WE in Jïpcuvje De ontwikkeling van het aardse leven FRANSE OMROEP GAAT NIEUWE SEIZOEN MET ZES „ITALIA"-PRIJZEN IN Kleurentelevisie DE GESCHIEDENIS VAN LIBERIA Eerste Afrikaanse negerrepubliek Kunst en techniek Wandschilderingen in China Novellen van Hemingway I ;:r i HET officiële zegel van Liberia stelt een schip voor, dat met volle zeilen de vrijheid tegemoet vaart. Op de met palmen bescha duwde kust hebben een ploeg en een spade de gronden bouwrijp gemaakt. Een vredes duif met een open brief aan de pootjes en een rijzende zon completeren deze alle gorische voorstelling. Er onder is het motto te lezen: „De liefde voor de vrijheid bracht ons hier". De geschiedenis van het land Liberia is namelijk nog geen honderd vijftig jaar geleden begonnen met de aan komst van een kleine groep pioniers uit Amerika op zoek naar een nieuw leven en een vrije toekomst. Deze eerste kolo nisten werden gesteund door de American Colonization Society, welke in 1816 in Amerika opgericht was met het oogmerk om de bevrijde slaven hulp te bieden, als zij wilden terugkeren naar Afrika. DE EERSTE expeditie werd van het zeilschip Elizabeth in februari 1820 op het eiland Sherbo, in het huidige Sierra Leone, ontscheept. Vele kolonisten stierven echter door ontbering en tropische ziekten. De overlevenden werden naar Fourah Bay bjj Freetown, dat toen reeds in Britse handen was, gebracht. Een jaar later verscheen de schoener Alligator die hen zuidwaarts bracht tot aan een vruchtbaar stuk land, dat voor de nieuwe kolonisten van de in heemse stammen gekocht was. Op 7 januari 1822 zette de groep voet aan wal op een eilandje in de monding van de Mesurado Rivier, dat nu nog onder de naam van Providence Eiland een stukje heilige grond voor elke Liberiaan is. De zevende januari Pioneer Day is dan ook een Liberiaanse feestdag gebleven. De kolonis ten verhuisden naar het vasteland, waar zij huizen bouwden en de grond ontgonnen. Hun bestaan was vol gevaren. De zware regens, de vochtige hitte en de vijandige houding der bevolking maakte het hen moeilijk. De oorspronkelijke bevolking, ziende dat de kolonisten met hun betere landbouwmethoden een veel grotere oogst van het land haalden, begon spijt te krij gen van de verkoop een transactie ove rigens, die hier van nature vreemd was, aangezien men alleen het ruilsysteem ken de (goederen tegen goederen). Grond werd als een onvervreemdbaar bezit beschouwd. Tevens vreesde men, dat de kolonisten de slavenhandel zouden gaan bestrijden. Op 11 november vielen de omringende stammen de kolonie aan. Hun eerste aan val werd afgeslagen, doch op de eerste december kwamen zij terug met een gro tere strijdmacht. De door ziekte en uit putting gedunde gelederen van de verdedi gers boden dapper weerstand, uiteindelijk met een handjevol mannen, niet meer dan vijfendertig in getal! Toen een van de ka nonniers door de pijlen der belegeraars getroffen werd, sprong een vrouw Ma- thilde Newport genaamd in de bres. Zij vuurde het kanon af, totdat de aanvallers verdwenen waren. Mathilde Newport is hierdoor de grote heldin van Liberia ge worden. De eerste december is een tweede officiële feestdag in Liberia de Mathilde Newport Day. Na deze overwinning werd er vrede met de inboorlingen gesloten. Een groot aantal nieuwe kolonisten kwam uit Amerika en er begon zich een stad aan de mond van Mesurado Rivier te vormen. De naam Mon rovia werd gekozen ter nagedachtenis van James Monroe, de president van de Ver enigde Staten, die de American Coloniza tion Society zoveel steun had verleend. Intussen hadden nog andere kolonisatie verenigingen vestigingen aan de „Crain- coast" voorbereid. In 1839 werden de ves tigingen van de American Colonization So ciety en die van de Societies van Pennsyl vania, New York en Mississipi onder één beheer gebracht. Het geheel werd Gemene best van Liberia genaamd. Er werd een grondwet gemaakt, welke de kolonisten een grote mate van zelfbestuur verschafte. Op 25 juni 1847 werd een constitutionele ver gadering in Monrovia bijeen geroepen met afgevaardigden uit elke streek. De afge vaardigden stelden een constitutie en een „Verklaring van rechten" naar het voor beeld van die der Verenigde Staten op. Een maand later, op 26 juli 1847, werd door de vergadering de „vrije, soevereine en onaf hankelijke staat, genaamd de Republiek Liberia" uitgeroepen. Als herinnering aan deze belangrijke gebeurtenis wordt op 26 juli in Liberia nog altijd de Indepen dence Day gevierd. De 24e augustus is Flag Day, de datum, waarop voor het eerst de nieuwe Liberiaanse vlag ontrold werd. Zes rode en vijf witte horizontale strepen in de vlag vertegenwoordigen de elf onder tekenaars van de onafhankelijkheidsver klaring. Het blauwe vierkant in de boven hoek bij de vlaggestok en de witte ster daarin symboliseren Afrika en Liberia. Op de eerste woensdag van oktober 1847 werden de eerste verkiezingen gehouden. Als hun president riepen de kiezers Jo seph Jenkins Roberts uit, die reeds gouver neur van het Gemenebest was geweest. IN EUROPA werd het bericht over de totstandkoming van de eerste negerrepu bliek in Afrika met gemengde gevoelens ontvangen. De regeringen van Europa wa ren nog niet zo ver, dat zij de nieuwe staat au serieux konden nemen, hoewel het koene besluit van deze kleine schare bevrijde slaven, die zich uit de innerlijke drang tot vrij heid aan de vochtig-hete kust van tropisch Afrika een nieuw vaderland verzekerd hadden, bij vele groepen grote sym pathie ontmoette. In de loop der jaren werd Liberia door de grote landen als een soevereine natie erkend: Engeland in 1848, Frankrijk in 1852, Duitsland in 1858, België in 1858. Denemar ken in 1860, Amerika in 1862 en Italië in 1863. Nederland sloot met Liberia een vriendschapsverdrag in 1864. Hoewel de Liberiaanse staat gesticht was dank zij medewerking van Amerika, zou het door de obstructie der zuidelijke staten tot 1862 duren, voordat Amerika (tijdens het presidentschap van Abraham Lincoln) Liberia officieel erkende. De band met Amerika is overigens steeds innig ge bleven. Amerikaans kapitaal heeft in de economische ontwikkeling van het mo derne Liberia een groot aandeel gehad. In de laatste eeuw heeft de republiek Liberia zich ontwikkeld tot een Afrikaanse republiek, die voor de nabuurlanden, die op de rand van hun onafhankelijkheid staan, zoals de Goudkust en Nigeria, een lichtend voorbeeld is geweest. Het grote probleem is in deze jaren geweest om de zeer primitieve inheemsen met de meer ontwikkelde kolonisten uit Amerika te integreren. In menig opzicht kan men stel len, dat de verhouding blanken versus ne gers in Amerika vóór de afschaffing van de 0 RUBÖCR C=) UZcR -k oom WZOEN SPCOmtRXN Luchtfoto van de Liberiaanse vrijhaven. slavernij met de positie van Amerikaanse negerkolonisten versus inheemse bevolking in Liberia parallel liep. Het feit, dat de twee groepen in de Liberiaanse staat van gelijke kleur en herkomst zijn, maakte de oplossing van dit probleem in dit land zeker niet gemakkelijker. Bij de geboorte van de nieuwe staat in 1847 kon men zeker nog spreken van kolonia le verhoudingen tussen de twee bevolkingsgroe pen een positie die overeenkwam met de toestand in de overige delen van Afrika, waar de Europese staten de scepter zwaaiden. Lang zamerhand heeft zich een zekere integratie vol trokken. President King (1920-1930) bracht reeds persoonlijke bezoeken aan de binnenlanden cm de klachten der stam hoofden te beluisteren en zo nodig in twisten tussen de hoofden te interveniëren. President Tub man ging op deze weg verder en wist in 1946 drie zetels toe te voegen aan het Huis van Afgevaardigden, bestemd voor stam hoofden in het achterland. In 1947 werd het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen ingesteld. Aluds heeft zich na de Tweede Wereldoorlog in de structuur van de Liberiaanse staat en in de sociale ver houdingen tussen de twee bevolkingsgroe pen een „dekoloniseringsproces" voltrok ken, zoals dit ook in Frans West-Afrika en in Goudkust en Nigeria het geval is. In Liberia is dit proces een binnenlandse aangelegenheid, al heeft in de twintiger jaren de Volkenbond er een onderzoek in gesteld omtrent het bestaan van slavernij. Bij de overige landen van West-Afrika vol trekt deze wijziging in de bestuursvorm zich meer ten aanschouwe van het wereld forum, doordat het daar Engeland en Frankrijk zijn, die aan het onafhankelijk heidsstreven van hun vroegere koloniale gebieden tegemoet moeten komen. Het Rijksmuseum van Geologie en Mine ralogie in Leiden heeft de bezoekers veel schoons te bieden en de wetenschappelijke onderzoekers een schat van kostbaar mate riaal. Het is buitengewoon jammer, dat veel van die schoonheid en dat belangwek kende zich bevindt in overvolle magazij nen in plaats van in toegankelijke expo sitiezalen. Het ruimtegebrek van het mu seum is ontstellend. Er zijn wel plannen om daarin verbetering te brengen, maar definitief staat hierover nog niets vast. Ondanks dit ruimtegebrek is de directeur van het museum, prof. dr. I. M. van de Vlerk, samen met zijn conservatoren en andere medewerkers er in geslaagd in en kele zaaltjes een bijzonder aantrekkelijke nieuwe afdeling in te richten, die de ont wikkeling van het leven op aarde van de vroegste tijden tot nu toont met fossielen en schetsen. Het geëxposeerde materiaal van de mineralogische afdeling kon worden aangevuld met een in bruikleen ontvangen collectie edelstenen. De geschiedenis van het leven op aarde is onvoorstelbaar oud. Een miljard jaar ge leden moeten zich volgens de moderne we tenschappelijke inzichten de eerste levens vormen ontwikkeld hebben. Stelt men de ontwikkeling van dit leven voor door een lijn van een kilometer lengte, dan zou pas een meter voor het einde van de kilometer de mens als hoogste natuurlijke levensvorm verschenen zijn, een miljoen jaar geleden. En het begin van onze jaartelling zou op twee millimeter van het einde liggen. Zo „jong" in geologische begrippen is de mens, zo jong is ook de geoloog, die door een vindingrijk speurwerk uit de sporen, rPe het leven miljoenen jaren op aarde achter liet, een beeld heeft weten op te bouwen van de ontwikkeling van het leven. Van de resultaten van grondig speurwerk, met zeldzaam geduld verricht in de gesteenten van de aarde en in de wetenschappelijke laboratoria, geeft de nieuwe afdeling van dit Leidse nuseum een interessant en aan trekkelijk beeld. Het onmisbare décor wordt gevormd door een duidelijke teke ning, die grafisch de levensontwikkeling laat zien en aangeeft in welke geologische periode deze zich hoeft voltrokken. Daar omheen zijn de overblijfselen uit de ver schillende perioden gegroepeerd. De Societas Studiosorum Ueformatorum. afdeling Delft, viert in de week van 22 tot 29 oktober haar negende lustrum. Als on derdeel van het programma wordt in het Stedelijk Museum „Het Prinsenhof" te Delft een tentoonstelling gehouden onder de titel „Kunst en techniek". Voor de microfoon VOOR DE FRANSE omroep vormt de zendag, welke het begin is van de tweede helft van oktober de dag van de „rentrée", dat wil zeggen het einde van de zomer vakantie en het begin van het seizoen. Van daar dan ook, dat wij vandaag de aandacht op een reeks programma's van de R.T.F. vestigen, welke van morgen af niet zullen nalaten de aandacht der luisteraars te trekken. Wij hebben al meer dan eens op de hoge kwaliteit van de Franse radio en televisie gewezen, kwaliteit welke in een reeks indrukwekkende Prix d'Italia tot uiting komt. Dit jaar was het voor de zesde keer dat Frankrijk deze in 1949 ingestelde bekroning voor het beste radiokunstwerk verwierf. Evenals vorig jaar betrof het de hoogste onderscheiding in de afdeling lit- terair-dramatisch werk, waarin „La com position de calcul" CHet rekenwerk) van Jacques Perret werd ingezonden. Het werk, dat zich naar het oordeel der jury on- derscheidt door vin- VS dingrijkheid en stijl, zal maandagavond 15 oktober om 21 uur door Paris-Inter (1829 meter) worden uit gezonden. Het werk dat in de afdeling mu zikale composities met tekst de Prix d'Italia kreeg, het radiofonisch oratorium „Job" door Ton de Leeuw voor de Neder landse Radio-Unie geschreven, zal op een nader te bepalen datum ook door de R.T.F. worden uitgezonden. Intussen wordt het nieuwe seizoen van de Franse omroep vooral gekenmerkt door het monopolie, dat hij heeft weten te ver werven van een aantal zeer vakkundige programmaproducenten, die voor de keus tussen de commerciële zenders en de R.T.F. werden gesteld. Jean Nohain, André Gillois, Robert Beauvais, Henri Spade, Henri Kubnick en Pierre Brive verkezen de officiële boven de particuliere gebon denheid. Daarnaast zal tout comrne chez nous! veel werk worden gemaakt van de talentenjacht, terwijl bovendien prijs vragen zijn uitgeschreven op het gebied van de lichte muziek en de luisterspelen. De bekroonde werken zullen op het Interna tionale festival van Cannes in 1957 voor het eerst worden uitgevoerd. De R.T.F. heeft hechte banden geslagen met de omroepen welke buiten de grenzen van de Vierde Republiek in het Franse taalgebied werkzaam zijn: de zogenaamde Radiogemeenschap der Franstalige pro gramma's. Het is deze Radiogemeenschap welke het seizoen enigszins officieel en luisterrijk zal openen met een driedelige uitzending, namelijk „Paris aux premières loges" uit Parijs, een kameropera uit Brussel en werken van Bartök uit Genève. Uit de nieuw opgezette programmareek sen noteerden wij de volgende belangwek kende titels. Op de Chaine nationale (422, 347, 249, 242 en 235 meter) een serie studies en debat ten over de huidige positie van de vrouw in de wereld (zondag 22 uur), de monoloog van de schilder over het schisma tussen abstracte kunst en de liefhebbers van schilderijen (dinsdag 20.45 uur), „Le bureau de la poèsie" met André Beucler als de vaste gesprekspartner van de dichters van heden en morgen, een programma dat wordt afgewisseld met herinneringen van kunstenaars aan hun jeugd en „Combien j'ai douce souvenance" (donderdag 22.30 uur). De reeks hun werk benaderende ge sprekken met schrijvers wordt dit jaar voortgezet met Henry de Monfreid (vrijdag 20.55 uur). Op de Chaine parisienne (445, 280, 259, 218 en 213 meter) is 't gevarieer de programma „La joie de vivre" vervan gen door het eveneens op zondagavond uit te zenden „Décibels et compagnie", waar aan over de gehele aardbol verspreide tele fonisten en radio-amateurs, te land, ter zee en in de lucht zullen medewerken. Op dinsdagavonden (22.30 uur) is er een pro gramma van oude en nieuwe, bekende en vergeten romances. Zo zal de eerste uit zending op dinsdag 16 oktober teksten met muziek bevatten van Marie-Antoinette, Delmet en Charles Trenet en twee roman ces van zeer bijzondere aard, de een van Le Harpe, welke nog door Lodewijk XVII in de Bastille gezongen moet zijn, de ander van de vrouw van Fouquier-Tinville, de bekende openbare aanklager van de revolutie. Op vrijdagavonden komt er on der leiding van Robert Beauvais een jazz- uitzending („Prenez Ie chorus" te 21.20 uur) met een competitie-element. De be faamde drummer Christian Garros werkt eraan mee. In de afgelopen winter hebben de Vara-uitzendingen gewijd aan de ont maskering van het niet au sérieux te nemen occultisme sterk de aandacht getrokken. De R.T.F. gaat zoiets nu ook doen onder de titel „Charlatans et compagnie" (vrijdagen 22.27 uur). Hieraan werkt de illusionist Michel Seldow mee om uit te leggen, welke trucjes er in het paranormale kunnen wor den toegepast. De reeks begint met een studie over fakirs en de tovenarij in donker Afrika. Op Parijs-Inter, de in Nederland de ge hele dag het best te ontvangen zender, blijft de tot nu toe geldende formule van kracht: veel muziek, vooral grammofoonplaten en bandopnamen uit het buitenland. Wij no teerden voorts: het wereldkampioenschap van het chanson (zondag 13.45 uur), verder „Het avontuur: de wereld", waarin de Amazone-ontdekker Bertrand Flornoy en de journalist Pierre Brive de luisteraars op de hoogte houden van alles wat met ont dekkingsreizen en ontdekkingen te maken heeft (zondagen 20 uur) en een nieuwe uitzending voor automobilisten. J. H. Bartman NAAR WIJ uit doorgaans welingelichte bron vernemen, waren de jaren vroeger verdeeld in vier seizoenen: herfst, winter, zomer en lente. Onderzoekingen hebben aangetoond, dat de mensen in de lage lan den bij de zee zich daar zeer wel bij ge voelden. Hun leefregels en woonwijze waren bij deze klimatologische omstandig heden aangepast. De jaargetijden, zoals men ze noemde, bestaan thans alleen nog als oratorium. Het is echter wel eens interessant zich in de zeden en gewoonten van zijn voor ouders te verdiepen en daarom zullen wij enige regels wijden ter herinnering aan de herfst, die voorheen steevast op 21 septem ber placht te beginnen. Hier en daar ging het aanbreken ervan met folkloristische feesten gepaard. In de grote steden placht zich daarbij soms een vermakelijke ver warring voor te doen. Zo wordt in een der archieven van een filmjournaalfabriek nog altijd een opname bewaard van een jolige groep beukenootjesrapers, slaags rakend in een Amsterdamse buitenwijk met een 'niet minder olijk gezelschap, dat even on verdroten als vergeefs doorging met het zoeken naar het eerste kievitsei. Het begin van de herfst, in vergeelde kronieken nu en dan ook als najaar aangeduid, placht samen te vallen met de eveneens vergeelde bladeren. Louter uit eerbied voor de respectabele conventies van het voorge slacht wordt deze dag nog steeds in de agenda's vermeld. Helaas neemt men daar bij niet de gewenste nauwkeurigheid in acht. Voor 1956, het jaar waarin wij won der boven wonder leven, staat bijvoorbeeld niet 21 maar 23 september opgegeven. Hieruit blijkt voor de zoveelste keer, dat wij geen volk van tradities zijn, zoals de Engelsen, die nooit een dergelijke aan een betreurenswaardige fout grenzende slor digheid zouden begaan. Uiteraard kan deze korte sociologische notitie geen aanspraak maken op volledig heid. Maar toch dient vermeld te worden, dat destijds ook de kleding de invloed van de seizoenwisseling onderging. De dames verwisselden haar uit overwegingen van kiesheid niet nader gedetailleerde over- gooiertjes voor kittig getailleerde mantel pakjes. Voor de tweede wereldoorlog waren ook moffen zeer in trek. Historici beijveren zich om na te gaan hoe het komt, dat er in deze voorkeur verandering is ontstaan. De heren hulden zich stemmig in demi-saisons. Vooral zogeheten visgraatjes werden veel gedragen, blijkbaar in overeenstemming met het bloedgehalte van de inwoners van deze mantels. Het voortdurend aanpassen van de garderobe bij de jaargetijden ken schetste men met een bijzonder toepasse lijke term als rompslomp. Gelukkig is hierin verandering gekomen. Het voormalige verschijnsel zomer kennen wij in het geheel niet meer. Volgens men sen met een sterk geheugen (of moeten wij zeggen: met een romantische fantasie?) kwamen er in de maanden juni, juli en augustus die daarom in die langvervlo- gen decennia ook met hoofdletters werden geschreven vaak weken achtereen tem peraturen voor, zoals die heden ten dage alleen nog maar beloofd worden in de pros pectussen van het buitenlandse vreemde lingenverkeer. Zandvoort was toen een badplaats! Hagel tegenwoordig een ty pisch vakantieprodukt viel er enkel in de winter. Men kan zich het primitieve sleurleven van zijn voorzaten, die al deze verschijnselen regelmatig verwachten kon den, haast niet voorstellen. Geen wonder, dat men zoveel energie over had om aller lei noodlottigeuitvindingen te doen. Hoeveel anders en beter hebben wij het nu! Deze week nog zat ik in de hoofdstad des lands in de avondzonneschijn op het stampvolle terras van een café, waar in de Binnen de drie maanden zullen in Enge- b land weer experimenten met kleurentele- visie worden gehouden, waaraan zowel de BBC als de ITA zullen deelnemen. De ex- H perimenten worden georganiseerd namens b de regeringsadviescommissie voor de tele- b visie. Deze heeft tot taak de regering te adviseren over het kleurentelevisie sy- steem dat in Groot-Brittannië zal worden ingevoerd. Op een steile rotswand langs een rivier b in het gebied van Tsjoeang Tsjoe, in de Chinese provincie Kwangsi, zijn, naar het e= Chinese persbureau „Nieuw-China" meldt, over een afstand van meer dan twintig g= kilometer wandschilderingen aangetroffen die meer dan tweeduizend jaar geleden moeten zijn aangebracht. Op de wand zijn duizenden figuren getekend, die vooral j| ridders en op honden gelijkende dieren uit- b beelden. Op een grote afbeelding komen ook muziekinstrumenten voor. gelagkamer de kachel gezellig stond te pruttelen, terwijl het weerbericht in de krant mij meemeelde dat er enige neerslag zou vallen. Dat vind ik altijd zo'n merk waardige zinsnede, want wie heeft ooit meegemaakt dat neerslag opstijgt? Maar ach, misschien gebeurden dergelijke dingen vroeger wel, waardoor wij met een gede valueerde formule blijven opgescheept. Wie gelooft er nu nog in een witte Kerst mis, behalve de verantwoordelijke redac trice (onverantwoordelijke zou men eigen lijk moeten zeggen) van een damestijd schrift? Alleen op de lente kan men nog staat maken, want dan leggen alle vogel tjes een ei tenminste, zolang er nog bomen zijn. Ko Brugbier Illlllllllllllllllll!ll!l!lllllllllllli!!!lllillll!llll!!l1l!lll MADRID (U.P.) De Amerikaanse schrijver en Nobel prijswinnaar Ernest Hemingway geniet op het ogenblik van een rustperiode in El Escorial in Span je, op tachtig kilome ter van de Spaanse hoofdstad en nabij het beroemde kloos ter van San Lorenzo. Hemingway zei een verslaggever van het avondblad Informa- ciones dat hij werkt aan zes korte novel len, waarvan hij er twee wil afmaken in El Escorial. IlinHlllllllllllllllllllllllllllllllllllllinillllllilllllllll WAT ZOU HET heerlijk zijn, had ik gedacht, in de avond uren op een Spaans dorpspleintje te zitten, terwijl de dorpe lingen hun instrumenten stemmen, de dansers naar voren treden en men geheel spontaan danst, zingt en speelt. Zoiets is mij in Spanje helaas niet overkomen en ik begin me af te vragen in welk land van Europa zoiets wel voor komt. Eén van mijn beste herinneringen op dit punt ligt merkwaardig genoeg inons land. In 1938 logeerde ik in het dorpje Schoorl en ontmoette ik op een zandweg een stoet bestaande uit paard en wagen gevolgd door dorpelingen en touristen. Op de wagen stond een piano, die op deze tocht meer meemaakte dan de meeste piano's in hun hele leven. Deze piano werd namelijk, na een eindeloos gezeul, in een duinpan geplaatst en daarna begon een concert, in alle een voud gegeven door een plaatselijke zangvereniging. Het was die avond bij uitzondering eens mooi weer en in de stralen van de ondergaande zon zong een lang niet slechte tenor „lm Abendroth" van Franz Schubert, dat ondanks de ont stemde piano goed genoeg klonk. Maar een mens is nooit tevreden. Na afloop zei ik tot mijn metgezellin, dat zoiets in verre landen natuurlijk veel echter en spontaner zou toegaan. Geen georganiseerd concert, geen uit zijn milieu gestoten piano, maar de instrumenten van het land zelf en dan vooral alles gezongen in de taal van het land. Zoals ik al zei heb ik dit in Spanje niet gevonden. Zeker, men kan in het zuiden van Spanje zigeunerinnen zien dansen en horen zingen in berggrotten. Maar zoiets is volkomen georganiseerd en men moet er behoorlijk voor betalen. In de St. Jansnacht heb ik tegenover de kathedraal in Barcelona in een café, dat zich hier speciaal op toelegde, goede dansen gezien en vrij behoorlijk spel en zang daarbij gehoord. Op dit cafétje had een bekende Spaanse musicoloog mijn aan dacht gevestigd. Hoewel het in deze gelegenheid vrij authen tiek toeging en hier nog niet direct een Marken-en-Volen- dam-sfeer heerste, toch had ik van de St. Jansnacht iets anders verwacht. Heel Barcelona, ja heel Catalonië vierde die nacht feest. Overal laaiden St. Jansvuren op en werd het mooiste vuurwerk afgestoken. De politie hield zich zorg vuldig schuil om vooral geen roet in het eten te gooien, maar dansen of zingen op straat heb ik nergens gezien. In werkelijkheid komt de zaak hier op neer, dat - net als overal - de oude folkloristische dansen en de volksmuziek in het offensief gedrongen zijn tegen de aanstormende barbaren, die radio en jazz heten. Vooral de radio vormt in de zuide lijke landen een ernstig gevaar. Evenals bij ons worden de mensen er geestelijk lui van. Men zet de luidspreker op forto fortissimo en daarna luistert men niet meer. In Spanje valt het met de radio nog mee, vooral wanneer men buiten de toeristencentra blijft. In noordelijk Spanje, in het Baskenland, waar men hardnekkige pogingen doet het eigen volkskarakter te bewaren, heb ik de radio het minste gehoord. Maar spontaan gezamenlijk musiceren in de buiten lucht, zoals men dat in Londen overal kan meemaken, be staat in dat deel van Spanje toch niet. Juist in deze streken wemelt het van de operadecors, zomaar in de openlucht. In een vissersplaatsje als Guataria, twintig kilometer van San Sebastiaan aan de Atlantische kust gelegen, treft men al die trappetjes en gangetjes, die zo rijkelijk toegepast worden bij de opvoeringen van opera's die in zuidelijke streken spelen. Maar nooit kwam er iemand zingend zo'n trap af gelopen. Ook op de visserscheepjes deed men het werk zwij gend. Geen arbeidsliederen mocht ik horen. Toch bestaat de volksmuziek met zijn habaneras, jotas, boleros en dergelijke in Spanje wel degelijk. Onverwacht liep ik er tegenop, in de trein tussen Pamplona en Zaragosa nog wel. Het was een reis van een hele dag en voor de af wisseling wandelde ik de trein maar eens door. Zodoende kwam ik aan een compartiment waar een zestiental jonge mannen, zo op het oog roodverbrande arbeiders (maar ze reisden tweede klasse, inplaats van derde) luidkeels zaten te zingen. Van klank was het niet fraai, althans volgens Hollandse begrippen. Maar dat is het nergens in Spanje: wie zingt, zingt met harde keelgeluiden, schreeuwerig en door- dringend. Het zingen op de lagere scholen leidt al in die b richting. De kindertjes brullen en schreeuwen bij de zangles om het hardst. De jongelui in de trein, die ik zeker een uur lang vrijwel onafgebroken heb horen zingen, gaven echter b roei degelijk zuiver Spaanse muziek ten beste. Men hoorde b de frygische toonladder met de bekende Spaanse halve toonscorrectie consequent toepassen. Vooral ritmisch was de zang van deze jongelui bijzonder boeiend. Wanneer men b dit werkelijk spontane zingen hoorde, waarbij de zangers hun hoofd vrijwel horizontaal achterover hielden, kon men zich toch wel begrijpen waar componisten als Albeniz en De Falla hun inspiratie vandaan haalden. b Aan het conservatorium te Barcelona is een musicologisch museum verbonden, dat onder leiding van conservator j. b Ricardo Matez staat. Deze musicoloog heeft een enorm lexicon geschreven, waarin vooral de Spaanse muziek uitvoerig be- handeld wordt. Hij heeft er twintig jaar over gedaan. Maar b nog interessanter vond ik een boekwerk van zijn hand b waarin spreekwoorden over muziek in veertien talen voor- kwamen. Hierbij was ook het Nederlands, maar tot mijn verbazing kende ik vrijwel geen van deze spreekwoorden. Hier hebt u er één: „Een droge kuch is de trompet van de dood!" De spreekwoorden, die volgens de schrijver door een B Nederlandse taalgeleerde waren gecorrigeerd, wemelden van b de taalfouten. De Spaanse orgels kunnen evenals de Spaanse kerken b het onderwerp van een afzonderlijke studiereis door Spanje b vormen. Spanje heeft in de zestiende eeuw en ook nog b vroeger een bloeiende orgelcultuur gekend. Veel composities b getuigen daar nog van. Helaas hoort men dit soort stukken b hier te weinig. Spanje wemelt van de mooie oude orgels, die dikwijls in een slechte conditie zijn. Behalve in het conser- vatorium te Barcelona zag ik nergens moderne instrumenten b In de kathedraal te Barcelona waar, zoals by veel Spaanse orgels, een aantal pijpen als trompetten horizontaal naar b buiten steken, werd maar matig gespeeld en gezongen. De §s improvisaties van de organist op dit prachtige instrument b misten zowel stijl als vormbesef. Het was een soort kerk- muziek met opera-effecten, waarbij virtuose passages werden b afgewisseld met banale gemeenplaatsen. Werkelijk knap b orgelspel heb ik in Spanje niet gehoord, maar dit wil nog niet zeggen dat dit er daarom niet zou zijn. Spanje is te b mooi en te zonnig om te veel tijd in musea en kerken door b te brengen. De mooiste volksdansen met goede begeleiding heb ik gezien in het plaatsje Soller op het eiland Mallorca. b In Soller logeerde ik in het pension Nadal aan de Plaza Calvo Sotelo, dat wordt gedreven door twee broers en hun beide verloofden, die weer zusters van elkaar bleken te wezen. Gaspar Nadal, die in het restaurant de maaltijden b verzorgt, is tevens de leider van de dansgroep „Brot de Taronger" (wat zoveel betekent als dansgroep van de Sinaas- b appelboomgaarden). Deze groep bestaat uit jongemannen en meisjes die in Soller overdag hun werk hebben. Men kan b ze achter de toonbank of in de huishouding aantreffen. Maar j= 's avonds worden de oude klederdrachten voor de dag ge- b haald en de staarten van langgevlochte haar zo omgehangen alsof ze echt bij de draagster behoren. Dan barst het feest los. Ik heb deze groep enige keren zien dansen. Hoewel ik s mijzelf niet deskundig genoeg acht om te beoordelen of de b dansen authentiek Mallorcaans waren, gaf toch de muziek mij wel de indruk van echtheid. Men danste een Canco de b la ximbomba, een Jota Mallorquina, een Mateixa de Prima- b vera en nog vele andere inheemse dansen. De meeste Mallor- b caanse dansen zijn snel, met veel vlug voetgetrappel, waarbij het lichaam achterover geworpen wordt. Nooit raken de dansers elkaar aan. Bij de begeleiding van elke dans, die op b een simpel basschema is geborduurd, werd luidkeels gezon- gen. Handgeklap was er daarentegen niet bij. B Paul Chr. van Westering 1 i!ll!ni!ii!!!llllli!ll!!!il!llil!!l!l!l!!IIM!ll!!!!llli!l!ll!!S!ll!l!ll!)!l!l:illlill!iHiiil!;il!i. !illllt!ll!llllllll!llllll!liillllijllllllllll!i!lllll!jlMli;illllllllllll!!lll!llllllll!!!llj||||l!llllllllllllllll!llllll!l!ljll!lll!lllll!llllll!llllllllllllllllli

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 17