DE VERPLICHTE GEMOEDSRUST
LAND
ONZE NAMEN
fz c
_L
0
1
Een laatste blik op
ons gevarieerde
landschap
Over oude
litteratuur
Boeken voor blinden op
de geluidsband
Testament uit 1423
Naar aanleiding van
„La Princesse de Clèves
door Madame de Lafayette
ONZE PUZZEL
H
r>
T
D
P
c
T V
r
WK0-
N H
11
er
llsi:
Komt) en belt
V reemdelingen
Westduitse uitgevers op
de vingers getikt
Het Vatikaan staat op
een oud kerkhof
FRIVOOL AANHANGSEL VAN
HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS
Film M
EEN VROUW, aan wie Anatole France
haar mening vroeg over het karakter van
de Princesse de Clèves, zei hem: „Ik stel
mij voor dat het leven zich aan die mooie
vrouw, die van een minder gecompliceer
de psychologie en vooral van een minder
gecompliceerde moraal was dan wij, voor
deed als een helder verlichte salon, waar
men op waardige en nobele wijze doorheen
moest wandelen". Men zou dat als een ha
telijkheid aan het adres van de prinses
kunnen opvatten. En wie van mening is dat
haar begrip van de deugd, zoals zij dat van
haar moeder geleerd heeft, veel te prak
tisch en te oppervlakkig-is, zal het daarom
toejuichen. Zo iemand, die zich dan waar
lijk ook voorstelt dat zijn eigen gedrag al
leen door een innerlijke stem wordt voor
geschreven en door puur toeval aan de
eisen van de samenleving voldoet, loopt
het gevaar de prinses te veel als een pro-
dukt en misschien zelfs een slachtoffer van
een koele, hoofse beschaving te zien. Op
die manier zou het hem kunnen ontgaan
dat het boek van Madame de Lafayette
(16341693) niet alleen de oudste Franse
roman is die men voor zijn plezier leest,
maar dat hij bovendien over een hoofd
persoon vertelt die in zeventiende eeuwse
trant een geestesgesteldheid toont, die in
alle tijden herkenbaar moet zijn.
MADAME DE CHARTRES, de moeder
van de Princesse de Clèves, bereidde haar
dochter voor op het liefdeleven, door haar
,,de bekoring ervan te tonen om er des te
beter de gevaren van te laten zien". Zij
vertelde haar van „de geringe oprechtheid
van de mannen, van hun bedriegerijen en
hun ontrouw en de ellende in huis, die re
laties met hen teweegbrengen. Zij liet haar
anderzijds zien hoe vredig het leven van
een eerbare vrouw was en hoe de deugd
glans en verheffing verleende aan een
schone vrouw van hoge geboorte". Vervol
gens laat zij haar trouwen met de Prince
de Clèves, die van harte verliefd op haar is,
maar zich met reden beklaagt dat zij hem
niets biedt dan de vervulling van haar
plichten. U kunt toch niet betwijfelen, ant
woordt zij, dat ik u met vreugde zie. En
ik krijg zo vaak een kleur als ik u zie
dat u ook niet kunt betwijfelen, dat uw
aanblik mij in de war brengt. Ik vergis
mij niet in die blos, zegt haar echtgenoot:
die getuigt van zedigheid, niet van een op
welling in uw hart. De prinses weet daar
niets meer op te zeggen: zij begrijpt zulke
onderscheidingen niet. De betekenis ervan
wordt haar pas duidelijk als zij de Due
de Nemours ontmoet heeft, die al op het
eerste gezicht haar grote liefde blijkt te
zijn, zoals zij het ook voor hem is. Maar
dan komt het waardestelsel van Madame
de Chartres in werking. Hoewel zij iedere
keer als zij hem ziet een diepe beroering
ondervindt, en het vertrek moet verlaten
als zij een bijna onmerkbaar discreet blijk
Door een blinde Amerikaanse professor
in de fysica, T. A. Benham (Haverford
College), wordt in de Verenigde Staten
sinds kort onder de naam „Science Recor
ded" een wetenschappelijk tijdschrift op
geluidsband uitgegeven om blinden in staat
te stellen zich van de vorderingen der we
tenschap op verschillend gebied op de
hoogte te stellen. Ook wetenschappelijke
boeken worden door hem op de geluids
band vastgelegd om ze op deze wijze aan
blinden ter kennis te brengen.
In de deze week gehouden raadsvergade
ring van Harderwijk heeft de heer J. B. G.
Viester, het enig r.k. raadslid, een poging
gedaan de opbrengst van een testamentaire
beschikking, die op 19 mei 1423 werd ge
maakt, weer aan haar oorspronkelijke doel
dienstbaar te maken. Daarin was namelijk
sedert de reformatie verandering gekomen.
Deze opbrengst kwam toe aan het vicariaat
der Heilige Apostelen, waarvan de vicari
aten van Sint Catharina en Sint Antonis
deel uitmaakten. Het werd in 1423 gesticht
door Bertruit, weduwe van Tide Wolffzoon
en de priester Bessel Meliszoon, die de
priesters met verschillende stukken land
begiftigde. De begunstigde priesters moes
ten wekelijks vier missen opdragen en ln
Harderwijk wonen. Zoals overal tijdens de
reformatie werd aan de gelden een andere
bestemming gegeven en zo dient deze thans
voor de bekostiging van het godsdienst
onderwijs op de openbare scholen. Het aan
deel van de gemeente Harderwijk in de
opbrengst bedraagt een derde deel. De vica-
riegoederen liggen in de gemeenten Har
derwijk, Ermelo en Nijkerk. Het beheer er
van is in handen van jhr. V. E. A. Boreel
van Oldenaller in Putten. Het raadslid
Viester wilde de gelden dus wederom be
stemmen voor een begunstigde priester. Hij
vond dat een zaak van recht en billijkheid.
van zijn gevoelens ontvangt, staat zij hem
niet de geringste gunst toe.
Wanneer het haar te moeilijk wordt om
zich zonder hulp te verweren, bekend
zij aan haar echtgenoot dat iemand aan het
hof een grote liefde voor haar opgevat
heeft en dat het haar te machtig zou kun
nen worden als zij hem telkens weer ont
moette. Zij wijkt dan uit naar de provincie.
Maar Nemours, die een zuster vlak bij
haar in de buurt heeft wonen, komt haar
daar ook bespieden uit de tuin. De Prince
de Clèves krijgt er zijn berichten over en
denkt ten onrechte dat zijn vrouw hem
toch ontrouw is geworden. Als hem opge
helderd wordt, dat zijn verdenkingen on
gegrond waren, is het al te laat: hij is er
dan ernstig ziek van geworden en sterft
spoedig. Is de weg nu voor Nemours vrij?
Geenszins. Als hij de prinses tenslotte on
der vier ogen spreekt, na maanden haar
rouw gerespecteerd te hebben, legt zij hem
uit dat zij nooit in de liefde zal kunnen
leven die de dood van haar man teweeg
gebracht heeft. Dat hoge argument ver
sterkt zij met een ander, dat weer dadelijk
aan de lessen van haar moeder ontleend
is: de liefde is niet eeuwig. Zij zou hele
maal geen woord meer kunnen inbrengen
tegen het verwijt dat de schim van haar
echtgenoot haar altijd zou maken, als zij
niet eens meer de liefde van Nemours be
zat. Nemours geeft het nog niet op, maar
de Princesse de Clèves trekt zich terug uit
het leven, soms in het klooster en soms op
haar buitengoederen.
Het is juist de tweeslachtigheid van de
motieven voor haar laatste weigering, die
de waarheid van het karakter van de prin
ses bevestigt. Zij weigert de natuurlijke
richting van haar leven te volgen, niet be
paald om de ene reden of de andere, maar
doordat zij niet anders kan als zij niet met
haar eerste leefregel wil breken, die altijd
geweest is dat zij zichzelf in de hand
moest houden. Zij behaalt een overwinning
op de anarchie, niet volgens een objectie
ve moraal, die niets tegen haar huwelijk te
zeggen zou hebben, maar volgens haar in
tiemste gedragsregels, die één zijn met
haar persoonlijkheid. Het is wel vreemd,
zegt zij dan ook tegen Nemours, dat ik mij
zo gebonden voel door een verplichting die
alleen in mijn verbeelding bestaat. Men
zou zelfs kunnen beweren, dat zij Nemours
evenmin geaccepteerd zou hebben als zij
hem vóór haar huwelijk ontmoet had. En
wat zij tegen hem zegt over het ongeluk
van een huwelijk, waarin de passie uitge
doofd is, zou dan ook inderdaad even goed
gegolden hebben. Men kan aan haar ge
zindheid desgewenst de historische periode
herkennen waarin het boek ontstond, die
moe geworden was van de heroïsche senti
menten van Corneille, maar het is van
meer belang om te onderscheiden dat er in
beginsel in geen enkele periode iets onge-
Deze week bieden wij onze puzzelaars
weer eens een van ouds bekend probleem.
Een vierkant van 25 hokjes is gevuld met
letters. Deze letters vormen met elkaar een
spreekwoord. Om het te vinden dient men
te beginnen in het midden, dus bij de letter
A, en vervolgens een zogenaamde paarde-
sprong te maken om bij de tweede en vol
gende letters te komen. Een paardesprong
betekent twee hokjes verder (in welke
richting doet er niet toe) en een hokje op
zij. Van de A komt men dus via de hokjes
T en D in hokje C. Dat is de tweede ge
zochte letter. Verder moet u het zelf doen,
op de aangegeven wijze voortspringend.
Elke letter mag slechts een keer dienst
doen. Veel succes.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad 7.50, 5 en
2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de
oplossing in te zenden aan een van onze
bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden, Lange Nieuw-
straat 427.
Men wordt verzocht de oplossineen uit
sluitend per briefkaart in te zenden, met
duidelijke vermelding „Puzzel".
De oplossing van de vorige puzzel luidt:
dorpel polder
keper preek
stormen monster
spil slip
neger regen
Het gevraagde woord is: lenig.
Prijswinnaars zijn: 7.50, G. A. Suman,
Leidsevaart 218, Haarlem; ƒ5.mejuf
frouw W. Reekers, Vondellaan 19, Driehuis;
2.50, E. v. d. Waag, Molukkenstraat 28,
Haarlem.
woons is aan zo'n tweedracht van het
hart en de persoonlijkheid en dat die al
leen bij de Princesse de Clèves tot een
soort enormiteit voert, die dus toch nog
op het heroïsche formaat is.
Intussen kan men hier nog niet aan zien
dat het boek een plezier is om te lezen,
wat voor een deel aan La Rochefoucauld,
de auteur van de Maximes, te danken is.
Madame de Lafayette had nooit veel ver
trouwen in haar eigen stylistische kwali
teiten. Haar positie van „grande dame" in
Parijs moedigde haar niet aan om die met
verbeten zwoegen te ontwikkelen. Zij gaf
zelfs, volgens de zeden van de tijd, niet
eens in het openbaar toe dat zij de schrijf
ster was van haar anoniem verschenen boe
ken, al was het haar niet onwelkom als dat
toch bekend werd, wanneer eenmaal ge
bleken was dat het tot haar eer zou strek
ken. Nadat zij voor haar vroegste werken
al met verscheidene letterkundigen van
beroep had samengewerkt, ontmoette zij
La Rochefoucauld, met wie zij tot zijii
dood toe bevriend bleef. Hij werd haar
voornaamste medewerker voor „La Prin
cesse de Clèves" en bereidde ook met haar
het antwoord voor op een verhandeling
over het boek, die door een jonge letter
kundige, van name Valincour, geschreven
was. Deze Valincour vond veel te prijzen,
maar hij ontdekte dat de scène van de be
kentenis, wanneer de prinses haar proble
men aan haar echtgenoot voorlegt, een
voorbeeld had in een boek dat enige jaren
eerder verschenen was. Omdat deze scène
de beroemdste van het boek was en in alle
salons aanleiding gaf tot discussies of de
prinses goed gehandeld had of verkeerd,
kwam de beschuldiging hard aan. In het
verweer werd uitvoerig, hoewel misschien
niet geheel naar waarheid, verzekerd dat
de auteur van „La Princesse de Clèves"
de scène van de bekentenis al had bedacht,
voordat het andere boek verschenen was.
Valincour had nog meer aanmerkingen,
v/aar men soms mee kan instemmen, zoals
wanneer hij zegt dat er teveel uitweidingen
in de roman voorkomen die er niets toe
bijdragen wanneer de personen verha
len gaan vertellen, uit hun herinnering of
uit hun fantasie, zoals dat in de littera
tuur van de zeventiende eeuw gebruike
lijk was.
Men kan vervolgens ook vallen over de
uitvoerigheid, waarmee Madame de Lafa
yette het decor schildert, het hof van Henri
II in 1558 en de eerstvolgende jaren. Daar
komt weinig, origineels in voor. Al haar in
formatie is regelrecht aan een paar histori
sche werken ontleend vooral aan Bran-
töme en men moet er vele namen uit
eenhouden die verder in het verhaal niet
terugkeren. Wat er dan resteert, is nog
altijd het grootste deel van het boek, dat
trouwens in zijn geheel gezien juist opval
lend kort en puntig is en op sommige pun
ten een onverbeterlijke scherpte van uit
beelding heeft. De scène bijvoorbeeld wan
neer Nemours, bij zijn zuster gelogeerd,
de prinses gaat observeren, terwijl zij al
leen is in een paviljoen op haar landgoed,
of een scène lang na de dood van de Prince
de Clèves, wanneer de prinses in een huis
komt dat op het hare uitzicht geeft en
merkt dat Nemours daar een kamer ge
huurd heeft, waar hij dagelijks werkt en
mijmert. Die tafrelen en verscheidene an
dere ziet men onder het lezen helder voor
zich, nog beter doordat men met de ge-
moedsstaat van de prinses en Nemours in
tiem vertrouwd is geworden. Omdat er niet
lang uit geciteerd kan worden, is het mis
schien beter helemaal niet te citeren. Een
zin als „M.de Nemours fut longtemps a
s'affliger et a penser les mêmes choses"
komt waarschijnlijk toch pas in samenhang
met de tekst tot zijn recht, evenals „hij
dwong zich tot andere gedachten, uit vrees
dat hij te diep ongelukkig zou zijn als hij
de hoop weer verloor". In zulke scènes en
zulke formules toont het boek geen spoor
van ouderdom en daarom het is ook niet
nodig het op zijn historische plaats te zet
ten, wat tenslotte een manier is om zijn te
kortkomingen te excuseren. De salon, waar
de Princesse de Clèves doorheen moet lo
pen, is nog steeds even helder verlicht.
-
WAT ER OOK gebeurt, deze week
maken we in ieder geval een slot aan de
behandeling der vele duizenden namen,
waarmee onze voorvaderen hun her
komst vastlegden. We zullen beginnen
met de namen, die op „steyn" eindigen.
Dit woord betekent steen en was de
oude aanduiding van een kasteel. Hec
bekende slot Loevenstein werd gesticht
door ridder Loef van Horne, die de sa
menvloeiing van Maas en Waal wel een
geschikt punt vond om er eerzame koop
lieden van hun have te ontlasten.
DAAR VELE steden ontstonden waar
zulk een kasteel wat bescherming bood,
kregen ook zij een „steinnaam" (IJssel-
stein bevoorbeeld). Verder waren de
poorters nogal eens geneigd hun huizen
namen als Leeuwstein te geven, die dan
weer op de bewoners overgingen. Dat
zelfde gebeurde met huisnamen als Rus
tenburg en Moolenburgh. Zaal was oor
spronkelijk de aanduiding van 't verblijf
van een hoofdeling. Deze benaming ging
op het grootste vertrek ln zo'n behui
zing over, maar prijkt nog steeds in de
namen Oldenzaal en Scherpenzeel. Ook
de familienamen Bruynzeel en Immer-
seel herinneren er aan. In Gelderland
noemde men een groepje bomen in het
open veld een pas: vandaar de namen
Van der Pas, Berkenpas, Wllgenpas,
Pasman en Te Pas.
Merkwaardig genoeg kennen we vee!
meer namen, die met „berg" zijn sa
mengesteld, dan men in ons vlakke land
wel verwachten zou. Blijkbaar sprak
ons voorgeslacht al heel gauw van een
berg. De namen Sandberg. Stuifbergen,
Molenberg. Prinsenberg, Kruijdenherg
en Knijnenberg lee-gen daarvan getuige
nis af. Als tegenhanger hebben we dan
namen als Bloemendaal en Lagendaal.
KAMP WAS de benaming: van een af
gepaald stuk grond en komt in vele
namen voor. Om met enkele te volstaan:
Agterkamp, Boomkamp, Boskamp, Ha-
zekamp, Hoogkamp, Kraaijkamp, Meu-
lenkamp, Veldkamp, Westerkamp en
Kampstra. De namen Berkenvekl, Bos-
velt, Breedvelt en Grootvelt spreken
voor zich zelf, maar Gierveld wordt
slechts verklaarbaar als men bedenkt,
dat een gierend veld een flauwe bocht
vertoonde. Zo komen ook de gierpont en
de Haarlemse Gierstraat aan hun na
men. Aan ons diifnlandsehan werden de
namen Zuyderduin. Hoogduin, Duinman
en Duinmeyer ontleend. D<* laatste her
innert eraan, dat de opzichter over een
duingebied een mever werd genoemd.
Het woord vuilnisbelt k*n ons leren,
dat een belt een kleine hoogte is. Dit
woord versobiint oob in de namen Van
der Belt. M^ulenbelt, Vossen-
belt en Kieftenbo'f fkïeft kievit).
Van der Griend wiist on een herkomst
uit een streek waar griendhont groeide.
Verheul brengt ons weer te binnen, dat
een heul een overwelfde waterafvoer is
en de wonderlük^ Kagehelland
wordt slechts begrMnellïk als we weten,
dat kachel een middefnederlands woord
voor veulen is.
HORSTEN kwamen reeds ter sprake.
Dat waren met struikgewas begroeide
hoogten, die de namen Van der Horst,
Verhorst, Ter Horst, Horstink, Horst
man, Beukenhorst, Braamhorst en
Eekhorst deden ontstaan. Dezelfde be
tekenis heeft Van der Harst, welke
naam in de Verenigde Staten tot Hearst
werd omgevormd. Van Vliet en Hoog-
hiemstra luiden daar thans Van Fleet
en High.
Omgekeerd brachten vreemdelingen
herkomstnamen naar hier. Wij behoe
ven slechts te denken aan Niehaus,
Holzhaus, Althof, Baumgarten, Aufder-
heyde, Aufdemkampe, Elchholz, Zur
Miihlen, Zumbaeh, Groskamp (uit Bent-
heim tot ons gekomen), De la Rivière,
Granpré (grote weide), Delprat (in de
Provence overeenkomend met ons Van
der Weide), Delfos (Van der Put), La
Maison, La Chapelle, De Lorm (De
l'Orme, de olm), Delavigne (Van de
Wijngaard), Dumont en Delmonte (Van
den Berg).
Maar nu wordt het toch heus tijd dat
een andere namengroep aan de beurt
komt. Volgende week gaan we eens wat
oude uithangborden en gevelstenen be
kijken.
G. de Boer van der Ley
HET ENIGE LAND, waar iedere intelligente beschouwer nog
steeds een leesbaar en verhelderend boek over kan schrijven,
is de Verenigde Staten van Amerika. De meeste algemeenheden
in zo'n boek zijn wel eens eerder ergens geformuleerd, maar om
dat de lezer toch als regel niet al de vorige werken kent en bo
vendien wat hij daar vroeger gevonden heeft grotendeels ver
geten is, weegt een gebrek aan originaliteit niet zwaar. Amerika
maakt het de beschrijver makkelijk door zich niet al te inge
wikkeld te tonen», met een grote mate van culturele eensgezind
heid en een korte geschiedenis en door altijd bereid te zijn zich
zelf aan een sociologisch onderzoek bloot te stellen, zolang de
klachten niet te grof worden. Frankrijk daarentegen heeft al de
experimenten van de Europese beschaving doorgemaakt of uit
gevoerd en is daar zo complex van geworden, dat wie er in
slaagt bepaalde constanten in de Franse natuur aan te wijzen
toch nog niet eens zelf kan geloven, dat hij veel verduidelijkt
heeft. Bovendien ontmoedigt Frankrijk de socio-historico-psy-
choloog, die zijn kunst wil beoefenen, niet met woorden mis
schien, maar door hem te doen vrezen dat hij niet intelligent
genoeg is om welgemeend en halfgemeend te onderscheiden in
wat de Fransen, zonder door zijn aanwezigheid afgeleid te wor
den, tegen elkaar zeggen.
Professor A. V. Roe, van de universiteit van Aberdeen, gaat
in het eerste deel van zijn bij Longmans in Londen verschenen
boek „Modern France" de draak met de ontelbare koppen te
lijf, maar hij waagt zijn lever niet in het gevecht. Op het kri
tieke ogenblik stelt hij zich tevreden met de vermelding van
een aantal waarnemingen over het Franse karakter door an
deren, waaraan hij slechts toevoegt dat zij natuurlijk geen van
alle de hele waarheid vertegenwoordigen. Daarna ruimt hij het
veld, met achterlating van een citaat van Jules Lemaitre over
de eigenschappen van „le Frangais moyen" (de gemiddelde
Fransman). Hij houdt zich verder aan welbekende thema's, zo
als de stelling dat het Franse karakter van oorsprong meer dat
van de boer dan dat van de handelaar is. Zelfs dat is niet hele
maal veilig, hetgeen bijvoorbeeld blijkt als er staat dat de Fran
sen elkaar meer op grond van moraal en stijl beoordelen dan op
grond van de fraaiheid van huizen en auto's. De eenvoudige
waarneming dat in Parijs veel meer dan in Londen of Amster
dam gehecht wordt aan het bezit van een auto lijkt dat al tegen
te spreken. Mischien moeten wij dan geraffineerd genoeg zijn
om te begrijpen, dat de Fransen.zich druk maken over auto's
niet volgens hun karakter, maar in strijd ermee. Professor Roe
helpt ons daar niet bij, maar zegt, twijfelend en blijkbaar niet
diep geïntereseerd: „Sinclair Lewis' Amerikaanse zakenlieden
Babbitt of Dodsworth bijvoorbeeld lijken minder bezwaard
te worden door de traditionele ethiek van de oude wereld dan
César Birotteau van Balzac, maar zij behoren natuurlijk ook tot
een latere generatie".
Gelukkig maakt hij er zich niet overal met zo'n jantje-van-
leiden af. Wanneer er onbetwistbare feiten genoteerd moeten
worden, over de staatsinrichting, de koloniale politiek en het
onderwijs, maakt hij een leesbaar overzicht en dan is zijn schrik
voor extreme of anderszins gewaagde standpunten juist een
voordeel. Met de kunsten werkt zijn wijze van behandelen weer
minder goed. Een overzicht van twintig pagina's van de Franse
muziek heeft precies de allure van een dergelijk soort hoofdstuk
in een Franse geschiedenis door een historicus, die eigenlijk al
leen in de politiek geïntereseerd is, maar voor de vorm ook de
„cultuur" wil bijleveren. In de vijf korte essays, koket als
vignetten aangeduid, die een overzicht van de litteratuur ver
vangen over Montaigne, Racine, Flaubert, Proust en Mauriac
is trouwens ook niet veel bijzonders te lezen, hoewel profes
sor Roe in die materie zeker deskundig genoeg is. Het komt mis
schien doordat hij de luie lezer niet op de vlucht wil jagen, of
anders doordat hij het evenwicht in zijn boek wil handlhaven.
In ieder geval is dit natuurlijk alles bij elkaar voor een goed
boek over Frankrijk n.iet genoeg. Men kan zich eigenlijk ook zo'n
soort boek maar in twee gedaanten voorstellen. In de ene is het
gemaakt uit een vloed van feitenmateriaal, groten/deels onderge
bracht in statistieken en grafieken, die mits met smaak gekozen
in het genre waar driekwart mannetjes en halve scheepjes bij
getekend staan, een duurzaam genoegen kunnen verschaffen.
In de andere waagt het zich, ruim voorzien van anekdoten en
citaten, in het gebied van de interpretatie, waar onuitputtelijke
mogelijkheden zij»n en de grootste gevaren vermeden kunnen
worden door het besef dat als één formule enigszins juist is,
de tegenovergestelde het ook wel min of meer kan zijn. Pro
fessor Roe streeft niet naar een van deze hoogten, maar houdt
zich op de vlakte, zodat zijn werk tenslotte nog het meest lijkt
op een aanmoediging tot toerisme in Frankrijk. Dat is toch niet
de strekking ervan. De pagina's die een beschrijving willen geven
van enkele tafrelen in Parijs en op het land verraden dat een
ware liefde voor Frankrijk het overwicht heeft op alle com
merciële bedoelingen. S. M.
In Brunswijk in West-Duitsland zijn twee
uitgevers tot boeten veroordeeld op be
schuldiging van het aanzetten tot diefstal,
lijkenschennis en dierenmishandeling, door
het uitgeven van een boek over „tovenarij",
genaamd „Het zesde en het zevende boek
van Mozes".
De rechtbank gaf opdracht het boek in
beslag te nemen. De uitgevers Ferdinand
Masuch en Heinrich Schnell werden respec
tievelijk tot boeten van negenduizend mark
(ruim achtduizend gulden) en duizend
mark (negenhonderd gulden) veroordeeld.
Zij werden ook schuldig bevonden aan het
aanprijzen van geneesmiddelen in strijd
met de wet.
Van het boek, dat de rechter noemde
een „samenraapsel van onzinnigheden, be
doeld om misbruik van de bijgelovigheid
van de plattelandsbevolking te maken",
waren al negenduizend exemplaren tegen
tien mark per stuk verkocht. Het boek
noemt vreemdsoortige geneesmiddelen te
gen een aantal ziekten, zoals een tand, ge
trokken bij een levende muis, levend ge
braden hamsters, fijngehakte wurmen, ge
malen mensenschedel en paardemest. Be
klaagde Masuch verklaarde, dat het om
streden boek al sinds eeuwen bestaat en
dat hij daarom voor het opnieuw uitgeven
er van niet gestraft kon worden. De recht
bank ging met deze zienswijze echter niet
akkoord. Zij zei in haar vonnis, dat het
boek niets te maken heeft met de profeet
Mozes.
(Uit het gedenkboek van „Punch")
VATIKAANSTAD (U.P.) Recente
archaeologische opgravingen onder het
Vatikaan hebben aan het licht gebracht,
dat het gehele Vatikaan staat op een oude
Romeinse begraafplaats. De directeur van
het Vatikaanse museum heeft dit medege
deeld in een vergadering van de pauselijke
academie voor archaeologie. Onlangs heeft
men aan de oostelijke rand van het Vati
kaan, nabij de ingang van het beroemde
museum, een aantal graven uit de heidense
tijd ontdekt.
Deze opgravingen hebben de theorie be
vestigd, dat vele Romeinen, zowel uit de
heidense als de christelijke perioden, hun
doden aan de rand van de oude hoofdstad
begroeven, vooral nabij de grote verkeers
wegen, die toen uit de stad voerden.
Het Vatikaan bevindt zich op het punt
van samenvoeging van drie oude Romeinse
wegen. Bovendien is bij de opgravingen ge
bleken, dat het niveau van de oude stad
bijna negen meter beneden het huidige
niveau lag.
Zelfst de minst fantasieloze
lezer zal bij het kennisnemen
van het hierbij gereproduceerd
bericht ongedachte perspectie
ven hebben zien opengaan.
Dit is nu weer echt een van
die dingen, waarvan men zegt:
waarom dit niet eerder toe
gepast?
Wij doelen op het feit, dat
zowel bestuurder als conduc
teur van een lijnbus voortaan
in staat zal zijn, de passagiers
toe te spreken. Het menselijke
contact tussen degenen, die
hun medeschepselen van de
ene plek der aarde naar de
andere voeren én die mede
schepselen zelf, kan slechts
worden toegejuicht. Intussen
zal het duidelijk zijn, dat de
mogelijkheden van dit contart
de stoutste dromen overtref
fen. Men is bij bevoegde bus
instanties reeds doende, reper
toires samen te stellen, die op
bepaalde lijnen zullen worden
gebruikt. De repertoires zijn
ingedeeld in verschillende
klassen. Klas a: amusement.
Klas b: informatie. Klas c: in
structie. Klas d: verzoekpro
gramma's. Klas e: betaalde
reclame. Klas f: improvisatie.
Klas g: mededelingen.
Het ligt voor de hand, dat
de opleiding van chauffeurs
en conducteurs door deze
nieuwe ontwikkeling langdu
riger, veelzijdiger en duurder
wordt. Doch de businstanties
staan nergens voor.
Er zijn voor de komende
decennia reeds ettelijke con-
percent zou
('oor het eind
ïkomst met de
ssie van kredi-
n ondertekend,
Blle machtigin-
et is namelijk
lchuldeisers de
lanzien, om dan
^geling deel te
Achter in de wagen is een dubbele in
gang, terwijl in totaal drie uitgangen aan
gebracht zijn, verdeeld over de lengte van
de wagen en natuurlijk voorzien van een
„anti-knel-inrichting". Zowel bestuurder
als conducteur kunnen het publiek door
middel van luidsprekers toespreken.
De besturing is zeer vereenvoudigd; geen
handrad meer, maar een stuurknuppel, die
vooruit rijden of achteruit rem
men kan worden bewogen. Grote aan
dacht is aan het remsysteem geschonken.
Als bedrijfsrem dient de elektrische rem.
In geval van nood kan de bestuurder bo-
als administratj
drijf gelden ha
schuldeisers te
luidde: acht
waarvan vier q
Voor de Ha
wordt op donderf
Rembradt-Theai
di Napoll" (Goi
gisseur is Vittoi
sendieven" en
Een week lati
tracten afgesloten, die de
repertoires zullen vullen. Zo
is een overeenkomst aange
gaan met twee politieke par
tijen, die onder klasse e val
len. Hun leuzen zullen met
gepaste intonatie aan de bus
passagiers worden voorgehou
den, waarbij de businstanties
op de niet onaardige gedachte
zijn gekomen, chauffeur en
conducteur aan de hand van
geprepareerde teksten een dis
puut te laten houden, waarin
zowel de ene als de andere
partij aan haar trekken komt.
Ofschoon de teksten nog niet
geheel vaststaan, vermeldt het
ontwerp-dialoogboek ongeveer
en ondermeer dit:
Chauffeur: „U denkt, dames
en heren, dat u nu op weg
bent naar Amsterdam. Jaja,
dat dénkt u. Maar dat is een
dwaling. Weet u waarheen u
op weg bent? Op weg naar
de. inflatie. Als de hm-
hm-hm-partij niet spoedig
meer invloed krijgt, zult u
daar kómen ook. En weet u
wat inflatie is? Neen, dat weet
u niet. Ik zal u zeggen wat
inflatie is. Inflatie is iets
heel ergs".
Conducteur: „Dat is nou
weer echt de hm-hm-hm-
partij. Angst aanjagen en
dreigen. Neen, dames en he
ren, u bent niet op weg naar
de inflatie. En inflatie is niet
iets heel ergs. Ik zal u zeggen
waarheen u op weg bent. Zo
lang de Hm-trala-hm-partij
het voor het zeggen heeft,
bent u nog steeds veilig en
wel op de weg naar.... Am
sterdam".
Enzovoort. Dit aardige idee,
dat bovendien goed betaalt,
wordt waarschijnlijk ook door
een invloedrijke oppositie
partij overgenomen, zodat
men dan bij wijze van inter
ruptie in deze discussie te ho
ren zal krijgen:
„Ze liegen allebei. Ze zijn
geen knip voor hun neus
waard. Ze doen niets goeds.
Ze kunnen niets goeds. Ze
praten hun broodheren na. Ze
besuikeren de boel. Ze moeten
weg. Alles moet weg".
Deze tekst zal worden ge
sproken door de conducteur
met gewijzigde stem en ander
accent. Een dubbelrol dus, die
een grotere mate van oefening
vereist.
Klasse f, improvisatie, kan
allerlei interessante verras
singen opleveren. De busin
stanties willen hiermede de
scherpzinnigheid en zelfbe
wustheid van hun personeel
bevorderen. Men kan zich
voorstellen dat een conduc
teur tussen Haarlemmerliede
en Halfweg zich aldus tot de
passagiers richt:
„Wat is het leven eigenlijk
raar. Daar zitten we rustig in
een bus en die bus rijdt rustig
over de weg en we denken
maar nergens aan en straks
zijn we in Amsterdam. En
daar hoeft maar een olievlek-
kie op het asfalt te legge en
Hein remt een beetje af en
floep gaat ie, de weg af, de
Liede in, plompperdeplomp
kopje onder met de hele
kraam en de deuren zitten
dichtgekneld en blubberdeblub
een schietgebedje en je zit bij
Abram op schoot. In twee
seconden kan het gebeurd
zijn, nietwaar, laten we wel
wezen, en niemand denkt eran.
Maar Hein remt niet af en
rijdt rustig over 't olievlekkie
heen en er gebeurt niks. Rare
wereld. Er komt een gespro
ken advertentie van 'n levens-
verkeringsmaatschappij, zo
doende".
Of geheel iets anders:
„Nou zit ik al van de Am
sterdamse Vaart af te kijken
naar dat hoedje van die dame
op de derde bank van achter
links, maar verdraaid als ik er
oog op kan krijgen. Is dat nou
een aangebrande moccataart
of een hoed? En waar dient
dat kippegaasde voor, dat eran
hangt? Als mijn vrouw met
zo'n rare deksel thuis kwam
zou ik zeggen: mens, zou ik
zeggen, ik kan véél verdragen,
maar as je denkt dat ik met
het succesnummer van Boltini
aan me arm door de stad ga
wandelen, dan mot ik zeggen
dat je me voor iets anders dan
anders heb angezien.
En de passagiers maar kij
ken naar die dame, en die
dame maar glimlachen om die
grappige conducteur.
En zo brengt de techniek
ons telkens weer een stapje
verder naar datgene, waarvoor
hij tenslotte is uitgevonden:
Het volmaakte geluk op
aarde.
R. Agteran