MONUMENTEN
IN SERIE
VJ
aarlems
\}W. de.
cRAMMOFooh4PLATEN Feu Franse tovenaar in Algiers
MARABOET EN
TALISMAN
ZIEZO. Verschrikkelijk moe, maar
met voldane gezichten pakten Sinter
klaas en zijn trouwe knechten hun kof
fers. Het was weer achter de rug. Heel
Nederland was vol blije en vrolijke
mensen en kinderen. Iedereen was te
vreden. Niemand verveelde zich omdat
ze allemaal iets te doen hadden met hun
spelletjes, hun boeken of hun nieuwe
kleren die ze van Sinterklaas gekregen
hadden.
Toen alles was ingepakt, toen alle lege
Pieterbazenzakken waren opgevouwen
gingen ze nog een uurtje slapen om te
wachten tot het helemaal donker was.
Want Sinterklaas vertrekt nooit over
dag. Hij doet het stilletjes als iedereen
slaapt.
Eindelijk was het zo ver. Op hun te
nen gingen de Pieterbazen aan boord,
brachten de schimmel naar zijn stal in
het vooronder en hielpen Sinterklaas het
trapje af naar zijn hut. In de donkere
huizen draaiden sommige mensen en
kinderen zich even om toen ze in hun
slaap drie keer de fluit van een stoom
boot hoorden blazen, maar niemand
werd er wakker van of dacht er verder
over na. „Doeoeoeoeoeoeoeoedeed
de stoomboot voor de laatste keer en
daar ging het witte schip langzaam, heel
langzaam van de kade weg, met zijn
neus naar de zee gedraaid. Dat was het
vertrek van Sinterklaas.
Sint en zijn knechten, die zo veel
slaap tekort gekomen waren in al die
lange donkere nachten op de daken slie
pen twintig uur achter elkaar door.
Toen ze wakker werden was het al weer
avond. Ze stonden op en aten erwten
soep, die ze kant en klaar uit Neder
land hadden meegenomen.
„Hè, het smaakt nog best al zijn we
dan weg uit de koude Hollandse wind",
zei Sinterklaas. Hij legde opeens zijn le
pel neer. „Koude Hollandse wind....",
zei hij en hij luisterde. De Pieterbazen
legden hun lepels ook neer en luister
den met hem mee. In de mast en om de
brug van de stoomboot boven hen hoor
den ze de wind snerpen en fluiten. „Dat
klinkt niet erg als een Spaanse Zuiden
wind", riep Sinterklaas en hij sloeg zijn
mantel om en holde het trapje op naar
boven.
„Een oostenwind!", riep hij, zo gauw
een puntje van zijn mijter boven dek
stak, „dat is een oostenwind!"
„Een oostenwind?" herhaalden alle
Pieterbazen, die achter hem op de trap
stonden. „Dat kan niet, Sint! We heb
ben twintig uur gevaren, we zouden de
wind van Spanje al moeten voelen".
Sinterklaas trok zijn mantel nog vas
ter om zich heen en liep de laatste
treedjes naar boven. „Nee maar....",
riep hij verschrikt, „nee maar, dat heb
ik nog nooit gezien!"
„Nee maar. zeiden de Pieterba
zen hem na, die in een wijde kring bib
berend om hem heen stonden. Wat za
gen ze bij het licht van de maan, die in
een strakblauwe lucht met wel mil
joen sterren om zich heen stond te glan
zen?
Ze waren in een inktzwarte zee, maar
op dat griezelig zwarte water dreven
hoge witte bergen. ijsbergen!
„Verkeerd. we zijn verkeerd geva
ren", riep Sinterklaas, „waar is de
stuurpiet?"
„Hier, Sinterklaas", zeiden twee stem
men tegelijk in de kring van Pieterba
zen. Ze deden allebei een stapje naar
varen, toen verbleekten ze. „ik dacht
dat jij....", zei de ene, „ik dacht dat
jij....", zei de ander. Sinterklaas be
greep het meteen. „Jullie hebt dus alle
bei geslapen?", vroeg hij, „niemand
heeft dus het schip bestuurd? We zijn
dus gewoon maar meegedreven met de
oostenwind? Daar zitten we, ergens in
de buurt van IJsland, midden in de ijs
bergen, midden in de oostenwind, mid
den in de ijskoude ijszee".
Bij iedere keer dat Sinterklaas ijs zei,
rilden de Pieterbazen, want het leek wel
of dat ijs dwars door hun botten ging.
„Kom mee", riep Sinterklaas, „we moe
ten meteen vergaderen en op de land
kaart de weg terug zoeken".
Net toen ze allemaal het trapje wilden
afgaan naar beneden en één van de Pie
terbazen zijn ogen nog eens over die
ijskoude zee vol ijsbergen liet gaan,
stond hij plotseling als aan de grond ge
nageld stil. „Ik droom nog", zei hij
hardop.... „ik droom...." De andere
Pieterbazen liepen hem voorbij en bo
gen zich al met Sinterklaas over de
kaarten, maar die ene Piet kón gewoon
niet van zijn plek komen. In de verte
zag hij bij het licht van de maan een
ijsschots drijven en op die ijsschots
stonden vier sneeuwwitte rendieren. Ze
stonden doodstil en keken recht voor
zich uit alsof ze zelf van sneeuw en iis
waren gemaakt. „Neen, ik droom niet",
riep de Pieterbaas, „ze komen
heen!"
Hij rende naar beneden om het de an
deren te vertellen, maar die luisterden
niet naar hem en duwden hem weg van
de tafel waar ze allemaal om heen
stonden.
„Wat verschrikkelijk. wat ver
schrikkelijk", mompelde Sinterklaas die
aan het hoofd zat. „We hébben helemaal
geen kaarten van deze zee omdat we
hier nooit naar toegaan.
„Sint. Sint, luister toch!", riep de
Pieterbaas en nu duwde hij de anderen
opzij. „Sint er komt een ijsschots aan
met vier witte rendieren erop. Ze ko
men hierheen
Sinterklaas luisterde eerst niet, maar
toen hij opeens hoorde „vier witte ren
dieren" tilde hij zijn hoofd op. „Waar?"
Weer holden ze allemaal het jtrapje op
naar boven en ja, de schots met de
sneeuwwitte rendieren was nu vlakbij.
„Het zijn ze", riep Sinterklaas, „het
zijn ze, „ik weet het zeker!"
„Wie dan Sint? Wie dan toch?" vroe
gen de Pieterbazen.
„De vier rendieren, uit elke hoek van
de wereld één, die op weg zijn naar de
mensen om ze te vertellen dat het kerst
feest wordt. Vaar ze maar achterna
Piet, ze gaan de hele wereld over en
komen net zo goed in Spanje als in IJs
land. Vaar ze maar na en ik weet zeker
dat ze ons thuis zullen brengen".
Het leek wel of de rendieren verston
den wat Sinterklaas zei, want ze bewo
gen alle vier hun sneeuwwitte koppen
op en neer en toen ze dat deden klingel
den er klokjes in hun gewei.
Dagen en dagenlang volgde het schip
de ijsschots die naar de mensen ging.
De schots werd kleiner en kleiner. Op
een dag toen Sinterklaas de weg terug
gevonden had gingen de rendieren aan
land. Zo gauw ze begonnen te lopen
klingelden de klokjes tussen de takken
van hun geweien zonder ophouden. Het
maakte de mensen, nu Sinterklaas al
weer zo ver achter ze lag, opnieuw blij
en gelukkig.
Op elk van deze naamkaartjes staat de woonplaats van deze mensen te lezen.
Je hoeft, om het te weten, alleen maar de letters van de namen op een andere
plaats te zetten.
Dat is je wat! Dat is je wat!
De domste jongen van de stad
loopt op het ijs, eerst voet voor voetje
en iedereen roept: hé, wat moet je?
Het heeft nog maar één nacht gevroren!
Zeg jongetje, jij bent niet wijs,
er ligt nog maar een vliesje ijs!
Zeg jongetje, heb jij geen oren?
Van krik krak krak, van krik krak krak,
Daar zien ze water en een wak
en midden uit een groot zwart gat
de domste jongen van de stad.
O, ja, nu schreeuwt hij moord en brand
naar alle mensen op de kant.
O, ja, nu geven ze geluid:
help, help, help, help! Haal mij eruit!
Een snoek, een snoek, een vette snoek!
Wie komt daar huilend om de hoek?
Zo koud als steen en klets, kletsnat:
de domste jongen van de stad,
misschien wel van het hele land,
misschien de domste die bestaat
loopt in een optocht over straat.
Mies Bouhuys
oooorx xjoooooooooooof >cx
ONGEVEER twintig tot vijfentwintig
percent van het „klassieke" repertoire
wordt door Philips' Phonografische In
dustrie besteed aan de opbouw van enkele
series, welke na verloop van vele jaren
een complete documentatie zullen bieden
over een bepaalde componist of over een
bepaalde periode in de muziekgeschiedenis.
Iedere platenverzamelaar kent natuurlijk
al de Mozart Jubilee Edition 1956 onder
redactie van prof. dr. Bernhard Paum-
gartner. Het verhaal gaat, dat een der leden
van de Eindhovense dynastie eens aan de
Oostenrijkers de ver
zekering heeft gege
ven, dat Philips niet
zou rusten tot de
laatste noot van de
Salzburger tovenaar
op de plaat zou zijn
vastgelegd. Wanneer
men nu weet, dat de officiële catalogus van
Mozarts werken, de befaamde indeling van
baron Köchel, ruim zeshonderd nummers
telt waarachter composities staan van de
meest uiteenlopende aard, niet alleen sym
fonieën, concerten, serenades, divertimenti,
opera's, maar ook tientallen losse aria's,
duetten, terzetten en canons waaronder
de jolige, kwajongensachtige „Praterfahrt"
en tal van kerkelijke composities, niet
alleen missen, maar ook zelfstandige mo
tetten en kyries, om van de zeventien or
gelsonates nog maar te zwijgen, dan is het
wel duidelijk, dat Philips hiermede een
enorme taak heeft aanvaard. Er zijn ook
andere, kleinere serie;, zoals de registraties
van Bachs orgelwerken door Anton Heilier
of de clavecimbelstukken van de Leipziger
Kantor door Isolde Ahlgrimm. In sommi
ge gevallen gaat het trouwens niet om mu
ziek, maar om litteratuur. De reeks vast
gelegde stemmen van een aantal voor de
moderne Franse letterkunde representatie
ve schrijvers is daarvan een voorbeeld.
De belangrijkste serie, welke een voor
talloze muziekliefhebbers totaal onbekend
terrein ontsluit, heeft betrekking op de
ontwikkeling van de Italiaanse(en daar
mee van de Europese) muziek van de mid
deleeuwen tot het midden van de achttien
de eeuw. Inderdaad beginnen de „Monu-
menta Italicae Musicae" (voorbereid door
professor Vittorio Negri Bryks uit Milaan
na selectie door de programmamedewerker
voor bijzondere uitgaven, Otto Glastra van
Loon, met de overgeleverde zangen der
troubadours en de gewijde lofzangen van
naamloos gebleven auteurs om eens, vijf
entachtig platen verder, te eindigen met
het Stabat Mater van Rossini. De gehele
rijke ontwikkeling van Ars Nova, van ma-
drigalisten, luitisten, organisten en clave-
cinisten, van de scholen van Venetië, Ro
me, Bologna zal uit deze monumentale
reeks opnieuw in compacte vorm opklin
ken. Er zijn bekenden en onbekenden on
der: Monteverdi natuurlijk, de Scarlatti's,
Bonporti en Albinoni, Torelli en Bonon-
cini, Corelli en Geminiani, Barsanti en Ve-
racini, Galuppi en Pergolesi, Cimarosa en
Cherubini. Aan velen zal meer dan één
plaat worden gewiid, al naar hun belang
rijkheid. Vivaldi bijvoorbeeld zal in zes
delen vertegenwoordigd zijn, waarvan er
reeds één is uitgegeven de cyclus „De
jaargetijden" en sterk de aandacht trok
zowel door de vertolking als door de ver
pakking in een hoes met aan een befaamd
brevier ontleende illustraties en de bijge
voegde partituurfragmenten, welke ver
wijzen naar de beginregels van de sonnet
ten waarop Vivaldi zijn spirituële muziek
baseerde. Men heeft nog heel wat verras
singen in petto, zoals de orgelmuziek van
Frescobaldi, waarbij een koor van enkele
monniken uit een Italiaans klooster op be
paalde daartoe geschikte plaatsen voca'e
medewerking verleent. Zeer bijzonder ook
belooft de opname te worden van twaalf
concerten van Locatelli waarin de ca
prices als voorlopers van de latere caden-
zen zijn te onderkennen uitgevoerd naar
het oorspronkelijke manuscript, dat zich
in de Universiteitsbibliotheek van Leiden
bevindt. En van een Clementi staan niet
alleen een aantal trio's (reeds verschenen)
op het programma, maar de hele piano
leergang „Gradus ad parnassum" te spe
len door de jonge Italiaanse pianist Caroli.
Over de balletdocumentatie per grammo
foonplaat berichtten wij reeds onlangs en
de contracten welke men heeft afgesloten
met de opera's van Ljubljana en Zagreb
voorzien in „Sadko" en „Tsaar Sultan" na
„De liefde van de drie sinaasappels" en
„De jaarmarkt van Sorochintsy". Voor de
Italiaanse operalitteratuur werd een beroep
gedaan op het San Carlotheater te Napels.
Al deze activiteit vereist natuurlijk een
lange tijd van voorbereiding en iemand als
Otto Glastra van Loon doorkruist niet al
leen heel Europa om een oog in het zeil te
houden bij de uitvoering van de produktie
van dit moment, maar vooral ook om de
grondslag te leggen voor die van de toe
komst. De toekomst, waarin Nederland zal
meetellen onder de voor de grammofoon-
platenhandel zeer belangrijke landen.
J. H. Bartman 8
Voor de
microfoon
6 L n L. ii „I B E R 19 5 6
datenlevens kon sparen door voor de Alge
rijnen te gaan goochelen tijdens de grote
volksfeesten, die ieder najaar in Algiers
werden gehouden. De hoge verwachtingen,
die men van zijn optreden had, waren ge
baseerd op het feit, dat de opstandelingen
in Algiers sterk onder de invloed van „ma-
raboets" stonden, een soort van heilige
mannen, die beweerden rechtstreeks bood
schappen te krijgen van de Profeet en die
hun bovennatuurlijke gaven trachtten te
bewijzen door het vertonen van allerlei
goochelkunstjes, die echter door de geniale
Houdini makkelijk konden worden over
troffen. Hij moest dus de Algerijnen laten
zien, dat de Fransen nog veel knappere
tovenaars hadden dan zij en dat zij der
halve ook op metafysische gronden voorbe
schikt waren om over Algerije te heersen.
Op 27 oktober 1856 gaf Houdini zijn eer
ste voorstelling in het grote Bab-Azoun-
Theater te Algiers en het was een kleurrijk
gezelschap, dat 's avonds de zaal vulde.
Caids, aga's, bash-aga's en andere stam
hoofden, gekleed in wijde rode, met goud
geborduurde mantels, probeerden het zich
gemakkelijk te maken op de klapstoelen,
hetgeen slecht lukte, omdat ze na enkele
vergeefse pogingen moesten inzien, dat ze
onmogelijk op een stoel hun benen onder
hun lichaam konden kruisen. Aangezien zij
aan een gewone uitnodiging geen gevolg
zouden hebben gegeven, hadden zij allen
van de militaire gouverneurs een formeel
bevel gekregen om naar Algiers te komen
en feest te vieren.
De loges in het theater werden ingeno
men door gouverneur maarschalk Randon
en andere hoge Franse autoriteiten met
hun dames. „Ik ben er zeker van, dat u een
geweldig succes zult hebben", zei De Neveu
tot de ietwat nerveuze Houdini kort voor
het doek opging. „Verwacht geen wel-
komstapplaus, dat is hier niet de gewoonte.
Bedenk ook, dat u hier meer bent dan een
artiest. U bent een soldaat, die strijdt voor
het vaderland".
HET DOEK ging op. Houdini kwam op
het toneel en boog. Het bleef doodstil in de
zaal. De vingers van het Algerijnse publiek
bewogen zachtjes over de kralen van hun
gebedskettingen. Het bleef ook doodstil
tijdens de eerste, inleidende trucs, maar er
kwam beweging in de zaal, toen Houdini
uit een hoge hoed een stelletje kanons
kogels te voorschijn haalde. Aha, nu wist
men hoe de Fransen aan hun grote muni-
tievoorraden kwamen!
De goochelaar had opdracht zijn publiek
niet slechts te amuseren, maar het ook te
laten schrikken en zelfs bang te maken met
zijn „magische" krachten. Houdini slaagde
daar volkomen in door een truc met een
kist, die op het toneel, werd geplaatst en
die hij zonder moeite met
één hand kon oplichten.
Vervolgens zei hij tot het
publiek: „Ge zult thans
zien, dat mijn magische
krachten zich niet beper
ken tot levenloze dingen, maar dat ik ook
invloed kan uitoefen op de kracht van
mensen. Hij die meent, dat hij sterk ge
noeg is om mij te weerstaan, mag op het
toneel komen".
Een krachtig gebouwde Arabier klom
zelfverzekerd het trapje naar het toneel op.
,Bent u sterk?" vroeg Houdini, na een be
vestigend antwoord vervolgens met de
vraag: ,Bent u er zeker van, dat u dat altijd
zult blijven?" Toen ook daarop positief
werd gereageerd, zei hij: „U vergist zich,
want op het moment dat ik het wil, zult ge
uw kracht verliezen en zwak worden als
een kind". De Arabier glimlachte spottend,
„Til die kist maar eens op", hernam de
goochelaar. Zonder moeite hief de Arabier
de kist op van de planken en zette deze
weer neer. Terwijl de Algerijn triomfan
telijk de zaal in keek, maakte Houdini een
paar bezwerende gebaren en zei: „Thans
zijt ge zwakker geworden dan een vrouw.
Probeer nog maar eens die kist op te lich
ten". De scène, die toen volgde, bracht de
Arabier tot wanhoop en het publiek in de
grootste opwinding. Minutenlang rukte en
trok de man aan de kist, zonder het ding
een centimeter te kunnen oplichten. Hij
brulde van woede, huilde en snikte. Toen
het lang genoeg had geduurd, zette Houdini
het ijzeren handvat van de kist op slinkse
wijze onder stroom, hetgeen tot gevolg had,
dat de arme Algerijn met omhoog geheven
handen en luid „Allah! Allah! schreeuwend
de zaal uitrende. Niemand heeft hem ooit
teruggezien.
Daarna ging Houdini over tot zijn meest
spectaculaire stunt. Hij zei, dat hij onkwe' s-
baar was en dat hij de beste scherpschutter
van Algiers tartte om hem met een pistool
schot te treffen. Nauwelijks had hij deze
woorden gesproken of een man sprong
over de vier voorste stoelenrijen, rende
dwars door de orkestbak, klauterde over de
voetlichten het toneel op en zei toen in vrij
wel accentloos Frans: „Ik zal u doden".
Aan zijn kleding kon men zien, dat hij een
maraboet was.
Houdini gaf hem een cavaleriepistool en
liet het hem onderzoeken. De Arabier be
keek het wapen nauwkeurig en zei toen:
„Het pistool is goed. Ik zal u doden". De
goochelaar overhandigde hem kruit en een
kogel. De maraboet laadde grijnzend het
pistool. Houdini ging intussen op enkele
meters afstand van hem staan met een
appel in zijn hand.
„Mik op mijn hart en vuur!" beval hij.
Het schot daverde door de zaal. Houdini
boog, brak de appel open en haalde de
kogel eruit te voorschijn. In het theater
ontstond een paniek. De toeschouwers ren
den naar de uitgangen, overtuigd dat „shai-
tan" in eigen persoon op het toneel stond.
Ook de schutter maakte dat hij wegkwam.
Maar voordat hij van het toneel sprong,
rukte hij Houdini de appel uit de hand. Die
talisman moest hij hebben!
EEN PAAR DAGEN LATER kwam Hou
dini door deze truc in een moeilijk parket.
Hij maakte toen een tournee door het bin
nenland om ook de plattelandsbevolking te
overtuigen van zijn magische vaardigheid.
Bij één van deze voorstellingen vroeg een
maraboet hem onverwacht nogmaals, zoals
in Algiers, zijn onkwetsbaarheid te be
wijzen. Houdini had daar niet op gerekend.
Gelukkig herinnerde hij zich, dat zijn talis
man hem in het openbaar ontstolen was en
dat gebruikte hij als uitvlucht, eraan toe
voegend: „Maar als u mij in de gelegenheid
wilt stellen mij een nacht te concentreren,
kan ik mijzelf ook zonder talisman on
kwetsbaar maken. Morgenochtend om acht
uur kunt u allen terugkomen en dan zult u
het zien".
De volgende morgen was het hele dorp
present om het wonder te zien gebeuren.
Houdini liet de maraboet zijn pistool met
kruit laden, toonde een kogel aan het pu
bliek en liet deze in de loop zakken, terwijl
de maraboet nauwlettend toekeek. Van
vijftien pas afstand vuurde de Algerijn op
de Fransman: toen het schot had geklonken,
opende Houdini zijn mond en toonde de
kogel tussen zijn tanden! Het wonder was
geschied. Maar daarmee was de voor
stelling niet afgelopen. „Ik zal u tonen, dat
mijn schot gevaarlijker is
dan het uwe", zei de goo
chelaar. Hij greep het
pistool van de maraboet,
laadde het en mikte op
een wit gekalkte muur.
Na het schot verscheen er op de muur een
grote, rode bloedvlek! De maraboet proef
de iets van het rode vocht en riep uit:
„Allah, dit is werkelijk bloed". Met gebo
gen hoofd maakte hij zich uit de voeten.
Hij begreep, dat hij en alle andere mara-
boets nu wel konden inpakken.
DE VERKLARING van deze truc is na
tuurlijk heel simpel. Houdini gebruikte
kogels, die hij van was had gegoten en die
van binnen hol waren. Door ze met roet te
besmeren kon hij ze het aanzien geven van
echte loden kogels en het was voor hem
uiteraard niet moeilijk om de kogels van
de maraboet te verwisselen met de wassen
kogels. Het enige probleem was, dat hij de
vorige avond geen waskogels bij de hand
had en die eerst nog moest gieten. Om het
geheel nog wat indrukwekkender te maken
had hij één van zijn namaakprojectielen
gevuld met ossebloed.
De gouverneur toonde zich bij het ver
trek van Houdini uit Algiers zeer tevre
den. Hij had van vele zijden reacties ont
vangen, waaruit bleek, dat het prestige
van de maraboets inderdaad een lelijke
knak had gekregen. Maar helaas was het
effect van Houdini's goochelstaf slechts
van korte duur. De strijd werd voortgezet
- zonder magische krachten. De bloedvlek
op de muur kon niet verhoeden, dat het
bloed van Fransen en Algerijnen bleef
vloeien. Het vloeit nu - honderd jaar later
- nog steeds
De Amerikaanse huisvrouw kan sinds
kort bij het inslaan van haar dagelijkse
boodschappen in de zelfbedieningswinkel
ook een paar langspeelplaten van goede
kwaliteit tegen voordelige prijs kopen. Het
zijn platen die voor alle leden van het
gezin een „elck-wat-wils" bieden: daarbij
vindt men werk van Beethoven, Schubert,
Tsjaikovsky en ook populaire liederen met
als solisten Sarah Vaughn en Dizzy Gille
spie. Op de fraai geïllustreerde hoezen
staan gedegen inleidingen van de hand van
dr. Sigmund Spaeth, een bekende muziek
recensent in de Verenigde Staten, die ook
bij de selectie der op te nemen werken een
belangrijke rol speelt.
|llllllllllllllllllllllllll!llllllllllll!llilllllllllllllllll!llll!llllllllllllllllllin
H Twee kijkjes in de nieuwe Medina
van Casablanca, de inheemse wijk,
waar tijdens de Marokkaanse ter-
E reur en de Franse contra-terreur in -
het Serafijnse rijk de haard van het E
E verzet was. Op de bovenste plaat
H staan soldaten van het nieuwe Ma-
s rokkaanse leger in de djellabah, de E
nationale dracht, over hun Franse
uniformen met gladgeschoren ge-
zichten het opschrift op het uit-
hangbord van de barbier: „goed en j|
vlug" waar te maken. Op de onder-
ste foto een groepje mohammeda-
E nen, onder wie een vrouw in een
witte djellabah, op de hoek van E
een straat met op de achtergrond
E de kale muurvlakken van een reeks E
afzichtelijke huurkazernes. E
HET WAS kolonel De Neveu van
hel Politieke Bureau te Algiers, die
reeds een eeuw geleden inzag,
dat musketten en kanonnen niet
voldoende waren om de Algerij
nen aan het Franse gezag te on
derwerpen. De strijd in Algiers
duurde toen reeds zesentwintig
jaar en werd, ondanks het feit dat
de grote Abd-el-Kadr zich had
moeten overgeven, in verschei
dene departementen van denieuwe
kolonie nog verbitterd voortgezet.
De Neveu zocht naar een nieuw,
een meer psychologisch wapen
om de Franse superioriteit op
overtuigender wijze te kunnen
demonstreren. En in 1856 meende
hij het gevonden te hebben: een
goochelstafEn wel de goochel
staf van de koning der gooche
laars, Houdini: die zou als bij tover
slag de vrede in Algiers brengen
ROBERT HOUDIN, die onder zijn
toneelnaam Houdini jarenlang geheel
Europa met zijn nieuwe, sensationele trucs
in verbazing had gebracht, kon de invitatie
van De Neveu niet afslaan, vooral niet om
dat hem te kennen werd gegeven, dat hij
zijn vaderland een zeer grote dienst kon
bewijzen en waarschijnlijk duizenden sol-
iiiii!iiiiii!iiiiiiiiiiiiiii!iii!i!!iii!iii:iiii;;i:iii!;;iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii