Afremming hoogconjunctuur noodzakelijk
maar vooral in consumptieve sfeer lastig
Consumptieve bestedingen mag men
niet lichtvaardig aantasten
De toekomst van Nederland in
«en samenwerkend Europa
Critiek op de aanpassing van
de overheidspensioenen
Ook de arts moet onzekerheid van
de moderne mens durven aanvaarden
Voorzitter Twijnstra van Verbond Werkgevers
Produktieverhoging en
consumptiebeperking
remmende faktoren
Voorprijsstabilisatiepolitiek is en igerlei
beperking als ruggesteun nodig
W. Roy aards op geneeskundig congres
VRIJDAG 26 OKTOBER 1956
9
Kredietrestrictie
Alt Annie Woud voor het
laatst in „Orpheus"
Meer dan 170 reservisten
in Engeland gebleven
Prof. Zijlstra sprak voor Werkgeversverbond
Prof. De Vries voor Verbond Werkgevers:
Incassoverm ogen
Samenwerking
Niet afwachten
Na 15 augustus werd het
leven weer duurder
Prijsstabilisatie
Bestedingsbeperking
Samenwerking
Sursplusfonds voor
bloembollen
Kortingspercentages
bekend gemaakt
Duits schip na botsing met
s.s „Baarn" gezonken
Kamerleden wijzen op
onvolkomenheden
De voorzitter van het Verbond van Nederlandse Werkgevers, de heer T. J. Twijnstra,
heeft in zijn donderdag gehouden jaarred e op het congres van 't verbond te Arnhem
gemaand tot afremming van de hoogconjunctuur. De heer Twijnstra was er in zijn
betoog van uit gegaan, dat de economische omstandigheden van dit ogenblik in grote
trekken overeenkomen met die van een jaar geleden. Er zijn nu echter symptomen
aanwezig, zo meende hij, die erop wijzen, dat de omstandigheden van nu meer ge
varen in zich dragen dan die van een jaar geleden. In ons land doet zich een relatief
grotere inflatoire toestand voor dan in het buitenland, zo zei de heer Twijnstra, die
er daarbij onder meer op wees, dat de monetaire reserves bij de Nederlandse Bank
in de eerste helft van dit jaar met f 425 miljoen zijn afgenomen, waarbij de invoer
gestegen is. Zowel overheid, ondernemer als arbeider zullen zich daarom beperkingen
moeten opleggen, aldus de heer Twijnstra, die er op wees, dat de overheid geen enkele
maatregel aan het bedrijfsleven zal mogen opleggen zonder de hand in eigen boezem
te steken. Met name zal er voor moeten worden gezorgd, dat eventueel hogere in
komsten voor de overheid niet zullen leiden tot verhoogde overheidsuitgaven.
Sprekend over de beperking in de sfeer
der private middelen, memoreerde de spre
ker, dat de bestedingen de middelen blijk
baar te boven gaan. Er moet dus gezorgd
worden voor vergroting der middelen en
daarom zal het een eerste zorg moeten
zijn de produktie te verhogen. De produk-
tiviteitsstijging, zo vervolgde de heer
Twijnstra, heeft de laatste jaren echter een
dalende tendens, waarbij de factor arbeid
het knelpunt is. Alleen de invoering van
arbeidsbesparende methoden zou daarom
een oplossing kunnen brengen, maar daar
voor zijn investeringen nodig. De industrie,
zo concludeerde de heer Twijnstra, moet
daarom aan de gezondmaking van het eco
nomisch bestel meewerken door haar uit
gaven zoveel mogelijk te richten op die
investeringen, die arbeidsbesparend wer
ken.
Bij de afremming van de conjunctuur
zal ook de consumptie een bijdrage moeten
'everen 65 percent van de nationale
bestedingen vallen binnen het gebied der
consumptieve bestedingen zo meent
de heer Twijnstra, die zei dat deze be
perking psychologisch en politiek niet het
gemakkelijk ligt. Hij constateerde daarbij
echter, dat een rem op de stijging van het
verbruik niet het tegenwerkende gevolg
zal hebben van een beperking der indu
striële investeringen. Hij meende voorts,
dat wanneer het mogelijk zou zijn voor het
komende jaar tot stabilisering van lonen
en salarissen te komen, het bedrijfsleven
daartegenover een stabilisering van het
prijsniveau zal moeten stellen. Hij pleitte
in dit verband voor overeenstemming tus
sen werkgevers en werknemers en over
eenstemming met de regering, die de uit
eindelijke verantwoording draagt.
De heer Twijnstra ging nog nader in op
de problemen, die afremming van de hoog
conjunctuur voor de ondernemers stellen.
Op zichzelf gezien is een hoogconjunctuur
voor de ondernemer een verheugende om
standigheid die niet anders dan gestimu
leerd zou moeten worden. Nu is de gemid
delde Nederlandse ondernemer onder
meer door de grote arbeidsschaarste
wel doordrongen van het feit, dat er iets
hapert. Maar wanneer het op maatregelen
aankomt, die snijden in eigen vlees, dan
komen er bezwaren en bedenkingen. Dat
schept het gevaar van een gebrek aan be
grip tussen leiding en leden van het ver
bond, vooral nu deze leden gevraagd wordt
mee te werken aan de afremming van de
hoogconjunctuur. De heer Twijnstra zei
het daarom wenselijk te achten, dat een
vergadering van de leden van het ver
bond wordt samengeroepen, waar men
deze problematiek gezamenlijk onder de
ogen kan zien voor een definitief stand
punt wordt bepaald.
In het begin van zijn rede had de heer
Twijnstra gememoreerd, dat de prijsstabi-
lisatie van het afgelopen jaar heeft be
antwoord aan hej; doel, dat ermee was
gesteld. De eraan verbonden bezwaren,
onder meer die van een discriminerende
werking ten opzichte van verschillend ge
aarde ondernemingen, ontkende hij daar
bij niet. Ook wilde de heer Twijnstra wel
zien, dat een andere conjuncturele maat
regel, zoals de kredietrestrictie, voor het
ene bedrijf ernstiger gevolgen heeft dan
voor het andere. Voorts wees de voorzitter
van het Verbond van Nederlandse Werk
gevers erop, dat in de achterliggende pe
riode de verplichting om loonsverhogingen
niet af te wentelen op de prijzen bij de
laatste loonstijging een niet onbelangrijk
offer voor de ondernemers heeft betekend.
Op woensdagavond 7 november zal het
Symfonie Orkest „Haerlem" met mede
werking van het Haarlems operakoor „II
Trovatore" in het Haarlems Concertge
bouw een •uitvoering geven van Von
Glucks „Orpheus". Solistische medewer
king zal worden verleend door de sopranen
Nelly Groenevelt, Tonny Verschoor en de
alt Annie Woud. Het geheel staat onder
leiding van de dirigent Marinus Adam.
Dit zal de laatste maal zijn, dat Annie
Woud in de „Orpheus" zingt. In december
zal zij, zoals wij reeds berichtten, zich uit
het openbare muziekleven terugtrekken.
SOUTHAMPTON (United Press)
Honderdzevenentachtig van de 1359 Britse
reservisten die een week verlof hebben ge
noten in Groot-Brittannië hebben zich niet
gemeld voor terugkeer naar hun garnizoe
nen in Duitsland, zo heeft het Britse mini
sterie van Oorlog bekendgemaakt. Het la
bekend dat vijftien van de 187 man hun
treinaansluiting hebben gemist en dat er
één wegens omstandigheden extra verlof
heeft. De andere 171 man kwamen niet op
dagen en misten het troepenschip Asturias
dat hen naar Rotterdam zou brengen, van
waar zij per trein naar Duitsland hadden
moeten doorreizen.
De minister van Economische Zaken, prof. dr. J. Zijlstra, heeft op het congres van
het verbond van Nederlandse Werkgevers in Arnhem betoogd, dat op lange termijn
de lonen, globaal gesproken, zich moeten blijven bewegen binnen het kader van de
arbeidsproduktiviteit en dat daarnaast het prijspeil in een juiste verhouding moet
staan tot dit niveau van lonen en overigens ook van andere kosten. Hierdoor zal
Nederland meer kunnen produceren en lonend kunnen exporteren, aldus minister
Zijlstra, omdat de ongunstiger wordende verhouding tussen middelen-en bestedingen
dan kan worden doorbroken.
Prof. Zijlstra was zijn betoog begonnen
met een uiteenzetting over het verloop
van de verhouding tussen middelen en be
stedingen. Sinds 1949 zijn de bestedingen
ten opzichte van de middelen kleiner ge
worden. In 1952 bedroegen de bestedingen
91 percent van de middelen, maar in de
volgende jaren is deze verhouding ongun
stiger geworden en dit jaar zullen de be
stedingen tenminste gelijk zijn aan de mid
delen.
Op korte termijn zou hiervoor als reme-
Prof. dr. E. de Vries, rector van het In
stituut voor Sociale Studiën te 's Graven-
hage, heeft voor het congres van het Ver
bond van Nederlandse Werkgevers een
voordracht gehouden, waarin hij naging
welke mogelijkheden Nederland bezit in
vergelijking met de andere landen. Prof.
De Vries was $ün rede begonnen met te
wijzen op de Verandering van structuur
van het wereldbeeld sinds de laatste oor
logen. De structuurveranderingen zijn ver
oorzaakt enerzijds door communicatiemid
delen, die de wereld „kleiner" maakten,
anderzijds door de veel merkbaarder ge
worden verschillen in ontwikkeling en wel
stand tussen de werelddelen. Voorts zijn de
verwachtingen van de mens niet meer van
godsdienstige, maar van materiële aard en
zijn er spanningen ontstaan tussen het
technisch en economisch mogelijke en de
sociale en politieke situaties. Ook stelde
prof. De Vries ondermeer vast, dat het
westen in deze nieuwe structuur in het
defensief is gekomen, dat binnen het wes
ten de hegemonie niet van Engeland naar
het vasteland is gegaan, maar naar Noord-
Amerïka, waarbij Europa in de „vuurlijn"
Washington-Moskou is komen te liggen.
Niettemin valt bij de moderne mens. zo
betoogde de spreker, een opvallend weer
standsvermogen te constateren. Vijftig ,;aar
geleden zou iedf-re staatsman en econoom
en ook iedere leider van een groot concern,
er zeker van zijn geweest, dat we nu in
een volslagen economische en sociale ru:ne
zouden leven als ze geweten hadden
wat ons boven het hoofd hing. Ook in ons
werelddeel is het vermogen om slagen te
incasseren verrassend groot gebleken. Wij
worden niet meer zo opgejaagd door
schrikbeelden van elkaar vernietigende
concurrentie, en een wisseling van hausse
en crisis. Flexibiliteit, aanpassing, omscha
keling, is het wachtwoord: een spel van
afspraken om tijd te winnen voor die om
schakeling is binnen ons bereik gekomen.
Dat is gepaard gegaan met beter begrip
voor de grote betekenis en de begrenzing
van de betekenis van nationale en inter
nationale organen, van overheidstaak er
bedrijfsleven, van bedrijfsleiding en ge
organiseerde werknemer.
De westerse samenleving heeft door dit
alles een meervoudig karakter gekregen.
Allerlei organen hebben zich ontwikkeld
voor overleg en voor regeling, waarin be
langhebbenden zelve optreden of zich laten
vertegenwoordigen. De internationale^ po
litieke spanningen werken aan de ene Kant
storend op deze groeiende economische
sociale en culturele samenwerking. Maar
zij hebben aan de andere kant een tegen
stroom in het leven geroepen, die de h°od-
zaak van die samenwerking erkent, so e-
ment en isolationisme en neutraliteitspoli
tiek zijn uit de tijd.
Hoewel het westen politiek en Psycholo
gisch vaak in het defensief is, mag het naar
sprekers mening op het gebied van
mische, sociale en culturele ^trekkingen
niet een afwachtende houding aannemen.
Dat zou zelfmoord zijn. Het oyerwicht van
het westen op technisch, industrieel,
nomisch, financieel terrein is zo groot, dat
de landen van Azië, Afrika en Latijns-
Amerika terecht naar het Noordatlantische
gebied kijken.
Nederlands rol is vooreerst belangrijk in
Europa, liever nog in continentaal west-
Europa, niet alleen wegens zijn ligging op
het kruispunt van verkeersaders, niet zo
zeer ook wegens zijn landbouw en in
dustriële produktie of financiële instellin
gen. Nederlands plaats wordt hier veeleer
bepaald door een weldoordachte en met
bekwaamheid verdedigde politieke, econo
mische en financiële visie op de toekomst'
van West-Europa.
Naar de mening van prof. De Vries geven
de Nederlandse investeringen overzee,
wereldhandel en in toenemende mate de
Nederlandse diensten op het gebied van
verkeer en transport maar ook technische
diensten in een groeiende veelvormigheid
ons land een unieke plaats in Europa, meer
nog dan in de tijd vóór de overdracht van
de souvereiniteit in Indonesië. Want wij
zijn een maritieme mogendheid gebleven
zonder te grote magnetische binding aan
een klein deel van de wereld overzee. De
bijzondere positie van Nederland overzee,
zo betoogde de spreker verder, steunt ook
op innige relaties met het achterland. Maar
in niet mindere mate op ons eigen produk-
tie-apparaat.
Prof. De Vries zei tenslotte, dat deze
positie van Nederland slechts kan blijven
gehandhaafd door een eensgezinde, op het
luiste doel gerichte samenwerking van
overheid en bedrijfsleven: van het hele
bedrijfsleven, ook van de vakbeweging. Nu
er geen werkloosheid is, denkt het publiek
misschien dat er na de krachtsinspanning
voor het herstel van de oorlogsschade wel
wat verslapping mag zijn. Wij kunnen ons
echter de luxe van stilzitten niet veroor
loven, zo besloot prof. De Vries.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
heeft de prijsindexcijfers voor het levens
onderhoud per 15 September 1956, op basis
1951 100, samengesteld.
Het totaalindexcijfer steeg van medio
augustus 1956 tot medio september 1956
van 108 tot 109.
Het indexcijfer voor voedingsmiddelen
liep met 1 punt op. Binnen deze groep ver
toonde het cijfer voor groenten een belang
rijke stijging. Voorts stegen de prijzen van
peulvruchten vrij sterk. Het indexcijfer
voor fruit daalde daarentegen, terwijl de
prijzen van aardappelen ook iets terug
liepen.
Bij de niet-voedingsmiddelen steeg het
indexcijfer voor de groep „woning" met
2 punten, voornamelijk als gevolg van een
stijging van de brandstoffenprijzen.
Het indexcijfer voor kleding en schoeisel
liep met 3 punten op. Dit houdt vooral ver
band met de overgang van de zomerkle
ding op de winterkleding.
De stijging van de uitgaven voor con
sumptieve doeleinden veroorzaakte tevens
een stijging van de indexcijfers voor de
posten, waarvan de hoogte samenhangt
met het voor aanschaffing van het goede
ren- en dienstenpakket noodzakelijke loon.
Daardoor steeg het indexcijfer voor verze
keringen en belastingen eveneens.
die een beperking van de bestedingen moe
ten worden ingevoerd. Prof. Zijlstra stelde
daarbij echter vast, dat men de bestedingen
in de consumptieve sfeer niet te lichtvaar
dig kan aantasten. In het bedrijfsleven
klemt door het arbeidstekort de noodzaak
van investering in de diepte, waardoor
arbeidsbesparende produktiemethoden kun
nen worden ingevoerd, waardoor aanvan
kelijk de spanning tussen middelen en
bestedingen juist zou worden vergroot. Bij
de overheidsuitgaven is het zo, dat het niet
bij voorbaat vast staat, dat deze of gene
overheidsbesteding een slechter rendement
zou geven dan deze of gene besteding in de
private sector.
Sprekend over de prijsstabilisatiepoli-
"t.iek op lange termijn zei prof. Zijlstra, dat
deze ook een conjunctuurpolitiek aspect
theeft.. Er Zfjn wel mensen, die beweren, dat
deze prijspolitiek, conjunctureel gesproken,
averechts werkt, maar de minister ont
kende dit. De export zou wellicht worden
afgeremd, de import zou worden geprik
keld. De stijging van het prijspeil zou
leiden tot een beperking van de reële
consumptie en het zou uitgesloten zijn,
het loonpeil te handhaven. Langs deze
weg zou de spiraalbeweging van lonen en
prijzen zich onherroepelijk inzetten. De
genen, die van een eenvoudig vraag- en
aanbodmechanisme hier een oplossing ver
wachten, miskennen het economische en
sociale krachtenveld in het midden van de
twintigste eeuw, zo merkte prof. Zijlstra
op, die voorts zei, dat het prijsstabilisatie-
beleid voor onze open volkshuishouding
conjunctuurpolitiek en structuurpolitiek
nodig is. Voor deze tijd en voor dit land
moet het de synthese zijn tussen struc
tuurpolitiek en conjunctuurpolitiek.
De vraag, die daarnaast moet worden
overwogen is, of gezien de stand van de
betalingsbalans niet enige globale be
stedingsbeperking nodig is als conjunc
tuurpolitiek complement op het zo juist
geformuleerde beleid.
Prof. Zijlstra vervolgde, dat onze con
junctuurpolitiek in de hoogcunjunctuur
moeilijk iets anders kan zijn dan betalings-
balanspolitiek. In een hoogconjunctuur,
zoals wij nu beleven, moet men niet ver
wachten, dat beperking van de binnenland
se bestedingen tot een voelbare ontspan
ning in onze binnenlandse economie zou
leiden, zolang de betalingsbalans nog een
ruim overschot te zien geeft. Onder deze
omstandigheden moet worden aangenomen,
dat bestedingsbeperking wel het betalings
balanssaldo zal verbeteren, maar de span
ningen niet zal doen verdwijnen, omdat de
buitenlandse markt in de plaats treedt van
de binnenlandse markt.
Alleen indien en voor zover uit de be
talingsbalanssituatie blijkt, dat de afzet
mogelijkheden in het buitenland niet meer
zo onbeperkt zijn, bijvoorbeeld omdat men
in dat buitenland zelf aan bestedingsbe
perking gaat doen, zal bestedingsbeper-
k'n.& in het binnenland de betalingsbalans
verbeteren en tevens bijdragen tot een ver
mindering van de spanningen. Om deze
redenen blijft op dit ogenblik de prijs-
stabilisatiepolitiek nodig. Maar zij moet
geruggesteund worden, gezien de stand van
de betalingsbalans, door enigerlei beste
dingsbeperking, daarbij in het midden ge
laten op dit ogenblik, hoe ver deze zal
moeten gaan en hoe de druk zal moeten
worden verdeeld. Prof. Zijlstra meende
daarom te moeten concluderen, dat glo
baal gesproken, het gevoerde beleid ook
in de nabije toekomst moet worden voort
gezet, onder één voorbehoud, dat de span
ningen tussen prijzen en kosten binnen de
grenzen van het aanvaardbare moeten
blijven.
Over het prijsbeleid zei de minister, dat
wil dit een kans van slagen behouden, aan
een aantal voorwaarden zal moeten zijn
voldaan. De minister is bereid om terzake
van het prijsbeleid te gaan tot het bijna
onmogelijke, maar niet verder.
„Tegenslagen zijn ons niet bespaard ge
bleven. De strenge winter en de natte,
koude zomer hebben ons opgescheept met
een verhoging van de kosten van levens
onderhoud. Op wat langere termijn bezien
is dit natuurlijk geen zaak, waar ons eco
nomisch leven aan kapot gaat. Men kan
er ook geen uitspraak over het gevoerde
prijsbeleid aan ontlenen. Dat prijsbeleid
mikt hoger. Het wil samen met het loon-
beleid er voor waken, dat onze economi
sche positie op wat langere termijn stevig
blijft", zo zei prof. Zijlstra.
Voor de realisering van het beleid van
elke dag, vroeg hij de bereidheid het al
gemeen belang als leidend gezichtspunt te
aanvaarden en de openheid ten opzichte
van elkaar om bij verschil van mening in
redelijkheid en nuchterheid elkaar te kun
nen overtuigen. Op deze redelijkheid en
nuchterheid zal in de komende maanden
een zwaar beroep worden gedaan. Die
redelijkheid en die nuchterheid zullen met
name ook tot hun recht moeten komen in
het gezamenlijk voeren van het beleid, dat
in de gegeven omstandigheden nodig is.
Onder dat „samen" verstond prof. Zijl
stra regering en bedrijfsleven, waarbij hij
zich wat het bedrijfsleven betreft reali
seerde, dat beslissingen in de eerste plaats
worden genomen door individuele onder
nemers, maar waarbij toch ook in het
kader van hun organisaties het algemeen
belang een rol kan en moet spelen. De
regering wenst ook nu door te gaan met
haar prijsstabilisatiebeleid, dat bewust wil
appelleren aan de verantwoordelijkheid,
die ondernemers en hun organisaties voor
het algemeen belang voelen. Zo is een ver
antwoordelijk en verantwoord loon- en
prijsbeleid te voeren, zij het geruggesteund
door een bestedingscorrectie, die juist in
samenhang met dat loon- en prijsbeleid
geen ramp behoeft te zijn, aldus prof.
Zijlstra.
Op het congres, van de Koninklijke Ne
derlandse Maatschappij tot Bevordering
der Geneeskunst, donderdag te Nijmegen,
heeft de heer W. Royaards een rede ge
houden over de arts in de moderne maat
schappij. De spreker begon met de plaats
van de geneeskunst te bepalen tegen de
achtergrond van de veranderende sociale
aspecten, die de arts niet alleen in zijn
contact met de patiënten ervaart, maar
ook in de geneeskunst zelf: de groeiende
mogelijkheid der techniek die steeds
verder gaande specialisatie met zich
brengt, een verschuiving van de genees
kunst in de richting van de preventie en
de ontwikkeling van de sociale genees
kunde, die eigenlijk aan elk geneeskundig
probleem een sociaal-geneeskundig facet
heeft gegeven, dat niet meer verwaarloosd
kan worden.
De arts leeft in een veranderde wereld,
heeft te maken met een veranderende ge
neeskunst en daar komt nog bij dat het
aantal hulpzoekende .Jensen en de fre
quentie, waarin door deze hulp wordt ge
zocht, zo sterk is vergroot, dat men bij
gebrek aan een beter woord van „massa-
lisering der geneeskunst" zou kunnen spre
ken. Daarbij is er ook nog een nieuw en
geenszins klein probleem ontstaan van de
hoge kosten der geneeskundige hulpver
lening.
Het economisch facet gaat bij de genees
kunst van steeds groter belang worden en
schept daarmee een nieuwe problematiek.
De geneeskunst en haar beoefenaren kun
nen bij hun werk de economische factor
niet meer over het hoofd zien.
De spreker meent dat voor de arts in
hel besef, zelf tot die moderne mens te
behoren, de mogelijkheid bestaat het grote
probleem van deze tijd reëel onder ogen
te zien; het probleem namelijk van het I "rul1" voor opkoop van
schap, een afzonderlijke plaats in, omdat
in de verhouding arts-patiënt een bijzon
der sterk accent zal moeten blijven vallen
op het individuele in deze relatie, zo be
toogde de heer Rooyaards. Daarom hebben
de arts en de Maatschappij tot Bevordering
der Geneeskunst ook het recht en de plicht
te verlangen, dat wanneer er bepaalde
maatregelen zijn, die men om politieke of
economische redenen op het gebied van de
gezondheidszorg wil invoeren, men zich
van te voren terdege rekenschap geeft van
de gevolgen, die deze maatregelen op de
uitoefening der geneeskunst zullen hebben
en dat men daarover met de artsen uit
voerig overleg pleegt en rekening houdt.
(Van onze correspondent in de bollenstreek)
De Stichting Bloembollen Surplusfonds
heeft de voorlopige kortingspercentages
bekend gemaakt. Dit betekend, dat de
bloembollenkwekers van hun verkoop van
hyacinten tien percent, van vroege tulpen
vijf percent, van late tulpen negen, en van
narcissen vijf percent moeten afstaan voor
de opkoop van surplusbollen. Opmerkelijk
is echter de toevoeging in de verordening,
dat het grootste percentage zal worden ge-
minderwaar-
zoeken van een ander evenwicht tussen
individu en gemeenschap. Aan psychologen
en wijsgeren overlatende, de achtergronden
van dit mogelijk alles beheersende pro
bleem van deze tijd te analyseren, zal de
arts deze verschuivingen moeten zien als
d" werkelijkheid, de consequenties daar
van moeten aanvr rden alsook de span
ningen, die daarbij ontstaan, moeten mee
beleven met de mensen en de wereld om
zich heen.
De arts mag zich niet onttrekken aan de
realiteit van de spanning, welke dit op
drift raken heeft teweeggebracht en
hij zal wellicht voorlopig een grote mate
van onzekerheid moeten durven aanvaar
den. Doet hij dit welbewust, dan zal dit
medezoeken naar de oplossing ook de arts
blijven fascineren en zal hij kunnen mede
werken aan het vinden van een nieuwe
vorm, waarin ook de geneeskunst zal moe
ten worden gegoten om oude waarden te
kunnen blijven uitdragen.
De geneeskunst neemt in deze geestes-
worsteling van ons tijdperk, waarin wordt
gezocht naar een nieuw evenwicht in de
verhouding tussen individu en gemeen-
HAMBURG (United Press) Een Duit
se -sojinit ••^nets-.wn. J^Jing van 110 balen
papier is woensdag gezonken in de haven
van HambuYg,.nad£tfd£'romp was lekgesla
gen door de schroef van het Nederlandse
stoomschip „Baarn".
Er kwamen hierbij geen persoonlijke on
gevallen voor.
Vele leden der Tweede Kamer zijn van
mening dat de door de regering beoogde
gelijkheid tussen oude en nieuwe over
heidspensioenen slechts behouden zal kun
nen blijven wanneer met ingang van 1
januari 1957 de pensioenen steeds in
evenredigheid met de grondslagen, geldend
voor de dan in actieve dienst zijnde amb
tenaren, worden verhoogd. Slechts dan zal
het mogelijk zijn van een steeds ingewik
kelder toeslagstelsel af te komen, zo ver
klaren zij in het Voorlopig Verslag over de
wetsont" 'erpen inzake de overheidspen
sioenen.
De staatscommissie voor pensioenwet
geving stelde als middel daartoe de invoe
ring van de zogenaamde automatische aan
passing voor. Dit voorst"1 heeft de regering
niet direct overgenomen.
Zonder automatische aanpassing worden
conjuncturele verhogingen van de ouder-
domsuitkering grotendeels weggekort. In
dit opzicht gaven deze leden uiting aan
hun verwondering, dat de regering voor
de ambtenaren niet althans een regeling,
zoals deze in de Algemene Ouderdomswet
voor het vrije bedrijf is neergelegd, heeft
overgenomen.
Het was hun voorts opgevallen, dat geen
bijzondere voorziening is getroffen voor
pensioenen, die uit hoofde van een neven
betrekking worden verleend. Volgens het
ontwerp wordt voor deze pensioenen een
korting op basis van de diensttijd toege
past. Dit is naar de mening van deze leden
niet billijk, omdat hiermee ook dat ge
deelte van het ouderdomspensioen wordt
ingehouden, dat correspondeert met de
diensttijd, doorgebracht in de als hoofd
betrekking vervulde particuliere functie.
Zij menen dat voor deze gevallen een bij
zondere regeling in de wet nodig is.
Een andere moeilijkheid is, dat voor
kleine pensioenen, bijvoorbeeld een pen
sioen van 700 bij een diensttijd van on
geveer 25 jaar of meer, dus een pensioen
uit een nevenbetrekking, het gehele over-
heidspensioen wordt weggekort, wanneer
uit de hoofdbetr kking geen pensioen
wordt toegekend. De ambtenaar heeft nu
gedurende zijn gehele diensttijd pensioen
premie betaald, zonder dat hij hiervoor
één cent pensioen on 1 vangt. Men vroeg
ook een redelijke oplossing voor deze ge
vallen.
Vele andere leden herinnerden eraan,
dat bij de behandeling van de Algemene
Ouderdomswet is komen vast te staan, dat
de in die wet geopende mogelijkheid van
aanpassing van bedrijfs- en ondernemings
pensioenen geen richtsnoer zou zijn voor
de aanpassing van de ambtelijke pensioe
nen.
In de Algemene Ouderdomswet wordt
aan het overleg tussen de paritaire ver
werknemers de vrijheid gelaten om te be
sluiten een deel van het algemene ouder
domspensioen te korten op de bedrijfs- en
ondernemingspensioenen. In de ambtelijke
sector, zal alles in het wer'- gesteld moeten
worden om te bereiken, dat de aanpassing
niet door oplegging vanwege de overheid
wordt verkregen, maar eveneens langs de
weg va.i instemming v, jrdt tot stand ge
bracht. Deze leden betreuren het ernstig,
dat het overleg tussen de regering en de
Centrale Commissie voor Georganiseerd
Overleg over het totale aanpassingscom
plex niet tot overeenstemming heeft geleid.
Na I960
Vele leden vroegen zich af, of de re
gering de consequenties van haar aanpas
singssysteem heeft bezien, voor zover het
betreft het overheidspersoneel, dat na 1960
zal worden gepensioneerd.
De thans voorgestelde algemene toeslag
zal aan deze g pensioneerden voorbijgaan
Ook zullen zij door de aftrek slechts voor
een zeer gering deel betrokken zijn bij het
algemeen ouderdomspensioen. Wel echter
betalen zij daarvoor ten volle premie. De
toestand wordt dan aldus dat de regering
de looncompensatie ten behoeve van het
algemeen ouderdomspensioen aan het over
heidspersoneel blijft doorbetalen. Het over
heidspersoneel blijft uit die looncompensa
tie de premie ii gevolge de Algemene
Ouderdomswet betalen, maar geniet daar
echter nagenoeg niet meer van. Het Alge
meen Burgerlijk Pensioenfonds blijft het
algemeen ouderdomspensioen van het over
heidspersoneel korten.
Eenvoudiger „ou het volgens deze leden
zijn, het overheidspersoneel buiten de wer
king van de algemene ouderdomswet te
brengen, de thans voorgestelde algemene
toeslag wat te verhogen en de voorgenomen
looncompensatie te bezigen als pensioen
premie en te storten in het Algemeen Bur
gerlijk Pensioenfonds.
Algemeen kon men zich met de voorstel
len betreffende de verhoging van pen
sioenen met een algemene toeslag vereni
gen. Men zou het echter op prijs stellen,'
indien de regering haar bedoelingen ten
aanzien van het verband tussen de pen
sioenen en toekomstige algemene wijzigin
gen in het rijksbezoldigingspeil nader zou
aangeven.
Vele leden hadden met enige verbazing
geconstateerd, dat de voorstellen der re
gering voor de weduwen en wezen van
de laagstbezoldigde ambtenaren in de toe
komst ernstig financieel nadeel zullen
brengen. Gaarne zouden zij vernemen, uit
hoofde van welke sociale rechtsgrond de
regering de weduwenpensioenen voor ho
gere ambtenaren aanzienlijk verhoogt met
gelijktijdige verlaging van de weduwen-
tegenwoordigingen van werkgevers en pensioenen der laagste ambtenaren.
dige bloembollen.
In de eerste crisisjaren heeft men de
enorme overschotten door middel van de
Stichting Bloembollen Surplusfonds opge
kocht op basis van binnenlandse minimum
prijzen. Hierdoor kreeg men een bodem in
de markt. Het doel was om een totale in
eenstorting van de bloembollencultuur te
voorkomen. Dit en de beheersing van de
teeltoppervlate hebben de kwekerij van
een totale ondergang gered. Na de oorlog,
toen de wereld gebrek had aan elementaire
levensbehoeften, was er geen plaats voor
de bloembollen. Er werd echter bij de teelt
niet veel rekening gehouden met dit feit.
Het gevolg hiervan was, dat er soms vijf
entwintig tot' dertig percent over was. Na
de oorlog in Korea werd de situatie in de
wereld weer wat normaler en kon men zich
de luxe van de bloembollenimport veroor
loven. Langzamerhand werden de over
schotten kleiner, met in 1955 het onpret
tige verschijnsel van tekorten. De Stichting
Bloembollen Surplusfonds leek toen een
verouderd begrip. Men heeft haar echter
niet op non-actief gesteld, zoals wel eens
werd voorgesteld, maar gebruikt als appa
raat om de bloembollenteelt gezond te
maken.
Er zat onder de bloembollen namelijk
veel „rommel", die onder de kwekers bleef
circuleren. Ze verkochten slechte partijen
aan andere kwekers en de teelt ging wer
kelijk achteruit. Men is toen op het idee
gekomen om deze minderwaardige partijen
op te kopen tegen een bepaald bedrag, dat
door alle bedrijfsgenoten bij elkaar werd
gebracht. Bij de hyacinten heeft dit systeem
reeds zeer goed gewerkt. De kwekers kon
den de slechte partijen nu even zo gemak
kelijk aan het surplusfonds verkopen als
vroeger aan hun collega's. Bovendien be
grepen ze wel, dat er beter van goede par
tijen kan worden gekweekt dan van slechte.
Daarbij komt nog, dat de buitenlandse
plantenziektenkundigen steeds zwaarder
eisen op de tafel van de Nederlandse Plan-
tenziektenkundige Dienst deponeerden.
Deze gaven hun voorschriften weer door
aan de diverse bloembollenkeuringsdien
sten, die hadden te zorgen, dat alle gewas
sen op de velden prima in orde waren.
Men heeft de kwekers eerst de gelegen
heid gegeven vrijwillig hun minderwaar
dige bollen op te ruimen en langzamerhand
werden en worden de touwtjes strakker
aangehaald. Door nu gezamenlijk de slechte
bollen op te kopen is bijvoorbeeld in de
hyacintenteelt veel terrein gewonnen op
het zo verraderlijke virus. De narcissen en
de tulpen gaan dezelfde kant op. Dit jaar
voor het eerst zijn de tulpen te velde ge
keurd en iedere partij, waarin te veel virus
cf degeneratie voorkwam, werd afgekeurd.
De gerooide bollen werden door middel
van een kleurstof als zodanig herkenbaar
gemaakt. Zulke partijen zijn allemaal in de
klasse „abnormaal" terecht gekomen en
worden vermalen en verkocht als veevoer.
Dat het zover moest komen is een kwes
tie van „wennen" geweest. Virus en dege
neratie werken zeer langzaam, zodat vele
kwekers niet eens bemerkten, dat hun par
tijen achteruit gingen. Men kan wat dit
betreft virus enigszins vergelijken met
tuberculose; daar is men ook niet onmid
dellijk volslagen ziek van.
Deze opkoop van minderwaardige bollen
had ook nog andere gevolgen. Voor die tijd
hadden vele kwekers de gewoonte veel te
kleine bollen op te planten. Het was jam
mer ze weg te gooien, want na twee of drie
jaar waren ze ook groot. Nu doen de kwe
kers dat niet meer, want ze krijgen er geld
voor en gaan dus vanzelf grotere bollen
opplanten, die doordat deze een kortere
tijd groeien minder kans op ziekworden
hebben. De infectieperiode wordt dan ook
veel korter, hetgeen een verbetering van
de cultures tot gevolg heeft.
Van de nood is dus een deugd gemaakt.
De kwekers hebben in de afgelopen jaren
genoeg verdiend en waren dus sneller ge
neigd de minder goede partijen weg te doen.
Ze houden sterkere en beter groeiende over
en hebben profijt van deze maatregel. Vrij
algemeen is men van mening, dat dit de
beste saneringsmaatregel sinds 1933 is.
Daarom ook zullen de kwekers minder
over de kortingspercentages morren; ze
zijn veel grotere tegenvallers gewend dan
vroeger. Men ziet het economische belang
van het verwijderen van minderwaardige
partijen in. De opbrengsten moeten name
lijk steeds groter worden om de stijgende
kosten te kunnen bestrijden. Want de
bloembollen zijr vergeleken met 1938 of
zelfs met 1945 veel te weinig in prijs ge
stegen ten opzichte van de andere artike
len. Globaal genomen zijn de bollen hon
derd percent duurder geworden, hetgeen
van de kosten niet gezegd kan worden.
Daardoor zijn de kortingspercentages kos
ten geworden die voor de baat uitgingen.