Afremming hoogconjunctuur noodzakelijk maar vooral in consumptieve sfeer lastig Consumptieve bestedingen mag men niet lichtvaardig aantasten De toekomst van Nederland in «en samenwerkend Europa Critiek op de aanpassing van de overheidspensioenen Ook de arts moet onzekerheid van de moderne mens durven aanvaarden Voorzitter Twijnstra van Verbond Werkgevers Produktieverhoging en consumptiebeperking remmende faktoren Voorprijsstabilisatiepolitiek is en igerlei beperking als ruggesteun nodig W. Roy aards op geneeskundig congres VRIJDAG 26 OKTOBER 1956 9 Kredietrestrictie Alt Annie Woud voor het laatst in „Orpheus" Meer dan 170 reservisten in Engeland gebleven Prof. Zijlstra sprak voor Werkgeversverbond Prof. De Vries voor Verbond Werkgevers: Incassoverm ogen Samenwerking Niet afwachten Na 15 augustus werd het leven weer duurder Prijsstabilisatie Bestedingsbeperking Samenwerking Sursplusfonds voor bloembollen Kortingspercentages bekend gemaakt Duits schip na botsing met s.s „Baarn" gezonken Kamerleden wijzen op onvolkomenheden De voorzitter van het Verbond van Nederlandse Werkgevers, de heer T. J. Twijnstra, heeft in zijn donderdag gehouden jaarred e op het congres van 't verbond te Arnhem gemaand tot afremming van de hoogconjunctuur. De heer Twijnstra was er in zijn betoog van uit gegaan, dat de economische omstandigheden van dit ogenblik in grote trekken overeenkomen met die van een jaar geleden. Er zijn nu echter symptomen aanwezig, zo meende hij, die erop wijzen, dat de omstandigheden van nu meer ge varen in zich dragen dan die van een jaar geleden. In ons land doet zich een relatief grotere inflatoire toestand voor dan in het buitenland, zo zei de heer Twijnstra, die er daarbij onder meer op wees, dat de monetaire reserves bij de Nederlandse Bank in de eerste helft van dit jaar met f 425 miljoen zijn afgenomen, waarbij de invoer gestegen is. Zowel overheid, ondernemer als arbeider zullen zich daarom beperkingen moeten opleggen, aldus de heer Twijnstra, die er op wees, dat de overheid geen enkele maatregel aan het bedrijfsleven zal mogen opleggen zonder de hand in eigen boezem te steken. Met name zal er voor moeten worden gezorgd, dat eventueel hogere in komsten voor de overheid niet zullen leiden tot verhoogde overheidsuitgaven. Sprekend over de beperking in de sfeer der private middelen, memoreerde de spre ker, dat de bestedingen de middelen blijk baar te boven gaan. Er moet dus gezorgd worden voor vergroting der middelen en daarom zal het een eerste zorg moeten zijn de produktie te verhogen. De produk- tiviteitsstijging, zo vervolgde de heer Twijnstra, heeft de laatste jaren echter een dalende tendens, waarbij de factor arbeid het knelpunt is. Alleen de invoering van arbeidsbesparende methoden zou daarom een oplossing kunnen brengen, maar daar voor zijn investeringen nodig. De industrie, zo concludeerde de heer Twijnstra, moet daarom aan de gezondmaking van het eco nomisch bestel meewerken door haar uit gaven zoveel mogelijk te richten op die investeringen, die arbeidsbesparend wer ken. Bij de afremming van de conjunctuur zal ook de consumptie een bijdrage moeten 'everen 65 percent van de nationale bestedingen vallen binnen het gebied der consumptieve bestedingen zo meent de heer Twijnstra, die zei dat deze be perking psychologisch en politiek niet het gemakkelijk ligt. Hij constateerde daarbij echter, dat een rem op de stijging van het verbruik niet het tegenwerkende gevolg zal hebben van een beperking der indu striële investeringen. Hij meende voorts, dat wanneer het mogelijk zou zijn voor het komende jaar tot stabilisering van lonen en salarissen te komen, het bedrijfsleven daartegenover een stabilisering van het prijsniveau zal moeten stellen. Hij pleitte in dit verband voor overeenstemming tus sen werkgevers en werknemers en over eenstemming met de regering, die de uit eindelijke verantwoording draagt. De heer Twijnstra ging nog nader in op de problemen, die afremming van de hoog conjunctuur voor de ondernemers stellen. Op zichzelf gezien is een hoogconjunctuur voor de ondernemer een verheugende om standigheid die niet anders dan gestimu leerd zou moeten worden. Nu is de gemid delde Nederlandse ondernemer onder meer door de grote arbeidsschaarste wel doordrongen van het feit, dat er iets hapert. Maar wanneer het op maatregelen aankomt, die snijden in eigen vlees, dan komen er bezwaren en bedenkingen. Dat schept het gevaar van een gebrek aan be grip tussen leiding en leden van het ver bond, vooral nu deze leden gevraagd wordt mee te werken aan de afremming van de hoogconjunctuur. De heer Twijnstra zei het daarom wenselijk te achten, dat een vergadering van de leden van het ver bond wordt samengeroepen, waar men deze problematiek gezamenlijk onder de ogen kan zien voor een definitief stand punt wordt bepaald. In het begin van zijn rede had de heer Twijnstra gememoreerd, dat de prijsstabi- lisatie van het afgelopen jaar heeft be antwoord aan hej; doel, dat ermee was gesteld. De eraan verbonden bezwaren, onder meer die van een discriminerende werking ten opzichte van verschillend ge aarde ondernemingen, ontkende hij daar bij niet. Ook wilde de heer Twijnstra wel zien, dat een andere conjuncturele maat regel, zoals de kredietrestrictie, voor het ene bedrijf ernstiger gevolgen heeft dan voor het andere. Voorts wees de voorzitter van het Verbond van Nederlandse Werk gevers erop, dat in de achterliggende pe riode de verplichting om loonsverhogingen niet af te wentelen op de prijzen bij de laatste loonstijging een niet onbelangrijk offer voor de ondernemers heeft betekend. Op woensdagavond 7 november zal het Symfonie Orkest „Haerlem" met mede werking van het Haarlems operakoor „II Trovatore" in het Haarlems Concertge bouw een •uitvoering geven van Von Glucks „Orpheus". Solistische medewer king zal worden verleend door de sopranen Nelly Groenevelt, Tonny Verschoor en de alt Annie Woud. Het geheel staat onder leiding van de dirigent Marinus Adam. Dit zal de laatste maal zijn, dat Annie Woud in de „Orpheus" zingt. In december zal zij, zoals wij reeds berichtten, zich uit het openbare muziekleven terugtrekken. SOUTHAMPTON (United Press) Honderdzevenentachtig van de 1359 Britse reservisten die een week verlof hebben ge noten in Groot-Brittannië hebben zich niet gemeld voor terugkeer naar hun garnizoe nen in Duitsland, zo heeft het Britse mini sterie van Oorlog bekendgemaakt. Het la bekend dat vijftien van de 187 man hun treinaansluiting hebben gemist en dat er één wegens omstandigheden extra verlof heeft. De andere 171 man kwamen niet op dagen en misten het troepenschip Asturias dat hen naar Rotterdam zou brengen, van waar zij per trein naar Duitsland hadden moeten doorreizen. De minister van Economische Zaken, prof. dr. J. Zijlstra, heeft op het congres van het verbond van Nederlandse Werkgevers in Arnhem betoogd, dat op lange termijn de lonen, globaal gesproken, zich moeten blijven bewegen binnen het kader van de arbeidsproduktiviteit en dat daarnaast het prijspeil in een juiste verhouding moet staan tot dit niveau van lonen en overigens ook van andere kosten. Hierdoor zal Nederland meer kunnen produceren en lonend kunnen exporteren, aldus minister Zijlstra, omdat de ongunstiger wordende verhouding tussen middelen-en bestedingen dan kan worden doorbroken. Prof. Zijlstra was zijn betoog begonnen met een uiteenzetting over het verloop van de verhouding tussen middelen en be stedingen. Sinds 1949 zijn de bestedingen ten opzichte van de middelen kleiner ge worden. In 1952 bedroegen de bestedingen 91 percent van de middelen, maar in de volgende jaren is deze verhouding ongun stiger geworden en dit jaar zullen de be stedingen tenminste gelijk zijn aan de mid delen. Op korte termijn zou hiervoor als reme- Prof. dr. E. de Vries, rector van het In stituut voor Sociale Studiën te 's Graven- hage, heeft voor het congres van het Ver bond van Nederlandse Werkgevers een voordracht gehouden, waarin hij naging welke mogelijkheden Nederland bezit in vergelijking met de andere landen. Prof. De Vries was $ün rede begonnen met te wijzen op de Verandering van structuur van het wereldbeeld sinds de laatste oor logen. De structuurveranderingen zijn ver oorzaakt enerzijds door communicatiemid delen, die de wereld „kleiner" maakten, anderzijds door de veel merkbaarder ge worden verschillen in ontwikkeling en wel stand tussen de werelddelen. Voorts zijn de verwachtingen van de mens niet meer van godsdienstige, maar van materiële aard en zijn er spanningen ontstaan tussen het technisch en economisch mogelijke en de sociale en politieke situaties. Ook stelde prof. De Vries ondermeer vast, dat het westen in deze nieuwe structuur in het defensief is gekomen, dat binnen het wes ten de hegemonie niet van Engeland naar het vasteland is gegaan, maar naar Noord- Amerïka, waarbij Europa in de „vuurlijn" Washington-Moskou is komen te liggen. Niettemin valt bij de moderne mens. zo betoogde de spreker, een opvallend weer standsvermogen te constateren. Vijftig ,;aar geleden zou iedf-re staatsman en econoom en ook iedere leider van een groot concern, er zeker van zijn geweest, dat we nu in een volslagen economische en sociale ru:ne zouden leven als ze geweten hadden wat ons boven het hoofd hing. Ook in ons werelddeel is het vermogen om slagen te incasseren verrassend groot gebleken. Wij worden niet meer zo opgejaagd door schrikbeelden van elkaar vernietigende concurrentie, en een wisseling van hausse en crisis. Flexibiliteit, aanpassing, omscha keling, is het wachtwoord: een spel van afspraken om tijd te winnen voor die om schakeling is binnen ons bereik gekomen. Dat is gepaard gegaan met beter begrip voor de grote betekenis en de begrenzing van de betekenis van nationale en inter nationale organen, van overheidstaak er bedrijfsleven, van bedrijfsleiding en ge organiseerde werknemer. De westerse samenleving heeft door dit alles een meervoudig karakter gekregen. Allerlei organen hebben zich ontwikkeld voor overleg en voor regeling, waarin be langhebbenden zelve optreden of zich laten vertegenwoordigen. De internationale^ po litieke spanningen werken aan de ene Kant storend op deze groeiende economische sociale en culturele samenwerking. Maar zij hebben aan de andere kant een tegen stroom in het leven geroepen, die de h°od- zaak van die samenwerking erkent, so e- ment en isolationisme en neutraliteitspoli tiek zijn uit de tijd. Hoewel het westen politiek en Psycholo gisch vaak in het defensief is, mag het naar sprekers mening op het gebied van mische, sociale en culturele ^trekkingen niet een afwachtende houding aannemen. Dat zou zelfmoord zijn. Het oyerwicht van het westen op technisch, industrieel, nomisch, financieel terrein is zo groot, dat de landen van Azië, Afrika en Latijns- Amerika terecht naar het Noordatlantische gebied kijken. Nederlands rol is vooreerst belangrijk in Europa, liever nog in continentaal west- Europa, niet alleen wegens zijn ligging op het kruispunt van verkeersaders, niet zo zeer ook wegens zijn landbouw en in dustriële produktie of financiële instellin gen. Nederlands plaats wordt hier veeleer bepaald door een weldoordachte en met bekwaamheid verdedigde politieke, econo mische en financiële visie op de toekomst' van West-Europa. Naar de mening van prof. De Vries geven de Nederlandse investeringen overzee, wereldhandel en in toenemende mate de Nederlandse diensten op het gebied van verkeer en transport maar ook technische diensten in een groeiende veelvormigheid ons land een unieke plaats in Europa, meer nog dan in de tijd vóór de overdracht van de souvereiniteit in Indonesië. Want wij zijn een maritieme mogendheid gebleven zonder te grote magnetische binding aan een klein deel van de wereld overzee. De bijzondere positie van Nederland overzee, zo betoogde de spreker verder, steunt ook op innige relaties met het achterland. Maar in niet mindere mate op ons eigen produk- tie-apparaat. Prof. De Vries zei tenslotte, dat deze positie van Nederland slechts kan blijven gehandhaafd door een eensgezinde, op het luiste doel gerichte samenwerking van overheid en bedrijfsleven: van het hele bedrijfsleven, ook van de vakbeweging. Nu er geen werkloosheid is, denkt het publiek misschien dat er na de krachtsinspanning voor het herstel van de oorlogsschade wel wat verslapping mag zijn. Wij kunnen ons echter de luxe van stilzitten niet veroor loven, zo besloot prof. De Vries. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de prijsindexcijfers voor het levens onderhoud per 15 September 1956, op basis 1951 100, samengesteld. Het totaalindexcijfer steeg van medio augustus 1956 tot medio september 1956 van 108 tot 109. Het indexcijfer voor voedingsmiddelen liep met 1 punt op. Binnen deze groep ver toonde het cijfer voor groenten een belang rijke stijging. Voorts stegen de prijzen van peulvruchten vrij sterk. Het indexcijfer voor fruit daalde daarentegen, terwijl de prijzen van aardappelen ook iets terug liepen. Bij de niet-voedingsmiddelen steeg het indexcijfer voor de groep „woning" met 2 punten, voornamelijk als gevolg van een stijging van de brandstoffenprijzen. Het indexcijfer voor kleding en schoeisel liep met 3 punten op. Dit houdt vooral ver band met de overgang van de zomerkle ding op de winterkleding. De stijging van de uitgaven voor con sumptieve doeleinden veroorzaakte tevens een stijging van de indexcijfers voor de posten, waarvan de hoogte samenhangt met het voor aanschaffing van het goede ren- en dienstenpakket noodzakelijke loon. Daardoor steeg het indexcijfer voor verze keringen en belastingen eveneens. die een beperking van de bestedingen moe ten worden ingevoerd. Prof. Zijlstra stelde daarbij echter vast, dat men de bestedingen in de consumptieve sfeer niet te lichtvaar dig kan aantasten. In het bedrijfsleven klemt door het arbeidstekort de noodzaak van investering in de diepte, waardoor arbeidsbesparende produktiemethoden kun nen worden ingevoerd, waardoor aanvan kelijk de spanning tussen middelen en bestedingen juist zou worden vergroot. Bij de overheidsuitgaven is het zo, dat het niet bij voorbaat vast staat, dat deze of gene overheidsbesteding een slechter rendement zou geven dan deze of gene besteding in de private sector. Sprekend over de prijsstabilisatiepoli- "t.iek op lange termijn zei prof. Zijlstra, dat deze ook een conjunctuurpolitiek aspect theeft.. Er Zfjn wel mensen, die beweren, dat deze prijspolitiek, conjunctureel gesproken, averechts werkt, maar de minister ont kende dit. De export zou wellicht worden afgeremd, de import zou worden geprik keld. De stijging van het prijspeil zou leiden tot een beperking van de reële consumptie en het zou uitgesloten zijn, het loonpeil te handhaven. Langs deze weg zou de spiraalbeweging van lonen en prijzen zich onherroepelijk inzetten. De genen, die van een eenvoudig vraag- en aanbodmechanisme hier een oplossing ver wachten, miskennen het economische en sociale krachtenveld in het midden van de twintigste eeuw, zo merkte prof. Zijlstra op, die voorts zei, dat het prijsstabilisatie- beleid voor onze open volkshuishouding conjunctuurpolitiek en structuurpolitiek nodig is. Voor deze tijd en voor dit land moet het de synthese zijn tussen struc tuurpolitiek en conjunctuurpolitiek. De vraag, die daarnaast moet worden overwogen is, of gezien de stand van de betalingsbalans niet enige globale be stedingsbeperking nodig is als conjunc tuurpolitiek complement op het zo juist geformuleerde beleid. Prof. Zijlstra vervolgde, dat onze con junctuurpolitiek in de hoogcunjunctuur moeilijk iets anders kan zijn dan betalings- balanspolitiek. In een hoogconjunctuur, zoals wij nu beleven, moet men niet ver wachten, dat beperking van de binnenland se bestedingen tot een voelbare ontspan ning in onze binnenlandse economie zou leiden, zolang de betalingsbalans nog een ruim overschot te zien geeft. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen, dat bestedingsbeperking wel het betalings balanssaldo zal verbeteren, maar de span ningen niet zal doen verdwijnen, omdat de buitenlandse markt in de plaats treedt van de binnenlandse markt. Alleen indien en voor zover uit de be talingsbalanssituatie blijkt, dat de afzet mogelijkheden in het buitenland niet meer zo onbeperkt zijn, bijvoorbeeld omdat men in dat buitenland zelf aan bestedingsbe perking gaat doen, zal bestedingsbeper- k'n.& in het binnenland de betalingsbalans verbeteren en tevens bijdragen tot een ver mindering van de spanningen. Om deze redenen blijft op dit ogenblik de prijs- stabilisatiepolitiek nodig. Maar zij moet geruggesteund worden, gezien de stand van de betalingsbalans, door enigerlei beste dingsbeperking, daarbij in het midden ge laten op dit ogenblik, hoe ver deze zal moeten gaan en hoe de druk zal moeten worden verdeeld. Prof. Zijlstra meende daarom te moeten concluderen, dat glo baal gesproken, het gevoerde beleid ook in de nabije toekomst moet worden voort gezet, onder één voorbehoud, dat de span ningen tussen prijzen en kosten binnen de grenzen van het aanvaardbare moeten blijven. Over het prijsbeleid zei de minister, dat wil dit een kans van slagen behouden, aan een aantal voorwaarden zal moeten zijn voldaan. De minister is bereid om terzake van het prijsbeleid te gaan tot het bijna onmogelijke, maar niet verder. „Tegenslagen zijn ons niet bespaard ge bleven. De strenge winter en de natte, koude zomer hebben ons opgescheept met een verhoging van de kosten van levens onderhoud. Op wat langere termijn bezien is dit natuurlijk geen zaak, waar ons eco nomisch leven aan kapot gaat. Men kan er ook geen uitspraak over het gevoerde prijsbeleid aan ontlenen. Dat prijsbeleid mikt hoger. Het wil samen met het loon- beleid er voor waken, dat onze economi sche positie op wat langere termijn stevig blijft", zo zei prof. Zijlstra. Voor de realisering van het beleid van elke dag, vroeg hij de bereidheid het al gemeen belang als leidend gezichtspunt te aanvaarden en de openheid ten opzichte van elkaar om bij verschil van mening in redelijkheid en nuchterheid elkaar te kun nen overtuigen. Op deze redelijkheid en nuchterheid zal in de komende maanden een zwaar beroep worden gedaan. Die redelijkheid en die nuchterheid zullen met name ook tot hun recht moeten komen in het gezamenlijk voeren van het beleid, dat in de gegeven omstandigheden nodig is. Onder dat „samen" verstond prof. Zijl stra regering en bedrijfsleven, waarbij hij zich wat het bedrijfsleven betreft reali seerde, dat beslissingen in de eerste plaats worden genomen door individuele onder nemers, maar waarbij toch ook in het kader van hun organisaties het algemeen belang een rol kan en moet spelen. De regering wenst ook nu door te gaan met haar prijsstabilisatiebeleid, dat bewust wil appelleren aan de verantwoordelijkheid, die ondernemers en hun organisaties voor het algemeen belang voelen. Zo is een ver antwoordelijk en verantwoord loon- en prijsbeleid te voeren, zij het geruggesteund door een bestedingscorrectie, die juist in samenhang met dat loon- en prijsbeleid geen ramp behoeft te zijn, aldus prof. Zijlstra. Op het congres, van de Koninklijke Ne derlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, donderdag te Nijmegen, heeft de heer W. Royaards een rede ge houden over de arts in de moderne maat schappij. De spreker begon met de plaats van de geneeskunst te bepalen tegen de achtergrond van de veranderende sociale aspecten, die de arts niet alleen in zijn contact met de patiënten ervaart, maar ook in de geneeskunst zelf: de groeiende mogelijkheid der techniek die steeds verder gaande specialisatie met zich brengt, een verschuiving van de genees kunst in de richting van de preventie en de ontwikkeling van de sociale genees kunde, die eigenlijk aan elk geneeskundig probleem een sociaal-geneeskundig facet heeft gegeven, dat niet meer verwaarloosd kan worden. De arts leeft in een veranderde wereld, heeft te maken met een veranderende ge neeskunst en daar komt nog bij dat het aantal hulpzoekende .Jensen en de fre quentie, waarin door deze hulp wordt ge zocht, zo sterk is vergroot, dat men bij gebrek aan een beter woord van „massa- lisering der geneeskunst" zou kunnen spre ken. Daarbij is er ook nog een nieuw en geenszins klein probleem ontstaan van de hoge kosten der geneeskundige hulpver lening. Het economisch facet gaat bij de genees kunst van steeds groter belang worden en schept daarmee een nieuwe problematiek. De geneeskunst en haar beoefenaren kun nen bij hun werk de economische factor niet meer over het hoofd zien. De spreker meent dat voor de arts in hel besef, zelf tot die moderne mens te behoren, de mogelijkheid bestaat het grote probleem van deze tijd reëel onder ogen te zien; het probleem namelijk van het I "rul1" voor opkoop van schap, een afzonderlijke plaats in, omdat in de verhouding arts-patiënt een bijzon der sterk accent zal moeten blijven vallen op het individuele in deze relatie, zo be toogde de heer Rooyaards. Daarom hebben de arts en de Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst ook het recht en de plicht te verlangen, dat wanneer er bepaalde maatregelen zijn, die men om politieke of economische redenen op het gebied van de gezondheidszorg wil invoeren, men zich van te voren terdege rekenschap geeft van de gevolgen, die deze maatregelen op de uitoefening der geneeskunst zullen hebben en dat men daarover met de artsen uit voerig overleg pleegt en rekening houdt. (Van onze correspondent in de bollenstreek) De Stichting Bloembollen Surplusfonds heeft de voorlopige kortingspercentages bekend gemaakt. Dit betekend, dat de bloembollenkwekers van hun verkoop van hyacinten tien percent, van vroege tulpen vijf percent, van late tulpen negen, en van narcissen vijf percent moeten afstaan voor de opkoop van surplusbollen. Opmerkelijk is echter de toevoeging in de verordening, dat het grootste percentage zal worden ge- minderwaar- zoeken van een ander evenwicht tussen individu en gemeenschap. Aan psychologen en wijsgeren overlatende, de achtergronden van dit mogelijk alles beheersende pro bleem van deze tijd te analyseren, zal de arts deze verschuivingen moeten zien als d" werkelijkheid, de consequenties daar van moeten aanvr rden alsook de span ningen, die daarbij ontstaan, moeten mee beleven met de mensen en de wereld om zich heen. De arts mag zich niet onttrekken aan de realiteit van de spanning, welke dit op drift raken heeft teweeggebracht en hij zal wellicht voorlopig een grote mate van onzekerheid moeten durven aanvaar den. Doet hij dit welbewust, dan zal dit medezoeken naar de oplossing ook de arts blijven fascineren en zal hij kunnen mede werken aan het vinden van een nieuwe vorm, waarin ook de geneeskunst zal moe ten worden gegoten om oude waarden te kunnen blijven uitdragen. De geneeskunst neemt in deze geestes- worsteling van ons tijdperk, waarin wordt gezocht naar een nieuw evenwicht in de verhouding tussen individu en gemeen- HAMBURG (United Press) Een Duit se -sojinit ••^nets-.wn. J^Jing van 110 balen papier is woensdag gezonken in de haven van HambuYg,.nad£tfd£'romp was lekgesla gen door de schroef van het Nederlandse stoomschip „Baarn". Er kwamen hierbij geen persoonlijke on gevallen voor. Vele leden der Tweede Kamer zijn van mening dat de door de regering beoogde gelijkheid tussen oude en nieuwe over heidspensioenen slechts behouden zal kun nen blijven wanneer met ingang van 1 januari 1957 de pensioenen steeds in evenredigheid met de grondslagen, geldend voor de dan in actieve dienst zijnde amb tenaren, worden verhoogd. Slechts dan zal het mogelijk zijn van een steeds ingewik kelder toeslagstelsel af te komen, zo ver klaren zij in het Voorlopig Verslag over de wetsont" 'erpen inzake de overheidspen sioenen. De staatscommissie voor pensioenwet geving stelde als middel daartoe de invoe ring van de zogenaamde automatische aan passing voor. Dit voorst"1 heeft de regering niet direct overgenomen. Zonder automatische aanpassing worden conjuncturele verhogingen van de ouder- domsuitkering grotendeels weggekort. In dit opzicht gaven deze leden uiting aan hun verwondering, dat de regering voor de ambtenaren niet althans een regeling, zoals deze in de Algemene Ouderdomswet voor het vrije bedrijf is neergelegd, heeft overgenomen. Het was hun voorts opgevallen, dat geen bijzondere voorziening is getroffen voor pensioenen, die uit hoofde van een neven betrekking worden verleend. Volgens het ontwerp wordt voor deze pensioenen een korting op basis van de diensttijd toege past. Dit is naar de mening van deze leden niet billijk, omdat hiermee ook dat ge deelte van het ouderdomspensioen wordt ingehouden, dat correspondeert met de diensttijd, doorgebracht in de als hoofd betrekking vervulde particuliere functie. Zij menen dat voor deze gevallen een bij zondere regeling in de wet nodig is. Een andere moeilijkheid is, dat voor kleine pensioenen, bijvoorbeeld een pen sioen van 700 bij een diensttijd van on geveer 25 jaar of meer, dus een pensioen uit een nevenbetrekking, het gehele over- heidspensioen wordt weggekort, wanneer uit de hoofdbetr kking geen pensioen wordt toegekend. De ambtenaar heeft nu gedurende zijn gehele diensttijd pensioen premie betaald, zonder dat hij hiervoor één cent pensioen on 1 vangt. Men vroeg ook een redelijke oplossing voor deze ge vallen. Vele andere leden herinnerden eraan, dat bij de behandeling van de Algemene Ouderdomswet is komen vast te staan, dat de in die wet geopende mogelijkheid van aanpassing van bedrijfs- en ondernemings pensioenen geen richtsnoer zou zijn voor de aanpassing van de ambtelijke pensioe nen. In de Algemene Ouderdomswet wordt aan het overleg tussen de paritaire ver werknemers de vrijheid gelaten om te be sluiten een deel van het algemene ouder domspensioen te korten op de bedrijfs- en ondernemingspensioenen. In de ambtelijke sector, zal alles in het wer'- gesteld moeten worden om te bereiken, dat de aanpassing niet door oplegging vanwege de overheid wordt verkregen, maar eveneens langs de weg va.i instemming v, jrdt tot stand ge bracht. Deze leden betreuren het ernstig, dat het overleg tussen de regering en de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg over het totale aanpassingscom plex niet tot overeenstemming heeft geleid. Na I960 Vele leden vroegen zich af, of de re gering de consequenties van haar aanpas singssysteem heeft bezien, voor zover het betreft het overheidspersoneel, dat na 1960 zal worden gepensioneerd. De thans voorgestelde algemene toeslag zal aan deze g pensioneerden voorbijgaan Ook zullen zij door de aftrek slechts voor een zeer gering deel betrokken zijn bij het algemeen ouderdomspensioen. Wel echter betalen zij daarvoor ten volle premie. De toestand wordt dan aldus dat de regering de looncompensatie ten behoeve van het algemeen ouderdomspensioen aan het over heidspersoneel blijft doorbetalen. Het over heidspersoneel blijft uit die looncompensa tie de premie ii gevolge de Algemene Ouderdomswet betalen, maar geniet daar echter nagenoeg niet meer van. Het Alge meen Burgerlijk Pensioenfonds blijft het algemeen ouderdomspensioen van het over heidspersoneel korten. Eenvoudiger „ou het volgens deze leden zijn, het overheidspersoneel buiten de wer king van de algemene ouderdomswet te brengen, de thans voorgestelde algemene toeslag wat te verhogen en de voorgenomen looncompensatie te bezigen als pensioen premie en te storten in het Algemeen Bur gerlijk Pensioenfonds. Algemeen kon men zich met de voorstel len betreffende de verhoging van pen sioenen met een algemene toeslag vereni gen. Men zou het echter op prijs stellen,' indien de regering haar bedoelingen ten aanzien van het verband tussen de pen sioenen en toekomstige algemene wijzigin gen in het rijksbezoldigingspeil nader zou aangeven. Vele leden hadden met enige verbazing geconstateerd, dat de voorstellen der re gering voor de weduwen en wezen van de laagstbezoldigde ambtenaren in de toe komst ernstig financieel nadeel zullen brengen. Gaarne zouden zij vernemen, uit hoofde van welke sociale rechtsgrond de regering de weduwenpensioenen voor ho gere ambtenaren aanzienlijk verhoogt met gelijktijdige verlaging van de weduwen- tegenwoordigingen van werkgevers en pensioenen der laagste ambtenaren. dige bloembollen. In de eerste crisisjaren heeft men de enorme overschotten door middel van de Stichting Bloembollen Surplusfonds opge kocht op basis van binnenlandse minimum prijzen. Hierdoor kreeg men een bodem in de markt. Het doel was om een totale in eenstorting van de bloembollencultuur te voorkomen. Dit en de beheersing van de teeltoppervlate hebben de kwekerij van een totale ondergang gered. Na de oorlog, toen de wereld gebrek had aan elementaire levensbehoeften, was er geen plaats voor de bloembollen. Er werd echter bij de teelt niet veel rekening gehouden met dit feit. Het gevolg hiervan was, dat er soms vijf entwintig tot' dertig percent over was. Na de oorlog in Korea werd de situatie in de wereld weer wat normaler en kon men zich de luxe van de bloembollenimport veroor loven. Langzamerhand werden de over schotten kleiner, met in 1955 het onpret tige verschijnsel van tekorten. De Stichting Bloembollen Surplusfonds leek toen een verouderd begrip. Men heeft haar echter niet op non-actief gesteld, zoals wel eens werd voorgesteld, maar gebruikt als appa raat om de bloembollenteelt gezond te maken. Er zat onder de bloembollen namelijk veel „rommel", die onder de kwekers bleef circuleren. Ze verkochten slechte partijen aan andere kwekers en de teelt ging wer kelijk achteruit. Men is toen op het idee gekomen om deze minderwaardige partijen op te kopen tegen een bepaald bedrag, dat door alle bedrijfsgenoten bij elkaar werd gebracht. Bij de hyacinten heeft dit systeem reeds zeer goed gewerkt. De kwekers kon den de slechte partijen nu even zo gemak kelijk aan het surplusfonds verkopen als vroeger aan hun collega's. Bovendien be grepen ze wel, dat er beter van goede par tijen kan worden gekweekt dan van slechte. Daarbij komt nog, dat de buitenlandse plantenziektenkundigen steeds zwaarder eisen op de tafel van de Nederlandse Plan- tenziektenkundige Dienst deponeerden. Deze gaven hun voorschriften weer door aan de diverse bloembollenkeuringsdien sten, die hadden te zorgen, dat alle gewas sen op de velden prima in orde waren. Men heeft de kwekers eerst de gelegen heid gegeven vrijwillig hun minderwaar dige bollen op te ruimen en langzamerhand werden en worden de touwtjes strakker aangehaald. Door nu gezamenlijk de slechte bollen op te kopen is bijvoorbeeld in de hyacintenteelt veel terrein gewonnen op het zo verraderlijke virus. De narcissen en de tulpen gaan dezelfde kant op. Dit jaar voor het eerst zijn de tulpen te velde ge keurd en iedere partij, waarin te veel virus cf degeneratie voorkwam, werd afgekeurd. De gerooide bollen werden door middel van een kleurstof als zodanig herkenbaar gemaakt. Zulke partijen zijn allemaal in de klasse „abnormaal" terecht gekomen en worden vermalen en verkocht als veevoer. Dat het zover moest komen is een kwes tie van „wennen" geweest. Virus en dege neratie werken zeer langzaam, zodat vele kwekers niet eens bemerkten, dat hun par tijen achteruit gingen. Men kan wat dit betreft virus enigszins vergelijken met tuberculose; daar is men ook niet onmid dellijk volslagen ziek van. Deze opkoop van minderwaardige bollen had ook nog andere gevolgen. Voor die tijd hadden vele kwekers de gewoonte veel te kleine bollen op te planten. Het was jam mer ze weg te gooien, want na twee of drie jaar waren ze ook groot. Nu doen de kwe kers dat niet meer, want ze krijgen er geld voor en gaan dus vanzelf grotere bollen opplanten, die doordat deze een kortere tijd groeien minder kans op ziekworden hebben. De infectieperiode wordt dan ook veel korter, hetgeen een verbetering van de cultures tot gevolg heeft. Van de nood is dus een deugd gemaakt. De kwekers hebben in de afgelopen jaren genoeg verdiend en waren dus sneller ge neigd de minder goede partijen weg te doen. Ze houden sterkere en beter groeiende over en hebben profijt van deze maatregel. Vrij algemeen is men van mening, dat dit de beste saneringsmaatregel sinds 1933 is. Daarom ook zullen de kwekers minder over de kortingspercentages morren; ze zijn veel grotere tegenvallers gewend dan vroeger. Men ziet het economische belang van het verwijderen van minderwaardige partijen in. De opbrengsten moeten name lijk steeds groter worden om de stijgende kosten te kunnen bestrijden. Want de bloembollen zijr vergeleken met 1938 of zelfs met 1945 veel te weinig in prijs ge stegen ten opzichte van de andere artike len. Globaal genomen zijn de bollen hon derd percent duurder geworden, hetgeen van de kosten niet gezegd kan worden. Daardoor zijn de kortingspercentages kos ten geworden die voor de baat uitgingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 3