen een
silhouet dat bekend voorkwam, ook even later toen door de kijker de kleuren van
romp, opbouw en masten waren te onderscheiden. Een schip van de eigen
compagnie op de uitreis, de Utrecht. Op enkele mijlen afstand passeerden we
elkaar en de natievlaggen zakten tot een groet. Gelegenheid om de ander toe te
schreeuwen dat hij „ae verkeerde kant uitging", een aloude gewoonte van een
thuisvarend schip, was er niet.
IK HEB die morgen het afscheid van het
werken aan dek gevierd met een heerlijk
partijtje schilderen of zoals men het in
de zilte tale noemttjetten. Dat mag
ik thuis niet vanwege de misvatting dat
ik op dat gebied volkomen ondeskundig
ben. Maar bootsman Rolaff die een groot
en goed hart bezit, ook ten opzichte van
stuurmans-leerlingen, voelde de situatie
juist aan en kwam tot de ontdekking dat
een van de winchen van luik IV nog een
verfbeurt moest hebben. Met een van de
ketelbinkies heb ik een paar uur aan
dat gevaarte gewerkt en we hebben er
een meesterstuk van gemaakt, blinkend
van zilver, zonder „heilige dagen". Dat
laatste heeft wel wat acrobatische toe
ren vereist, waarvan het ketelbinkie het
leeuwendeel heeft opgeknapt, ik beken
De „ouwe leerling" mag het zeewater
temperaturen.
het eerlijk. Maar zijn proporties waren
daartoe beter geschikt. En hij vond het
niet meer dan billijk dat hij als jongste
de minder toegankelijke plaatsen be
naderde.
Het schip was die dag vol nijvere
mensen, die al die werkjes moesten op
knappen, die zo aan het eind van de
reis moeten gebeuren. En dat niet
alleen aan dek om het schip er op zijn
paasbest te doen uitzien bij het binnen
lopen van de thuishaven. Ik vermeldde
het reeds de administratieve beslom
meringen van de stuurlieden zijn heel
wat omvattender geworden dan voor
heen. Aan boord van een schip heeft de
paperassenwinkel ook zijn intrede ge
daan. Ladingadministratie en stuwplan
zijn niet meer de enige karweitjes die
buiten de normale navigatie vallen. En
zo is het ook gegaan met de perfectio
nering die overal het leven beïnvloedt.
Zo is het ook met de meteorologische
waarnemingen die elke dag een paar
maal aan boord worden verricht.
Vroeger besteedde we aan het eind van
elke wacht een kwartiertje aan deze waar
nemingen, die zich beperkten tot observa
ties betreffende wind en zee, de bewolking,
te temperaturen van lucht en zeewater. Die
gegevens werden in het Meteorologisch
Journaal bijgeschreven en dat boekwerk
werd aan het eind van de reis bij het
KNMI ingeleverd. De waarnemingen die
nu worden verricht eisen heel wat meer
tijd. In de eerste plaats behoort de Garoet
(evenals alle schepen van de KRL) tot de
selected ships. Dat zijn de schepen die
uitverkoren zijn tot varende waarnemings
post, die de verplichting heeft op de daar
toe aangewezen tijdstippen in een etmaal
waarnemingen te doen en deze in code
via de radio door te geven aan een ver-
zamelcentrum. De gegevens, afkomstig van
zulk een schip, zijn van grote waarde voor
het opstellen van de weersverwachting in
het gebied waar het schip zich bevindt.
Willem heeft me weer ingewijd in de
Behalve de rode kool die al enige weken
aan de markt is werd maandag op de Be-
verwijkse groenteveiling ook de eerste gele
kool aangevoerd, die..,, 0,25 per kilo
opbracht.
VISSERIJBERICHT SCHEVENINGEN
Vangstbericht van hedenmorgen uit volle
zee.SCH. 78 met 100 kantjes, nog 25 net
ten, thuisstomende, 305-55, 200-100, 195-
12, 254-50 uhv, 341-85 uhv, 402-60 nog 35
netten, 412-40 uhv, 4-4, 56-35, 159-50, 229-
50 uhv, 105-35, 339-70, 53-34, 332-3, 39-90
nog 50 n, 57-25, 89-100, 99-75 uhv, 32-45,
40 geen vangst, 48-51, 49-60, 99-90 nog 40
n, 132-2, 133-40, 189 g v, 233 g v, 262-17,
285-20 nag 25 n, 2-70 nog 15, 15 n, 5-50,
15-50, 19-70 uhv, 25-30, 30-60 nog 70 n,
65-80, 37-17, 84-75 nog 50 n, 130-17 236-25,
248-50, 297-60 nog 30 n, 310-100 uhv, 20-50,
79-100, 141-6, 361-20, 50 thuisstomende, 63-
2, 64-35 uhv, 66-34, 73 gisteren 50, 81-60
89-15 uhv, 116 weinig, 123-40 uhv, 124-12
uhv, 160-100 (gisteren), 180 gisteren 51,
242-65, 275-5, 14-1, 47-35, 110-50 uhv, 333
gisteren 34, 325-2, KW 50-70, KW 173-65.
Vlaardingers: VL 7 gisteren 80, 14-17,
29-7, 50-3$, 56-55, 61 gisteren 25, 79-3, 83
risteren 25, 84-17, 89-80, 97 gisteren 85,
112-8, 114-17, 132-42, 142 gisteren 80, 166
gisteren 5, 172-20, 190-5, 196-35, 197 gis
teren 85, 205, 60, 206-30, 207-65, 208-1.
Binnen te Scheveningen: SCH 186 met
30 last. 250-30 last, 225-20 last, 200 kisten
verse haring, 200 kisten makreel, 150 kis
ten vis en 60 kabeljauwen, SCH 196-31
last, 12 kantjes groene, 600 kisten verse
haring, 100 kisten makreel, 150 kisten vis
en 100 kabeljauwen.
geheimen van de observaties en de een
voudigste heb ik hem wel eens uit handen
mogen nemen het temperaturen van het
zeewater, opgeslagen in een kleine zeil-
doekse puts.
De luchtthermometer vertrouwde hij mij
ook toe en bij de andere waarnemingen
mocht ik de onder controle staande obser
vator zijn. We begonnen dan zo aan het
eind van de wacht het geijkte rondje:
barometer-aflezen, coorecties toepassen,
temperaturen enz. Dan kwam de psychro
meter voor de dag, die meer populair „de
ratel" wordt genoemd en die de thermo
meter met de droge en natte bol bevat
voor het vaststellen van de betrekkelijke
vochtigheid van de lucht en het dauwpunt.
We keken samen eens kritisch naar de
lucht om de wolkenformaties thuis te
brengen, wat niet altijd een gemakkelijk
werkje is en zo gingen we het hele pro
gramma af. Dat waren zo meer dan twintig
handelingen die later in codecijfers in
het journaal werden ingeschreven, door
«IMfH
Willem hanteert de ratel.
de stuurman werden gecontroleerd en dan
naar Sparks gingen, die ze in razend
tempo, onder zijn seinsleutel vandaan, de
ether injoeg. En ik moet bekennen dat
ook dit oude onderdeel van des stuur-
mans werk van vroeger een evolutie heeft
ondergaan die niet mis is.
Die avond om 9 uur, toen het licht van
Cabo Sho Vincente uit de ijle nevel op
dook, rondden we deze uiterste zuidwest
hoek van het Iberische schiereiland en
gingen we de Portugese kust op. Elke
mijl betekende nu een rechtstreekse winst
op de weg naar huis. Een lange afgevlakte
oceaandeining deed de Garoet loom wiegen.
De wind was kil geworden. De truien en
zeiljoppers kwamen voor de dag en de ka
pitein gaf de order uit „Morgen allen in
't blauw". De tropen lagen nu definitief
achter ons. Een schip dat naar het noorden
koerst, de gematigde luchtstreek in. Maar
iedereen die die nacht op wacht kwam,
was huiverig.
Kort liedje
De dinsdagmarkt had niet veel te be
tekenen wat de aanvoeren betrof: de „Ber
gen" was binnen met de „Claesje." De
kleine vaart zette bij hun aanvoeren nog
een® 1500 kilo tong neer plus 200 kisten
schol. De „Bergen" (van 27 juli) voerde
aan 350 kisten makreel, 350 haring, 110
schelvis, 50 gestripte en 30 dichte wijting,
10 varia en 350 kleine kistjes haring met
270 stuks stijve kabeljauwen. De „Claesje"
(van 28 juli) had 700 haring, 20 schelvis,
35 makreel, 70 wijting, 20 varia en 35 stuks
stijve.
Naar bulten
Het buitenland nam van deze voorraad
de regels grote kabeljauwen af en betaalde
er f 122 tot f 136 voor, terwijl voor de regels
kleine kabeljauwen f 65 werd betaald. De
kisten grote deden f 120 tot f 142 en de
kleine f 100 a f 110, Grootmiddel- en klein-
midideltong gingen weg voor f 4,50 tot f 4,70
en de slip® haalden f 3,70 tot f 3,90. Vcor
de twee-tongen werd per kilo van f 2,70 tot
f 2,80 gegeven.
Rest naar het binnenland
De restanten gingen naar de binnen
landse handel en die betaalde voor de grote
gullen f 44 tot f 46, voor de torren f 20 a
f 25, en voor de middelgul f 35 per kist.
Wijting haalden f 10 tot f 15 en braadschel-
vis f 11 tot f 18, terwijl voor de lengen f 82
betaald is. De grove tongen bleven hier
voor f 5,20 tot f 5,70 de kilo en de schol II
is gehonoreerd met f33 tot f36, tegen f 17
tot f 27 voor de drieën. Haring maakte f 22
tto f 17 en kleine kisten haring (16 kilo)
f 6,70 tot f 7,30. Voor de makreel betaalde
de handel f 22 tot f 12.
Besommingen van maandag
De trawlers besomiden maandag: Haarlem
32.100 Elie 20.100, SCH 117 10.500 en
KW 81 14.600.
Voor de woensdagmarkt komt de Abra
ham (van 27 juli) met 1200 kisten vis,
waarvan 625 schelvis en piepers, 135 ma
kreel, 75 kabeljauw en gul, 25 zwarte kool-
vis, 330 haring, 10 wijting, en 640 stuks
stijve kabeljauwen.
Ook de Soerabaya komt voor de woens
dagmarkt (van 28 juli) met 1100 kisten vis,
waarvan het meest haring. Het schip was
vissende bij opgave.
Nachtvangsten van de kotters
Vrouw Alida 50 kg en 6 m. vis en een
keer de kuil; Alida Jacoba 40 kg en 4 m.
vis: Leendert Jacoba 30 kg en 5 m. vis; An
na Marie 30 kg en 2 m. vis, een trek kwijt;
Tiny 50 kg en 4 m. vis; Hermina 4. 4 kg en
2 m. vis, stukkende netten; Alice 15 kg en
De politierechter heeft een 37-jarige
plaatwerker uit Amersfoort tot f 25 boete
veroordeeld wegens bigamie. De verdachte,
Belg van geboorte, was in 1945 toen hij in
Duitsland te werk was gesteld, daar in het
huwelijk getreden met een Duitse vrouw.
Toen hij na de oorlog in België terugkeer
de, werd hem door de burgerlijke autori
teiten meegedeeld, dat zijn vrouw hem niet
mocht volgen en dat zijn huwelijk met haar
onwettig was, althans door de Belgische
staat niet werd erkend. Hij ging toen naar
Amersfoort en huwde in 1948 met een Ne
derlandse vrouw, van wie hij na enige tijd
scheidde om te hertrouwen met een derde
vrouw. Bij geen van beide huwelijken gaf
hij aan de burgerlijke stand te Amersfoort
op, dat hij reeds in 1945 in Duitsland was
getrouwd. Hij meende namelijk op gezag
van de Belgische autoriteiten dat dat hu
welijk ongeldig was. Achteraf was hem ook
gebleken, dat zijn Duitse vrouw reeds ge
huwd was, toen zij het huwelijk met hem
aanging.
De politierechter wilde rekening houden
met de verwarde situaties, welke in 1945 op
verschillende gebieden bestonden. Hij ver
oordeelde de verdachte tot f 25 boete. De
officier van justitie had f 100 boete geëist.
CULTUREEL ATTACHé IN PARIJS.
Wegens een tewerkstelling elders zal de
heer Robert de Roos, hoofdambtenaar bij
het ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen thans als cultureel attaché
verbonden aan de Nederlandse ambassade
te Parijs, binnenkort tijdelijk naar Den
Haag terugkeren. In overleg met het minis
terie van Buitenlandse Zaken is besloten
de behartiging der culturele zaken bij ge
noemde ambassade toe te vertrouwen aan
de heer Sadi de Gorter thans secretaris
voor perszaken.
1 m. vis, keer buik eruit; Willy Alida 25 kg
en 4 m. vis; Gerda Marianne, moet nog
halen, heeft pech gehad; Beatrice 20 kg en
2 m. vis; Twee Gezusters 40 kg en 3 m. vis;
Flevo 4 m. makreel en 18 m. hoops; Nico,
20 kg en lm. vis en een boks in last;
Arendje, 20 kg en 1 m. vis in de twee
trekken; Jacoba, 40 kg en 25 m. vis en 2
m. gul; Kon. Juliana weinig te melden;
Twee Gebroeders, 25 kg en 2 m. vis; Emisel
70 kg en 8 m. vis; Arend Willem, 40 kg en
5 m. vis; Corry, niets te melden; Hoop 2, 50
kg en 7 m. vis; Heemstede, 20 kg en 1 m.
vis; XXWorin 5, 40 kg en 2 m. vis; Magda,
40 kg en 3 m. vis; Okko Bosker, 12 m.
hoops, voor een trek; Jan Willem, 6 m.
hoops voor een trek; Nehim 1, 40 kg en 4
m. vis; Nehim 2, 30 kg en 4 m. vis; Nehim
3, 20 kg en 1 m. vis; Nehim 4, 40 kg en 4
m. vis; Klaas J., 25 kg en 3 m. vis voor
twee trekken; Vier Gebroeders 25 kg en
4 m. vis; Pieter Jacob, 10 m. hoops.
Vangstberichten van de haringloggers
(nacht van 6 op 7 augustus). KW 16 120
kantjes, 54 9 kantjes, 170 7 kantjes, 15 "4-5
kantjes, 43 7 kantjes, 44 17 kantjes,. II0
3 kantjes, 29 1 kantje, 32 15 kantjes, 39
1 kantje, 41 70 kantjes, 49 1 kantje, 3 34
kantjes, 5 17 kantjes, 9 10 kantjes, 25 6
kantjes, IJM 75 2 kantjes, KW 22 20
kantjes, 127 25 kantjes, 175 50 kantjes, 38
50 kantjes, 67 17 kantjes, 130 5 kantjes.
KW 168 85 halve vleet, 14 100 halve vleet,
45 65 halve vleet, 18 50 halve vleet, 151
70 halve vleet, 138 geen vangst, 147 geen
vangst. Trekkers KW 123 30 k„ 135 40 k.,
40 40 k„ 80 90 k., 73 160 k„ 7 75 k., 159
40 k., 48 50 k., 101 50 k. Geen vangst 85
en 95. Gemiddelde vangst: 35 kantjes.
Binnengekomen schepen
IJM. 26 Caroline, 16 Bergen, 231, 239,
226, 213, 202, 205, 241, 206, 322. K. 10
Aarianus, 88. 68; RO. 46 Claesje; SCH. 117
Onderneming 3, 26; HD 131, 180, 135; TX
19, 32, 4, 8; UK 70, 4, 16.
Vertrokken schepen
IJM. 20 Johannes Polderman, 10 Maria
van Hattem, 24 Vios, 34 Allan-Water, 33
Thorina, 2 Herman, 32 Elie, 209 Wiron 4,
£08 Wiron 5, 54 Swift, 211 Wiron 2, 204
Verwachting, 53 Heemstede, 45 De Hoop,
27, 22, 272. 4, 8, 31, 206, 213, 226, 202, 205,
239, 241, 218, 7, 11, 240, 283, 14, 59, 3, 322,
5, 78; HD 131, 126; VD 9; SCH. 126; RO 29;
UK 85, 32, 70, 16, 3; WR 25, 51, 34, 50, 49;
AM 16, 26, 18; TX 14. KW 105 Jacoba, 19
Dirk, 108 Gebroeders, 51 Prinses Margriet,
24 Cornelis, 86 Sumatra, 69 Saturnus, 169
Aleida, 141 Willie, 104 Vrouw Dirkje, 129
Balie, 125 Petronella, 166 Gebroeders, 176
Gezina Geertui, 37 Nederland 6, 59 Floris,
10 Adrianus, 28 Verwachting, 26 Concordia,
155 Arie, 6 Vertrouwen, 91 Alida, 70 Nellie
Marie, 128, 88, 160, 35, 79, 94, 27, 34, 36,
62, 165, 166, 58, 53. 71, 77, 133, 98, 12, 96.
Maandagavond omstreeks negen uur is
de bliksem ingesdagen in een kleine fabriek
van de firma K. Evenblij aan de Oostzijde
te Zaandam, waar plastic golfplaten wer
den vervaardigd. Omwonenden zagen dat
plotseling metershoge vlammen uit het
dak sloegen. Het gebouwtje, dat uit plaat
ijzer was opgetrokken, brandde geheel uit.
De eigenaar van een naast het pand
staande fabriek, die op het alarm snel
naar zijn bedrijf wilde gaan, nam een taxi,
maar deze vloog onderweg in brand. Toen
hij per fiets bij zijn fabriek arriveerde,
was het gevaar reeds geweken.
Op de weg van Deurne naar Helmond is
maandagmiddag een auto, waarin twee
Engelse families zaten, door nog onopge
helderde oorzaak tegen een boom gereden.
Een driejarig zoontje van een der echtpa
ren dat naast de bestuurder zat, werd vrij
wel op slag gedood. De andere inzittenden
liepen vrij ernstig letsel op. Zij zijn opge
nomen in het ziekenhuis te Helmond.
ACTRICE LESLIE CARON GETROUWD.
De Franse actrice Leslie Canon rende
gisteravond een uur te laat een Londen®
theater binnen waar zij moest optreden,
maar zij had een goed excuus. Zij was juist
getrouwd. Haar „dubbel" bij de toneel
voorstelling van „Gigi," naar de roman van
Colette, stond juist klaar om in haar plaats
het toneel op te wandelen, toen Leslie Ca-
ron arriveerde met het nieuwtje, dat zij nu
mevrouw Peter Hall was. Hierna speelde
zij haar rol. Zij trad in het huwelijk met
een civiele ceremonie in het „Register Of
fice" in die wijk Marylebone van Londen.
Bruid en bruidegom zijn beiden vijfentwin
tig jaar. Hall is regisseur van „Gigi."
(Verkort weergegeven)
Over emigranten In de Nederlandse
pers is al heel wat geschreven over emi
granten, geslaagde en teruggekeerde. De
laatste groep vormt gelukkig maar een
zeer klein percentage. De meeste mensen,
die terugkeren naar Nederland, zijn te oud
om te emigreren: het is een algemeen be
kend feit, dat oude bomen moeilijk over
geplant kunnen worden. Er zijn echter
mensen, die denken, dat Australië een
sprookjesland is, waar geld en goed liggen
opgeschept en waar men met weinig of
geen werk in korte tijd miljonair kan zijn.
Deze „mislukte" emigranten kiezen dan
ook spoedig de terugtocht.
Voordat dergelijke lieden naar Australië
emigreren, verklaren zij, dat Nederland het
slechtste land ter wereld is en dat men
nergens meer aan de belasting betaalt dan
hier. Als zij hun hoge noten uitgezongen
hebben, moet ieder „„intelligent" mens wel
tot de conclusie komen, dat ons geliefde
vaderlandtot ondjargang gedoernd is» .voor
al nu zij de „weldenkenden" het
verlaten. Bij aankomst in Australië lijkt
alles rozegeur en maneschijn, althans de
eerste dagen. Reeds een week nadat zij
hun voeten op Australische bodem hebben
gezet komen deze „supermensen" tot de
ontstellende ontdekking, dat ze terugwillen
naar moeder's pappot. Zij „kennen" dit
land al. Binnen enkele dagen zijn zij in
staat een werelddeel (tweehonderdveertig
keer zo groot als Nederland) zowel econo
misch, zedelijk, cultureel als intellectueel
als onbewoonbaar voor het beschaafde ge
slacht te verklaren.
„Alle Hollanders in Australië (ruim vijf
tigduizend!) schrijven maar dat ze het
naar hun zin hebben. Het tegendeel is
waar. Wij hadden gelukkig het geld om
terug te keren, zij echter niet." Aldus de
onzinnige en onverantwoordelijke conver
satie, die vele ouders van in Australië
wonende kinderen moeten aanhoren. Het
zou verstandiger zijn als dergelijke onrust
makers het gezegde „door schade en
schande wordt men wijs" in gedachten
hielden in plaats van hun eigen mislukking
goed te praten. Wie de schoen past, trekke
hem aan.
Ondergetekende is nu bijna vier jaar
in Australië en heeft een goede baan als
onderwijzer bij het „Education Depart
ment" in Tasmanië, waar hij als conduc
teur op een tram begonnen is. Australië is
een jong land met enorme mogelijkheden
voor degenen, die moed en doorzettings
vermogen hebben en willen werken. Lijn
trekkers kunnen beter thuisblijven.
P. BRUINSMA
p/a Area School, Snug, Tasmanië
(Van een Limburgs medewerker)
De vraag naar Limburgs antraciet is meestal groter dan het aanbod. In verband
daarmee wordt door het publiek nogal eens de veronderstelling geuit, dat de Lim
burgse magerkool-mijnen te veel exporteren en hun produktie niet voldoende bij
de binnenlandse vraag aanpassen. Wanneer een bepaalde industrie grote afzet
mogelijkheden heeft, dan zal zij deze toch proberen uit te buiten; dan zal zij er alles
op zetten haar produktie op te voeren, teneinde, als het mogelijk is, voor honderd
percent aan de vraag te voldoen. Waarom volgen de mijnen niet deze weg? In het
Nederlandse bedrijfsleven nemen de mijnen een zeer eigen plaats in. Vrijwel alle
industrieën zijn grondstoffen-verwerkende industrieën, maar de mijnindustrie is een
uitputtingsbedrijf. Zij haalt de belangrijkste grondstof kool uit de grond, doch iedere
ton, die gedolven wordt, wordt niet door een nieuwe ten vervangen. Iedere nieuwe
exploitatiedag betekent een dag dichter bij de uitputting van de mijn en dus een
dag dichter bij haar sluiting. Daarbij komt dat de voorraden onzer mijnen en met
name van onze huisbrandmij nen de mijnen Willem-Sophia te Spekholzerheide,
Laura en Julia te Eijgelshoven, een gedeelte der vier Oranje-Nassaumijnen en de
staatsmijn Wilhelmina in Terwinselen maar zeer beperkt zijn. Men geeft de
Domaniale mijn en de staatsmijn Wilhelmina geen veertig jaar meer. Trouwens in
het algemeen zijn onze kolenvoorraden in de Limburgse bodem in vergelijking met
die van de Duitse en Belgische kolenbekkens maar heel beperkt.
De aanwezige lagen moeten om de hier
boven vermelde redenen zo economisch
mogelijk worden afgebouwd en deze af
bouw dient zich uit te strekken over de
gehele bestaansperiode van de afzonder
lijke mijnen. Daarbij ondervindt men
thans evenwel toenemende moeilijkheden.
Niet alleen immers krijgen nu ook de min
der gunstige kolenlagen een beurt, maar
bovendien moeten de kolen van geleidelijk
grotere diepte worden gehaald, waardoor
de afstanden tussen de schacht en de
kolenfronten ondergronds groter worden.
Hogere transportkosten kunnen aldus niet
uitblijven; de ventilatiekosten stijgen; hoe
dieper men delft, hoe meer er geventileerd
moet worden wegens de stijgende tempe
ratuur, waaronder de mijnwerkers moeten
werken, en ook de arbeidskosten worden
hoger. Enerzijds betekent dit dat de kost
prijs de neiging vertoont te stijgen en an
derzijds, dat er steeds meer steen naar
boven komt en dus naar verhouding min
der steenkool.
In het jongste jaarverslag der staats
mijnen zijn hieromtrent belangwekkende
cijfers aan de openbaarheid prijs gegeven.
Over 1955 bedroeg de brutoproduktie van
de staatsmijnen 11.934.000 ton waarvan
maar ruim een miljoen ton antraciet of
300.000 brutoton meer dan in 1954; de
nettoproduktie dus de produktie van
verkoopbare steenkool is echter ten
opzichte van 1954 gedaald, namelijk van
7.593.000 ton in 1954 tot 7.477.000 ton in
1955.
Bij de staatsmijnen werden vóór de
tweede wereldoorlog bij elke 1000 kg netto-
produkt ongeveer tweehonderd kilo stenen
d091t.de ,scjij=ip,hty$n opgevoerd; thans echter
is deze hoeveelheid opgelopen tot zes
honderd kilo.
Dergelijke cijfers bewijzen reeds hoe
grote activiteit het vereist de nettopro
duktie op peil te houden en tegelijkertijd
te produceren tegen een lonende prijs. In
1938 bevond zich in de ruwe schachtkool,
die boven kwam bij de staatsmijnen, tach
tig percent kool en twintig percent steen;
in 1955 was deze verhouding al vijfenzestig
en vijfendertig. Dit is voornamelijk een
gevolg van het feit dat de gemiddelde
netto-laagdikte van de ontgonnen laag-
gedeelten kleiner wordt.
Hoe dunner de lagen, hoe ongunstiger
en dus kostbaarder, de produktieomstan-
digheden!
Geen roofbouw
Zou men deze lagen niet aanwenden,
maar zich beperken tot de dikste lagen
met het grootste percentage kool, dan zou
men roofbouw plegen (aangenomen dat er
nog behoorlijke kolenlagen zijn, wat in de
oude antracietmijnen zoals de Dominiale
zeker niet meer het geval is). Deze roof
bouw zou de mijnen voortijdig doen uit
putten, wat niet in het belang zou zijn van
de mijnindustrie, die haar kolenvoorraden
immers zo economisch mogelijk moet be
nutten om haar levensduur te rekken.
Het zou ook niet in het belang zijn "an
onze mijnstreek, waarvan de welvaart ten
nauwste samenhangt met de mijnindustrie.
En het zou vooral niet in het belang zijn
van ons land, dat immers juist bij een zo
economisch-mogelijke mijnexploitatie ge
baat is, wegens de zo beperkte kolen
voorraden in het bestaande mijnbekken en
eigenlijk in ons gehele land.
Ter gelegenheid van de 17de verjaardag van Prinses Irene heeft een deputatie van de Koninklijke Luchtmacht
Prinses op het paleis Soest dijk de gebruikelijke cassette tafelzilver en een enorme taart aangeboden.
de
Daarom kunnen de mijnen maar niet in
het wilde weg exploiteren en zich richten
naar de ogenblikkelijke vraag op onze
kolenmarkt. Trouwens, door de sterk ge
stegen industrialisatie en de bevolkings
toename, is de produktie van onze mijnen
(en dat geldt waarlijk niet alleen voor de
huisbrandmijnen, maar voor onze gehele
mijnindustrie) steeds meer bij de nationale
vraag achterop geraakt. In 1950 dekten
onze Limburgse mijnen nog zeventig per
cent van de binnenlandse behoefte aan
steenkool. In 1953 was dit percentage
reeds teruggelopen tot vierenzestig. Thans
bedraagt het nog maar eenenvijftig per
cent.
Arbeiders tekort
Gedwongen door een tekort aan ar
beiders gingen de mijnen na de oorlog
ook arbeiders in Oostenrijk werven en
zelfs in Italië. Uit Italië hopen zij twaalf
honderd mijnwerkers te halen, van wie
er reeds zevenhonderd aan de slag zijn ge
gaan in onze mijnen. Desondanks blijft het
probleem van de bezetting bestaan en alle
jaarverslagen wijzen uit, dat ook in 1955
het getal mijnwerkers opnieuw is gedaald.
Sinds 1945 is er daardoor sprake van een
sterk wisselende bezetting, wat de produk
tie uiteraard niet ten goede komt. „Meer
mijnwerkers, meer kolen" is de leuze
van onze Limburgse mijnindustrie, want
inderdaad kunnen er meer kolen komen,
zonder dat roofbouw wordt gepleegd,
mits er meer mijnwerkers komen. De hui
dige lonen zijn echter niet in staat een zo
grote belangstelling onder de arbeiders
voor de mijnstiel te trekken, dat een vol
ledige bezetting aan het koolfront is ge
waarborgd. Nog altijd werken honderden
Limburgse mijnwerkers dan ook in de Bel
gische mijnen, die naar verhouding beter
betalen. Het verschijnsel van een tekort
aan mijnwerkers beperkt zich overigens
niet tot ons mijnbekken. Men neemt het
waar in de gehele Europese Gemeenschap
voor Kolen en Staal. Onder de huidige
hoogconjunctuur worden in het algemeen
door de industrie immers zulke hoge lonen
betaald, dat er eigenlijk niet veel verschil
meer is met die in de mijnindustrie, waar
onder vaak veel moeilijker omstandig
heden moet worden gewerkt. Het alge
mene gevoelen is, dat het probleem der
bezetting alleen kan worden opgelost,
wanneer de mijnarbeid een primaire eco
nomische en sociale behartiging krijgt, los
van de lonen en arbeidsvoorwaarden in an
dere bedrijfstakken.
Afhankelijk van buitenland
Dat onze mijnen er in zijn geslaagd de
jaarlijks voortschrijdende produktiedaling
nog zoveel mogelijk binnen de perken te
houden, komt doordat in onze mij
nen inmiddels ook tot mechanische af
bouw is overgegaan. Dezi kan echter niet
onbeperkt verwerkelijkt worden, omdat
doorvoor de geologische omstandigheden
te ongunstig zijn. Kolenfabrieken, zoals
sommige Amerikaanse mijnen genoemd
kunnen worden, zullen onze Limburgse
mijnen nooit kunnen worden en zij blij
ven sterk afhankelijk van de produktieve
mankracht. Voegt men hier de andere on
gunstige hierboven genoemde factoren bij,
dan weet men, waarom onze mijnen bij de
groeiende vraag moesten achterblijven. Wij
worden steeds afhankelijker van het bui
tenland. De hoeveelheid huisbrand, die
wordt uitgevoerd, is uiterst minimaal en
van echte export kan nauwelijks worden
gesproken.
De toekomst
Hoe zit het nu met de toekomstige ont
ginning in Vlodrop en de Peel. Men is be
gonnen met de aanleg van ca staatsmijn
Beatrix in Vlodrop, maar wanneer deze
over vijftien jaren in exploitatie komt, zal
zij haar produktie slechts in de plaats kun
nen stellen van die der staatsmijn Wilhel
mina, welke dan ongeveer uitgeput zal zijn.
De Beatrixmijn zal dus uiteindelijk onze
kolenpositie niet verstevigen. Over de toe
komstige Peelmijnen moet de Peelmijnen-
commissie haar rapport nog uitbrengen.
Het is verlokkelijk om nu op het spoedige
gebruiken van de Peellagen aan te dringen,
maar de eerste Peelmijn kan misschien
pas over dertig jaar in gebruik worden
genomen. En hoe zal de kolenpositie dan
zijn met het oog op de groeiende plaats,
welke nu reeds de olie inneemt en vooral
met het oog op de te verwachten ontwik
keling der kernenergie? Bovendien liggen
de kolenlagen in de Peel vierhonderd me
ter lager dan die in de bestaande mijn
streek en dat betekent, dat de exploitatie
veel duurder zal worden. Het is zelfs de
vraag of de exploitatie wel lonend zal wor
den. Het is een onderwerp, dat een ge
degen studie vereist. Voorshands moet men
dus niet te veel verwachten van de eigen
nationale kolenproduktie.
Dit is geen prettig overzicht voor onze
kolenhandelaren, die nu al moeite genoeg
hebben om aan de sterke vraag naar eigen
Nederlandse kolen te voldoen. Wij moeten
leren denken in groter verband, binnen het
raam van de KSG, maar dat is natuurlijk
weer een ander hoofdstuk.
De Hongaarse regering heeft nieuwe di
plomatieke vertegenwoordigers in Moskou,
Praag, Sofia en Den Haag benoemd. Ge-
zant in Den Haag wordt Joseph Karpati.