yi£ó,c(ieid uxui de, middeteeum-eti
Gezapigheid, maar ook veel goeds
DAGBOEK VAN ANNE FRANK I
DE GEEST DES TIJDS VAN
HONDERD JAAR GELEDEN
Blijvende flitsen
Door de poort
Straatleven
Zeden en gewoonten in
1 de vorige eeuw
Zie verder pagina 5
Vervolg van pagina 4
Voor foto-amateurs
De geschiedenisboeken mogen
ons leren, dat de middeleeuwen
in 1492 eindigden, dit neemt niet
weg, dat er ruim drie eeuwen
later in de Hollandse steden
nog veel aanwezig was, dat ons
aan het oude tijdvak herinnerde.
1 Wel verschilde de tijdgeest van
het midden der negentiende
1 eeuw sterk van die der middel-
eeuwen met in laatstgenoemde
1 periode de vervlechting van ge-
E loof en dagelijks leven, met haar
vroomheid en teerheid aan de
ene kant en wreedheid en rauw-
heid aan de andere zijde. Dit
1 felle leven verdween vrijwel in
de loop der jaren, maar toch
1 was er in 1856 nog een restant
1 aanwezig, bijvoorbeeld toen de
i onthulling van Costers bronzen
standbeeld in Haarlem gepaard
ging met een uitbundigheid, die
in kracht en algemeenheid al-
thans boven de Moerdijk niet
meer in de massa leeft. Over het
E algemeen trouwens komt het
middeleeuwse beeld inhetHaar-
1 lem van honderd jaar geleden
niet zelden sterk naar voren.
Meer dan eens zal die vergelij-
1 king zich in het volgende relaas
opdringen.
ALS WE in die tijd de stad zouden willen
bezoeken, dan zou dit afgezien van het
Spaarne alleen via de poorten en hek
ken mogelijk zijn, tegen betaling. Bij don
ker waren die afsluitingen dicht, maar dan
gingen de „poortiers" zo nodig tot opening
over. Poortgeld behoefde dan niet te wor
den betaald.
Raadsleden hadden vrijdom van tol- en
poortgelden en daarvan maakten enkele
van deze autoriteiten gebruik of liever
misbruik, door ook anderen, zoals familie
leden en kennissen, in hun gezelschap van
hun privilegie te laten profiteren. Maar
juist in de tijd, waarover wij nu 9chrijven.
kwam tegen de vrijstelling van raadsleden
in hun college zelf verzet, dat overigens
rijkelijk laat kwam, want totale afschaffing
van de poortgelden was nabij. De bevol
king had trouwens al jaren lang tegen die
van oorsprong middeleeuwse instelling ge
protesteerd, vooral omdat 's zondags, de
dag namelijk, waarop een groot deel van
de bevolking vertier buiten wallen en poor
ten zocht, dubbel betaald moest worden.
Ook de treinreizigers ontkwamen niet aan
de heffing, want het station stond buiten
de stad.
Toen de poortgelden eindelijk vervielen,
werden de poortiers belast met de controle
op de accijnzen, want voor een groot aanal
goederen diende plaatselijke belasting te
worden betaald. De zes poorten moesten
het nu ook ontgelden: zij werden alle ge
sloopt, behalve de (nu ruim vijf eeuw
oude) Spaarnwouder of Amsterdamse poort.
De negentiende eeuw heeft nu eenmaal
helaas terecht de treurige reputatie, dat
zonder respect en dikwijls zonder noodzaak
veel moois uit vervlogen eeuwen werd op
geruimd. De wallen (vestingmuren) waren
reeds grotendeels verdwenen aldus rede
neerde men in de gemeenteraad en wat
had 't dan nog voor zin de poorten („wan
staltige steenklompen") te behouden?
Slechts de minderheid achtte sloping een
schenddaad. Men vervolgde ook de dem
ping van grachten, die met de belending
zo'n schilderachtig geheel vormden.
Buiten de poorten vertoefde de deftige
burgerij dikwijls in omheinde tuintjes.
Daar was ook de theetuin van dr. Deluw,
aan wie Buikje blijkens de Camera
Obscura een bezoek bracht. En omdat
roeien in die tijd een geliefde bezigheid
was, kan uit hetzelfde boek (van 1839)
worden vermeld het onvrijwillige bad van
Stastok jr. in het Spaarne, vlak tegenover
de theetuintjes.
ALS DE poortpenning dus was geofferd,
kon de stad worden betreden. De tegen
woordige mens zou dan zijn neus al spoe
dig dichtknijpen. Mesthopen en vuilnis
belten vond men, zodra de poort was ge
passeerd. Ondanks het gebruik van ge
meentelijke „aschkarren" (klein en niet
overdekt) lag in verscheidene straten een
grote hoeveelheid puin en vuil. Langs vele
van die wegen bevond zich een brede on
overdekte goot, geschetst blijkens een
krant uit die dagen als „afzigtelijke mod
derpoel, verpestende stank uitwasemende,
walgelijk van onreinigheden". Het kon dus
ook de toenmalige Haarlemmers wel eens
te bar worden In de grachten werd van
alles gedeponeerd, wat men kwijt wilde
wezen. Kippen zag men veel op straat. En
de stad was nog niet zo volgebouwd, of er
waren nog weiden, waarin paarden graas
den. Zelfs stonden er binnen de poorten
nog vrij veel boerderijen. Verwilderde
honden waren niet zeldzaam, wat een boze
inzender in zijn lijfblad overdreven deed
opmerken, dat honden even onaangenaam
zijn om 's avonds te ontmoeten als slangen
of wolven. Ook het onderhoud van de
overigens lang niet algemene bestrating
met „kinderhoofdjes" liet heel wat te
wensen. Zo verzocht een Haarlemmer aan
de gemeente een bepaalde straat „te wie
den of liever te maaien".
Van verplichte winkelsluiting was geen
sprake. De uit oude tijden zo bekende
uithangtekens waren nog voor een deel
aanwezig, dikwijls met zonderlinge teksten.
Zo „adverteerde" een bedrijf onder een af
beelding van David en Goliath de
leuze: Hier verkoopt men schoenen, van
voren rond, van achteren plat. Passen ze
David niet, dan passen ze Goliath.
Zoals in alle oude steden waren (en zijn)
nisatie was het trou
wens meestal vechten
tegen de „bier"kaai
(gezwegen van sterker
drank: de talrijke
Haarlemsche brouwe
rijen leverden der
tien soorten bier). Om
een sprekend voor
beeld te geven: de ge
meenteraad van die
dagen stelde een con
troleur aan, die moest
toezien, dat ambtena
ren gedurende dienst
tijd geen sterke drank
gebruikten. En bui
tenshuis: een dagelijks
schouwspel leverde
het transport per handkar van dronken
mannen (en vrouwen!) naar het politie
bureau op. Vooral de jeugd toonde daar
voor belangstelling. En ook voor het slach
ten, want dit geschiedde met open deuren
en soms zelfs op straat.
Neen, geestelijk gezond was het klimaat
niet, getuige ook het feit, dat een krank
zinnige vrouw dagen lang door de voor
naamste straat kon zwerven, vóór zij naar
llllliillllllMlllllllllllllllillllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHllllillllllllllllllllll^
Kermis op de Dreef (boven) en Oude Gracht tijdens de demping, afbeeldingen
naar prenten, die zich bevinden in het archief van de gemeente Haarlem.
(Uit „A Century of Punch")
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllilllllllllllllll
gen grote klepper, die tevens dezelfde
diensten deed als tegenwoordig het politie-
fluitje. Het was de wachten verboden op
immers zo hoorbare klompen te lopen,
sinds één hunner dit kennelijk deed om
zijn nabijheid aan boosdoeners te verraden.
Liever bloo'Jan, dan doo'Jan!
SPOORLIJNEN waren er in die dagen
nog weinig. Die van Amsterdam naar
Haarlem (de eerste in Nederland) was er
al in 1839. In de tijd, waarover dit artikel
handelt, was de lijn doorgetrokken naar
Rotterdam. Per dag ging „het spoor" zes
keer heen en terug. Toch hadden de „volks
schuiten" (trekschuiten) het nog vrij druk,
want door deze werd het traject van
Spaarne naar IJ 's zomers per dag acht
keer en 's winters vier keer afgelegd, hetzij
in de roef, hetzij in het minder geriefelijk
en dus goedkoper ruim. Niet weinigen
maakten van de trekschuit gebruik uit
vrees voor „het gevaarlijke spoor". En toen
inderdaad met deze laatste enkele (kleine)
ongelukken gebeurden, kregen diligence
en trekschuit het tijdelijk bijzonder druk.
Een oude Nederlandse stad was zonder
schutterij niet bestaanbaar. De Spaarnestad
bezat een dergelijke instelling dus ook,
maar sinds de tachtigjarige oorlog, waarin
de Haarlemse schutters hoog door de Span
jaarden werden aangeslagen, was het aan
zien zodanig verzwakt, dat zich een eeuw
geleden voorvallen opdeden als in het be
kende liedje van Koos Speenhoff vermeld.
De burgersoldaten deden met de brand
weerlieden ook dienst in geval van
brand. De klok van de Grote Kerk riep hen
op en boven op de toren prijkte een aan
wijzing in welke richting de brand te zoe
ken was. In de kazerne waren de „heusehe
soldaten" gelegerd, deel uitmakend van de
nationale militie. De jongelingen werden
daartoe en nog tientallen jaren daarna
aangewezen door loting. Op de lotings
dag stond de stad op haar kop, want dan
was men niet zuinig met alcohol. In die tijd
(en nog lang daarna) bleek het nog mo
gelijk, zich aan militaire dienst te onttrek
ken door aanwijzing van een vrijgestelde.
De „remplagant" ontving daarvoor een
ruime vergoeding en daarom waren er al
tijd liefhebbers te vinden, te meer, omdat
het aantal welgestelden (de kring, waarin
remplaganten werden gevraagd) bijzonder
klein was tegenover de zeer velen, die wer
kelijk arm konden worden genoemd.
er in Haarlem nauwe straten bij menigte.
De passage daar zag men vaak belemmerd
door de toen vooral zo gebruikelijke uit
stallingen vóór de winkels zodat de voet
gangers dikwijls werden gedwongen zich
midden op straat te begeven, met gevolg,
dat door het „gerij" vrij veel ongelukken
gebeurden.
NIET ZELDEN waren de bestuurders
van „vliegende wagens en postkarren"
dronken. De zweep kwam er dan heftig aan
te pas. Van dierenbescherming had men
toen vrijwel geen notie. Vaak werd door
het woeste rijden een paard gewond en dan
trachtte men het vlug buiten de poorten te
krijgen, want binnen de stad zou boete op
gelegd worden. Van drankbestrijding was
er wel sprake, want reeds enkele tientallen
jaren ontwikkelde een vereniging wei
nig doeltreffende actie. Voor dde orga-
(het nu herdoopte) Meerenberg werd ge
bracht. Wat verschillen met de tegenwoor
dige rechtspleging betreft: voor diefstal
van twee beschuiten werd een jaar gevan
genisstraf opgelegd (verminderd tot acht
weken na ingeroepen tussenkomst van de
koning). Een moordenaar kreeg de dood
straf.
De straten werden verlicht met olie
lampen, in de volksmond „gloeijende spij
kers" genoemd. Omstreeks volle maan
werden zij niet ontstoken. De „gazlantaar-
nen" flikkerden vleermuisbranders
kwamen nu ook in zwang, zodat het ras
van de lantarenopstekers ging uitsterven,
eerder dan de omroepers, nachtwachten,
porders en andere beoefenaren van oude
beroepen, zoals ook die van de houders van
water-en-vuurneringen. De nachtwacht
werd ook wel klapwacht genoemd, omdat
de dienaren een klap droegen, dat wil zeg-
LAATSTGENOEMDE categorie en
daarbuiten zelfs nog een grote groep
werd politiek onmondig beschouwd. Om
kiezer voor de gemeenteraad te zijn, moest
men in de belasting voor ten minste vijf
entwintig gulden per jaar aangeslagen
worden. Bijzonder weinig, zal de mens uit
het midden van de twintigste eeuw zeggen.
Maar.van de toenmalige achtentwintig
duizend Haarlemmers mochten er slechts
ruim elfhonderd (alleen mannen) stemmen,
slechts ongeveer vier percent!
Het raadslidmaatschap, toen nog voor
behouden aan de stevig gesloten en dus
uiterst eenzijdige kleine kring van de ge
goede burgerij, eiste ook toen veel werk.
Veel minder dan tegenwoordig werden
allerlei aangelegenheden aan de bevoegd
heid van B. en W. of aan ambtenaren over
gedragen. Omslachtig en langzaam, maar
toch soms uiterst fel, bekeek men de zaken.
Alle raadsvergaderingen werden zeker niet
in rustige sfeer gehouden, getuige de vol
gende woorden, die eens de burgemeester
uitsprak: „Het is eene betreurenswaardige
zaak, dat elke raadsvergadering de harts-
togten en driften der leden zoodanig in be
weging brengt. Ongelukkigerwijze schijnt
het publiek veel behagen daarin te schep
pen en vereert zulke debatten met zijne
tegenwoordigheid".
Gezapig wordt de negentiende eeuw
vaak genoemd. Soms terecht. Maar dit was
toch het uiterste en de bedachtzame raad
met zovele krachtige burgemeesters en al
gemeen ontwikkelde leden uit die tijd was
toch in staat, uitermate belangrijke beslui
ten te nemen, besluiten, die nog in onze tijd
doorwerken.
DE ZEDEN lieten nog wel eens te wen
sen over. In verschillende jaren was vrij
wel van elke negen geboorten er een buiten
huwelijk. Onder de vermelding in de bla
den van de Burgerlijke Stand werd dan
publiekelijk alleen de moeder vermeld,
evenwel niet zelden met de toevoeging:
erkend door (en dan volgde de naam van
de vader). De kindersterfte was bijzonder
groot: zij viel zelfs tot zekere hoogte met
die van het tegenwoordige Nieuw Guinea
te vergelijken: beneden een jaar stierf
ruim een derde, beneden vijf jaar bijna de
helft.
Aan de deur van de huizen waarin een
geboorte plaats vond, werd 'n fraai bekleed
plankje opgehangen. Als de nieuweling een
meisje was, voorzag men dit „kraamklop
pertje" van 'n stukje wit papier. Om te veel
aanloop te voorkomen, werd op de deur
dikwijls bericht, dat moeder en kind wel
varende waren. Het stevig ingebakerde kind
(tegen het „harnas" nam de bekende Gel
derse dominee Heldring, toendertijd stel
ling, maar met uiterst gering succes) lag
in een ijzeren wieg. En vuurmand zorgde
voor verwarming van de kinderkleertjes.
Reeds uit vluchtige beschouwing van
jaaroverzichten blijkt, dat de mensen over
het algemeen veel minder oud werden dan
tegenwoordig. Ook door de kleding leken
zij vrij wat bedaagder. Ziektebestrijding
stond nog niet op hoog peil. Zelfs de cholera
woedde niet zelden, stedelijk per jaar soms
met honderden slachtoffers. Veel minder
zeldzaam waren de pokken. Toen deze
ziekte zich eens te sterk openbaarde, werd
de kermis afgelast, tengevolge waarvan een
oproer uitbrak, dat slechts door militaire
macht kon worden bedwongen.
's ZOMERS dacht men al ernstig aan de
levensmiddelenvoorziening gedurende de
winter. Een massa vlees werd ingelegd en
veel werd ingeslagen en bewaard, zoals
aardappels en turf. Tot dusver bepaalde
de overheid de prijs van het brood, maar
nu werd deze „broodzetting" opgeheven.
Een wittebroodje van veertien lood (hon
derdveertig gram) kostte vijf cent, karbo
nade dertig cent per pond, gerookte elft
tien cent per ons. „Gaz-coke" deed vijfen
zeventig cent per mud, betere kolen waren
ongeveer drie keer zo duur. Turf uit de
juist drooggemaakte Haarlemmermeer kon
men kopen voor vier gulden de duizend.
De goedkoopste sigaren waren weinig hoger
in prijs: vijf gulden per duizend. De boek
handelaar verkocht potloden reeds voor een
halve cent en verfdozen voor vier cent.
DE TOEN reeds tweehonderdjarige ker
mis was voor alle inwoners een feestelijke
gebeurtenis bij uitstek. Allerlei rariteiten
van de soort, die ook bij Barnum en Baily
opgeld deed, werden vertoond. Poffertjes
kramen stonden er legio: hun omzet bedroeg
per dag zeker duizend gulden, een geweldig
bedrag voor die tijd. Veel belangstelling op
de over de gehele stad verspreide kermis
terreinen was er ook voor de talrijke
schouwburgen, waar de ijselijkste Franse
draken werden gespeeld. De jeugdige
Louis Bouwmeester moest daar het vak
leren (als veertienjarige jongeling stelde
hij nota bene eens een oude advocaat voor!)
Ruwe zeden lieten zich vaak gelden. Na
elke kermis werden verscheidene dienst
boden ontslagen wegens liederlijk of on
zedelijk gedrag.
Men mag uit de bijval voor de melodra
ma's niet het besluit trekken, dat er van
waarlijke kunst (buiten de kermis dan)
geen sprake was. De toen nog onontwikkel
de menigte hield zich daarvan uiteraard
vrijwel afzijdig, maar de gegoede standen
trokken dikwijls naar de oude houten en
later naar de juist gereed gekomen stenen
nieuwe schouwburg. Ook beroemde buiten
landers traden op, de beroemde Franse
toneelspeelster Rachel bijvoorbeeld. Veel
vuldig stonden Italiaanse en Duitse opera's
op 't programma. Men luisterde naar sym
fonische muziek onder leiding van Richard
Hol, men bezocht spreekbeurten van Bus
ken Huet, Van Zeggelen, Da Costa, en vrij
veel werd in werken van Beets, Potgieter,
Hasebroek, Kneppelhout, Geel en Simon
Gorter de vader van de dichter van
„Mei" gelezen. De nieuwe boeken van
Dickens, Thackeray en Hawthorne vonden
aftrek en „De Negerhut van Oom Tom"
verscheen in Nederlandse vertaling.
„Dames alleen" bezochten geen voorstel
lingen en dergelijke. Wel werden vaak ge
reduceerde prijzen berekend voor „dame
en heer".
Op de openbare scholen met zesentwin
tighonderd leerlingen waren er tweeduizend
kosteloos toegelaten op de „stadsarmen
scholen". Twaalfjarige jongens konden
reeds geplaatst worden als „assistent". Zij
waren dan reeds gehee.l op de scholen
werkzaam en zij werden opgeleid tot
onderwijzer.
Leerplicht bestond nog niet. Er werd dan
ook druk gespijbeld. Kattekwaad (en
erger) was dan ook op straat aan de orde
„Blijvende flitsen" is een alleraardigst
boekje van zestien pagina's waarin Martie
Verdenius zich ontpopt als een vurige pro
pagandiste voor de fotografie-in-de-huis-
kamer. Zij richt zich, gezellig keuvelend,
in hoofdzaak tot de huisvrouwen, die zij
opwekt om hun kroost ook in de lange
donkere wintermaanden bij hun spel, hun
verjaardagspartijtjes en al hun andere
binnenskamerse vreugden en verdrietelijk
heden te vereeuwigen, wat met de nieuwe,
goedkope flitslampjes inderdaad geen enkel
probleem meer oplevert. Het boekje, een
uitgave van de stichting ter bevordering
van de amateur-fotografie is a raison van
een zeer luttel bedrag in de fotohandel te
krijgen. Het bevat een serie zeer geslaagde
binnenopnamen van kinderen en huisdieren,
die echter vrijwel alle met meer dan een
lichtbron gemaakt zijn. Als voorbeeld va.i
wat de normale amateur met slechts één
flitslampje op de camera kan bereiken,
zijn zij dan ook stellig niet geschikt. Maa*-
dat is dan ook het enige bezwaar dat men
tegen dit werkje kan aanvoeren. Er staat
tegenover, dat men er een bon in aantreft
voor het gratis gebruik, gedurende drie
dagen, van een fototoestel met flitsappa-
raat. H. C.
van de dag. De vorderingen bleven daar
door in doorsnee beneden peil. Er waren
veel analfabeten, zodat de volgende adver
tentie geen verwondering zal wekken: „Wie
boven de achttien jaren oud zijn en gaarne
kosteloos lezen en schrijven willen leren,
vervoegen zich daartoe bij den Onderwij
zer J. Spaan".
Een „gymnastiekschool" was pas ge
opend. Als onderwijzer trad daar op S.
Vestdijk, grootvader van de schrijver.
SOCIAAL bezien bezit de negentiende
eeuw helaas terecht een uiterst slechte
reputatie. Jongens van twaalf jaar werk
ten in fabrieken (tegen één gulden per
week). Arbeidstijden van twaalf uren
waren geen zeldzaamheid, 's Zomers werd
ruim een vijfde van de bevolking bedeeld,
's winters zelfs ruim de helft. In de „Stads
bank van Leening" waren er elk jaar vijf
tienduizend tot twintigduizend panden aan
wezig.
Toch stond in menig opzicht Haarlem
gunstig bekend. Vele armen verhuisden
daarheen, omdat geneeskundige hulp voor
stadsrekening kwam. Een Geldersman liet
zich in Haarlem inschrijven, omdat zijn
vrouw moest bevallen en dit in Haarlem
kosteloos kon geschieden. Bovendien ont
ving men brood en turf.
Als tegenstelling tot de vrij algemene
armoede stonden de welgestelde burgers.
Velen van hen woonden in fraaie patri
ciërshuizen. Familiediners werden opge
diend met een uitgebreidheid zoals nu in
Nederland zelden of nooit. Belangrijke
boodschappen werden dikwijls gedaan door
de deftige hooggehoede heer des huizes of
zijn echtgenote, gevolgd door knecht of
dienstmeisje voor het dragen van de last.
ONZE SCHETS geeft allerminst een vol
ledig beeld van het toenmalige leven in een
oude Hollandse stad. Uiteraard belichtten
wij juist de tegenstellingen met tegenwoor
dige toestanden en in menig opzicht mag
dan ook niet worden gesproken van de
„goede, oude tijd". Maar wel dient de me-
Deze opname werd door John Robbers te
Aerdenhout ingezonden voor onze vakan
tiewedstrijd voor amateur-fotografen. Dit
Oostenrijkse landschap mag gezien worden
ning weerlegd, dat de negentiende n. iu,
toch grondslag van de twintigste, van wei
nig betekenis was. Integendeel! Het am
bacht stond toen op hoog peil. Wetenschap
bereikte ongekende waarden en de kunst
uit die dagen kan een vergelijking met die
van deze tijd zeker doorstaan. En dan, wij
mogen ons afvragen, hoe de mens van om
streeks 1850 in alle objectiviteit, dus met
waardering voor de sociale, hygiënische en
technische vooruitgang, zou oordelen over
de tijdgeest van tegenwoordig.
B. J. WIELAND LOS
IjlllllllllllllillllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllinillllllllllllllllllllllllllinillllllllllllllllllllllllllllllliilliliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüHiiiiiiiiiiiuiiiiiiiii'ii'i
WllllllllllllilHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllNllllllllltlllllllHlllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIH
OP 27 november geeft de toneelgroep Theater in het Nieuwe de la Mar-
theater te Amsterdam de eerste voorstelling in ons land van „Het dagboek E
H van Anne Frank" door Frances Goodrich en Albert Hackett onder leiding van
Karl Guttmann, die dit stuk ook in Frankfurt en Wenen zal regisseren. De titel-
rol zal door de jonge Tineke Crefcoeur, leerlinge van de Maastrichtse toneel- 1
academie worden vertolkt. In de voornaamste andere rollen treden lenny van
Maerlant, Enny Mols-de Leeuwe, Anne-Marie Heyligers, Mia Goossen, Robert
H de Vries, Hans Tiemeyer en Bernhard Droog op. Hierboven plaatsen wij twee
H foto's van momenten uit de Amerikaanse première, die na enige proefvoorstel-
lingen in Philadelphia op 1 oktober 1955 in New York onder regie van Garson
Kanin plaats had. Men zal zich herinneren dat deze ter oriëntatie een bezoek
aan //Het Achterhuis" Prinsengracht 263 te Amsterdam heeft gebracht en
g theater te Amsterdam de eerste voorstellingen in ons land van „Het dagboek
galiteit en door de directie van het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie,
g Men ziet twee scènes: de vreugde van de onderduikers, die zojuist het nieuws
van de invasie in Frankrijk hebben vernomen en Susan Strasberg als Anne
Frank, schrijvend in haar dagboek. „Het Achterhuis" waarvan de elfde druk
H in voorbereiding is werd intussen in Frankrijk, Duitsland, Engeland, Amerika,
Denemarken, Noorwegen, Zweden, lapan, Israel, Italië, Brazilië, Finland en'
Spanje vertaald. Uitgaven in het Esperanto, in loegoslavië, Tsjechoslowakije, S
Griekenland en India zijn in voorbereiding. Naar aanleiding van de opvoerin- 1
jE gen in Berlijn, waarover men onlangs het verslag door een speciale medewer-
ker in dit blad heeft kunnen lezen, zei Otto Frank, de vader van de schrijfster
der dagboeknotities: „Ik hoop vurig, dat het stuk als een symbool van onze ge- M
neratie juist in Duitsland overbruggend zal werken in de geest van tolerantie en
vrije, menselijke waardigheid". De met de Pulitzerprijs bekroonde dramatisering §j
werd vervaardigd na een aanbeveling door mevrouw Roosevelt, die een voor-
woord schreef in de Amerikaanse uitgave van „Het Achterhuis".
'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIW