VOORNAAM PEDAGOOG LEGDE ZIJN EIGEN KINDEREN TE VONDELING HET WERK VAN OSKAR KOKOSCHKA DE IJSELIJKE GESCHIEDENIS VAN DE SCHONE SLAAPSTER VAN NEWCASTLE GROTE DENKERS IN HUN GEWONE OOEN Anastasia VUIL WATER De Vis gier NIEUWE BOEKEN in zakformaat Zeven dagen in de koelkast redden haar het leven FRIVOOL AANHANGSEL VAN HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS Gasverlichting neemt af OP 28 JUNI 1712 werd in Genève in het gezin van de horlogemaker Rousseau een zoon geboren, die Jean-Jacques werd ge doopt. De dag waarop hij het levenslicht aanschouwde was de sterfdag van zijn moeder en de liefdevolle zorg, wélke een moeder aan haar kind pleegt te besteden, heeft de man, die de invloedrijkste denker van Frankrijk in de achttiende eeuw zou worden, dan ook nooit gekend. Zijn vader was er de man niet naar zich veel aan te trekken van de opvoeding van zijn jongste zoon. Het is zeker mede een gevolg van zijn kommervolle en liefdeloze jeugdjaren en van het gebrek aan een systematische opvoeding, dat Jean-Jacques in zijn latere leven een zo onevenwichtige figuur is ge worden. Toen hij tien jaar was, moest zijn vader Genève ontvluchten wegens een vechtpartij en werd Jean-Jacques aan zijn lot overgelaten. Korte tijd later vinden wij hem in dienst bij een graveur, die hem om het minste of geringste vergrijp zulk een pak slaag pleegt toe te dienen, dat de jongen niet meer zitten of liggen kan. Geen wonder, dat Jean-Jacques tenslotte het huis van deze leermeester ontvlucht en zelfs Genève verlaat. Er breekt een leven aan van zwerven. Nergens houdt hij het lang uit, zelfs niet in Anécy bij Madame De Warens, die eerst de plaats van een moeder, later die van een geliefde bij hein inneemt. Wel keert hij na herhaalde afwe zigheid telkens bij haar terug, maar alleen om na enige maanden opnieuw de benen te nemen. Daartussendoor is hij muzikant en muziekleraar, klerk bij het kadaster en soldaat en vervult hij nog andere functies. In 1740 verlaat hij Madame De Warens voorgoed, ziet voorgoed af van haar gel delijke steun en trekt naar Parijs, waar hij carrière hoopt te kunnen maken. IN DIE HOOP wordt Rousseau niet be drogen. In Parijs weet hij zich in enkele tientallen jaren een vooraanstaande plaats te veroveren in de kringen van hen, die in het achttiende eeuwse culturele leven in Frankrijk de toon aangeven. In Parijs cf niet ver buiten deze stad op het buitengoed van zijn beschermster Madame de Luxem bourg, schrijft hij werken, die hem be roemd hebben gemaakt: opvoedkundige boeken, romans, culturele beschouwingen en politieke verhandelingen. Maar in Pa rijs knoopt hij in 1744 ook een verhouding aan met een dienstmeisje van zeer geringe ontwikkeling, Thérèse Levasseur. Het zal drieëntwintig jaar duren, voordat hij met haar een gewetenshuwelijk aangaat „voor God, de Natuur en twee deugdzame per sonen", zoals hij later schrijft. Op dat ogenblik zijn er echter uit zijn verhouding met Thérèse reeds vijf kinderen geboren Maar de grootste opvoedkundige, die Frankrijk voortbracht, de man, die in dik ke boeken anderen voorschreef, hoe zij hun kroost moesten grootbrengen, be steedde geen moment aan de opvoeding van zijn eigen kinderen. Hij kende ze zelfs niet. Alle vijf werden ze door hem te von deling gelegd! „Ik ben te arm om kinderen te onderhouden", schreef hij, „en de zorgen, aan hun opvoeding verbonden, zouden zo Een Duits gerechtshof is begonnen wet telijke stappen te nemen, die wellicht de eis van een vrouw, die zegt, dat zij Anas tasia, de dochter van de laatste Russische tsaar is, zullen bevestigen of ontzenuwen. Anna Anderson, die in het Zwarte Woud woont, heeft een aanklacht ingediend tegen een weekblad van Karlsruhe, dat schreef, dat zij in werkelijkheid Franziska Schan- kowski is, een Poolse boerin. Mevrouw Anderson heeft, al vanaf het begin der twintiger jaren, toen zij zich voor het eerst in Berlijn vertoonde, voor het vaststellen van haar identiteit gestreden. De redacteur van het weekblad zegt, dat hij in het bezit is van de onder ede afgelegde getuigenis van een voormalige Oostenrijkse krijgs gevangene, die in 1918 in Rusland in Jekaterineburg aanwezig was en verklaart, dat hij getuige is geweest van de executie van de hele familie van de tsaar, onder wie ook Anastasia. De advocaat van me vrouw Anderson heeft meegedeeld, dat hij een getuige naar voren zal brengen, die haar gezien heeft, vermomd als een kozak ken-luitenant, vier dagen na de executies. De recente zitting van het hof wds een poging een regeling tot stand te brengen buiten het hof om, voordat de eigenlijke rechtszaak beginnen zou. Maar de advo caten van beide partijen kwamen niet tot overeenstemming. De zaak zal nu later, op een nog vast te stellen datum, voorko men. zwaar zijn, dat ik mij niet rustig meer aan mijn werk zou kunnen wijden". Maar een andere keer voerde hij als excuus aan, dat het een „een volksgebruik" was kinde ren te vondeling te leggen. Nog een an dere maal beweerde de grote pedagoog „ongeschikt te zijn kinderen een behoor lijke opvoeding te geven!" Een beter be wijs dan deze verschillende verontschul digingen is er niet voor het feit, dat Rous seau zelf moet hebben gevoeld, dat hij zijn kinderen groot onrecht deed door hen reeds bij hun geboorte op dezelfde harte loze wijze aan hun lot over te laten als zijn vader dat hem op tienjarige leeftijd had gedaan. „Qui s'excuse s'accuse", zegt een Frans spreekwoord, „Wie zich veront schuldigt, beschuldigt zich". Dat is op de plichtvergeten pedagoog Rousseau wel zeer toepasselijk. ZIJN LASTIG KARAKTER bracht Rousseau meermalen op zeer gespannen voet met zijn vrienden, zijn begunstigers en de kerkelijke en wereldlijke autoritei ten van zijn tijd. Als hij dan ook nog zijn „Geloofsbelijdenis van een Savoyaards ka pelaan" publiceert, waardoor hij zich het verwijt op de hals haalt een godlooche naar te zijn, heeft de Franse overheid er genoeg van en gelast zijn inhechtenisne ming. Rousseau weet echter te ontsnappen en vestigt zich in Neüchatel in Zwitser land. Ook hier echter brengen zijn ge schriften hem in moeilijkheden. Na een kort bezoek aan Parijs neemt hij dan ook in gezelschap van de grote Engelse filosoof Hume de wijk naar „het eiland der wijs heid": Engeland. In Engeland openbaart zich voor het eerst in het leven van de dan vierenvijftigjarige Rousseau een vorm van krankzinnigheid, die hem van zijn vrien den en kennissen zal vervreemden en die over zijn laatste levensjaren een sombere sluier zal werpen. Hij lijdt namelijk aan vervolgingswaanzin. Hij meent, dat zowel zijn Franse als zijn Engelse vrienden te gen hem samenzweren. Hij schrijft hen boze brieven, waarop zij natuurlijk weer boos antwoorden, en hij dient zelfs een aanklacht in tegen zijn gastheer Hume. Tenslotte acht hij zich in Engeland niet meer zeker van zijn leven, weet gedaan te krijgen, dat hij naar Parijs mag terugke- Volgens de New York Herald Tribune zijn er in de omgeving van Parijs opnieuw klachten ontstaan over ondrinkbaar water. Ditkeer in Versailles. Een Parijs blad pu bliceerde dezer dagen klachten van ver- scheidenen, die zeiden dat het water vol dennenaalden zat, kleine beestjes en bloedzuigers. Huisvrouwen hebben er over geklaagd, dat haar wasmachines door het vuile water verstopt raken. Deskundigen van de gezondheidsdienst hebben gezegd van de situatie op de hoogte te zijn. Zij beweren echter dat het water geen bac teriën bevat en beslist ongevaarlijk is. Sommige bewoners van het gebied klaag den over maagstoornissen, maar daar hech ten zij weinig geloof aan. Het drinkwater van Versailles en omgeving wordt geleverd uit reservoirs, die onder koning Lodewijk XIV werden aangelegd. In zijn tijd werd daarin het water bewaard, dat gebruikt werd voor de grote waterfestijnen in de tuinen van het paleis. Deze reservoirs zijn geheel blootgesteld aan de lucht. Van de rommel, die er in raakt, slipt wel eens iets door de filters. In Louvecienne wordt een nieuw filterstation gebouwd, maar dat zal niet eerder dan in 1957 klaar zijn. Zolang zullen de mensen daar tevreden moeten zijn met water, dat soms zwart ziet van het drab. Jean-Jacques Roussepu ren en begint opnieuw in Frankrijk een leven van zwerven van de ene begunstiger naar de andere. De waanzin houdt hem echter in de greep. Zijn achterdocht kent geen rust meer. Óveral meent hij samen zweringen te ontdekken, die tegen zijn le ven zijn gericht. Als hij in 1770 twee een voudige kamers in Parijs huurt voor zich zelf en Thérèse, zien de buren hem rond lopen inIndianencostuum. IN 1778 KOMT HET einde misschien door zelfmoord, waarschijnlijk echter door een beroerte van de man, die eens van zichzelf zei: „Ik ben er van overtuigd, dat van alle mensen, die ik in mijn leven heb gekend, geen enkele beter was dan ik zelf". Elf jaar later breekt de Franse Revolutie uit en zal Rousseaus politieke leer de bloedrode vlammen van de terreur doen oplaaien in de harten van Robespierre en andere beruchte volksmenners. En nog eens een tiental jaren later zal Napoleon in een gesprek over Rousseau verzuchten: „Het was voor de rust in Frankrijk beter geweest, als deze man nooit had gelgefd". DE VERZENBUNDEL. „De Visgier" van Catharina van der Linden (Van Loghum Slaterus, Arnhem) berust op een diep be minnen van de natuur als zuivere oer kracht. Maar dit beminnen is zo stereotiep verwoord en zo in die verwoording blij ven steken, dat er geen poëzie voelbaar wordt in de monotone maatgang van op somming en variaties. De bergwanden zijn kaal, de mannen stoer, de waterval is diep, de steen grauw, een massief stuk eeuwgi- heid onwrikbaar. „Brom'ge melodij" kan heus niet meer. Evenmin is het aanneme lijk dat met „in bange onrust het smalle jaagpad langsloopt" als „mijn lief ver dronken is". In dit kader van oerkrach ten, naakte ongereptheid, grootse wil, schaamle hut, bodemloos moeras is na- springen van het lief geijkt voorgeschreven. „De Schaduwen" en „De Geboorte" en „Stille tocht" bezitten enige poëzie. Dat maakt het echter allemaal hog ellendiger, want wie op grond daarvan bereid is over de brug te komen valt nu zeker in het wa ter (felwit schuimend). Bij ronduit slech te poëzie had men tenminste aan de kant (zwart baardmos) kunnen blijven. Maar nu is het vlees-noch-vis-gier. Het is meer giervis. A. N. (Van onze correspondent in Wenen) TER GELEGENHEID van de zeventigste verjaardag van de Oostenrijkse schilder Oskar Kokoschka heeft het Nationale Museum van Praag een collectie van ongeveer honderd schilde rijen en tekeningen bijeen gebracht, die nu eindelijk, na een afwezigheid van lange jaren, in Oostenrijk worden tentoon gesteld. Men leert daaruit een hier vrijwel onbekende Kokoschka kennen uit de jaren van zijn eerste emigratie (19341938> in Praag, waar hij zijn vrouw ontmoette, die hij in zijn tien frappante „Olda-variaties" heeft vereeuwigd. De meeste aan dacht trekken echter drie onvergetelijke stadsgezichten van de Tsjechische hoofdstad met dat onheilspellende geel en blauw, waarmee het water van de Moldau en de lucht zijn geschilderd. Deze drie doeken bevestigen de indruk, dat Kokoschka altijd geboeid is geweest door het karakter van bepaalde steden. Wij denken hierbij aan een van zijn jongste werken: Gezicht op Linz, waarvoor de gemeenteraad aldaar hem de opdracht had ge geven. Soortgelijke opdrachten zijn intussen uit Keulen, Berlijn en Wenen gevolgd. Zijn grootste en meest visionaire werk blijft echter „Thermopylae" voor Hamburg, een vlammende triptiek van ruim twee bij zeven meter, bedoeld als symbool van onze tijd, niet alleen door de uitbeelding van de oorlogsellende, maar ook door de gestalte van de „aarzelende" of twijfelaar, die al het onheil ziet aankomen en die toch niet handelend optreedt. Deze emigratie is voor Kokoschka een tijd van grote financiële zorgen geweest. Dit bewijst het grote aantal schilderijen uit de Praagse collectie, die nog altijd in particulier bezit zijn en die de schilder voor weinig geld moest verkopen. Thans echter be hoort hij tot de grote en meest gewaardeerde kunstenaars. Zijn signatuur O. K. is gezocht. De Tsjechische kunsthistoricus Jan Tomes schrijft terecht, dat Kokoschka bezwaarlijk tot de Tsje chische cultuurkring kan worden gerekend, ondanks zijn Slavi sche naam en ondanks het feit dat zijn vader en grootvader jarenlang in Praag hebben geleefd. Men noemt hem een expres sionist met het pathos van een barokschilder, dharmee impliciet en niet zonder grond aanduidend dat hij eerder op de barokke traditie van Oostenrijk steunt. Kokoschka voelt zich inderdaad als Oostenrijker, ook. al heeft hij zijn beslissende jaren (1917 1924) in Dresden doorgebracht, waarvan onder meer het „dubbel portret" in Museum Boymans te Rotterdam getuigenis aflegt. Ofschoon hij tegenwoordig afwisselend in Engeland en Zwitser land woont, komt hij in de laatste jaren herhaaldelijk naar Oostenrijk en vooral naar Salzburg, waar hij in 1953 zijn zomer- academie heeft opgericht. Oostenrijk heeft hem vrij laat „ontdekt". Maar nu hij zeventig jaar is geworden, heeft zijn vaderland de ereschuld op overtuigende wijze afgelost door de publikatie van een wel duur, maar onmisbaar standaardwerk. In dit boekwerk (C. K. - Das Werk des Malers". Verlag Galerie Welz te Salzburg) van meer dan vierhonderd bladzijden met ongeveer zeshonderd illustraties vindt men niet alleen een uitvoerige levensbeschrijving met karakteristiek, maar ook een zo volledig mogelijke cataiogus van zijn werken, telkens met een Een van Kokoschka's Olda-variaties. reproduktie in postzegelformaat, een bibliografie van zeven honderd nummers met een volledige bibliografie. Kokoschka is in Pöchlarm geboren, een van de onaantrekke lijkste plaatsjes van Oostenrijk, dat in zijn vlakke kleurloosheid wel het grootste contrast vormt met het kleurenpathos van deze expressionist. Ondanks alles is en blijft hij dus een Oostenrijker, maar Europa was en is zijn eigenlijke geestelijke vaderland. Overal voelt hij zich thuis, waar geen oorlog of haat heerst en in alle landen van ons continent wordt zijn werk begrepen en bewonderd zelfs achter het ijzeren gordijn. (Uit „A Century of Punch") DAT de series ,,pocket"-boeken zich niet in leven houden dank zij het feit dat de titels, die men zonder meer als pulp kan bestempelen, de hoofdschotel vormen, maar ook dank zij de reeds grote en nog steeds stijgende belangstel ling die uitgaven van hoger niveau ondervinden, blijkt onder meer uit de zeer grote aantallen die van eersterangs toneelstukken moeten wor den opgelegd. Ditmaal zijn er weer twee in een royale oplage van de pers gekomen: Baby Doll van Tennessee Williams en Tea and Sympathy van Robert Anderson. De hoofdpersonen in het eerste stuk zijn een tamelijk onnozel pasgetrouwd vrouwtje, behept met de primitieve levensopvatting de bewoners van het platteland der zuidelijke staten eigen, benevens haar echtgenoot, tweemaal zo oud als zij, een sukkel en onbeduidend mens, die de jammerklachten van zijn vrouw over hun mise rabel leven beu ten einde raad een mannen daad denkt te stellen door een fabriekje in brand te steken. Als derde komt dan de eige naar hiervan ten tonele. Op hoge poten op de thuiszittende brandstichter afgekomen ontmoet hij daar Baby Doll, die de centrale figuur wordt van de zich in snel tempo verder ontwikkelende gebeurtenissen. Evenals dit stukje boekt dat van Anderson in Amerika het is in Nederland door het Rotterdams Toneel vertoond een groot succes, hetgeen begrijpelijk is, ten eerstev vanwege het nu eenmaal een groot publiek aan sprekende thema: een jonge student, verliefd op een beeldschone maar helaas gehuwde vrouw, ziet zijn liefde ondanks het uitzicht op het tegendeel volkomen beantwoord. Vervolgens door de realistische en toch delicate wijze waar op dit thema door de auteur tot climax en ont knoping wordt gebracht. Opmerkelijk is vooral de laatste tijd de graag te waarmee het ,,pocketbook"-publiek experi menteert met auteurs wier faam vooralsnog niet algemeen^ is. De lezer van The Black Prince VIJF MAANDEN GELEDEN werd een jonge Engelse, de 22-jarige mevrouw Ellen Moore uit Lynn's Road bij New castle, het slachtoffer van een verkeersongeluk. Zij stond aan de rand van het trottoir op een autobus te wachten, toen er een zware boomstronk van een passerende vrachtauto viel en haar neervelde. Bewusteloos, nog maar nauwelijks ade mend en met ernstige hoofdwonden, werd zij een ziekenhuis binnengedragen, waar de artsen een hevige bloeding, diep in de hersenen, constateerden. Opereren was uitgesloten, niet ope reren zou even onherroepelijk haar dood tengevolge hebben. Enige kans om het leven van de vrouw en haar ongeboren baby te redden zou er zijn, als het gelukken mocht de fa tale hersenbloeding direct tot stilstand te brengen. Medica menten waren echter met het oog op de baby taboe. Moest men dan maar lijdelijk toezien, hoe het laatste restje leven uit het slachtoffer wegebde De leiders van het artsen team, hersenspecialist Rowbotham en vrouwenarts Snaith, wisten dat zij machtelocs waren. Toch besloten zij tot een laatste redmiddel, een experiment eigenlijk, dat nog nooit eerder in een dergelijk geval geprobeerd was: zij zouden de patiënte „in slaap vriezen". Deze methode, in Amerika ontwikkeld, bestaat normaliter daaruit, dat men een operatiepatiënt, die om een of andere reden geen norntale narcose of plaatselijke verdoving kan verdragen, vóór en tijdens de ingreep van de chirurg „inpakt" in een bed van ijsschilfers, waardoor zijn lichaamstempera tuur zakt, het bloed langzamer gaat circuleren en de zenuwen veel minder gevoelig worden voor pijnprikkels. Voor de chi rurg heeft deze „koude anesthesie" in bepaalde gevallen grote voordelen. Het gevaar van bloedingen tijdens de operatie wordt sterk verminderd en naweeën voor de patiënt, zoals die zich kunnen voordoen bij een rijkelijk gebruik van ether of injectie-narcotica, behoeft men nauwelijks te vrezen. In de Verenigde Staten en andere landen heeft deze techniek in sommige gevallen haar waarde reeds bewezen. In het geval van mevrouw Ellen Moore echter ging het niet om een kortstondige bevriezing voor chirurgische doeleinden, maar om een langdurige koel-en-slaapkuur, die het lichaam de kans zou kunnen geven de aangerichte schade zelf en „op z'n gemak" te herstellen. Door de afkoeling zou het bloed bovendien langzamer gaan stromen, waardoor de her senbloeding wellicht tot staan kon komen. Een derde winst punt was, dat de koorts in dit ondergekoelde bloed geen kans zou krijgen, tot een gevaarlijke hoogte op te lopen. Zo hoopte men althans dat het gaan zou, toen mevrouw Moore op vijf mei van dit jaar, meer dood dan levend, in het hypothermische apparaat (een soort medische ijskast) werd gelegd. Daarin werd haar'temperatuur geleidelijk verlaagd tot dertig graden celsius. In deze toestand van kunstmatige winterslaap bleef zij zeven volle dagen en nachten: het eerste experiment van zo lange duur, dat ooit genomen werd. En het slaagde boven verwachting. De gevreesde complicaties: stol ling van het bloed in de aderen en storingen in de functies van de vitale organen, bleven uit. De ijskuur bracht mevrouw Moore veilig over het gevaarlijkste stadium van haar ver wondingen heen en redde waarschijnlijk haar leven en dat van haar kind, hoewel daar aanvankelijk maar weinig van bleek. Lange maanden na de ijskuur immers bleef de pa tiënte nog in een staat van voortdurende bewusteloosheid tussen leven en dood zweven. Zelfs nu zij eindelijk een paar seconden bij kennis geweest is, staat het nog allerminst vast, dat zij ooit weer een volkomen gezonde en valide vrouw zal worden. Maar zij en haar kindje dat in december verwacht wordt hebben nu althans weer een kans, terwijl de me dische wetenschap een veelbelovende ervaring rijker gewor den is. De mogelijkheid om mensenlevens te redden door bevrie zing is, ais zoveel andere ontdekkingen van de wetenschap aan het toeval te danken. Vijf jaar geleden vond de politie in Chicago op een koude winternacht op straat een negerin, de 23-jarige Dorothy Stevens, die klaarblijkelijk door de kou bevangen en doodgevroren was. De arts die haar onderzocht, stond al op het punt het certificaat van overlijden te tekenen, toen Dorothy tot zijn grote verbazing weer zwakjes begon te ademen. Drie.uur later was zij definitief in het land der le venden teruggekeerd, zonder zelfs bevroren vingers of tenen van haar avontuur te hebben overgehouden. Haar tempera tuur ten tijde van haar schijndood had slechts 29 graden be dragen! Dit geval bracht de medici aan het peinzen en in vele laboratoria begon men proeven te nemen met sterke afkoe ling van levende dieren hetgeen in feite niets anders was dan het creëren van een kunstmatige winterslaap. De resul taten waren dusdanig, dat men al spoedig ook bij mensen (vrijwilligers uiteraard!) ging experimenteren, waaruit zich tenslotte de techniek der „koude" anesthesie ontwikkelde. De historie van mevrouw Moore (in Engeland de „schone slaapster van Newcastle" genoemd) vormt een belangrijke nieuwe stap vooruit in deze techniek, die nu van hulpmiddel der chirurgie tot een therapie-in-zich kan uitgroeien. Dit opent weidse perspectieven, ook voor andere kwalen. Mis schien gaan wij over een jaar of wat van tijd tot tijd voor een rustkuur „de ijskast in". h. C. zal de naam van de schrijfster, Shirley Anne Grau, ongetwijfeld onthouden „tot een volgende keer". In dit bundeltje korte verhalen immers ontmoet men een auteur, die in een sobere en welverzorgde taal en scrupuleus zoekend naar een perfecte bewoording het menselijk doen en laten van alle dag tot compacte stukjes poëzie weet om te werken. Edmund Schiddels Safari to dishonor lijdt daarentegen helaas aan het euvel, dat de schrijver duidelijk wil laten uit komen dat het hèm maar zeer weinig moeite kost een behoorlijk stukje werk te leveren. On danks dit krachtsvertoon is zijn uitwerking van een het moet worden toegegeven zeer dra matische driehoeksverhouding onder leden van een wetenschappelijke expeditie midden in de Afrikaanse oerwouden, meeslepende lectuur. hoewel geen litteratuur in de gebruikelijke zin des woords. Deze vindt men eerder, juist door het volkomen afwezig zijn van de opzet daartoe, in Nectar in a Sieve van Kamala Markandaya, waarin het povere bestaan van de plattelands vrouw in India, strijdend voor haar gezin tegen natuurlijke en maatschappelijke hinderpalen als een aaneenschakeling van kleine vreugden en grote tegenslagen voorbijtrekt. Williams March heeft nog weer eens de wir war van emoties, hartstochten en drijfveren van een heterogene groep moderne mensen onder de loep genomen en geanalyseerd in Desire and Damnation. Hoe het resultaat daarvan er uit ziet kan men aan de hand van zijn reeds eer der verschenen The Bad Seed en Company K reeds vooruit becijferen. Al met al Is het geen wonder dat men na een boek als dit, knap geschreven maar allesbehal ve opwekkend, wel eens iets ter hand wenst te nemen, waarin de mens niet zozeer slachtoffer als wel ongestoord genieter van het leven is. Onwillekeurig zoekt men zoiets in de goede oude tijd. Een alleraardigst, pretentieloos werk je, uitmuntend geschikt voor zoekers naar de romantiek in de realiteit is Eine empfindsame Reise im Automobil van Otto Julius Bierbaum, het verslag van zijn in 1902 met zijn vrouw on dernomen reis van Berlijn naar Sorrento en terug in een open 1-cylinder Adler, die dank zij de maximum-snelheid van vijfendertig kilome ter .per uur het echtpaar gedurende ruim twee maanden vreugde, maar ook de onvermijdelijke ergernissen bereidde. A. M. Wat de eerste zin in het hierbij afge drukte nieuwtje betreft die indruk hadden wij ook reeds. Het licht werd in sommige straten zelfs in een zo snel tempo minder, dat de sfeer van de „Camera Obscura" zowel in letterlijke als in figuur lijke betekenis zeer dicht werd benaderd. Overigens is er alle reden om uitbundig verheugd te zijn over de, inhoud van dit schokkende bericht. Wellicht komt het voor velen als een verrassing, doch de meer progressieven zullen mét het Haarlemse gemeentebestuur van mening zijn dat men op een bepaald moment in de wereldge schiedenis een koene stap vooruit moet durven doen. Hoewel immers de werking en de herkomst van het nieuwe, geheim zinnige verschijnsel „elektriciteit" nog niet volledig bekend zijn en velen nog huiverig staan tegenover de praktische toepassing ervan, moet men toch terdege beseffen dat de voortbrengselen van de moderne tech niek niet tot in het oneindige kunnen wor den genegeerd. Het is waar, elektriciteit lijkt nog op duivelskunst en het is voor ons nog een vreemde, om niet te zeggen hui veringwekkende gedachte dat men een lamp kan doen branden door ergens op een afstand een knop om te draaien, doch het is geen stoute voorspelling wanneer wij de Haarlemmers verzekeren, dat zij over vijftig jaar niet meer bij dit mysterie stil zullen staan en een elektrische lantaarn paal eenvoudig voorbij zullen lopen zonder er naar om te zien. Om de Haarlemse ingezetenen des te sneller en vollediger op de hoogte te bren gen van de technische bizonderheden der zogenaamde „elektrische verlichting" of „elektrificatie" moeten wij bij het hiernaast afgedrukte bericht mededelen, dat bij het ontsteken van de nieuwe soort straatver lichting alle vuur of vuurverwekkende hulpmiddelen overbodig zullen zijn. De elektrische lamp ontbrandt schrikt niet van binnenuit, zonder enige medewer- 1 king van buiten. Wij legg°n hierop zo n Robbers- ïe raadsle- .•holenbouw irVoogd ook voorat de over di r (Comm.' everre me uitreiking t rekenin, W e n s i n g I ijke strek on de drie woorden er I de urgen et de over irde dit toi ter op aan iet de over- e'uteronder ur overleg* bij de r.-k. school voor g.l.o. aan d? Geuse- vesperstraat, de bouw van een r.-k: school voor g.l.o. aan de Jan Gijzenkade en aanzien van het schetsplan voor de bouW linn' rnnr mp jij De gasverlichting op straat te Haarlem wordt ieder jaar minder. Een elektrische straatverlichting komt er voor in de plaats. Van het oorspronkelijke aantal gaslantaarns van 3751 stuks waren er op 31 december 1955 nog 2560 over. Naar schatting zal dit aantal in 1956 verminderen tot circa 2200. Hoewel reeds vele bruggen van elektrische verlich ting zijn voorzien komen er inderdaad nog bruggen voor met gasverlichting. Ook bij deze bruggen zal bij voortdurende elektrifi catie van de straatverlichting de gasverlich ting verdwijnen. i rsTrrDTrwriiz parkweg. De oprich huishoud- en industr inklijke goedkeui [dkeuring zou nog men worden gezi« et de verbetering jen en hun inric loorgegaan. kde directeur - jht te rappoi lijkfieid van de stil voor individueel lagei in het zuid-oostelijk Als streefdatum vooi rursussen is aangehou waarbij voorlopig ze naar tijdelijke huisv{ Naar aanleiding vs 'oldoende beheersing taal is een commissi voorzitterschap van speciaal de nadruk, opdat eventuele late voorbijgangers niet zullen worden bevan gen door een zenuwslopende shock, wan neer vlak voor hen op een bepaald moment plotseling een straatlantaarn met verblin dend hel licht gaat branden, zonder dat ogenschijnlijk iemand de hand in het ver schijnsel heeft. Ogenschijnlijk, zeggen wij nadrukkelijk. Dat de elektrische lamp „vanzelf" ont brandt, is namelijk een grove dwaling. Wel degelijk heeft iemand de hand in dit ver schijnsel doch die iemand.ziet men niet. Om dit verrassende en bijna ongelofelijke feit te verduidelijken, moet worden verteld dat de elktrische lamp eigenlijk niet brandt, doch gloeit. De gloeiing wordt ver oorzaakt door de zogenaamde elektrische „stroom", waarvan niemand nog precies weet wat het is, doch die desalniettemin wel degelijk aanwezig blijkt. Het gloeien van de fijne draadjes in de lamp werpt een helder licht uit. De naam „gloeilamp", die men tegenwoordig steeds meer hoort gebruiken, mag door deze uiteenzetting genoegzaam verklaard heten. Ofschoon het gemeentebestuur van Haar lem zich niet verheelt dat de in bijgaand bericht opgesomde ontwikkeling een enorme technische revolutie betekent, heeft het gemeend de grote gok te moeten wagen en niet aan de kant te kunnen blijven staan, nu de pionier haar op dit weliswaar duistere, doch alle goeds belovende pad zijn voorgegaan. Degenen, die de opinie huldigden dat gaslicht het laatste woord was op het gebied der straatverlichting, zijn beschaamd geworden. De techniek, die voor niets staat, is ook niet voor het vol maakt lijkende gaslicht blijven staan. Zij is verder geschreden, de duisternis der wetenschap in, en heeft haar eigen pad thans verlicht met een uitvinding, die definitief en nu overtuigend het toppunt aller mogelijkheden belooft Ie zijn. Wat er ook uit de bus mag komen bij de verdere toepassing der elektriciteit, het lijkt wel haast uitgesloten dat deze nieuwe kracht en lichtbron als ondeugdelijk in onbruik zal raken. Daarom leek het gemeentebe stuur thans het moment aangebroken, waarop met durf en verachting van men selijke twijfelzucht vertrouwen in het nieuwe verschijnsel mag worden gesteld. Van vele kanten hoort men de sceptische opinie verkondigen, dat ofschoon men gevoelig is voor de grotere mogelijkheden der zogenaamde elektrificatie het ge vaar bestaat van een volkomen mislukking der nieuwe straatverlichting, doordat de geheimzinnige „stroom" die het licht ver schaft, op een bepaald moment zal weg vallen en niet meer te voorschijn komen. Zoals zovele geheimzinnige natuurver schijnselen in de loop der geschiedenis zijn dpgetreden tengevolge van bepaalde, ons onbekende factoren, om even plotseling weer te verdwijnen. Op goede gronden kunnen wij mede delen, dat zulks geenszins tot de mogelijk heden mag worden gerekend. De technici, die met de zogenaamde „elektriciteit" ver trouwd zijn geraakt voor zover dat tot dit moment mogelijk was verzekeren dat zij over middelen beschikken om de stroom blijvend op te wekken. Met diepe eerbied mogen wij een saluut brengen aan deze maiinen, die als doods- verachtende vorsers doordringen in het niemandsland der natuur en deze zelfde natuur naar hun hand weten te zetten. En eveneens is een eresaluut aan het Haarlemse gemeentebestuur op zijn plaats. Haarlem, dat eertijds voorging bij het ac cepteren van de stoomtrein op een moment dat men ook nog niet wist waar men daarmee terecht zou komen heeft thans het kloeke besluit genomen radicaal te breken met een bestaande techniek en over te schakelen op een nieuwe. Diep bewogen wensen wij Haarlem geluk en voorspoed op zijn moedige tocht in de jungle der techniek, hopend dat wij het in het volle licht van de zogenaamde „elektriciteit" weer te voorschijn zulle zien treden. En het gas.... sic transit gloria mundi. R. Agtera i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 15