VERVOER PER WATER
ONZE NAMEN
TWEE SOORTEN INZICHT Het colosseum en de
ONZE PUZZEL
twintigste eeuw
I Dozijnen families
heten naar de
herkomst
Dijkbezoek
Engelse litteratuur
Op de kaart
Een lange weg
Deze kroniek is dit keer gewijd aan
„The Craft of Letters in England" door
John Lehmann en aan „Predilections"
door Marianne Moore, nieuwe uitgaven
van respectievelijk „The Cresset Press"
en Faber Faber te Londen.
„The Craft of Letters in England" is een
verzameling essays over de stand van za
ken in de verschillende takken van de En
gelse litteratuur, ter gelegenheid van het
P.E.N.-congres in Londen bijeengebracht.
Niemand zal over meer ervaring beschik
ken van dat soort werk dan John Lehmann
en het boek is dan ook uitstekend gewor
den, met ieder van zijn bijdragen zowel in
de eigen toon van de medewerker gesteld
als verwant met de andere. Zelfs al zijn
niet al de schrijvers van deze stukken even
natuurlijk op hun gemak in de rol van neu
trale waarnemer, zij vinden allen een plau
sibel standpunt tussen het onverbiddelijk
persoonlijke en het onverschillig algemene.
Het boek vertelt op die manier niet alleen
van de Engelse litteratuur, het getuigt er
ook van: onbevooroordeeld, belezen en met
een beperkte overzichtelijkheid, want al
tijd bereid om een interpretatie die zich uit
een aantal feiten naar voren dringt te tem
peren met andere feiten, die er niet bij
passen. Zo'n manier van behandelen is niet
geschikt om bij de lezer dadelijk een be
roering te weeg te brengen, maar des te
beter om hem te doen vermoeden dat er
achter de deur van John Lehmanns bureau,
in de litteraire kringen, allerlei ongehoords
te vernemen is. Men zou daar vervolgens
in de praktijk enige teleurstellingen op
lopen: het is toverachtig, zo interessant als
een hedendaagse litteratuur er kan gaan
uitzien wanneer in een beperkte ruimte de
tendensen worden aangegeven en haast uit
niets meer blijkt dat er veel te veel van is.
In werkelijkheid is tenslotte datgene wat
interessant is niet de litteratuur, maar het
hoek op zichzelf en soms de auteur. Des te
s-roter de verdienste van het verzamelwerk,
dat aan de hele massa van de niet-slechte
hoeken een bekoring verleent. Om van „te
veel" zoiets te maken is niet minder be
wonderenswaardig dan om het, volgens een
welbekende definitie van de taak der kun
sten. uit „niets" te maken.
John Lehmann noemt in zijn inleiding al
een voornaam gemeenschappelijk punt van
verscheidene van de essays, dat in de an
dere soms onuitgesproken tegenwoordig
is. Roy Fuller in zijn stuk over de poëzie,
Philip Toynbee over de toekomst van de
roman en Paul Bloomfield over de traditie
van „Bloomsbury" stellen als centraal pro
bleem voor de moderne auteur de afwezig
heid van een overtuiging, waaraan hij zich
zou kunnen refereren. Daar worden zoals al
tijd ook hier als mogelijkheden, hoewel mis
schien uitgeputte mogelijkheden, christen
dom en marxisme voor opgegeven. Dat kan
moeilijk betekenen dat van een overtuigde
christen of marxist juist de vernieuwing
van de Engelse litteratuur verwacht moet
worden. Beter kan men stellen dat een in
directe relatie van een schrijver tot de ene
of de andere wereldbeschouwing nuttig kan
zijn, misschien voornamelijk in de vorm
het-is-zo-goed-voor-de-anderen. Zelfs dan
blijft niettemin de behoefte aan een geloof
betwistbaar. Cyril Connolly, die hier geen
medewerker is maar wiens schaduw nog a'
eens over de pagina's glijdt, heeft indertijd
als een karakteristiek van al de grootste
romanciers gesteld: scepticisme jegens de
belangrijkste overtuigingen van hun tijd.
Is het enige wat daar uit blijkt dat het
twintig jaar geleden gemakkelijker was
voldaan te zijn met een scepticisme dan
nu? Men kan toch moeilijk aannemen, dat
de behoefte aan een overtuiging, mits met
toewijding beleefd, ook inderdaad een over
tuiging zal opleveren die dan vervolgens de
litteratuur kan schragen. Beter kan men
zeggen dat de behoefte aan een overtui
ging al een overtuiging is, hoewel zeker
van de tweede graad, maar juist daarom
wellicht produktief.
De behoefte aan een overtuiging is niet
een van de beste vondsten in deze bundel.
Men is geneigd er tegenover te stellen
wat G. S. Fraser in een tweede stuk over
de dichter van de poëzietechniek zegt: een
dichter stelt zich niet tot taak iets nieuws
te gaan doen, maar merkt op een gegeven
ogenblik dat hij met iets nieuws bezig is.
Deze opmerking komt in geen van de an
dere essays voor en de beste dingen die
in het boek te vinden zijn treft men ook
in het algemeen maar éénmaal aan. Er
staan er verscheidene van in het artikel
van Alan Pryce-Jones over „The personal
story" en in dat van Maurice Cranston
over de „litterature of ideas". Ook trou
wens in dat van J. I. M. Stewart over de
biografie. Geen van de twaalf essays is
zonder eigen ideeën. En omdat de meeste
medewerkers er daarbij in geslaagd zijn op
discrete manier, zonder te catalogiseren,
een aantal namen van auteurs en boeken
in hun stuk onder te brengen, is de ver
zameling een uitstekende introductie tot
de moderne Engelse litteratuur geworden.
DE BUNDEL essays van de Amerikaanse
dichteres Marianne Moore is juist het
ROME (U.P.) De politie te Rome heeft
alle motorverkeer rond het eeuwenoude
colosseum verboden, daar volgens archi
tecten het gebouw dreigt in te storten als
gevolg van de trillingen veroorzaakt door
auto's en vrachtwagens. Het grootse amphi
theater dateert uit de dagen van de Ro
meinse keizer Titus, die ongeveer twee
duizend jaar geleden leefde. Ondanks het
feit, dat het verschillende malen door de
bliksem is getroffen en in het jaar 442 door
een grote aardbeving is geteisterd, bleef
het gebouw stevig op zijn fundamenten
staan. Het moderne verkeer schijnt sterker
te zijn.
tegenovergestelde van het verzamelwerk
van John Lehmann: zij doet geen moeite
om de dichters, die zij bespreekt, historisch
aannemelijk te maken, maar onderzoekt ge
heel voor haar eigen verantwoordelijkheid
de gedichten op hun unieke karakter. Van
een voorbeeldige deskundigheid als zij is
(en lang niet pompeus) slaagt zij er in
derdaad in zeker voor een buitenlandse
lezer moeilijke dichters (Pound, Eliot, Ste
vens, Auden) met een paar schetsmatige
lijnen enigermate herkenbaar te maken.
Het eerste wat als eigenaardig opvalt is
haar stijl, waar alle neutrale verbindende
zinsdelen zoveel mogelijk uit weggelaten
zijn, zodat alleen wat onmiddellijk beel.
dend ter zake is blijft.
Een zo grote zindelijkheid is geenszins
ideaal voor de schrijver van proza, dat op
die manier verbrokkeld wordt en in zijn
mogelijkheden beperkt. Wat wij hier dan
ook zien is eerder een soort poëzie, die zich
onmiddellijk bij de verbeelding laat aan
dienen, want geen behoefte heeft om een
beredeneerde lezer te ontmoeten. Om een
stand van zaken in de litteratuur aan te
geven en zelfs om een enkel gedicht te ra
tionaliseren, is die manier ongeschikt. Het
voordeel is dat de tekst van de essays niet
onderbroken wordt door de geciteerde dicht
regels: tekst en citaten hebben dezelfde
stemming, men hoeft zich nergens te
dwingen om uit een paar weerloze dicht
regels af te leiden wat de essayist zojuist
betoogd heeft. Het is waar dat men niet
veel wijzer wordt, tenminste in de gang
bare zin van het woord. Als een praktijkles
in het direct waarderen van poëzie is dezê
bundel niettemin instructief en genietbaar
bovendien, omdat Marianne Moore, pro-
zaïste of niet, in haar schrijftrant een ka
rakter uitdrukt dat in een volmaakt eigen
toon tegelijk open en gereserveerd is.
S. M.
AL VERKREG-EN zij hun bezittingen
niet altijd legaal, van de vroegste tijden
af noemden de edelen zich naar de land-
r streken, waar zij het gezag uitoefenden.
Aldus ontstonden aanduidingen als Van
Egmont, Van Brederode en Van Aem-
stel. Als zonen hun vaders opvolgden,
werden deze aanduidingen erfelijk; ze
kunnen dus als onze oudste geslachts-
namen gelden. Later ontwikkelde zich
het gebruik dat poorters en huislieden
zich naar het oord van hun herkomst
noemden. Ook op deze wijze kregen we
geografische familienamen, die in hun
samenstelling precies op die van de
oude adel lijken. Vaak zijn ze zelfs vol-
j komen gelijkluidend.
EEN BLIK in onze adres- en tele-
foonboeken kan leren dat deze wijze
van naamvorming in ons land uitermate
populair was. Zo dankt de familie Van
Beinum de naam aan de herkomst uit
een buurtschap in de Gelderse gemeente
j Angerlo en werd Jaen Pieckesz, stam-
vader van de Friese familie Van SIoo-
j ten, anno 1530 geboren in het stadje
f Sloten. U ziet, niet altijd klopt de
schrijfwijze van de persoonsnaam met
j de spelling, die thans op de landkaart
voorkomt. Het geslacht (Dudok) van
Heel ontleent de naam aan het dorp
Hedel, waar de stamvader in 1618 over-
j leed en het heeft heel wat zoekwerk ge-
kost eer de familie Van Woelderen tot
de ontdekking kwam dat stamvader
Lambert Israelsz, die in 1639 burger van
Nijmegen werd als komende van Wou-
de, het huidige dorp Terwolde bij Voorst
tot bakermat had. Andere voorbeelden
zijn de namen Van Woerkom, Van Wol-
deren en Van Eesteren, die respectieve-
lijk een herkomst uit Woudrichem,
Waalre en Escharen aangeven. Ook
verraadt de familienaam Pruim nu niet
direct dat de eerste drager ervan ge-
boortig was uit het stadje Prümm bij
Aken.
VOORAL BRABANT heeft geografi-
sche persoonsnamen opgeleverd. Namen
als Van Schijndel, Van Schendel, Van
Helvoirt, Van Boxtel, Van Hees, Van
Oirschot, Van Pelt, Van de Mortel, Van
jj Schaik, Van Vlodrop, Van Mill, Van
Aalst, Van Oss en Van Opzeeland kun-
nen als voorbeelden gelden. De laatste
naam onthult dat de naamgever afkom-
stig was uit het huidige dorpje Zeeland
aan de weg tussen Veghel en Grave.
Ook het land tussen de rivieren zorgde
i voor dozijnen van deze namen. Op de
kaart leest u Maurik, Ravenzwaay, Her-
wijnen, Ommeren, Eek, Asperen, Lien-
den, Eist, Lent, Driel, Leeuwen en zo
het een en ander meer. Zet er „van"
voor en u heeft familienamen. Echter,
niet zelden ontbreekt dit voorzetsel. De
familie Pijnacker (Hordijk) gaf op deze
wijze te kennen dat zij eens te Pijnacker
bij Delft woonde. Andere voorbeelden
van dit naamtype zijn Blokzijl, Wouden-
j berg, Heemskerk, Monnikendam, Appel-
I doorn, Amerongen, Goes, Blijham, Bak-
huizen, Ronhaar, Deinum, Dijkshoorn,
Pijnenburg en Mulderije, dat u bij De-
demsvaart moet zoeken.
HET VERKLAREN van namen blijft
een hachelijke aangelegenheid. Want
niet zelden is de oorspronkelijke naam
dusdanig verminkt dat slechts een ar-
chiefonderzoek klaarheid kan brengen.
Om vandaag met een frappant staaltje
te besluiten, diene de naam Olierook, die
ook al in de geografische categorie thuis
hoort. De historie begint met het adelij-
ke huis Hooglede bij Schiedam. Hoog-
lede werd in het spraakgebruik Hooglee.
In deze contreien wordt de g nogal zacht
uitgesproken zodat via Ilooilee het
stadium Holee bereikt werd. In ver-
i schillende dialecten neemt men het met
de h niet nauw, Holee werd hier dus
Olee, welke zinneloze klank weer ver-
basterd werd tot Olie. Nu lag nabij dat
huis de buurtschap Hooglederhoek, die
volgens de zelfde gang van zaken gaan-
deweg de namen Oliëroek en Olieroek
kreeg. Daar ontleende dan een familie
de naam aan. En omdat Olieroek vrij
zonderling klonk, werd er Olierook van
gemaakt. In welke naam van de Hoog-
lederhoek weinig meer te bespeuren
valt.
J. G. DE BOER VAN DER LEY
ffe
Nu de vermoeienissen en beslommeringen van de va
kantie achter de rug zijn, beginnen we weer met nieuwe
moed aan de interessante wekelijkse bezigheid van het
puzzelen. Om maar meteen iets minder eenvoudigs te
kunnen presenteren, hebben we onze fotograaf een foto
puzzel laten vervaardigen, die moet worden opgelost
volgens het reeds bekende recept: gevaagd wordt on
derschriften te vervaardigen, op beide foto's van toe
passing. Men moet voor beide foto-ondersclirilten het
zelfde aantal letters gebruiken en deze ook in dezelfde
volgorde plaatsen. Slechts de tussenruimte tussen de
woorden mag variëren. Het onderschrift dat wij op het
oog hebben, bestaat uit 17 letters. De ondervinding heeft
ons echter geleerd, dat onze puzzelaars over genoeg fan
tasie beschikken om ook andere formuleringen te vinden
die aan de voorwaarden voldoen, welke evenzeer zullen
worden goedgekeurd.
Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen
ad f 7,50, f 5 en f 2.50 dient men. uiterlijk dinsdag 17 uur de
oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem,
Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden Kennemer-
laan 186.
Men wordt verzocht de oplossingen uitsluitend per briefkaart
in te zenden, met duidelijke vermelding: „Puzzel".
VANDAAG NEEMT een vrouw afscheid
van de Nederlandse omroep, waarvan zij
het gezicht en de gestalte gedurende dertig
jaren mede heeft gevormd en bepaald.
Langer zelfs, want nog voordat op 29 mei
1926 de Vrijzinnig Protestantse Radio Om
roep werd geconstitueerd, vertegenwoor
digde mejuffrouw dr. Nicolette A. Bruining
de Centrale commissie voor het vrijzinnig
protestantisme, waaruit de V.P.R.O. zou
voortkomen, in de Commissie-Posthuma en,
nadat die drie keer vergaderd had, in de
Regeringscommissie voor de nationale
draadloze omroep onder voorzitterschap
van jhr. mr. Ch. J. M. Ruys de Beeren-
brouck. Zo staat het streven naar een
nationale omroep zowel aan het begin als
aan het einde van de loopbaan van mejuf
frouw Bruining: zij is aan dat ideaal even
trouw gebleven als aan dat van de in het
vrijzinnig protestan
tisme belichaamde
verdraagzaamheid je
gens anderen, een
Voor de
microfoon
verdraagzaamheid
welke op meer steunt
dan alleen maar een
„verdragen" of zelfs
een eerbiedigen van andermans overtui
ging. Bij de V.P.R.O. immers aanvaardt
men anders geaarde opvattingen als even
zovele facetten van het menselijk leven en
als afspiegeling van Gods alvermogen.
Het is duidelijk, dat wie van deze actieve
en positieve verdraagzaamheid uitgaat ook
ir.oet komen tot de overtuiging, dat ons land
en volk het best gediend wordt door een
nationaal omroepbestel, waarin immers de
in de bevolking levende overtuigingen op
godsdienstig, maatschappelijk, staatkundig
en cultureel terrein elk naar eigen belang
rijkheid en gestalte zonder discriminatie tot
haar recht kunnen komen. De V.P.R.O.
zelf heeft binnen het beperkte bestek dat
hem gegeven was het voorbeeld van zulk
een brede, objectieve taakopvatting ge
geven. Meer dan eens immers hebben
„anderen" de gelegenheid gekregen hun
streven via de microfoon van de V.P.R.O.
toe te lichten en bekendheid te geven
Ook moet men daaruit de terughoudendheid
van de V.P.R.O. verklaren wanneer het er
om ging een stuk „algemeen" programma
te verzorgen. Mejuffrouw Bruining en
degenen die met haar het beleid van de
Vri' ^""'s'den
IEDER DIE in ons land een boot huurt
zal wel eens als een nadeel gevoeld hebben
dat men zo'n ding na het gebruik weer
helemaal terug moet brengen. Vooral lie
den, die behept zijn met een trekkersin
stinct houden niet van de weg terug. Wel
nu, in de Belgische Ardennen kan men hier
en daar boten huren, die men niet terug
hoeft te brengen. Om een voorbeeld te noe
men: in het plaatspe Houyet, dat een bocht
van het riviertje de Lesse heeft uitgekozen
om zich te nestelen, kan men een kano
of een kajak nemen naar AnseremmcS,
dicht onder Dinant, waar de Lesse in de
Maas vloeit. „U trekt hem maar gewoon
ergens op de kant, als u geen zin heeft om
verder te gaan", zei de verhuur juffrouw
achteloos, „we halen alles met een truck
weer bij elkaar". Terugvaren zou ook uiter
mate moeilijk zijn geweest, want er staat
daar in de Lesse een krachtige stroom, die
men niet kan afzetten als men terug wil.
Wij konden er een huren omdat wij tóch
wandelden. Wandelen is ons de beste wijze
van voortbewegen door de Ardennen ge
bleken omdat men dan altijd nog eens een
bus of een trein kan nemen, zonder hinder
te hebben van een eigen voertuig. De aan
wezigheid van peddels in de kano door
mijn begeleidster hardnekkig „spatels"
voortviieten. Er zat niets anders op dan in
het water te stappen dat des zomers al
tijd nog kouder is dan ons leidingwater des
winters en het vaartuigje opzij te slepen
naar die plek vlak bij de oever die ik had
willen mijden wegens ondiepte. Het leek me
dus beter eveneens idyllisch achterover te
leunen en ook de koers aan de stroom over
te laten. Dat heb ik dan ook gedaan, totdat
we met de voorkant in een bos wuivende
waterplanten bleven haken. De hele boot
maakte onmiddellijk een slag om en dreef
met grote snelheid achterstevoren verder.
Daar viel ondanks veel peddelgeplens niet
veel aan te veranderen en het enige dat
ons restte was weer: uitstappen en recht
trekken.
HET VAREN op steigerende stromen als
de lange Lesse heeft zo zijn problemen,
maar geeft ook een grote genoegdoening,
met name voor wandelaars, die er nu ein
delijk eens zeker van zijn, dat zij de goede
kant uitgaan.
Want bij alle genoegens van het wande
len door de Ardennen hebben wij er helaas
voortdurend aan moeten twijfelen of het
wel de genoegens waren, die in het boekje
met onze wandelroute waren genoemd. De
schaarse en vaak gebrekkige bewegwijze-
Mejuffrouw dr. N. A. Bruining
gingen er immers van uit, dat noch een
symfonie van Van Beethoven, noch een
wals van Strauss of een mars van Sousa
aangekondigd behoefden te worden onder
het een of andere levens- of maatschappij-
beschouwelijke mottto. Vandaar dan ook
dat na de bevrijding de V.P.R.O. de laatste
van de omroepverenigingen was welke
werd heropgericht: men heeft in die kring
lang vertrouwd op een beter inzicht in de
radio-aangelegenheden. Maar wat in 1925
onmogelijk was, was het in 1945 nog. De
praktijk van de V.P.R.O. heeft evenwel
bewezen, dat de luisteraars in het alge
meen een heel wat ruimere belangstelling
aan de dag legden dan degenen, die de Ne
derlandse omroep vierendeelden, veron
derstelden. Het eigen geluid van de vrij
zinnig protestantse omroep immers heeft,
ondanks de „lange en zware lezingen"
waarmee voor de oorlog de vrijdagavonden
werden gevuld, alom weerklank gevonden.
Sommige sprekers van de V.P.R.O. konden
het wat de sympathie van hun gehoor aan
gaat gemakkelijk opnemen tegen gerenom
meerde namen uit tijdpasseringen van een
lichter genre. Het persoonlijk contact met
de luisteraar en waarlijk niet alleen met.
de geestverwante toehoorder bleek op
merkelijk hecht van aard. Op deze wijze
is de V.P.R.O. ongetwijfeld ook bij ge
brek aan andere gegadigden voor deze
functie na de bevrijding de concentratie
geworden van allen die verlangen naar een
genoemd bevreemdde ons eigenlijk,
want wij zaten nog maar nauwelijks in de
kano toen de stroom ons opnam en mee
voerde alsof wij een propje boterhampapier
waren. Maar even later bleek wat het be
langrijke verschil tussen ons in de kano en
zo'n propje papier was. Het laatste was
willoos aan de stroom overgeleverd maar
wij hadden onze peddels om wat bij te
sturen, zodat wij nu en dan de vaargeul in
de vaak zeer ondiepe bedding verlieten en
met kracht op de keien geworpen werden.
Voor mensen, die gewend zijn te zeilen,
is dit wel een uitermate vreemde afwisse
ling. Zij hebben altijd het duwen van de
wind in het zeil gevoeld over het stroeve
wateroppervlak en nu worden zij door het
water zélf vervoerd, soms tegen de wind
in. Het is vervoer „per" water. Wij hebben
het vermoeden dat de bodem van deze vaar
tuigjes van heel dik eikenhout is, want an
ders zou er op elke tocht waarschijnlijk
tachtig percent van lek worden gestoten
op de keien en de rotsen. Die zijn er in
de Lesse om de spanning te verhogen. Ter
wijl mijn tochtgenoot romantisch mijme
rend achterover zakte spiedden mijn ogen 't
wateroppervlak vóór mij af naar ondiepten
en ik probeerde krachtig het midden van
de rivier te houden omdat de stroom ons
vlak langs de oever wilde voeren. Dank zij
al die inspanningen schuurden wij weldra
met de bodem over de keien totdat we echt
vast zaten. Naast ons zagen we het water
Nederlandse omroep, die waardig zal zijn
het Nederlandse geestesleven, maar ook de
Nederlandse levensvreugde onbeperkt en
onverdeeld te weerspiegelen en uit te
stralen.
DAT DE V.P.R.O. bij machte bleek zo-
velen te verenigen op een programma, dat
niet alleen vrijzinnig protestants maar ook
bij uitstek nationaal mag heten, is in sterke
mate het resultaat geweest van het vele
werk, dat mejuffrouw dr. Nicolette A. Brui
ning, de etherdame met de markante stem,
onvermoeid dertig jaar lang heeft verricht.
Ook wij getuigen van onze erkentelijkheid
daarvoor, op deze dag dat zij de Neder
landse omroep, die zij zo toegewijd en
trouw heeft gediend, gaat verlaten om van
een welverdiende rust te genieten.
J. H. BARTMAN
ring (een woord dat wij op gezag van d?
ANWB menen te mogen gebruiken) van
de voetpaden, de ontoereikendheid van de
Michelinkaarten, die nu eenmaal vooral be
stemd zijn voor alles wat zich op auto
banden voortbeweegt, hebben er vaak toe
geleid, dat wij ons in een vergezicht ver
lustigden dat een héél ander was, dan het
geen wij voor ons meenden te hebben. Wij
zijn zelfs eenmaal na een vermoeiende dag-
topht op twee kilometer van ons uitgangs
punt uitgekomen. De weg vragen aan om
standers moet men in de Ardennen vooral
ook niet doen: zij zien teveel mogelijkheden
om een plaats te bereiken en twisten onder
ling nog na over de beste ervan, wanneer
men alweer is doorgelopen. Ook het kom
pas kan in uiterste gevallen zijn diensten
niet verlenen, wanneer men vergeten is
welke naaldpunt nu ook alweer naar het
noorden wijst.
Vergeleken bij dit wandelen was het va
ren op de Lesse ondanks alle sensaties nog
een rustige bezigheid. Men heeft tenminste
de zekerheid dat de stroom altijd maar
één kant uitgaat.
KO BRUGBIER
AMSTERDAM, sep.em'oer Afgelopen
zondag ben ik bijna in het ÏJselmeer ge
waaid; slechts door me goed vast te houden
aan een opmerkelijk dikke en daardoor
wat stabieler Duitse daime, is het onheil
vermeden. Het veel geringer onheil, dat ik
me met dat vastgrijpen op de hals haalde,
was een corrigerende snauw en een poging
tot klap van de buitenlandse bezoekster,
die geheel ten onrechte meende dat ik on
heuse bedoelingen met haar zou hebben
gehad.
Dit alles gebeurde op de Afsluitdijk. De
meesten van ons krijgen tegenwoordig wel
eens bezoek van buitenlanders, die beslist
de Afsluitdijk moeten zien omdat ze zich
niet kunnen voorstellen dat een lange dijk
door de zee er onvermijdelijk precies zo uit
ziet als een lange dijk door de zee. Ons
voortslingerend door de lange rijen voort-
kruipende zondagsrijders zijn we dus naar
het hoge noorden van deze provincie ge
reden. Het weer had1 voor een mooie typisch
Hollandse begeleiding voor dit typisch
Hollandse uitstapje gezorgd: aan een blau
we lucht werden vette, witte wolken door
een storm als een vlucht ballonnen voort
gestuwd. We zijn nog even gestopt in De
Rijp, een dorpje dat ik niet kende, maar
dat het kennen ruimschoots waard is.
Maar de dijk wachtte. Er stond een or
kaan over heen, die men op zee waarschijn
lijk niet meer zou geven dan een „ferme"
of misschien zelfs wel een „stijve" bries,
maar die ons kleine autootje geducht
dwars zat. Letterlijk dwars, zodat we al
haast vóór het bereiken van het monument
midden op de d'ijk, allen tezamen in de
fuiken van het ÏJselmeer verward waren
geraakt. We hebben het echter gehaald.
Tot vlak voor de toren, die nu ook al be
waakt wordt door als wat lagere admiraals
uitgedoste parkeerwachters. Deze gestaag
groeiende groep landgenoten vormt een
voortdurende bedreiging van mijn finan
ciële status -een bedreiging, d'ie slechts
door de welwillendheid van de belastingen
gedeeltelijk wordt afgezwakt.
Boven in de toren was de orkaan al lang
geen orkaan meer. Daar loeide zij regel
recht van de Noord- en Poolzee binnen en
lachte huilend om alle vriendelijke zee-
mans-vergelijkingen met stijve briezen. We
hebben het daarboven ongeveer een halve
minuut uitgehouden, toen viel het incident
met de onbekende Duitse en daarmee was
de laatste kans verkeken voor mijn buiten
landse bezoekers, die hadden willen fil
men, maar in deze wind echt geen camera
recht en stil konden houden. Beneden in
de toren is een branche gevestigd van de
vaderlandse toeristenindustrie: vlaggen en
kannetjes, molentjes en lepeltjes, kaarten
en schildjes en alle onvoorstelbaar lelijke
souvenirs waar de industrie maar met wat
goede wil een stukje dijk op heeft kunnen
afbeelden. Een grote, cynische toeristen-
kenner brengt dit alles aan de man in het
speciale dialect, dat voor alle buitenlan
ders verstaanbaar moet zijn maar dat de
Nederlander wel eens moeilijk kan vallen.
Enfin, iedereen was enthousiast over de
dijk. We hebben er alles over moeten uit
leggen. Het resultaat is, dat we nu deze
zondag over de Knardijk naar Lelystad
moeten. Als het morgen dus weer stormt,
denkt u dan eens aan mij. En helpt mij
hopen, dat er weer ergens een dikke dame
zal staan. Van welke nationaliteit dan ook.
A. S. H.
BREUCHELIAANSE MAALTIJD
Honderden varkenskoppen, duizend me
ter worst, vele tonnen bier, ketels vol
rijstebrij en ontelbare pannekoeken zullen
op 9 september worden genuttigd tijdens
een Breugheliaanse maaltijd, die in het
Vlaamse dorpje Wingene nabij Brugge
wordt gehouden. Die dag zal een stoet
door het plaatsje trekken, welke figuren
en taferelen zal weergeven uit schilderijen
van de beroemde Vlaamse schilder. In het
bijzonder zullen zijn spreekwoorden, kin
derspelen en „De boerenbruiloft" worden
uitgebeeld.