BILDERDIJK, EGOCENTRISCH, IJDEL EN ONRUSTIG MENS Van zijn retoriek zijn de sporen nog in onze tijd aanwijsbaar x jteat-v XV j EEN BROK „WERELD" IN 'T HART VAN LONDEN L ii/X t/xsrs/js St* r,a/S* L, Fabelachtige bedragen 11«7-V O A->\) De duidelijk waarneembare gelaatstrekken verraden de lichtgeraakte gevoelsmens, maar ook de ruime en sterke intelligentie. OP 7 SEPTEMBER is het tweehonderd jaar geleden, dat de dichter Willem Bilderdijk op de Westermarkt 12 te Amsterdam werd geboren. Op zeer jeugdige leeftijd kreeg hij een trap op zijn voet, waardoor een ontsteking aan het beenvlies ontstond. Het gevolg hiervan was, dat hij niet als andere jongens van zijn leeftijd kon spelen en buiten zijn, maar gedwongen was thuis te zitten en te lezen, lezen, lezen. Deze vereenzaamde jeugd verklaart wel veel van de latere levensgang van de dichter, wel ke gekenmerkt wordt door een voortdurende drang om zich te laten gelden, door een overspannen gevoelsleven en vooral door onoplosbare tegenstrijdigheden, die zich zowel in zijn persoonlijk leven als in zijn letterkundig werk zeer duidelijk openbaren. Dit kan met enkele voor beelden worden toegelicht. Bilderdijk is zeker niet in de laatste plaats de grote voorvechter van het christelijk Réveil in het begin van de negentiende eeuw. Gerard Brom noemt dit in zijn bloemrijke taal: ,,De geweldige Bilderdijk dorst bij de poort van zijn eeuw het schijn baar kinderachtige christendom over de revolutiestroom heen te beuren". En Abraham Kuyper getuigt, dat Bil derdijk „ons het geloof herschonk aan onze geestelijke virtualiteit". Een man, die zulke lofredenen van zulke lofredenaars uitlokt, moet wel een echte figuur van be tekenis geweest zijn. Toch deed hij iets, wat zeker in die tijd niet in overeenstemming geacht werd met de chris telijke levenstijl: hij verliet zijn eerste vrouw, Catharina Rebecca Woesthoven, en trouwde met Catharina Wilhel- mina Schweickhardt. Een ander voorbeeld. Als een vurige oranjeklant moest hij in 1795 bij de komst van de Fransen het land verlaten om elders in ballingschap het ogenblik van de bevrijding af te wachten, maar in 1806 keert hij naar Nederland terug als leermeester van Lodewijk Napo leon en dicht hij zijn bekende „Ode aan Napoleon". Vier jaar later echter, wanneer hij zijn levenseinde weer eens voelt naderen en zich geroepen voelt „Afscheid" te nemen van zijn landgenoten,, hangt hij zich plotseling weer de profetenmantel om, om de aanstaande bevrij ding te voorspellen. Dit gedicht is velen nog tot steun geweest in de bange en moeilijke jaren van de tweede wereldoorlog: Hier bracht de dichter zijn trieste en een zame jeugd door, waardoor zijn latere leven zeker voor een deel bepaald werd. Nog een derde voorbeeld van Bilderdijkse paradoxale persoonlijkheid. Naast de „vader van het Réveil" wordt hij wel de „vader van de retoriek" genoemd, d.w.z. de vader van de stroming in de letterkunde, welke vooral haar kracht zocht en ook meende te vinden in een zekere bombastische standaardtaal, vol met valse cliché beeldspraak, overspannen woordenkeus en dergelijke. Bij Bilderdijk zelf is deze retorische stijl nog goeddeels spontaan en natuurlijk, evenals bij zijn beroemde leer ling en geestverwant Isaac da Costa. De verstarring tot de ongenietbare „dichterlijke taal" waartegen de Tachtigers zo gevochten hebben vindt plaats bij de talloze navolgers van de Bilderdijkiaanse retoriek, die tot in onze tijd toe aanwijsbaar zijn. De „bezielde reto riek" van Geerten Gossaert, de sterk onder invloed van Bilderdijk staande poëzie van Hendrik de Vries be wijzen wel, dat de cultuur-historische betekenis van de dichter Bilderdijk nauwelijks te overschatten is. Toch kan hij aan de andere kant op bepaalde momenten van zijn leven een gedicht schrijven, dat inderdaad zou mo gen gelden als „de meest individuele expressie van de meest individuele emotie" en dat dan ook door een man als Willem Kloos die een bloemlezing uit de gedich ten van Bilderdijk verzorgde en daar een interessante inleiding bij schreef oprecht gewaardeerd werd. Zo'n gedicht is „Gebed" van 1796: Genadig God die in mijn' boezem leest! Ik vlied tot U, en wil, maar kan niet smeeken Aanschouw mijn' nood, mijn neërgezonken geest, En zie mijn oog van stille tranen leeken! Ik smeek om niets, hoe kwijnend, hoe bedroefd, Gij ziet me een' prooi van mijn bedwelmde zinnen; Gij weet alleen, hetgeen Uw kind behoeft, En mint het meer, dan 't ooit zichzelf kan minnen. Geef, Vader, geef aan Uw onwetend kroost, Hetgeen het zelf niet durft, niet weet te vragen! Ik buig mij neer; ik smeek noch kruis, noch kroost; Gij, doe naar uw ontfermend welbehagen! (fragment). Jammer alleen, dat ondanks Bilderdijks opvatting van de poëzie als ontboezeming van gevoel en boven natuurlijke gave dit prachtige gedicht kennelijk niet helemaal oorspronkelijk is, maar sterk geïnspireerd op proza van Fénélon. Zijn „prie Toi même en rnoi" wordt bij Bilderdijk: Ach, leer gij mij, het geen ik bidden mag! Bid zelf in mij; zo is mijn beê onschuldig. Willem Bilderdijk blijft zijn leven lang een geprik keld, onevenwichtig, teleurgesteld, neerslachtig, ego centrisch, ijdel, onrustig mens, die steeds maar denkt aangevallen te worden en zich te moeten verdedigen. Wanneer hij „gepasseerd" wordt voor een Amsterdams professoraat, wordt hij privaat-docent in de vaderlandse geschiedenis aan de Leidse universiteit, maar een groot deel van zijn colleges wordt in beslag genomen door de geschiedenis van zijn eigen leven! Van 1827 tot zijn dood op 18 december 1831 leeft hij teruggetrokken en somber gestemd in onze eigen stad Haarlem, waar hij ook begraven ligt in de Grote Kerk. Hij liet ons onge veer driehonderdduizend versregels na, verdeeld in hel dendichten, leerdichten, treurspelen, balladen en lyri sche poëzie, welke voor het grootste deel vergeten zijn. De invloed van deze dichter op het geestelijk leven van de negentiende eeuw is enorm groot geweest, maar zijn rol schijnt uitgespeeld en de retorische stijl heeft afge daan. TOCH ZIT ER in de persoonlijkheid en het werk van deze grote figuur uit de overgangsperiode van Rationa lisme naar Romantiek iets modems, althans iets, wat de mens van deze tijd heel direct aanspreekt. Zijn opvat ting van poëzie vinden we zij het met andere beelden en in andere bewoordingen uitgedrukt onder meer terug bij M. Nijhoff, zoals S. Vestdijk in ..Hedendaagsch Byzantinisme" en „De Poolsche Ruiter" overtuigend heeft aangetoond. Wanneer in Bilderdijk de geest van de poëzie vaardig werd, dan sprak hij uren lang in poëzie en zijn tweede vrouw trachtte dan zo goed en zo kwaad als dat ging al die verzen op het papier vast te leggen. Het merkwaardige in deze methodiek van verzen maken is wel, dat de dichter alle onderwerpen verheven en alledaagse op dezelfde hoogdravende en wijdlopige vers-toon ging voordragen, wat de breuk tussen vorm en inhoud tot gevolg had, welke door de Tachtigers pas weer geheeld kon worden. Ongetwijfeld worden de talloze verzen van Willem Bilderdijk nog maar zelden gelezen, tenzij voor school- of examen-gebruik of -misbruik! Zijn naam is zo onbe kend geworden, dat men de naar hem genoemde Bilder- dijkstraten veelal verhaspelt tot Bilderdijkstraten, maar dat neemt allemaal niet weg, dat de onrust en het para doxale van zijn persoon en. zijn werk, alleen al door deze twee eigenschappen zelf, modern aandoen. Lucebert is een heel ander soort dichter, maar toch ligt er ergens én in het mens-zijn én in het diehter-zijn van beide kun stenaars een paralellisme, dat pas helemaal goed begre pen zal worden, wanneer de relatie BilderdijkHendrik de Vries ons wat duidelijker geworden zal zijn. Ondanks het feit, dat de geboorte van Bilderdijk nu alweer tweehonderd jaar achter ons ligt, is het laatste woord over hem nog niet gesproken en dit bewijst, dat hij niet alleen leeft in de cultuur-historie, maar ook nog met ons is in de worsteling om licht en zuiverheid, die zo kenmerkend is voor onze tijd. BEN EVERS Ja, zij zullen zich vervullen, deze tijden van geluk! Dees ellenden gaan volenden; En, verpletterd wordt het juk. Holland groeit weer! Holland bloeit weer! Hollands naam is weer hersteld! Holland, uit zijn stof verrezen, Zal opnieuw ons Holland wezen; Stervend heb ik 't U gemeld! Stervend zong ik Stervend wrong ik Deze heilsvoorspelling uit! Het sterflot wenkt mij; Gij, herdenkt mij Als U 't juichensuur ontspruit! 1 a ?rz >4 <r'4. -'y A CV~" V P cv r v_ f-, tj.i/4. Ziet ft éaü- i y> J 4" ..y s/ i" V - ~y /'p) jf i i. J? i i ?y v< Voor een grafoloog heel interessant: zijn eigenliefde, zijn zin voor retoriek, zijn Sterke gevoelsleven, zijn superioriteitsge voel spreken uit deze fraaie lettertypen. Befloersde trom Noch rouw gebrom Ga romm'lende om Voor mijn gebeente; Geen klokgebom Uit hollen Dom Roep 't wellekom In 't grafgesteente; Geen dichte drom Volg'stroef en stom; Festoen noch blom Van krep gefrom Om 't lijk, vermomm' Mijn schaamle kleente! (fragment). Van dit gedicht „Uitvaart" uit 1827 getuigt Willem Kloos: „In die korte regels hoort men als het ware het afgekapte, door de ziel snijdende kleppen van een gruwlijk- vreemde doodsklok". Inderdaad is de „klank-expressie" in dit gedicht ongewoon krachtig en sug gestief. i Er zijn in Soho vele straatventers en marktkooplieden, die na gedane handel heel wat vuil en lege dozen achterlaten. De straatreinigers hebben daarmee handen vol werk. IK DEED een stap opzij om plaats te maken voor een Spaanse (of was het een Italiaanse?) vrouw met een baby op de arm. Twee jochies hadden zich vastgc- delicatssenwinkél een klampt aan haar rokken. Het viertal stapte kordaat binnen. Op het trottoir was een donkere schone uit Jamaica in een druk gesprek met een Chinees gewikkeld. Woorden kwamen er vrijwel niet aan te pas. De gebarentaal was de enige mogelijke voor dit gesprek. En toen ik aan de overkant van de nauwe straat de Patisserie Frangaise binnenstapte, werd ik - na over een Arabier of Bedouien te zijn gestruikeld, die de winkel verliet overspoeld door golven van vreemde woorden in vele talen. De lucht in de Patisserie was geladen met sigarenrook. Zure haringen en knoflook deden bovendien het hunne om de atmosfeer nog.gecompliceerder te maken. Heus, ik beleefde dit alles niet in Marseille of Port Said, noch in Tanger of welke andere exotische stad ook, doch in Londen, op korte afstand van het West End en de voornaamheid van Piccadilly Circus, in Soho, dat ook wel het „Klein Europa" of „Quartier Latin van Londen heet. Beide bijnamen komen mij te rustig voor. In feite is Soho een internationaal brandpunt, een internationale bijenkorf in het hart van de Engelse hoofdstad. Het is een historisch plekje groncl met een oppervlakte van een kleine drie vier kante kilometer. Het is een doolhof, een warnet van straatjes en straten. En in die straten ziet men mensen uit alle landen en hoeken der aarde. HOE REAGEERT de Londenaar op So ho? Verschillend. Er zijn Londenaars, die nooit in hun leven de onzichtbare grenzen, die Soho van de rest van de hoofdstad scheiden, overschrijden. Er zijn er echter ook, die vaak en graag naar Soho gaan, omdat men er in honderden exotische restaurants alle bestaande spijzen eri lek kernijen kan nuttigen. Soho is namelijk een dorado voor smulpapen, voor inter nationale lekkerbekken vooral! En dan zijn er Londenaars en zij zijn het talrijkst die zo nu en dan een paar dubbeltjes offeren voor een buskaartje om een rit door Soho te maken, alleen maar om de illusie te hebben, in het buitenland te ver toeven. Tal van vreemdelingen, die zich in Enge land vestigen, kiezen Soho als eerste sta tion, als operatiebasis. En velen blijven er wonen. Hoe komt dit? Het staat vast, dat al meer dan drie eeuwen lang Soho een toevluchtsoord is geweest voor mensen, die hun vaderland om politieke of godsdien stige redenen moesten verlaten. Soho was toen nog niet een stadswijk. De vluchte lingen bouwden huizen buiten de poorten van de „City" en dit had tot gevolg, dat de streek die eens een gezocht jachtterrein was van edelen en andere grote heren door de jagers zowel als door de hazen verlaten werd. De kreet „so-ho.... een haas" waarmede de jagers hun honden aanmoedigden werd steeds minder ge hoord naarmate er meer vreemdelingen kwamen. De deskundigen zijn het er over eens, dat Soho zijn naam aan die oude j ach troep dankt. Het lijkt mij wat vreemd, maar een betere verklaring weet ik niet. Hoe dit zij, omstreeks 1680 begon Soho bij deftige Engelsen in trek te komen. De hertog van Monmouth, de later op het schavot gestorven bastaardzoon van de Engelse koning, bouwde er omstreeks 1680 een groot landhuis. Twintig jaren bleef Soho als woonwijk in de mode. Toen kwam de klad er in. Een deel van Soho werd tot amusements wijk. Een ander deel, ten zui den van Leicester Square, werd daaren tegen heel ernstig. Daar vestigden zich namelijk tal van gegoede Fransen, die zich als protestanten gedwongen hadden gezien om Frankrijk te verlaten. Sedertdien heeft Soho een Frans karakter behouden. Reeds in 1711 woonden er het blijkt uit de kerkboeken ruim zeshonderd Fransen, welk aantal gestadig toenam. Nog heden ten dage oefent Soho een grote aantrek kingskracht op de Fransen uit. Zij ont moeten elkaar in de York Minster, een koffiehuis van de familie Berlemont. Beroemde Fransen de bokser Carpen- tier, de filmspeler Chevalier, een Franse president, ministers, diplomaten lieten als herinnering aan hun bezoek aan Soho in de „York Minster" hun portretten met handtekeningen hangen. ALS MEN een praatje maakt met de heer Berlemont of met enige andere restaurateur in Soho, dan zal men ver nemen, dat de gasten behoren tot twaalf a twintig nationaliteiten. Er komen ook Engelsen, zei een Franse kelner, maar vrijwel alleen Engelsen, die graag hun kennis van een vreemde taal willen op frissen of.luchten! De mensen zijn nu aanmaal overal wat ijdel, voegde die kelner er aan toe. Soho heeft in deze eeuw zijn typisch Franse karakter verloren. Er zijn nieuwe „veroveraars" gekomen. Reeds vóór 1914 ondernamen de Italianen met succes een invasie. Vlak vóór de tweede wereldoorlog kwamen de Grieken opzetten. Ook hun invasie slaagde. En na de laatste oorlog stroomden veel mensen van heinde en ver toe: uit Afrika en West-Indië, uit India, China en andere landen van Azië, uit Cy prus en Spanje, ja, eigenlijk overal van daan. Zo werd Soho meer en meer tot een internationaal brandpunt in het centrum van de Engelse hoofdstad. De restaurants en winkels weerspiege len het internationale wezen van Soho: geen gerecht, of men kan het in een der talloos vele restaurants eten. Natuurlijk moet men een beetje de weg weten in die straatjes. Wat de winkels betreft, er zijn weinig waren en vooral weinig etens waren, die niet in Soho te koop zijn. Ik heb er dertig tot veertig kaassoorten ge teld. Specerijen in groten getale. In een der winkels liet men mij, toen ik een kilo rijst kocht, kiezen uit achttien soorten. En worsten en wijnen! Het aantal soorten is legio, Kortom, alle winkels tezamen ma ken Soho tot één Grote Winkel van Sinkel! SOHO, met zijn restaurants, winkels, boekenstalletjes, straten, stegen en - niet te vergeten - zijn paar rustige hoekjes (als St. Anne's Square) is een brokje „wereld" Vele promotors van bokswedstrijden heb ben in Soho hun kantoor. Deze man ont vangt wekelijks belangrijke telegrammen uit vele hoofdsteden, telefoneert herhaal delijk met andere werelddelen, doch heeft zijn gemoedelijke eenvoud van optreden bewaard Daarnaast één van de „donkere schoenpoetsers". Ruim veertig jaar geleden kwam deze reus uit Accra in West-Afrika naar de Engelse hoofdstad, 's Zomers ver dient hij genoeg met zijn werk om de koude wintermaanden binnenshuis te kunnen doorkomen. Midden in Londen. Niets is er vreemd. Niemand is er vreemd. Niets en niemand worden er vreemd gevonden. Zakenmen sen, toeristen, kunstenaars en „gewone" mensen dwarrelen er dooreen.Een gemoede lijke neger poetst uw schoenen, zingende (Italiaanse) kelners rijken u de begeerde spijzen. Rust vindt men er op de paar plein tjes en in de figuur van een paar stevige politiemannen, die het gedoe en gedraaf gadeslaan. Rust straalt ook uit van het standbeeld van de beroemde Engelsman - ik weet heus op dit moment niet, wie hij is - die even buiten Soho peinzend en hoog op zijn voetstuk de toegang tot het drukke, bizarre Soho bewaakt. BIJ DE uitgeverij De Bezige Bij is een boek met ruim zeventig reprodukties naar litho's van Picasso verschenen. Medewer king aan het tot stand komen van deze voor een groter publiek bereikbare uitgave werd verleend door het Amsterdamse Ste delijk Museum, waar Picasso's grafiek al verscheidene keren te bewonderen viel of aanleiding gaf tot nogal felle aanvallen. De inleiding tot deze reeks reprodukties werd geschreven door C. Doelman, de kunstcriticus die ook enkele keren bijdra gen voor onze krant schreef- Doelman heeft zijn inleiding zo gemakkelijk moge lijk gehouden. Het bij bespreken van mo derne kunst nogal eens gebruikelijke jar gon heeft hij zoveel mogelijk vermeden. Doelman ziet in Picasso vooral de teke naar. „Het tekenen is alfa en omega van Picasso's kunst". Picasso's centrale werk „Guernica" berust volgens Doelman ge heel en al op de tekening, op de lijnen. Als men wil kan men de zwarten, witten en grijzen zien als ondersteuning van de expressiviteit der lijnen. Persoonlijk geloof ik dat het zwart, wit en grijs een bijna eigen, schilderkunstige betekenis heeft. Ik geef echter toe, dat Picasso als colorist mij nooit zo is opgevallen. Ik ga dan ook gaar ne mee met Doelmans enthousiaste waar dering voor Picasso's lithografische werk, waarin de tekening wei z„_. voorop a.adt. Op eenvoudige wijze doet Doelman ver slag van Picasso's werkzaamheden als li thograaf. Hij vertelt hoe Picasso's belang stelling voor de lithografie pas sinds 1945 ten volle ontwaakte en hoe de beoefening daarvan samenhangt met een evolutie van zijn voelen, een evolutie die bepaald werd door de weerslag van de tijd op deze per soonlijkheid. „Mild werd Picasso toen hij vierenzestig jaar was geworden en de oor logsdemon terneergeslagen lag". Mild voor iemand als Picasso dan, want ik vermoed, dat menige beschouwer niet bepaald ont roerd door sommige dezer prenten zal zijn- Ook kunnen sommige dezer litho's wel enige aanleiding geven tot twijfel betref fende „Picasso's geniale creativiteit". Ma tisse was niet de enige, die niet vreemd was aan dit werk, waarin de jongleur Pi casso zoveel variatie weet aan te brengen. Men bedenke dat Doelmans enthousias me nooit gemotiveerd kon worden door de ze reprodukties, slechts pretentieloze her inneringen aan de originele prenten. Het is te hopen dat Doelmans enthousiasme de lezer dermate nieuwsgierig maakt, dat hij de litho's bij eventuele exposities gaat zien. En dan kan het zijn dat de herinneringen in deze vorm er aan hem voldoende zijn. Voor mij is dit boekje ten minste een pret tig bezit. - BOB BUYS NEW YORK (UP) Wat gaat er om in de Amerikaanse televisie? Het beste ant woord op deze vraag kregen wij toen in Washington de totale winst van de Ame rikaanse T.V. werd bekendgemaakt over het jaar 1955. In dat jaar werd in de T.V. 150.200.000 dollar verdiend, oftewel 66 per cent meer dan in 1954, waarmee dus tege lijk de geweldige groei van de televisie is aangetoond. Maar dat was nog slechts de winst. De televisie had voor onderhoud en het huren van films en artiesten een be drag van 745 miljoen dollar nodig.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 18