mm op
Het yeAeim man de tunnel
LEURPLAAT
Vrijheid van godsdienst
Films met Danny Kay
in Jordanië verboden
KERKELIJK LEVEN
Vrije keuze
6 OKTOBER 1956
HERINNERINGEN AAN
EEN MARTELGANG
DE HERFST zat breeduit op het
natte mos en keek om zich heen. „Zie
zo", lachte hij, „nu kunnen we beginnen,
september is voorbij. Wie verstandig is
heeft gemaakt dat hij wegkwam in zijn
winterhol of naar het zuiden. De blaad
jes zijn geel en rood, de bramen zijn
afgeplukt en van de beukenootjes is ook
niet veel meer over. Ziezo, we kunnen
beginnen".
Hij wilde al op zijn vingers fluiten
om zijn vrienden regen en wind te roe
pen, maar hij dacht: „Och, ik kan net
zo goed nog eerst een slaapje doen.
Straks heb ik er misschien geen tijd
meer voor". En terwijl de herfst sliep
kreeg de zon voor het laatst zijn kans
om nog heel eventjes te schijnen alsof
het nog zomer was. De bomen, die in de
laatste week helemaal treurig en stil
waren geworden, knapten er een beetje
van op. Ze begonnen weer te praten.
„Zou het niet door gaan?" fluisterde
^bwah..
de grote beuk tegen de berk, „zouden
we dit jaar geen herfst krijgen? Voel
toch eens, hoe lekker warm de zon is".
„Je zou het bijna denken", riepen de
berken blij.
„Stil toch, stil", riep opeens een stem
metje aan hun voet.
„Wat is dat?" riep de beuk boos, „wat
durf jij praatjes maken, klein dennetje?
Mijn kleinste tak is nog groter dan jouw
hele stam. Wou jij me zeggen dat ik
stil moest zijn?"
„Ssst.ritselde het dennetje, „hier
vlak bij mij ligt de herfst te slapen.
Laat hem toch even, dan hebben wij
nog een beetje warmte".
De beuk, de berken en de andere bo
men schrokken ervan. Dat hadden ze
niet gezien. Ze waren te groot om tot op
het mos te kijken.
„Kunnen we niets doen?" vroeg een
berk, „kunnen we hem niet vastbinden,
zodat de zon blijft schijnen?"
„Hoe kan dat nou?" ritselde het den
netje, „dan zouden de regen en de wind
het werk wel alleen doen, zónder de
herfst. Je houdt hem toch niet tegen!"
„Hoor dat brutale ding eens", ruiste
de beuk, „het is zó klein dat geen mens
het heeft opgemerkt tussen onze takken.
Het kan niet eens wind vangen en de
zon heeft nog nooit op zijn kruintje ge
schenen. Wat weet het van de zomer,
de herfst en de winter? Niets! Wij die
hier al jaren en jaren staan, wij, die
bij de zomer horen, komen niet meer
aan het woord. Het dennetje heeft het
voor het zeggen". Het dennetje zei niets
meer en kroop verlegen weg achter de
takken van de beuk, de berk en de an
dere bomen.
„Ik weet wat", riep de beuk, „we stu
ren er de duiven op af. Dat zijn de
vriendelijkste dieren van het bos. Die
moeten aan de herfst vragen of hij ons
met rust wil laten en niet aan onze
blaadjes wil komen".
Even later werd de herfst wakker
omdat er iets zachts langs zijn wang
streek. „Wat moet dat!" riep hij boos,
„kun je mij niet rustig laten slapen?"
De duiven kwamen in een kring om
hem heen zitten en keken hem vriende
lijk aan.
„Lieve herfst...." begon er één.
Daar moest de herfst om lachen. Dat zei
nooit iemand tegen hem. Hij lachte zó
hard dat de veertjes op de kop van de
duif ervan door de war geblazen wer
den. Maar hij praatte toch door. „De
bomen zouden graag willen dat je ze
met rust liet, lieve herfst!"
De herfst schaterde en zijn bolle
wangen bliezen de duiven gewoon de
lucht in, zodat ze helemaal in de war
terugkeerden in de toppen van de bo
men. „Wat nu?" zuchten ze.
„Ssst. fluisterden de berken, „stil
eens, het kleine dennetje gaat wat zeg
gen". Ze luisterden allemaal.
„Herfst", ritselde het dennetje ver
legen, „herfst, wil je die mooie zomer-
bomen niet met rust laten? De mensen
houden zoveel van ze. Ze horen bij de
zomerfeesten. Neem mij maar, herfst.
Ik ben toch zo klein. Niemand ziet me
en niemand zal me missen".
„Hoor je dat?" vroeg de beuk.
De herfst keek verbaasd naar het
dennetje. Hij lachte niet. „Jóu nemen?"
vroeg hij. Ik denk er niet over. Jij hoort
bij de winterfeesten. Iedereen zou je
missen. Jij bent de enige.
Hij kon zijn zin niet uitmaken, want
daar kwamen zijn vriendjes regen en
wind om de hoek. „Kunnen we begin
nen?" lachten ze. „Ga je gang", zei de
herfst.
De wind gierde door de takken, de
regen kletterde op de blaadjes en het
duurde maar heel even of al die blaad
jes stoven met honderden tegelijk door
de lucht.
Het dennetje keek er verschrikt naar.
Het stond te wachten tot hij aan de beurt
was. Maar er gebeurde niets, overdag
niet en ook niet 's nachts. Toen de wind
tegen de morgen wat ging liggen en de
regen ophield stond het kleine dennetje
er nog net zo als het de hele zomer had
gestaan. Hij keek omhoog naar de grote
beuk en de berken. Het was treurig om
te zien.
„Kijk voor je", zeiden ze en ze bogen
hun hoofd omdat ze zich schaamden
voor hun kale takken en alle praatjes
die ze de hele zomer hadden gehad. Het
kleine dennetje wiegde zacht heen en
weer en het zong in al zijn takken. „Ik
ben een winterboompje", ritselde het,
„en de mensen kunnen mij net zo min
missen als de grote dikke zomerbomen.
Wat dom dat ik dat niet wist!"
JEUGDKALENDER 1957
De eerste jeugdkalender voor 1957 is
er al. Het is een kleurige uitgave met
tekst van A. D. Hildebrand en illustraties
van Rein Stuurman: vervolgverhalen,
gedichten, grapjes, puzzels, kleurplaten,
knutselwerkjes, goocheltrucs, zoekpren-
ten, allerlei raadsels en aardige ideetjes
voor de feestdagen zijn te vinden op de
zesentwintig aan beide kanten bedrukte
bladen. Het is een uitgave van J. J.
Kuurstra te Amsterdam.
Zie je daar de herfstman gaan
op zijn zwarte wolkenwagen?
Hij komt uit het noorden aan
om de zomer weg te jagen.
Alle mantels, goud en geel,
trek ik, roept hij, van de bomen.
Ik laat er geen stuk van heel.
Eens moet er een eind aan komen.
Paddestoeltjes, paddestoeltjes,
jullie mogen blijven staan,
maar de dahlia's en rozen
moeten daadlijk slapen gaan.
Zijn de vogels al vertrokken,
zijn de koeien al op stal,
zijn de schapen in hun hokken,
slaapt de kleine vleermuis al?
Met mijn wind en met mijn regen
jaag ik ze wel op de vlucht.
Jullie houdt me toch niet tegen
op mijn wagen in de lucht.
Achter dikke rolgordijnen
schudt de zon haar wijze hoofd.
Wacht maar, ik zal heus weer schijnen,
houd je dat maar voor beloofd!
MIES BOUHUYS.
TOTiOrxx /yw *vv V KxiOOOOOOOOOOOOOOOOevYkx k
AXXXXXXXXXXXXXXXXX x k X jpOOOOOC X3CXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX> XXXXXXXX/aXSOOCXDOOOOOOOOOO
In deze wereld eist de kerk gelukkig
ook nog in onze tijd een bepaalde plaats
op. Een van de consequenties, die hieruit
voortvloeien, is, dat zij er altjjd op zal blij
ven staan, dat vrijheid van godsdienst ge
garandeerd is.
Natuurlijk weten we wel, dat in ons land
deze vrijheid bestaat. Het is echter helaas
evenzeer bekend, dat in vele delen van
de wereld dit óf slechts gedeeltelijk, óf
soms zelfs bijna niet het geval is. Nu moe
ten we ons in eigen land overigens niet te
gauw op de borst slaan, want terwijl we
niet dankbaar genoeg kunnen zijn voor
onze vrijheid van godsdienst is er onge
twijfeld heel wat te zeggen over de ver
schillende meningen, die bij ons heersen
over de plaats, die de kerk in de wereld
heeft in te nemen.
Zowel binnen als buiten de kerk heersen
hieromtrent opvattingen, die naar onze me
ning zeker niet altijd de toets der critiek
kunnen doorstaan. We willen hierop thans
verder niet ingaan, wellicht, dat we er
later nog eens op terugkomen in deze ru
briek. Het gaat hier nu om de vrijheid
van godsdienst, zoals die aanwezig behoort
te zijn. Wanneer we hierboven opmerkten,
dat men deze vrijheid niet overal aantreft,
willen we hieraan onmiddellijk toevoegen,
dat het in vele gevallen noodzakelijk is, dat
de kerk duidelijk maakt, wat zij hieronder
verstaat en welke eisen zij op grond van
het evangelie moet stellen. Niet overal zal
de gelegenheid hiertoe worden geboden,
maar er zijn gebieden, waar dit wel dege
lijk mogelijk is. Hierbij doelen we vooral
op verschillende voormalige koloniale lan
den, die zich nu gesteld zien voor de taak
een verantwoord zelfbestuur op te bou
wen waarbij uiteraard ook de plaats
van de kerk aan de orde komt. Dat
vrijheid van godsdienst gewenst is, is wel
duidelijk. Een eerste vereiste om hiertoe
te komen is, dat de kerk haar stem laat
horen. Hoe dit moet en waarover het gaat
toont Malakka ons. Zoals bekend is zal
Malakka volgend jaar onafhankelijkheid
van het Britse bestuur verkrijgen.
Er is reeds een commissie aan het werk,
die tot taak heeft een grondwet voor het
land samen te stellen. Behalve deze com
missie is ook de christenraad van Malak
ka aan de arbeid gegaan. In het algemeen
heeft de raad gevraagd om er rekening
mee te willen houden, dat de nieuwe
grondwet aan alle burgers de vrijheid
geeft hun godsdienstig geloof te kiezen, te
belijden en te verbreiden. Bij deze alge
meenheid heeft men het niet gelaten. Men
vraagt om fundamentele rechten voor alle
burgers, waaronder men verstaat vrijheid
van spreken, van vergaderen, van vereni
ging en van bewegen en het hebben van
bezit en werk. Voorts vraagt men volledige
godsdienstvrijheid voor ieder, wat inhoudt
het recht om een godsdienst te kiezen. Het
derde punt betreft het recht voor iedere
godsdienstige gemeenschap om onderwijs
inrichtingen te stichten en te onderhouden
en godsdienstonderwijs te geven aan de
jeugd, waarbij geen enkel kind gedwongen
zal worden om onderwezen te worden in
een andere godsdienst dan die van zijn op
voeders. Tenslotte wil men in de grondwet
waarborgen opgenomen hebben, dat geen
onderscheid zal worden gemaakt bij benoe
mingen in overheidsdienst wat betreft ras,
godsdienst, geslacht of geboorteplaats.
Twee dingen kunnen we hieruit leren. Deze
christenraad bewijst door zijn optreden,
dat men zich er van bewust is, dat de
kerk op het juiste moment haar stem moet
laten horen, opdat verkregen wordt waarop
zij recht heeft. In ons land kan men er
verder uit leren, dat men niet dankbaar
genoeg kan zijn voor het feit, dat bij ons
godsdienstvrijheid gegarandeerd is.
CHICAGO (U.P.). - De filmkomiek Danny
Kaye heeft ontkend enige relaties te heb
ben met de Zionistische beweging, dit naar
aanleiding van een mededeling in Jorda
nië, dat zijn films in dat land verboden
zouden worden, omdat hij een „geestdrif
tig Zionist" zou zijn. Danny Kaye, die op
het ogenblik in een revue-komedie in
Chicago optreedt, zei: „Ik ben geen zionist,
noch een Zionistisch propagandist". Wat
het verbod van zijn films in Jordanië be
treft verklaarde hij„Niets interesseert mij
minder". Het verbod werd bekend gemaakt
door Saad Joennah, onder-staatssecret'aris
voor binnenlandse zaken van Jordanië en q
censor voor de films in het land.
TUNNEL ZERSTöRT tunnel vernield.
Dat staat op verkeersborden bij Leonberg
en de dubbele autostrada van Karlsruhe
naar Stuttgart, die onder de Engelenberg
doorgaat, wordt een enkele en verdwijnt
in de bruikbare doorgang van de tweeling
tunnel. De wandelaar, die over de afge
sloten baan naar de vernielde tunnel loopt,
vindt de ene toegang versperd door tot
halverhoogte opgestapelde hekwerken. Na
een uur lang klimmen en dalen door boom
gaarden stuit hij aan de andere kant op
een bord met een waarschuwing van de
tunnelautoriteiten, dat de toegang streng
verboden is. Een met een hangslot ver
zekerd hek, waardoorheen men, zover het
oog reikt, een berg zand ziet liggen, maakt
dat verbod vrij overbodig. Wie goed kijkt
kan evenwel iets merkwaardigs zien. Tus
sen de tunnels blijkt een onderaardse
dwarsverbinding te zijn geweest, in de
andere tunnel zorgvuldig dichtgemetseld,
die aan deze zijde nog open is. De arge
loze autobestuurder volgt de voorschriften:
inhalen verboden en lichten aan, niet ver
moedend dat beide tunnels in 1944 al on
geschikt waren voor het verkeer.
VOOR de vier ingangen stonden zware
muren van gewapend beton en halver
hoogte het plafond was een vloer van be
tonnen platen aangebracht, waardoor het
beschikbare oppervlak was verdubbeld.
Tegenover een der ingangen lag een aantal
houten barakken binnen een omheining
van prikkeldraad met wachttorens op de
hoeken. Tussen de kamppoort en de tunnel
ingang liep een steile weg, afgezet met hek
werken. De martelgang voor de kampbe
woners die in dag- en nachtploegen moes
ten slaven voor de verlenging van hun on
menselijk bestaan, gekleed in gestreepte
pyjama's. Zij vormden de voorraad onbe
zoldigde arbeid, opgestapeld in drie bedden
boven elkaar, wier kleding, huisvesting en
voedsel vrijwel niets kostten. Zij hanteer
den dag-in nacht-uit de pneumatische ha
mers, die met oorverscheurend la
waai de duizenden klinknagels platbeukten
in de vleugels van Messerschmittjagers. De
aluminiumonderdelen werden 's nachts
aangevoerd en aan het ene einde van de
dertienhonderd meter lange onderaardse
fabriek binnengebracht. Aan het andere
eind werden, eveneens 's nachts de volle
dige vleugels met dezelfde lange trailers
afgevoerd. Dat was het geheim van de
tunnels.
Op 1 juli 1944 was de fabriek er al, even
als het concentratiekamp. De vier muren
waren er nog niet en evenmin de tussen-
vloer en de verbindingstunnel. Die waren
pas nodig gebleken na de invasie van 6
juni. Hoe nodig het was, daarvan getuigt
een bomkrater op de berg, die nog
steeds niet helemaal begroeid is. Honderd
zestig Nederlanders uit Amersfoort, die
eerst naar Augsburg waren gebracht, kwa
men in Leonberg de tunnels vernielen on
der het oog van een handjevol bewakers
een kleine staf Duitse deskundigen en een
groepje Oostenrijkse uitvoerders, in dienst
van de firma Dickerhoff en Widmann en
de Allgemeine Deutsche Elektrizitatsgesell-
schaft.
De luitenant van de Grüne Polizei, wie de
voogdij over de Nederlanders was opge
dragen, koos bij hun aankomst de leiders
Uit. Hij wees de langsten en bestgekleden
aan omdat het kaalhoofdige gezelschap
hem weinig andere maatstaven bood. Dat
gebeurde op zaterdag, 's maandags had de
Amersfoortse revolutie reeds haar beslag
gekregen. Een aantal lichte en zware jon
gens had de leiding overgenomen en ver
deelde de bezems en knuppels onder hun
aanhang. Luitenant Hieber vond hun stem
volume indrukwekkender dan de kwaliteit
van hun Duits en de omwenteling vond op
die basis erkenning. Opvoeding en oplei
ding telden niet, maar het bruut geluid van
harde snauwen, die Duitsers en gevangenen
vertrouwd waren.
De dagen begonnen en eindigden in moe
heid en doofheid met eten als enige ont
spanning en voornaamste onderwerp van
gesprek. Het stukje kuch, dat bij het avond-
De grauwe huurkazerne op de boven
ste foto, waarop nog schutkleuren zicht
baar zijn, ligt op een heuvel buiten
Leonberg in Württemberg. Op de zol
derverdieping van het „Lager Leo" heb
ben in 1945 honderd Nederlanders op
gesloten gezeten tijdens een tyfusepide-
mie, waaraan negen hunner zijn be
zweken. Op een zonnige herfstdag ziet
de binnenstad er zo vriendelijk uit als
op de middelste plaat. Het gebouw links
is het raadhuis en de lichte gevel, die
het plein afsluit, is van de oudste her
berg van het stadje: der Schwarze
Adler. De onvermijdelijke fontein, ach
ter de autobus, doet wonderwat vermoe
den, maar is het aankijken niet waard.
De onderste foto geeft een beeld van
de dubbele tunnel door de Engelenberg,
waarin tijdens de oorlog een Messer-
schmitt-fabriek ondergebracht was. In
de linker doorgang, die afgesloten is,
kan men de dwarsbalk en de steunbe
ren van gewapend beton nog zien, die
instortingen van de ingangen moesten
voorkomen bij bombardementen.
scheef staande behuizingen van de binnen
stad als een toeval zijn uitgespaard, hangt
een prikkelende geur van mest, brandend
hout en bradend vlees, die een regelrechte
aansporing is om de proef op de som te
nemen. Men wordt er niet vlot bediend,
het ontbijt is er karig naar de gewoonte
van het land, de koffie komt er bij de kan,
maar met de vleesschotels komt u niet be
drogen uit. Het is een uitgezochte uitwijk
plaats als men in de omgeving va,n het
station in Stuttgart zoals meestal het
geval is geen hotelruimte kan vinden.
De trein of de bus brengt u er binnen een
half uur.
De tocht met de bus langs het slot Soli
tude door een bosrijk heuvellandschap is
het mooist. Van die kant krijgt u een prach
tig gezicht op de wijnstokterrassen op de
helling van de Engelenberg. De bus stopt
voor het raadhuis dat van zijn pleisterlaag
is ontdaan en nu weer een schitterend voor
beeld van „vakwerk" is. U bent dan vlakbij
het Bondshotel, maar er zijn ook andere
onderkomens. En vergeet u vooral niet de
„Gotteswortklopfstein" bij de boekhandel
te bezichtigen, waar in de zestiende eeuw
de boekbinder met een stenen hamer van
zestien kilo de bijbels bewerkte.
Ik kan het u aanbevelen.
AB BOERMA
eten werd uitgedeeld en waarvan een ge
deelte als ontbijt moest dienen, werd bij
de onveranderlijke koolsoep opgepeuzeld.
„Er mocht eens een bom op vallen" was de
levenswijsheid die het ontbijt om hals
bracht. Pakketjes van thuis brachten een
levendige ruilhandel teweeg met de
Oekrainse gezinnen, die bij de boeren werk
ten en parterre huisden, in de kazerne,
waarvan wij de eerste verdieping uitwoon
den. Beter voorbereid op ontberingen en
omzwervingen als wij, droogden zij 's zo
mers brood en suikerbietenpulp in de zon
om 's winters bijvoeding te hebben. Zij
hadden ook machorka een grove imker-
tabak, die het beste te genieten was in
krantenpapier.
Wij „organiseerden" alom etenswaren
en toen het winter werd ook brandhout.
Als de bewakers bij luchtalarm de vlucht
namen naar de schuilkelder, stroopten de
Nederlanders de moestuinen en de boom
gaarden af. Overdag kostte elk ogenblik
van onoplettendheid van onze schildwacht
de kazerne van de Luftwaffe aan de over
zij een emmer cokes. Op de avond van de
dag dat er kachels in de chambrées waren
geplaatst en de schoorstenen nog ontbra
ken, stak hier en daar al een rokende pijp
dwars door de muur. De schoorstenen wer
den overigens in één dag geplaatst. Vier
kante blokken holle steen, die in elkaar
pasten, werden opgestapeld. In de plafonds
en in het dak van de zolderverdieping, die
onbewoond was werden gaten gehakt. Ce
ment kwam er alleen aan te pas waar de
torens boven de leien uitstaken.
Inmiddels verrezen de skeletten van be
tonijzer voor de tunnelingangen, kwam de
dwarsverbinding tot stand, werd de tussen-
vloer gelegd en werden de Nederlanders
steeds vindingrijker in het ontduiken van
werk, een sport die „drukken" werd ge
noemd. In de dwarstunnel werd urenlang
gelummeld door tussen het handvat van
de pneumatische boren en de handgreep die
de apparaten in werking zette een stuk
hout te klemmen. Het dreunen klonk de
Duitser die onder de steiger kwam contro
leren in de oren als het lied van de arbeid.
Het afvoeren met kipkarren van het losge-
houwen puin was een felbegeerd baantje,
waarbij de rustpauzen lang en de ritten
een gemakkelijke zit waren.
Erger werd het toen het eerste ijzeren
skelet buiten eenmaal in de bekistingen
stond en het betonstarten ging beginnen.
De volgende morgen hep ik in de rij
cementdragers. Twee zwiepten de zak in
mijn lendenen, een slag om tot onder de
schouders, een slag omhoog op de schou
ders tegen het achterhoofd en dan maar
lopen, in de stromende regen, dagen lang
tot mijn kortgeknipte haar een helm was
geworden.
MEN BEHOEFT niet te denken in Leon
berg of andere oorden van slavernij
nazibeulen te ontmoeten. De boosheid heeft
een vooruitziende blik gehad door de on
deraardse fabriek buiten de stedelijke ge
meenschap te houden en allen die er werk
ten vreemden te laten voor de bevolking.
Duitse deskundigen van elders, Oosten
rijkse en Tsjechoslowaakse handwerkslie
den werden ingekwartierd in de herbergen,
waar tijdens de vakantieloze totale oorlog
toch geen sterveling kwam. De kaalhoof
dige dwangarbeiders uit Nederland, met
wie niemand gemeenschap begeerde, wer
den afgezonderd in een leegstaande kazerne
met de Oekrainers, wier kielen of bloeses
met „OST" gemerkt waren. Het concen
tratiekamp lag wel open en bloot langs de
Seestrasse, even buiten de stad, maar Leon
berg had er geen deel aan. De Leonbergers
leverden hun eigen aandeel aan de oorlog.
HET WEERZIEN met de stad waar ik
gevangen was heeft mij niets gedaan, maar
ik moest deze bedevaart maken om te ont
dekken dat er zonder de klankbodem van
dat zonderlinge samenraapsel landgenoten,
gevormd in de school van Amersfoort en
zonder Duitsers, die ons, in de overtuiging
dat zij de oorlog aan het winnen waren, in
de winter van 1945 elke dag maar weer
naar het rangeerterrein van Kornwestheim
bij Stuttgart brachten om verse bomkraters
van de vorige nacht te dempen, geen her
innering zou zijn.
Het enige dat mij trof was dat de Leon
bergers de onsmakelijkheid hebben gehad
een rij barakken van het concentratiekamp
te sparen en te laten bewonen. Dat onze
oude kazerne op een heuvel aan de andere
kant van de stad ook bewoond is en dat
de kazerne van de Luftwaffe een zieken
huis is geworden, schonk mij zelfs enige
voldoening. Ik merkte op dat het hoopje
cokes zielig afsteekt bij de huishoge berg
aan de voet waarvan wij onze kruimeldief
stallen pleegden.
Leonberg zit welvarend op zijn steile
richel van de Engelenberg en glijdt naar
alle kanten uit over de hellingen. In de
hoekige straatjes, die tussen de schots en