yi£ó,c(ieid uxui de, middeteeum-eti Gezapigheid, maar ook veel goeds DAGBOEK VAN ANNE FRANK I DE GEEST DES TIJDS VAN HONDERD JAAR GELEDEN Blijvende flitsen Door de poort Straatleven Zeden en gewoonten in 1 de vorige eeuw Zie verder pagina 5 Vervolg van pagina 4 Voor foto-amateurs De geschiedenisboeken mogen ons leren, dat de middeleeuwen in 1492 eindigden, dit neemt niet weg, dat er ruim drie eeuwen later in de Hollandse steden nog veel aanwezig was, dat ons aan het oude tijdvak herinnerde. 1 Wel verschilde de tijdgeest van het midden der negentiende 1 eeuw sterk van die der middel- eeuwen met in laatstgenoemde 1 periode de vervlechting van ge- E loof en dagelijks leven, met haar vroomheid en teerheid aan de ene kant en wreedheid en rauw- heid aan de andere zijde. Dit 1 felle leven verdween vrijwel in de loop der jaren, maar toch 1 was er in 1856 nog een restant 1 aanwezig, bijvoorbeeld toen de i onthulling van Costers bronzen standbeeld in Haarlem gepaard ging met een uitbundigheid, die in kracht en algemeenheid al- thans boven de Moerdijk niet meer in de massa leeft. Over het E algemeen trouwens komt het middeleeuwse beeld inhetHaar- 1 lem van honderd jaar geleden niet zelden sterk naar voren. Meer dan eens zal die vergelij- 1 king zich in het volgende relaas opdringen. ALS WE in die tijd de stad zouden willen bezoeken, dan zou dit afgezien van het Spaarne alleen via de poorten en hek ken mogelijk zijn, tegen betaling. Bij don ker waren die afsluitingen dicht, maar dan gingen de „poortiers" zo nodig tot opening over. Poortgeld behoefde dan niet te wor den betaald. Raadsleden hadden vrijdom van tol- en poortgelden en daarvan maakten enkele van deze autoriteiten gebruik of liever misbruik, door ook anderen, zoals familie leden en kennissen, in hun gezelschap van hun privilegie te laten profiteren. Maar juist in de tijd, waarover wij nu 9chrijven. kwam tegen de vrijstelling van raadsleden in hun college zelf verzet, dat overigens rijkelijk laat kwam, want totale afschaffing van de poortgelden was nabij. De bevol king had trouwens al jaren lang tegen die van oorsprong middeleeuwse instelling ge protesteerd, vooral omdat 's zondags, de dag namelijk, waarop een groot deel van de bevolking vertier buiten wallen en poor ten zocht, dubbel betaald moest worden. Ook de treinreizigers ontkwamen niet aan de heffing, want het station stond buiten de stad. Toen de poortgelden eindelijk vervielen, werden de poortiers belast met de controle op de accijnzen, want voor een groot aanal goederen diende plaatselijke belasting te worden betaald. De zes poorten moesten het nu ook ontgelden: zij werden alle ge sloopt, behalve de (nu ruim vijf eeuw oude) Spaarnwouder of Amsterdamse poort. De negentiende eeuw heeft nu eenmaal helaas terecht de treurige reputatie, dat zonder respect en dikwijls zonder noodzaak veel moois uit vervlogen eeuwen werd op geruimd. De wallen (vestingmuren) waren reeds grotendeels verdwenen aldus rede neerde men in de gemeenteraad en wat had 't dan nog voor zin de poorten („wan staltige steenklompen") te behouden? Slechts de minderheid achtte sloping een schenddaad. Men vervolgde ook de dem ping van grachten, die met de belending zo'n schilderachtig geheel vormden. Buiten de poorten vertoefde de deftige burgerij dikwijls in omheinde tuintjes. Daar was ook de theetuin van dr. Deluw, aan wie Buikje blijkens de Camera Obscura een bezoek bracht. En omdat roeien in die tijd een geliefde bezigheid was, kan uit hetzelfde boek (van 1839) worden vermeld het onvrijwillige bad van Stastok jr. in het Spaarne, vlak tegenover de theetuintjes. ALS DE poortpenning dus was geofferd, kon de stad worden betreden. De tegen woordige mens zou dan zijn neus al spoe dig dichtknijpen. Mesthopen en vuilnis belten vond men, zodra de poort was ge passeerd. Ondanks het gebruik van ge meentelijke „aschkarren" (klein en niet overdekt) lag in verscheidene straten een grote hoeveelheid puin en vuil. Langs vele van die wegen bevond zich een brede on overdekte goot, geschetst blijkens een krant uit die dagen als „afzigtelijke mod derpoel, verpestende stank uitwasemende, walgelijk van onreinigheden". Het kon dus ook de toenmalige Haarlemmers wel eens te bar worden In de grachten werd van alles gedeponeerd, wat men kwijt wilde wezen. Kippen zag men veel op straat. En de stad was nog niet zo volgebouwd, of er waren nog weiden, waarin paarden graas den. Zelfs stonden er binnen de poorten nog vrij veel boerderijen. Verwilderde honden waren niet zeldzaam, wat een boze inzender in zijn lijfblad overdreven deed opmerken, dat honden even onaangenaam zijn om 's avonds te ontmoeten als slangen of wolven. Ook het onderhoud van de overigens lang niet algemene bestrating met „kinderhoofdjes" liet heel wat te wensen. Zo verzocht een Haarlemmer aan de gemeente een bepaalde straat „te wie den of liever te maaien". Van verplichte winkelsluiting was geen sprake. De uit oude tijden zo bekende uithangtekens waren nog voor een deel aanwezig, dikwijls met zonderlinge teksten. Zo „adverteerde" een bedrijf onder een af beelding van David en Goliath de leuze: Hier verkoopt men schoenen, van voren rond, van achteren plat. Passen ze David niet, dan passen ze Goliath. Zoals in alle oude steden waren (en zijn) nisatie was het trou wens meestal vechten tegen de „bier"kaai (gezwegen van sterker drank: de talrijke Haarlemsche brouwe rijen leverden der tien soorten bier). Om een sprekend voor beeld te geven: de ge meenteraad van die dagen stelde een con troleur aan, die moest toezien, dat ambtena ren gedurende dienst tijd geen sterke drank gebruikten. En bui tenshuis: een dagelijks schouwspel leverde het transport per handkar van dronken mannen (en vrouwen!) naar het politie bureau op. Vooral de jeugd toonde daar voor belangstelling. En ook voor het slach ten, want dit geschiedde met open deuren en soms zelfs op straat. Neen, geestelijk gezond was het klimaat niet, getuige ook het feit, dat een krank zinnige vrouw dagen lang door de voor naamste straat kon zwerven, vóór zij naar llllliillllllMlllllllllllllllillllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHllllillllllllllllllllll^ Kermis op de Dreef (boven) en Oude Gracht tijdens de demping, afbeeldingen naar prenten, die zich bevinden in het archief van de gemeente Haarlem. (Uit „A Century of Punch") llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllilllllllllllllll gen grote klepper, die tevens dezelfde diensten deed als tegenwoordig het politie- fluitje. Het was de wachten verboden op immers zo hoorbare klompen te lopen, sinds één hunner dit kennelijk deed om zijn nabijheid aan boosdoeners te verraden. Liever bloo'Jan, dan doo'Jan! SPOORLIJNEN waren er in die dagen nog weinig. Die van Amsterdam naar Haarlem (de eerste in Nederland) was er al in 1839. In de tijd, waarover dit artikel handelt, was de lijn doorgetrokken naar Rotterdam. Per dag ging „het spoor" zes keer heen en terug. Toch hadden de „volks schuiten" (trekschuiten) het nog vrij druk, want door deze werd het traject van Spaarne naar IJ 's zomers per dag acht keer en 's winters vier keer afgelegd, hetzij in de roef, hetzij in het minder geriefelijk en dus goedkoper ruim. Niet weinigen maakten van de trekschuit gebruik uit vrees voor „het gevaarlijke spoor". En toen inderdaad met deze laatste enkele (kleine) ongelukken gebeurden, kregen diligence en trekschuit het tijdelijk bijzonder druk. Een oude Nederlandse stad was zonder schutterij niet bestaanbaar. De Spaarnestad bezat een dergelijke instelling dus ook, maar sinds de tachtigjarige oorlog, waarin de Haarlemse schutters hoog door de Span jaarden werden aangeslagen, was het aan zien zodanig verzwakt, dat zich een eeuw geleden voorvallen opdeden als in het be kende liedje van Koos Speenhoff vermeld. De burgersoldaten deden met de brand weerlieden ook dienst in geval van brand. De klok van de Grote Kerk riep hen op en boven op de toren prijkte een aan wijzing in welke richting de brand te zoe ken was. In de kazerne waren de „heusehe soldaten" gelegerd, deel uitmakend van de nationale militie. De jongelingen werden daartoe en nog tientallen jaren daarna aangewezen door loting. Op de lotings dag stond de stad op haar kop, want dan was men niet zuinig met alcohol. In die tijd (en nog lang daarna) bleek het nog mo gelijk, zich aan militaire dienst te onttrek ken door aanwijzing van een vrijgestelde. De „remplagant" ontving daarvoor een ruime vergoeding en daarom waren er al tijd liefhebbers te vinden, te meer, omdat het aantal welgestelden (de kring, waarin remplaganten werden gevraagd) bijzonder klein was tegenover de zeer velen, die wer kelijk arm konden worden genoemd. er in Haarlem nauwe straten bij menigte. De passage daar zag men vaak belemmerd door de toen vooral zo gebruikelijke uit stallingen vóór de winkels zodat de voet gangers dikwijls werden gedwongen zich midden op straat te begeven, met gevolg, dat door het „gerij" vrij veel ongelukken gebeurden. NIET ZELDEN waren de bestuurders van „vliegende wagens en postkarren" dronken. De zweep kwam er dan heftig aan te pas. Van dierenbescherming had men toen vrijwel geen notie. Vaak werd door het woeste rijden een paard gewond en dan trachtte men het vlug buiten de poorten te krijgen, want binnen de stad zou boete op gelegd worden. Van drankbestrijding was er wel sprake, want reeds enkele tientallen jaren ontwikkelde een vereniging wei nig doeltreffende actie. Voor dde orga- (het nu herdoopte) Meerenberg werd ge bracht. Wat verschillen met de tegenwoor dige rechtspleging betreft: voor diefstal van twee beschuiten werd een jaar gevan genisstraf opgelegd (verminderd tot acht weken na ingeroepen tussenkomst van de koning). Een moordenaar kreeg de dood straf. De straten werden verlicht met olie lampen, in de volksmond „gloeijende spij kers" genoemd. Omstreeks volle maan werden zij niet ontstoken. De „gazlantaar- nen" flikkerden vleermuisbranders kwamen nu ook in zwang, zodat het ras van de lantarenopstekers ging uitsterven, eerder dan de omroepers, nachtwachten, porders en andere beoefenaren van oude beroepen, zoals ook die van de houders van water-en-vuurneringen. De nachtwacht werd ook wel klapwacht genoemd, omdat de dienaren een klap droegen, dat wil zeg- LAATSTGENOEMDE categorie en daarbuiten zelfs nog een grote groep werd politiek onmondig beschouwd. Om kiezer voor de gemeenteraad te zijn, moest men in de belasting voor ten minste vijf entwintig gulden per jaar aangeslagen worden. Bijzonder weinig, zal de mens uit het midden van de twintigste eeuw zeggen. Maar.van de toenmalige achtentwintig duizend Haarlemmers mochten er slechts ruim elfhonderd (alleen mannen) stemmen, slechts ongeveer vier percent! Het raadslidmaatschap, toen nog voor behouden aan de stevig gesloten en dus uiterst eenzijdige kleine kring van de ge goede burgerij, eiste ook toen veel werk. Veel minder dan tegenwoordig werden allerlei aangelegenheden aan de bevoegd heid van B. en W. of aan ambtenaren over gedragen. Omslachtig en langzaam, maar toch soms uiterst fel, bekeek men de zaken. Alle raadsvergaderingen werden zeker niet in rustige sfeer gehouden, getuige de vol gende woorden, die eens de burgemeester uitsprak: „Het is eene betreurenswaardige zaak, dat elke raadsvergadering de harts- togten en driften der leden zoodanig in be weging brengt. Ongelukkigerwijze schijnt het publiek veel behagen daarin te schep pen en vereert zulke debatten met zijne tegenwoordigheid". Gezapig wordt de negentiende eeuw vaak genoemd. Soms terecht. Maar dit was toch het uiterste en de bedachtzame raad met zovele krachtige burgemeesters en al gemeen ontwikkelde leden uit die tijd was toch in staat, uitermate belangrijke beslui ten te nemen, besluiten, die nog in onze tijd doorwerken. DE ZEDEN lieten nog wel eens te wen sen over. In verschillende jaren was vrij wel van elke negen geboorten er een buiten huwelijk. Onder de vermelding in de bla den van de Burgerlijke Stand werd dan publiekelijk alleen de moeder vermeld, evenwel niet zelden met de toevoeging: erkend door (en dan volgde de naam van de vader). De kindersterfte was bijzonder groot: zij viel zelfs tot zekere hoogte met die van het tegenwoordige Nieuw Guinea te vergelijken: beneden een jaar stierf ruim een derde, beneden vijf jaar bijna de helft. Aan de deur van de huizen waarin een geboorte plaats vond, werd 'n fraai bekleed plankje opgehangen. Als de nieuweling een meisje was, voorzag men dit „kraamklop pertje" van 'n stukje wit papier. Om te veel aanloop te voorkomen, werd op de deur dikwijls bericht, dat moeder en kind wel varende waren. Het stevig ingebakerde kind (tegen het „harnas" nam de bekende Gel derse dominee Heldring, toendertijd stel ling, maar met uiterst gering succes) lag in een ijzeren wieg. En vuurmand zorgde voor verwarming van de kinderkleertjes. Reeds uit vluchtige beschouwing van jaaroverzichten blijkt, dat de mensen over het algemeen veel minder oud werden dan tegenwoordig. Ook door de kleding leken zij vrij wat bedaagder. Ziektebestrijding stond nog niet op hoog peil. Zelfs de cholera woedde niet zelden, stedelijk per jaar soms met honderden slachtoffers. Veel minder zeldzaam waren de pokken. Toen deze ziekte zich eens te sterk openbaarde, werd de kermis afgelast, tengevolge waarvan een oproer uitbrak, dat slechts door militaire macht kon worden bedwongen. 's ZOMERS dacht men al ernstig aan de levensmiddelenvoorziening gedurende de winter. Een massa vlees werd ingelegd en veel werd ingeslagen en bewaard, zoals aardappels en turf. Tot dusver bepaalde de overheid de prijs van het brood, maar nu werd deze „broodzetting" opgeheven. Een wittebroodje van veertien lood (hon derdveertig gram) kostte vijf cent, karbo nade dertig cent per pond, gerookte elft tien cent per ons. „Gaz-coke" deed vijfen zeventig cent per mud, betere kolen waren ongeveer drie keer zo duur. Turf uit de juist drooggemaakte Haarlemmermeer kon men kopen voor vier gulden de duizend. De goedkoopste sigaren waren weinig hoger in prijs: vijf gulden per duizend. De boek handelaar verkocht potloden reeds voor een halve cent en verfdozen voor vier cent. DE TOEN reeds tweehonderdjarige ker mis was voor alle inwoners een feestelijke gebeurtenis bij uitstek. Allerlei rariteiten van de soort, die ook bij Barnum en Baily opgeld deed, werden vertoond. Poffertjes kramen stonden er legio: hun omzet bedroeg per dag zeker duizend gulden, een geweldig bedrag voor die tijd. Veel belangstelling op de over de gehele stad verspreide kermis terreinen was er ook voor de talrijke schouwburgen, waar de ijselijkste Franse draken werden gespeeld. De jeugdige Louis Bouwmeester moest daar het vak leren (als veertienjarige jongeling stelde hij nota bene eens een oude advocaat voor!) Ruwe zeden lieten zich vaak gelden. Na elke kermis werden verscheidene dienst boden ontslagen wegens liederlijk of on zedelijk gedrag. Men mag uit de bijval voor de melodra ma's niet het besluit trekken, dat er van waarlijke kunst (buiten de kermis dan) geen sprake was. De toen nog onontwikkel de menigte hield zich daarvan uiteraard vrijwel afzijdig, maar de gegoede standen trokken dikwijls naar de oude houten en later naar de juist gereed gekomen stenen nieuwe schouwburg. Ook beroemde buiten landers traden op, de beroemde Franse toneelspeelster Rachel bijvoorbeeld. Veel vuldig stonden Italiaanse en Duitse opera's op 't programma. Men luisterde naar sym fonische muziek onder leiding van Richard Hol, men bezocht spreekbeurten van Bus ken Huet, Van Zeggelen, Da Costa, en vrij veel werd in werken van Beets, Potgieter, Hasebroek, Kneppelhout, Geel en Simon Gorter de vader van de dichter van „Mei" gelezen. De nieuwe boeken van Dickens, Thackeray en Hawthorne vonden aftrek en „De Negerhut van Oom Tom" verscheen in Nederlandse vertaling. „Dames alleen" bezochten geen voorstel lingen en dergelijke. Wel werden vaak ge reduceerde prijzen berekend voor „dame en heer". Op de openbare scholen met zesentwin tighonderd leerlingen waren er tweeduizend kosteloos toegelaten op de „stadsarmen scholen". Twaalfjarige jongens konden reeds geplaatst worden als „assistent". Zij waren dan reeds gehee.l op de scholen werkzaam en zij werden opgeleid tot onderwijzer. Leerplicht bestond nog niet. Er werd dan ook druk gespijbeld. Kattekwaad (en erger) was dan ook op straat aan de orde „Blijvende flitsen" is een alleraardigst boekje van zestien pagina's waarin Martie Verdenius zich ontpopt als een vurige pro pagandiste voor de fotografie-in-de-huis- kamer. Zij richt zich, gezellig keuvelend, in hoofdzaak tot de huisvrouwen, die zij opwekt om hun kroost ook in de lange donkere wintermaanden bij hun spel, hun verjaardagspartijtjes en al hun andere binnenskamerse vreugden en verdrietelijk heden te vereeuwigen, wat met de nieuwe, goedkope flitslampjes inderdaad geen enkel probleem meer oplevert. Het boekje, een uitgave van de stichting ter bevordering van de amateur-fotografie is a raison van een zeer luttel bedrag in de fotohandel te krijgen. Het bevat een serie zeer geslaagde binnenopnamen van kinderen en huisdieren, die echter vrijwel alle met meer dan een lichtbron gemaakt zijn. Als voorbeeld va.i wat de normale amateur met slechts één flitslampje op de camera kan bereiken, zijn zij dan ook stellig niet geschikt. Maa*- dat is dan ook het enige bezwaar dat men tegen dit werkje kan aanvoeren. Er staat tegenover, dat men er een bon in aantreft voor het gratis gebruik, gedurende drie dagen, van een fototoestel met flitsappa- raat. H. C. van de dag. De vorderingen bleven daar door in doorsnee beneden peil. Er waren veel analfabeten, zodat de volgende adver tentie geen verwondering zal wekken: „Wie boven de achttien jaren oud zijn en gaarne kosteloos lezen en schrijven willen leren, vervoegen zich daartoe bij den Onderwij zer J. Spaan". Een „gymnastiekschool" was pas ge opend. Als onderwijzer trad daar op S. Vestdijk, grootvader van de schrijver. SOCIAAL bezien bezit de negentiende eeuw helaas terecht een uiterst slechte reputatie. Jongens van twaalf jaar werk ten in fabrieken (tegen één gulden per week). Arbeidstijden van twaalf uren waren geen zeldzaamheid, 's Zomers werd ruim een vijfde van de bevolking bedeeld, 's winters zelfs ruim de helft. In de „Stads bank van Leening" waren er elk jaar vijf tienduizend tot twintigduizend panden aan wezig. Toch stond in menig opzicht Haarlem gunstig bekend. Vele armen verhuisden daarheen, omdat geneeskundige hulp voor stadsrekening kwam. Een Geldersman liet zich in Haarlem inschrijven, omdat zijn vrouw moest bevallen en dit in Haarlem kosteloos kon geschieden. Bovendien ont ving men brood en turf. Als tegenstelling tot de vrij algemene armoede stonden de welgestelde burgers. Velen van hen woonden in fraaie patri ciërshuizen. Familiediners werden opge diend met een uitgebreidheid zoals nu in Nederland zelden of nooit. Belangrijke boodschappen werden dikwijls gedaan door de deftige hooggehoede heer des huizes of zijn echtgenote, gevolgd door knecht of dienstmeisje voor het dragen van de last. ONZE SCHETS geeft allerminst een vol ledig beeld van het toenmalige leven in een oude Hollandse stad. Uiteraard belichtten wij juist de tegenstellingen met tegenwoor dige toestanden en in menig opzicht mag dan ook niet worden gesproken van de „goede, oude tijd". Maar wel dient de me- Deze opname werd door John Robbers te Aerdenhout ingezonden voor onze vakan tiewedstrijd voor amateur-fotografen. Dit Oostenrijkse landschap mag gezien worden ning weerlegd, dat de negentiende n. iu, toch grondslag van de twintigste, van wei nig betekenis was. Integendeel! Het am bacht stond toen op hoog peil. Wetenschap bereikte ongekende waarden en de kunst uit die dagen kan een vergelijking met die van deze tijd zeker doorstaan. En dan, wij mogen ons afvragen, hoe de mens van om streeks 1850 in alle objectiviteit, dus met waardering voor de sociale, hygiënische en technische vooruitgang, zou oordelen over de tijdgeest van tegenwoordig. B. J. WIELAND LOS IjlllllllllllllillllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllinillllllllllllllllllllllllllinillllllllllllllllllllllllllllllliilliliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüHiiiiiiiiiiiuiiiiiiiii'ii'i WllllllllllllilHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllNllllllllltlllllllHlllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIH OP 27 november geeft de toneelgroep Theater in het Nieuwe de la Mar- theater te Amsterdam de eerste voorstelling in ons land van „Het dagboek E H van Anne Frank" door Frances Goodrich en Albert Hackett onder leiding van Karl Guttmann, die dit stuk ook in Frankfurt en Wenen zal regisseren. De titel- rol zal door de jonge Tineke Crefcoeur, leerlinge van de Maastrichtse toneel- 1 academie worden vertolkt. In de voornaamste andere rollen treden lenny van Maerlant, Enny Mols-de Leeuwe, Anne-Marie Heyligers, Mia Goossen, Robert H de Vries, Hans Tiemeyer en Bernhard Droog op. Hierboven plaatsen wij twee H foto's van momenten uit de Amerikaanse première, die na enige proefvoorstel- lingen in Philadelphia op 1 oktober 1955 in New York onder regie van Garson Kanin plaats had. Men zal zich herinneren dat deze ter oriëntatie een bezoek aan //Het Achterhuis" Prinsengracht 263 te Amsterdam heeft gebracht en g theater te Amsterdam de eerste voorstellingen in ons land van „Het dagboek galiteit en door de directie van het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie, g Men ziet twee scènes: de vreugde van de onderduikers, die zojuist het nieuws van de invasie in Frankrijk hebben vernomen en Susan Strasberg als Anne Frank, schrijvend in haar dagboek. „Het Achterhuis" waarvan de elfde druk H in voorbereiding is werd intussen in Frankrijk, Duitsland, Engeland, Amerika, Denemarken, Noorwegen, Zweden, lapan, Israel, Italië, Brazilië, Finland en' Spanje vertaald. Uitgaven in het Esperanto, in loegoslavië, Tsjechoslowakije, S Griekenland en India zijn in voorbereiding. Naar aanleiding van de opvoerin- 1 jE gen in Berlijn, waarover men onlangs het verslag door een speciale medewer- ker in dit blad heeft kunnen lezen, zei Otto Frank, de vader van de schrijfster der dagboeknotities: „Ik hoop vurig, dat het stuk als een symbool van onze ge- M neratie juist in Duitsland overbruggend zal werken in de geest van tolerantie en vrije, menselijke waardigheid". De met de Pulitzerprijs bekroonde dramatisering §j werd vervaardigd na een aanbeveling door mevrouw Roosevelt, die een voor- woord schreef in de Amerikaanse uitgave van „Het Achterhuis". 'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIW

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 16