„Richard de Derde" toneel in film cerkuil DE LAATSTE TOAST f MERLIJN EN DE WONDERBESSEN J Tien jaar Toneelcoördinatie Agenda voor Haarlem Onbetwistbare begaafdheid van Harry Mulisch SIEMENS RADIO MET LEVEND GELUID Laurence Olivier volgt Shakespeare naar de letter Het „Kerstfeest" in Oost-Duitsland Een fabuleus boek Litteraire Kantteken i ngen -J 4 KERKELIJK LEVEN Kerstfeest en de film Heringa Wuthrich Geschenk voor gemeente werken in Rotterdam etaleert 23 Het afscheid van jhr. dr C. G. C. Quarles van Ufford ZATERDAG 22 DECEMBER 1956 DE JONGSTE VERFILMING door Lau rence Olivier van een der Shakespeariaanse koningsdrama's, „Richard de Derde", mar keert nog eens duidelijk de principiële verschillen, welke er bestaan tussen film en toneel. Niet, dat Olivier ons zo'n posi tieve les geeft. Shakespeare is in zijn cinematografische vormgeving toneel, ge fotografeerd toneel, waaraan alleen de be grenzing der ruimte door de bewegende camera is ontvallen. Maar de begrenzing (van de film) door het woord blijft. Voor het toneel betekent het woord de essentie: uit het woord vloeit de handeling voort. Het toneel kan niet stom zijn. De film kan dat wel: de film vertelt in beelden en wanneer de dialoog er onontbeerlijk in is heeft die dialoog een functionele betekenis. Het woord is niet primair voor de film. Dat is het beeld. Daarom heeft Shakespeare verfilmen alleen zin als men Shakespeare tot film herleidt en dat wil zeggen: zijn dichterlijk woord beschouwt als de inspi rerende factor tot het dichterlijk beeld, dat door de film moet worden opgeroepen. Het woord begeleidt dat beeld slechts in de mate dat er behoefte aan is. Het mag niet de aandach* van het visuele verleggen naar het auditieve. In „Richard de Derde" probeert Olivier het woord te handhaven Ons kwam een afschrift onder ogen van besluiten, genomen door het bestuur van een Oostduitse vakbond, betrekking heb bende op de voorbereidingen van de kerst feestvieringen voor kinderen en er blijkt wel duidelijk uit, dat de Duitse Democra tische Republik niet, zoals men daar altijd beweert, religieus neutraal wil zijn, doch dat met alle mogelijke middelen de com munistische wereldbeschouwing wordt op gedrongen. Men oordele zelf. De aanschrijving wijst er in de eerste plaats op, hoe belangrijk de viering van het kerstfeest is. „De goede tradities van het feest dienen te worden gehandhaafd en zij moeten met het nieuwe leven in onze arbeiders- en boerenstaat nauw ver weven worden. De politiek van onze regering", zo schrijft men verder, „heeft de vrede ten doel, de democratische een heid van Duitsland en de doorlopende ver betering van de levensstandaard der be volking, door de opbouw van het socialisme. Als wij zo kerstfeest vieren, doen wij dat in de overtuiging, dat de strijd van alle volkeren voor de vrede de overwinning zal brengen en dat onze welstand, door onze eigen prestaties, steeds groter wordt." Er wordt dan betoogt, dat deze nieuwe inhoud tot nu toe bij de kerstfeestvieringen te weinig tot zijn recht is gekomen. Die vieringen waren te zeer „mystiek en be vorderlijk voor het bijgeloof". Nu worden de vakverenigingen opgeroepen om dé prö- gramma's zorgvuldiger voor te bereiden. Deze dienen nieuwe kerstspelen, liederen en gedichten te bevatten, die „van vrede en vriendschap, van de democratische eenheid van ons vaderland en van onze gelukkige socialistische toekomst spreken". Indien enigszins mogelijk moeten de kinderen aan het programma medewerken, ook kinderen uit andere communistische landen, maar evenzeer kunstenaars, die daarvoor door een afvaardiging van de kinderen om hun medewerking moeten worden gevraagd. Kerstboom en kerstman mogen niet ont breken. De laatste zou de kinderen bijvoor beeld kunnen vertellen wat voor ijverige arbeiders er in de bedrijven worden ge vonden. De lokaliteiten moeten door de kin deren zelf worden versierd. In elk bedrijf dient de leiding er op bedacht te zijn om de kinderen vreugde te bereiden en hen tege lijkertijd duidelijk te maken, dat zulke feesten door hen alleen in vrede gevierd kunnen worden en in een staat, waarin de arbeiders en de boeren de macht bezitten. Evenals elders in Europa bestaat er ook in ons land een sterke neiging om aan de diepe achtergrond van de christelijke feest dagen voorbij te gaan. Ook de bioscopen werken vervlakking in de hand. Wij zien films als kerstprogramma of paasprogram- ma aangekondigd, die met de zin van kerst feest of Pasen niets te maken hebben. Er heeft zich een wonderlijke traditie gevormd volgens welke Stan Laurel en Olivier Hardy in het bijzonder met Pasen tot hun recht komen, terwijl met kerstfeest films met een sentimenteel tintje de voorkeur verdienen. En toch zijn er films, die echt iets met kerstfeest te maken hebben. Films, waarin de vreugde van het kerstfeest doorklinkt en waarin iets van de boodschap van dit feest gestalte krijgt. De kunst van alle eeuwen is door het gebeuren van Bethle hem aangeraakt en hoe geseculariseerd onze tijd ook moge zijn, toch werd ook de filmkunst, de jongste muze, door dit ge beuren geïnspireerd. Twee films kunnen in dit verband wor den genoemd. In de eerste plaats „De val lende ster", van de Duitse regisseur Harald Braun, die ook de bekende „Nachtwache" vervaardigde. De koorddanser in deze film is de figuur die de overwinning op de angst door het geloof en vertrouwen symboliseert. Het centrale thema van „De vallende ster" is samengevat in de woorden van het kerst evangelie: „Vreest niet, want ik verkondig u grote blijdschap". De films van Harald Braun vertonen een grote innerlijke verwantschap met die van de Amerikaanse regisseur Frank Capra, wiens prachtige film „It 's a Wonderful Life" reeds voor de oorlog vervaardigd werd en thans opnieuw in ons land wordt vertoond. Wat ons in deze films over het kerst feest bijzonder treft is hun actuele sociale strekking. De komst van Christus wordt hier niet van het gewonen leven geïsoleerd, maar er direct mee in verband gebracht en dat op een manier die ons als mensen van deze tijd aanspreekt en die op onze pro blemen ingaat. „De vallende ster" speelt zich of in een Duits vluchtelingenkamp, de Caprafilms gaan uit van de politieke en maatschap pelijke verhoudingen in Amerika. Deze films versterken ons niet in een verkeerde, zoetelijke opvatting van het kerstfeest, maar zij gaan uit van het grote verband tussen de komst van Christus en de wereld van nu. en tegelijk het beeld een dwingende kracht te geven door het veelvuldig gebruik van de close-up bij de eveneens overvloedige monologen. Hij laat de scènes ineenvloeien en overwint daarmee de beperking der ruimte, een technische aangelegenheid, maar ruimte voor het gevoel, voor emotie schept hij niet. Hij roept kleurrijke tafe relen op. Hij begoochelt de kijkers met imposante bouwwerken en sfeer van ver leden eeuwen, maar slechts zelden treft hij ons met de uiterlijk waarneembare kracht der innerlijke bewogenheden, met schok kende details, die bij de eerste aanblik alles onthullen waardoor woorden over bodig zijn. Hij geeft van „Richard de Der de" een aan de filmmiddelen aangepaste toneelbewerking. Hij geeft geen film, die met haar middelen het toneelstuk heeft bewerkt en aangepast aan de eisen van het filmmedium. IK BEN GEEN OGENBLIK onder de in druk geweest van zijn film. Misschien één keer, op het ogenblik, dat er twee monni ken in het beeld verschijnen, die, gezeten op een bankje en een boek in de hand, ijverig reciteren. Terwijl zij dat doen tekent zich op hun gelaat de angst af bij de aanblik van de satanische Richard, die in hun aanwezigheid een nieuwe moord beraamt. Zij zingen, maar hun gedachten zijn ver weg van het gebedenboek, van psalmen en canons. Als een spiegel zijn zij van wat de genadeloze duivel bij hen uitbroedt. Zie, dat is film. Daar heeft het woord een functionele betekenis, het zet kracht bij aan de verbijstering, de angst en de bevroeding der rampzaligheden, die op 't gezicht der monniken te lezen staan. Wat zij zien als in een visioen ziet de toe schouwer in de zaal. En even machteloos als deze monniken ondergaat hij de drei ging van weer naderend onheil. Helaas, ogenblikken als deze zijn er zelden. Olivier, die zelf de rol van Richard op zich nam, verschijnt telkens opnieuw in het beeld van aangezicht tot aangezicht met zijn publiek, het toesprekend en zijn diepste gedachten ontvouwend. Hij is alleen maar wat dichter bij ons dan wanneer wij op het schellinkje in de schouwburg zaten. De camera heeft hem vlak voor onze ogen gehaald Maar het dramatisch effect gaat juist door dit tekort aan afstand teloor. In zijn lange alleenspraken vertelt hij ons hoeveel gruwelijks hij van plan is. Wij zouden ons van hem willen afwenden, om dat wij het niet verdragen dit te moeten aanhoren: het is als het ware niet in over eenstemming met wat de mens vermag te aanhoren. Het strijdt met 's mensen waar digheid. Toch blijft deze man maar steeds in het beeldvlak. En zijn aanblik boet al lengs in aan kracht. Wij luisteren, maar kijken niet meer als gegrepen door zijn ontluisterende verschijning. Zo boet hij in aan dramatische betekenis en verlangen wij hevig naar het toneel, waar de afstand het gevoel tenminste nog de ruimte laat. En dat is maar een van de vele aspecten, die aan de vertolking van Olivier zijn verbonden. De film is zo lang, dat men de meeste vergeet. Hetgeen temeer bewijst dat ze maar zwakke indrukken -achterlaat. OM SHAKESPEARE TE VERFILMEN zal men bewust afstand 'diénen tè'"ddéfi van het woord. Men zal de grote dichter niet aan de letter moeten vastleggen, maar aan de geest. De geesten, die hij opriep, de bezielde wezens, door hem gecreëerd, zal men op het filmdoek moeten herscheppen. Dan zal Shakespeare een voortreffelijk scenario-schrijver blijken te zijn, door wie een filmmaker tot een autonoom filmwerk wordt gedreven. Zoals Shakespeare zelf werd gedreven tot het schrijven van toneelwerken aan de hand van toneelstuk ken, die lang voor hem - en door heel wat mindere goden - op papier waren gezet. Wie echter probeert van toneel film te maken en niet uitgaat van het verschil in wezen der beide kunsten, hij komt niet tot een film noch bewijst hij het toneel een dienst. Aan „Richard de Derde" komt de filmliefhebber beslist tekort. P. W. Franse ADVERTENTIE Haariem CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS Laurence Olivier als Richard de Derde Een brons van Huib Noorlander Toen op 1 november van het vorige jaar de dienst van gemeentewerken in Rotterdam honderd jaar bestond, heeft het personeel van de vier technische diensten, die onder gemeentewerken ressorteren, een geschenk toegezegd. Donderdag was het zover, dat het cadeau kon worden aangeboden aan de hoofddirec teur van gemeentewerken, ir. J. A. C. Tille- ma. Aan de wand van de ingang van het Stadstimmerhuis aan het Haagseveer is een bronzen sculptuur aangebracht van de beeld houwer Huib Noorlander, voorstellend de werkende mens, uitgebeeld door twee men sen, in de stilstand waarvan de kunstenaar een terugblik heeft willen werpen op hon derd jaar bouwen in Rotterdam, maar tevens een blik naar de toekomst. Het bijschrift vermeldt de woorden, waarmee de hoofd directeur vorig jaar zijn herdenkingsrede be sloot: „Tot uw dienst". Ir. Tillema heeft het geschenk aanvaard, waarna het kunstwerk, dat door de Rotter damse vlag nog aan het oog werd onttrokken, werd onthuld door de wethouder van open bare werken, J. Meertens. DAGENLANG HEEFT het nieuwe boek van Harry Mulisch, de kleine roman „Het zwarte licht" - verschenen bij De Bezige Bij in de serie De Litteraire Raat - mij beziggehouden, nadat ik het, in het langzame tempo waartoe elk werk van niveau dwingt, als een hallucinerende dagdroom had ondergaan. Van „lezen" was al na enkele bladzijden geen sprake meer. Het verhaal - als men het tenminste zo noemen wil - was autonoom geworden. Het voltrok zich als een verschijnsel. Als iets dat in het verlengde ligt van het menselijk bewustzijn, van het „normale" denken en voelen. Over het „gegeven" - een zogenaamde intrige heeft dit miraculeuze boek ver ach ter zich en onder zich gelaten - niet meer dan dit: de zesenveertigste verjaardag van de stadsbeiaardier Akelei valt samen met de Oordeelsdag, door verschillende sekten voorspeld. In een half etmaal tijds krijgt de cultuur van eeuwen, samengetrokken in de eenzaamste der eenzamen, in Maurits Akelei, haar wonderbaarlijk beslag. Als een zondvloed van gewaarwordingen door breekt ze haar grenzen, vernietigt ze zich zelf om uit haar chaos te herrijzen als een j kern van „eeuwige waarheid", die in geen I formule, geen religie, kan worden uitge- j drukt. Wat men van dit boek zou kun- i nen zeggen, is dit: dat de tijd er in om keerbaar is geworden en terugverloopt van Exodus tot Genesis, tot het begin van alle begin, in de geest van de profetische slot- zin, waarmee Kleist zijn „Marionettenthea ter" besluit: dat we waarschijnlijk nogmaals van de boom der kennis moeten eten om tot „de staat van onschuld te kunnen terug vallen". Niet dat Mulisch, zoals het litte raire mode is geworden, zijn heil heeft ge zocht bij een of andere mythe van oor sprong en einde, van ontstaan en vergaan. Verre daarvan. Met symboliek heeft zijn kleine roman - die voor honderdtallen schrijfprodukten telt, waarin tegenwoor dig „litteratuur" wordt bedreven - niets van doen. Met fantasie evenmin. Zelfs zou ik nauwelijks van „verbeelding" durven spreken en nog veel minder van „surrea lisme" of welk „-isme" dan ook. Mulisch' jongste boek, dat me als een on benoembaar geheim heeft gegrepen en me niet wil loslaten, is met geen ander werk van onze hedendaagse litteratuur en alleen vergelijkenderwijs met die van het buiten land (met Kafka misschien) op één lijn te stellen. Er zijn „grotere" boeken geschre ven, geen gelijksoortige. Ik zou deze nieuwe creatie van Mulisch niet eens „origineel" willen noemen. Hier is iets heel anders gaande dan oorspronkelijkheid, dan een stijlprocédé of een vorm van roman fictie. Wat - ik weet het niet, want hier valt niets te „weten". Maar zonder dan te weten „hoe" heb ik Maurits Akelei in mij zelf gestalte zien aannemen. Het klinkt misschien vreemd, maar ik bedoel het let terlijk zo: men ziet dóór dit boek in zich zelf, ziet er gestalten, die zich in één enkele mensengedaante manifesteren - waarschijnlijk omdat het geschrevene als een „zien", als een ervaren, is genoteerd. Als een schouwspel, waarin men zichzelf ziét meespelen, vóélt meeleven. Het aangrijpende van deze „kleine ro man" ligt in het hyper-reële van Ake- lei's wederwaardigheden besloten. Deze werkelijkheid is met een dermate biolo gerende blik waargenomen, dat ze zich ónder het lezen evolueert tot een hogere potentie, tot een realiteit in het kwa draat. Of misschien ook in een geheim zinnige kosmische reactie, waaraan de mens Akelei met alle voelhorens van zijn intuïtie deelneemt tot een conden satie van een levensgevoel, dat zich buiten de chronologische tijdsorde vol trekt. Het is nauwelijks te zeggen, wat in Akelei's apocalyptische belevenis verleden en wat er heden in is, wat droom is en wat bewustzijn, wat binnen is en wat bui ten. Hier zijn geen grenzen meer tussen het een en het ander. In de orgie van de onder gang klinkt „iets" mee van een weder geboorte, een gedaanteverwisseling een wonder, zoals dat van de vlinder, die uit het duister van de pop zijn eerste dag tegemoet vliegt. Ik gebruikte daareven het woord „ge heimzinnig". Dit fabuleuze boek dat al lerminst een fabel of een allegorie is heeft inderdaad zijn geheim. Het ligt in zijn taal, in zijn beelden, zijn toon, zijn ritme. Dat ik het niet omschrijven kan en ik het desondanks (of juister: dank zij dat) ben gaan voelen als een gebeuren, dat zich om mij en in mij heeft afgespeeld, is achteraf beschouwd het zekerste bewijs, dat Mulisch meer heeft gedaan dan „een boek" schrijven. Er is een leven in hem opgestaan, het leven van Mau rits Akelei, die op zijn verjaardag zijn ondergang, dé ondergang viert. Ja, er is een boek gelééfd. Hoeveel maal gebeurt dat in een eeuw litteratuurgeschiedenis? Hoeveel keer komt het voor, dat men als lezer, als beroepslezer nog wel, tot de er kenning moet komen, dat wat daar ge- ?chreven staat alleen maar zó gezegd, zó medegedeeld kon worden, wil het verstaan baar zijn van mens tot mens? Er zullen daar twijfel is niet aan Maar de koning wou Merlijn toch prijzen. Hij nam hem mee op het paleisbalkon en toonde hem aan de burgers. „Dit is Merlijn, de held, die het kwaad heeft verdreven en de vrede in ons land heeft teruggebracht!" zei de koning. „Leve de dappere en flinke Merlijn!" Het volk juichte luidkeels en wuifde Merlijn toe, die met 'n kleur van verlegenheid boog. Hij vond, dat hij toch alleen maar zijn plicht had gedaan. En 's avonds was er in de stad Berlicsteyn weer feest139-140 De stichting Toneelcoördinatie bestaat tien jaar. In deze instelling gaan gesubsi dieerde toneelgroepen op zakelijk en or ganisatorisch gebied samen. Aangesloten zijn de Nederlandse Comedie, de Haagse Comedie, het Rotterdams Toneel, de to neelgroep Theater, het Nieuw Nederlands Toneelgezelschap en de toneelgroep Puck. Ter gelegenheid van het tienjarig be staan heeft de stichting een brochure uit gegeven, waarin onder meer de zogenaam de cultuurspreiding als één van de kern problemen bij de bepaling van het toneel beleid wordt genoemd. Vastgesteld wordt dat er een streven bestaat om in de sprei ding van het toneel „in de provincie" ver der te voorzien door het stichten van re gionale gezelschappen. Deze oplossing heeft op dit ogenblik, aldus de Toneelcoör dinatie, sterke schaduwzijden. Met de groe' van de behoefte aan toneel heeft de aan was van het aantal toneelspelers, dat de hoofdrollen en nevenrollen op bevredigen de wijze kan bezetten geen gelijke tred gehouden. Wanneer men, zo wordt gecon cludeerd, het aantal gezelschappen uit breidt om aan de sterk toegenomen be hoefte te voldoen, dreigt het gevaar dat de spelers over steeds meer ensembles wor den verspreid en dat het artistieke niveau daardoor evenredig daalt. Door deze en andere gezichtspunten laat de Coördinatie zich leiden, wanneer zij als intermediair tussen het toneel en de over heid haar adviezen inzake de subsidiëring ADVERTENTIE moderne interieurverzorging nieuwe gracht zs haariem telefoon kzsoo-uoAJ werkkamer naar eigen ontwerp op dit boek wel veel uitleggingen volgen. Ik zal er niet in geloven. Ik ben na melijk overtuigd, dat elke toelichting, elke analyse bij voorbaat gedoemd is aan de ondefinieerbare kern van dit werk voorbij te gaan. Mulisch zal te eniger tijd ook dit boek „overwonnen" hebben. Hij zal verder gaan, op andere we gen, waaromtrent geen voorspelling moge lijk is. Maar één ding staat voor mij vast: welke gedaanteverwisselingen hij ook zal ondergaan, aan welke creaties hij nog vorm zal geven en leven is vórmen hij zal vroeg of laat worden erkend als een van onze grote schrijvers. Vergis ik mij niet, dan zal de toekomst pas uitwijzen, dat zijn werk zich meten kan met het beste der hedendaagse wereldlitteratuur. C. J. E. Dinaux ADVERTENTIE Nou, hij was een vrouwenjager eerste klasse. Muck kreeg de stellige indruk, dat op dit moment in Zo, hij was dus een vrouwenjager. En hij kwam niet vaak bij u op bezoek? Vroeger wel, maar de laatste tijd niet meer. Wat betekent dat: vroeger? Zes tot acht weken geleden. Mijn man en ik waren nogal verrast, toen hij plotseling weer verscheen. Wat wilde hij eigenlijk? Niets bijzonders. Hij was echter erg geïnteresseerd in de verschillende vormen van kanker en hij heeft daar met mijn man lang over zitten praten. Mijn man heeft mij later gezegd, dat zoiets niets bijzonders is. Wanneer iemand uit een bepaalde kennissenkring plotseling aan kanker sterft, dan gaat iedereen naar de dokter om zich op kanker te laten onderzoeken. Hij dacht misschien wel aan Christian Werdohl. Zo, zo, aan Werdohl. Weet u soms de reden, waarom Albertz plotseling niet meer bij u op bezoek kwam? Natuurlijk weet ik dat. Er zijn nu eenmaal dingen, die een vrouw zich niet kan laten welgevallen. Aha. Maar toch was u bij het verjaardagsfeestje, waarop ook Albertz was. Ja, maar mevrouw Faber's ogen fonkelden dat is toch niets ongewoons? Ik kan toch moeilijk weg blijven, zonder dat zij er iets achter zouden zoeken? Wist uw man van deze dingen? Nauwelijks. Ik vond het beter om dit maar voor mij te houden. Muck ging even verzitten en bestudeerde zijn aan tekeningen. Het ontging hem echter niet, dat de be wegingen van mevrouw Faber nóg nerveuzer geworen waren. Muck haalde diep adem. Hij moest met zwaarder geschut komen. Mevrouw Faber, zei hij ernstig, in december bent u drie weken in het sanatorium van dr. Schmidtmeier geweest. Het ging zeker om een nakuur? Inderdaad, maar mijn lieve hemel, hoe weet u dat? Dat doet er niet toe. Uw man heeft u toen drie keer opgezocht? Dat mocht hij wel. Mijn man is tenslotte ook arts. Hoe komt het dan, dat uw man de practijk geen dag onderbroken heeft? Van hier af is het naar dr. Schmidt- meier's sanatorium zes uur rijden per auto, terwijl je er met de trein een hele dag over doet! Mijn man kwam altijd met de auto. Hij ging direct Vertaald uit het Duits Copyright: Cosmopress, Génève Oorspr. titel: „Toen de champagne werd geserveerd" na het spreekuur weg en 's morgens voor dag en dauw weer terug. Zo, zo. En uw man reed dan met een grote, zware wagen en niet met de kleine, die hij voor de praktijk gebruikt? Zoudt u het erg vinden, als ik dit bij uw man controleerde? Toen gebeurde er iets, waar Muck niet op had ge rekend. Mevrouw Faber sprong uit haar stoel op en wierp zich met gekromde vingers op de commissaris. Wilt u, schreeuwde zij zo hard zij kon, wilt u mijwilt u mij volkomen ongelukkig maken? Zo dik als de commissaris was, zo beweeglijk was hij ook. Met een snelle greep had hij beide handen van mevrouw Faber vast, waarna hij haar met zachte dwang weer in haar stoel terug duwde. Blijft u toch rustig, mevrouw!, zei hij met zachte, overredende stem, Weest u toch kalm. Ik ben geen nieuwsgierige snuffelaar. Maar het gaat tenslotte om een moord! Als u mij alles wilt vertellen, mevrouw, dan zal ik graag alle mogelijke consideratie gebruiken, mevrouw, alle consideratie. Antoinette Faber zat in elkaar gedoken in haar 3toel en hield de handen voor haar gezicht. Ze huilde vrijuit en haar tengere lichaam schokte nu en dan hevig. Muck stond voor haar. Waarom al die opwinding, mevrouw? Ik wil alleen maar de waarheid weten, de volledige waarheid, meer niet, daarmee bent zowel als ik geholpen. Mevrouw Faber ging tenslotte weer rechtop zitten en droogde haar tranen. Goed, zei ze tenslotte, Ik zal u alles vertelen. Geen mens heb ik méér gehaat dan Albertzmaar.. ik heb hem niet om het leven gebracht Dat weet ik, antwoordde Muck. Ondanks haar vochtige ogen keek mevrouw Faber Muck dankbaar aan. Zijn woorden hadden haar ken nelijk gekalmeerd. Plotseling begon zij te vertellen. Nu en dan haperend en naar woorden zoekend, enigszins verward, maar ze vertelde tenminste. Het scheen haar overigens goed te doen haar hart eens te kunnen uit storten. Ja, geen mens heb ik méér gehaat dan die Albertz. En misschien ook wel méér lief gehad dan wie dan ook. Ik heb nogal een onrustige jeugd gehad. Het is mogelijk, dat ik enkele domheden heb begaan mijn gezondheid is ook niet zo goed maar ja, wat zou ik eigenlijk moe ten verzwijgen? Ik werd als 't ware opgehitst en kreeg hier een engagement. Ik was toneelspeelster. De ene keer wat succes, de andere keer een terugslag. Toen leerde ik mijn man kennen. Hij was schouwburg-arts. Eerst was het misschien alleen maar vertrouwen, dat ik in hem stelde hij was altijd erg zwijgzaam hij was er altijd, als ik somber was en geen uitzicht meer zag hij hielp mij met geld met raadgevingen hij steunde mij in mijn moeilijkste momenten en toen geen man meer iets van mij weten wilde, vroeg hij of ik zijn vrouw wilde worden. Ja, dat weet ik, zei Muck. Mevrouw Faber keek op. Wat weet u eigenlijk niet?, vroeg zij. De politie is beter georiënteerd dan u denkt, ant woordde Muck, maar dat doet nu niets ter zake. U trouwde dus? Ja. En ik was gelukkig. Ik leerde het leven van een andere kant kennen. Mijn man liet mij een ver pleegstersopleiding volgen en ik vond het prettig hem met zijn werk te helpen. Samen hebben wij zijn praktijk opgebouwd, maar het ging moeilijk en het was inspan nend. Ik begon te houden van de stille uren, dat ik met mijn man alleen was. Rust, vrede, ja, zelfs geluk, ik leerde het toen pas kennen Totdat Albertz verscheen? Ja. Dat wil zeggen, we kenden hem al lang. Hij kon erg hartelijk zijn, erg kameraadschappelijk. Hij was één van die mensen, die met alles succes hebben. Hij verdiende veel geld, hij maakte grote reizen en hij wist héél goed, dat hij succes had. Hij had een hoe zal ik het zeggen veroveraarsnatuur. Als hij lachte, lachte hij uitbundig hij leek vaak op een grote jongen hij was gezond, sterk en onafhankelijk. Mevrouw Faber zweeg even. Ze staarde voor zich uit. Ze had zachtjes gesproken en openhartig. Muck kreeg de indruk, dat zij alles weer beleefde. Wat zou ik u verder nog moeten vertellen, commis saris? Op een goede dag ging ik bij hem op bezoek. Ik kreeg toen weer mijn oude onrust. Ik kon zonder hem niet meer leven, maar ik besefte tóch, dat ik mijn man onrecht aandeed. En toen begreep ik dat Albertz slecht was, dat hij een verdorven karakter had. (Wordt vervolgd). geeft aan het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en aan de ge meentebesturen. Op een donderdag te Am sterdam gehouden persconferentie voegde de voorzitter van de Toneelcoördinatie, mr. B. A. van Schaik, hieraan toe dat „de overheden zich maar al te vaak door an dere dan kunstzinnige overwegingen laten leiden bij het nemen van een beslissing omtrent het al of niet toekennen van een subsidie. Zij zullen echter de Coördinatie, die door de overheid zelf in het leven is geroepen, moeten erkennen". In de jaren tussen 1947/1948 en 1955/ 1956, zo blijkt voorts uit de brochure, is het totaal aantal premières van de bij de Coördinatie aangesloten gezelschappen ge stegen tot zesenvijftig. Het totaal aantal voorstellingen is gestegen van 2078 tot 2588. Acht jaar geleden werden 1167 reis- voorstellingen gegeven, tegen 1697 in het toneeljaar 1955/1956. In 1947/1948 was het totaal aantal bezoekers 1.242.000. Dit aantal is gestegen tot 1,479.000, De totale subsidie is van f 739.000 opgelopen tot f 1.737.200. De totale uitgaven zijn gestegen van f2.699.173 tot f4.390.830. In verband met hun naderend vertrek zullen de commissaris der Koningin in de provincie Gelderland en mevrouw Quarles van Ufford geen nieuwjaarsreceptie hou den, maar een afscheidsreceptie op zater dagmiddag 26 januari in het Huis der Pro vincie. In de donderdagmiddag gehouden zitting van de Provinciale Staten van Gelderland heeft de heer Chr. G. Matser, burgemees ter van Arnhem, het voorstel ingediend tot instelling van het jhr. dr. C. G. C. Quarles van Uffordfonds. Het voorstel was mede ondertekend door de fractievoorzitters van de P.v.d.A., C.H.U., A.R. en V.V.D. Het fonds beoogt steun te geven aan culturele en maatschappelijke activiteiten in Gel derland, welke een bijdrage leveren of kunnen leveren aan goede menselijke ver houdingen. Het voorstel werd aangenomen. In het fonds is een bedrag van f 100.000 uit de algemene reserve gestort. Na de sluiting van de zitting was er in het provinciehuis een samenzijn van de scheidende commissaris der Koningin en zijn gezin met de leden der Staten en de hoofden van de provinciale diensten. Uit erkentelijkheid voor zijn grote verdiensten voor het bevorderen van het culturele le ven in Gelderland werd jhr. Quarles van Ufford 's avonds een voorstelling in de Arnhemse schouwburg aangeboden. De voorstelling werd gegeven door het Gel ders Orkest en de toneelgroep „Theater", ZATERDAG 22 DECEMBER Minerva: „The Ladykillers", 14 jaar, 7 en en 9.15 uur. Rembrandt: „Het congres danst", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Lido: „Je komt er wel uit", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Studio: „Gervaise", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Roxy: „Opstand der krokodilmensen", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. C'nema Palace: „Schandaal in Sor rento", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Luxor: „Ma demoiselle Nitouche", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Agent der apachen", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Stadsschouwburg: Toneel groep „Puck" met „De knecht van twee meesters", 8 uur. ZONDAG 23 DECEMBER Roxy: „Opstand der krokodilmensen", 14 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Minerva: „The Ladykillers", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „De wereld der stilte", alle leeft., 2, en 4.15 uu*\ „Mademoiselle Nitouche", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Studio: „Levensroman van Richard Tauber", alle leeft., 11 uur. „Gervaise", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Het verloren continent", alle leeft., 11 uur. „Het congres danst", alle 1 -eft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Held der Apachen", 14 jaar, 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Lido: „Czardasfürstin", alle leeft., 11 uur. „Je kunt en wel uit", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Cinema Palace: „Zo begint het leven", 18 jaar, 11 uur. „Schandaal in Sorrento", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Zuiderkapel: Joh. van Oostveen, 10 uur. Ds. J. Visser, 5 uur. Jeugdsamenkomst o. 1. v. Frans van Dijk, 8 uur. Lange Herenstraat 6: Stads evangelisatie, 10 en 7 uur. Wilhelminakerk, 7 uur. Zuid-Oosterkerk, 5 uur. Aula Chr. Lyceum, 5 uur. Bijzondere kerkdiensten van de Gereformeerde kerken „Toch maar kerfstfeest vieren?". Parklaan 21: Advents- zangdienst „De koning en de ezel", 6.30 uur. Grote Kerk: Ds. Joh. Bronsgeest. Jeugdkoor „Internos". Organist Klaas Bolt, 7 uur. MAANDAG 24 DECEMBER Roxy: „Opstand der krokodilmensen", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Lido: „Je komt er wel uit", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Cinema Palace: „Schandaal in Sorrento", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „De wereld der stilte", alle leeft., 2 en 4.15 uur. „Mademoiselle Nitouche", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Studio: „Gervaise", 18 jaar, 2.15, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Het congres danst", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur Frans Hals: „A. en C. in stofzuigers", alle leeft., 2.30 en 8 uur. Grote Kerk: Kerstnachtdienst. Spreker dr. J. Snijders m. m. v. Schotens Chr. gemengd koor en de damesgroep uit het Hervormd jeugdkerkkoor, 23 uur. Zang- dienst van 22.20 uur af. Zang en Vriend schap: „De Grotere wereld". Kerstwijding van A. C., 8 uur

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 6