„Richard de Derde" toneel in film
cerkuil
DE LAATSTE TOAST f
MERLIJN EN DE WONDERBESSEN
J
Tien jaar Toneelcoördinatie
Agenda voor
Haarlem
Onbetwistbare begaafdheid
van Harry Mulisch
SIEMENS RADIO MET LEVEND GELUID
Laurence Olivier volgt Shakespeare
naar de letter
Het „Kerstfeest" in
Oost-Duitsland
Een fabuleus boek
Litteraire
Kantteken i ngen
-J
4
KERKELIJK LEVEN
Kerstfeest en de film
Heringa Wuthrich
Geschenk voor gemeente
werken in Rotterdam
etaleert
23
Het afscheid van jhr. dr C.
G. C. Quarles van Ufford
ZATERDAG 22 DECEMBER 1956
DE JONGSTE VERFILMING door Lau
rence Olivier van een der Shakespeariaanse
koningsdrama's, „Richard de Derde", mar
keert nog eens duidelijk de principiële
verschillen, welke er bestaan tussen film
en toneel. Niet, dat Olivier ons zo'n posi
tieve les geeft. Shakespeare is in zijn
cinematografische vormgeving toneel, ge
fotografeerd toneel, waaraan alleen de be
grenzing der ruimte door de bewegende
camera is ontvallen. Maar de begrenzing
(van de film) door het woord blijft. Voor
het toneel betekent het woord de essentie:
uit het woord vloeit de handeling voort.
Het toneel kan niet stom zijn. De film
kan dat wel: de film vertelt in beelden en
wanneer de dialoog er onontbeerlijk in is
heeft die dialoog een functionele betekenis.
Het woord is niet primair voor de film.
Dat is het beeld. Daarom heeft Shakespeare
verfilmen alleen zin als men Shakespeare
tot film herleidt en dat wil zeggen: zijn
dichterlijk woord beschouwt als de inspi
rerende factor tot het dichterlijk beeld, dat
door de film moet worden opgeroepen.
Het woord begeleidt dat beeld slechts in
de mate dat er behoefte aan is. Het mag
niet de aandach* van het visuele verleggen
naar het auditieve. In „Richard de Derde"
probeert Olivier het woord te handhaven
Ons kwam een afschrift onder ogen van
besluiten, genomen door het bestuur van
een Oostduitse vakbond, betrekking heb
bende op de voorbereidingen van de kerst
feestvieringen voor kinderen en er blijkt
wel duidelijk uit, dat de Duitse Democra
tische Republik niet, zoals men daar altijd
beweert, religieus neutraal wil zijn, doch
dat met alle mogelijke middelen de com
munistische wereldbeschouwing wordt op
gedrongen. Men oordele zelf.
De aanschrijving wijst er in de eerste
plaats op, hoe belangrijk de viering van
het kerstfeest is. „De goede tradities van
het feest dienen te worden gehandhaafd
en zij moeten met het nieuwe leven in
onze arbeiders- en boerenstaat nauw ver
weven worden. De politiek van onze
regering", zo schrijft men verder, „heeft
de vrede ten doel, de democratische een
heid van Duitsland en de doorlopende ver
betering van de levensstandaard der be
volking, door de opbouw van het socialisme.
Als wij zo kerstfeest vieren, doen wij dat
in de overtuiging, dat de strijd van alle
volkeren voor de vrede de overwinning zal
brengen en dat onze welstand, door onze
eigen prestaties, steeds groter wordt."
Er wordt dan betoogt, dat deze nieuwe
inhoud tot nu toe bij de kerstfeestvieringen
te weinig tot zijn recht is gekomen. Die
vieringen waren te zeer „mystiek en be
vorderlijk voor het bijgeloof". Nu worden
de vakverenigingen opgeroepen om dé prö-
gramma's zorgvuldiger voor te bereiden.
Deze dienen nieuwe kerstspelen, liederen
en gedichten te bevatten, die „van vrede en
vriendschap, van de democratische eenheid
van ons vaderland en van onze gelukkige
socialistische toekomst spreken". Indien
enigszins mogelijk moeten de kinderen aan
het programma medewerken, ook kinderen
uit andere communistische landen, maar
evenzeer kunstenaars, die daarvoor door
een afvaardiging van de kinderen om hun
medewerking moeten worden gevraagd.
Kerstboom en kerstman mogen niet ont
breken. De laatste zou de kinderen bijvoor
beeld kunnen vertellen wat voor ijverige
arbeiders er in de bedrijven worden ge
vonden. De lokaliteiten moeten door de kin
deren zelf worden versierd. In elk bedrijf
dient de leiding er op bedacht te zijn om de
kinderen vreugde te bereiden en hen tege
lijkertijd duidelijk te maken, dat zulke
feesten door hen alleen in vrede gevierd
kunnen worden en in een staat, waarin de
arbeiders en de boeren de macht bezitten.
Evenals elders in Europa bestaat er ook
in ons land een sterke neiging om aan de
diepe achtergrond van de christelijke feest
dagen voorbij te gaan. Ook de bioscopen
werken vervlakking in de hand. Wij zien
films als kerstprogramma of paasprogram-
ma aangekondigd, die met de zin van kerst
feest of Pasen niets te maken hebben. Er
heeft zich een wonderlijke traditie gevormd
volgens welke Stan Laurel en Olivier
Hardy in het bijzonder met Pasen tot hun
recht komen, terwijl met kerstfeest films
met een sentimenteel tintje de voorkeur
verdienen.
En toch zijn er films, die echt iets met
kerstfeest te maken hebben. Films, waarin
de vreugde van het kerstfeest doorklinkt
en waarin iets van de boodschap van dit
feest gestalte krijgt. De kunst van alle
eeuwen is door het gebeuren van Bethle
hem aangeraakt en hoe geseculariseerd
onze tijd ook moge zijn, toch werd ook de
filmkunst, de jongste muze, door dit ge
beuren geïnspireerd.
Twee films kunnen in dit verband wor
den genoemd. In de eerste plaats „De val
lende ster", van de Duitse regisseur Harald
Braun, die ook de bekende „Nachtwache"
vervaardigde. De koorddanser in deze film
is de figuur die de overwinning op de angst
door het geloof en vertrouwen symboliseert.
Het centrale thema van „De vallende ster"
is samengevat in de woorden van het kerst
evangelie: „Vreest niet, want ik verkondig
u grote blijdschap".
De films van Harald Braun vertonen een
grote innerlijke verwantschap met die van
de Amerikaanse regisseur Frank Capra,
wiens prachtige film „It 's a Wonderful
Life" reeds voor de oorlog vervaardigd
werd en thans opnieuw in ons land wordt
vertoond.
Wat ons in deze films over het kerst
feest bijzonder treft is hun actuele sociale
strekking. De komst van Christus wordt
hier niet van het gewonen leven geïsoleerd,
maar er direct mee in verband gebracht en
dat op een manier die ons als mensen van
deze tijd aanspreekt en die op onze pro
blemen ingaat.
„De vallende ster" speelt zich of in een
Duits vluchtelingenkamp, de Caprafilms
gaan uit van de politieke en maatschap
pelijke verhoudingen in Amerika. Deze
films versterken ons niet in een verkeerde,
zoetelijke opvatting van het kerstfeest,
maar zij gaan uit van het grote verband
tussen de komst van Christus en de wereld
van nu.
en tegelijk het beeld een dwingende kracht
te geven door het veelvuldig gebruik van
de close-up bij de eveneens overvloedige
monologen. Hij laat de scènes ineenvloeien
en overwint daarmee de beperking der
ruimte, een technische aangelegenheid,
maar ruimte voor het gevoel, voor emotie
schept hij niet. Hij roept kleurrijke tafe
relen op. Hij begoochelt de kijkers met
imposante bouwwerken en sfeer van ver
leden eeuwen, maar slechts zelden treft hij
ons met de uiterlijk waarneembare kracht
der innerlijke bewogenheden, met schok
kende details, die bij de eerste aanblik
alles onthullen waardoor woorden over
bodig zijn. Hij geeft van „Richard de Der
de" een aan de filmmiddelen aangepaste
toneelbewerking. Hij geeft geen film, die
met haar middelen het toneelstuk heeft
bewerkt en aangepast aan de eisen van
het filmmedium.
IK BEN GEEN OGENBLIK onder de in
druk geweest van zijn film. Misschien één
keer, op het ogenblik, dat er twee monni
ken in het beeld verschijnen, die, gezeten
op een bankje en een boek in de hand,
ijverig reciteren. Terwijl zij dat doen
tekent zich op hun gelaat de angst af bij
de aanblik van de satanische Richard, die
in hun aanwezigheid een nieuwe moord
beraamt. Zij zingen, maar hun gedachten
zijn ver weg van het gebedenboek, van
psalmen en canons. Als een spiegel zijn
zij van wat de genadeloze duivel bij hen
uitbroedt. Zie, dat is film. Daar heeft het
woord een functionele betekenis, het zet
kracht bij aan de verbijstering, de angst
en de bevroeding der rampzaligheden, die
op 't gezicht der monniken te lezen staan.
Wat zij zien als in een visioen ziet de toe
schouwer in de zaal. En even machteloos
als deze monniken ondergaat hij de drei
ging van weer naderend onheil. Helaas,
ogenblikken als deze zijn er zelden. Olivier,
die zelf de rol van Richard op zich nam,
verschijnt telkens opnieuw in het beeld
van aangezicht tot aangezicht met zijn
publiek, het toesprekend en zijn diepste
gedachten ontvouwend. Hij is alleen maar
wat dichter bij ons dan wanneer wij op
het schellinkje in de schouwburg zaten. De
camera heeft hem vlak voor onze ogen
gehaald Maar het dramatisch effect gaat
juist door dit tekort aan afstand teloor.
In zijn lange alleenspraken vertelt hij ons
hoeveel gruwelijks hij van plan is. Wij
zouden ons van hem willen afwenden, om
dat wij het niet verdragen dit te moeten
aanhoren: het is als het ware niet in over
eenstemming met wat de mens vermag te
aanhoren. Het strijdt met 's mensen waar
digheid. Toch blijft deze man maar steeds
in het beeldvlak. En zijn aanblik boet al
lengs in aan kracht. Wij luisteren, maar
kijken niet meer als gegrepen door zijn
ontluisterende verschijning. Zo boet hij in
aan dramatische betekenis en verlangen
wij hevig naar het toneel, waar de afstand
het gevoel tenminste nog de ruimte laat.
En dat is maar een van de vele aspecten,
die aan de vertolking van Olivier zijn
verbonden. De film is zo lang, dat men de
meeste vergeet. Hetgeen temeer bewijst dat
ze maar zwakke indrukken -achterlaat.
OM SHAKESPEARE TE VERFILMEN
zal men bewust afstand 'diénen tè'"ddéfi
van het woord. Men zal de grote dichter
niet aan de letter moeten vastleggen, maar
aan de geest. De geesten, die hij opriep, de
bezielde wezens, door hem gecreëerd, zal
men op het filmdoek moeten herscheppen.
Dan zal Shakespeare een voortreffelijk
scenario-schrijver blijken te zijn, door wie
een filmmaker tot een autonoom filmwerk
wordt gedreven. Zoals Shakespeare zelf
werd gedreven tot het schrijven van
toneelwerken aan de hand van toneelstuk
ken, die lang voor hem - en door heel wat
mindere goden - op papier waren gezet.
Wie echter probeert van toneel film te
maken en niet uitgaat van het verschil in
wezen der beide kunsten, hij komt niet
tot een film noch bewijst hij het toneel
een dienst. Aan „Richard de Derde" komt
de filmliefhebber beslist tekort.
P. W. Franse
ADVERTENTIE
Haariem
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
Laurence Olivier als Richard de Derde
Een brons van Huib Noorlander
Toen op 1 november van het vorige jaar
de dienst van gemeentewerken in Rotterdam
honderd jaar bestond, heeft het personeel
van de vier technische diensten, die onder
gemeentewerken ressorteren, een geschenk
toegezegd.
Donderdag was het zover, dat het cadeau
kon worden aangeboden aan de hoofddirec
teur van gemeentewerken, ir. J. A. C. Tille-
ma. Aan de wand van de ingang van het
Stadstimmerhuis aan het Haagseveer is een
bronzen sculptuur aangebracht van de beeld
houwer Huib Noorlander, voorstellend de
werkende mens, uitgebeeld door twee men
sen, in de stilstand waarvan de kunstenaar
een terugblik heeft willen werpen op hon
derd jaar bouwen in Rotterdam, maar tevens
een blik naar de toekomst. Het bijschrift
vermeldt de woorden, waarmee de hoofd
directeur vorig jaar zijn herdenkingsrede be
sloot: „Tot uw dienst".
Ir. Tillema heeft het geschenk aanvaard,
waarna het kunstwerk, dat door de Rotter
damse vlag nog aan het oog werd onttrokken,
werd onthuld door de wethouder van open
bare werken, J. Meertens.
DAGENLANG HEEFT het nieuwe boek van Harry Mulisch, de kleine roman „Het
zwarte licht" - verschenen bij De Bezige Bij in de serie De Litteraire Raat - mij
beziggehouden, nadat ik het, in het langzame tempo waartoe elk werk van niveau
dwingt, als een hallucinerende dagdroom had ondergaan. Van „lezen" was al na enkele
bladzijden geen sprake meer. Het verhaal - als men het tenminste zo noemen wil -
was autonoom geworden. Het voltrok zich als een verschijnsel. Als iets dat in het
verlengde ligt van het menselijk bewustzijn, van het „normale" denken en voelen.
Over het „gegeven" - een zogenaamde
intrige heeft dit miraculeuze boek ver ach
ter zich en onder zich gelaten - niet meer
dan dit: de zesenveertigste verjaardag van
de stadsbeiaardier Akelei valt samen met
de Oordeelsdag, door verschillende sekten
voorspeld. In een half etmaal tijds krijgt
de cultuur van eeuwen, samengetrokken in
de eenzaamste der eenzamen, in Maurits
Akelei, haar wonderbaarlijk beslag. Als een
zondvloed van gewaarwordingen door
breekt ze haar grenzen, vernietigt ze zich
zelf om uit haar chaos te herrijzen als een
j kern van „eeuwige waarheid", die in geen
I formule, geen religie, kan worden uitge-
j drukt. Wat men van dit boek zou kun-
i nen zeggen, is dit: dat de tijd er in om
keerbaar is geworden en terugverloopt van
Exodus tot Genesis, tot het begin van alle
begin, in de geest van de profetische slot-
zin, waarmee Kleist zijn „Marionettenthea
ter" besluit: dat we waarschijnlijk nogmaals
van de boom der kennis moeten eten om
tot „de staat van onschuld te kunnen terug
vallen". Niet dat Mulisch, zoals het litte
raire mode is geworden, zijn heil heeft ge
zocht bij een of andere mythe van oor
sprong en einde, van ontstaan en vergaan.
Verre daarvan. Met symboliek heeft zijn
kleine roman - die voor honderdtallen
schrijfprodukten telt, waarin tegenwoor
dig „litteratuur" wordt bedreven - niets
van doen. Met fantasie evenmin. Zelfs zou
ik nauwelijks van „verbeelding" durven
spreken en nog veel minder van „surrea
lisme" of welk „-isme" dan ook.
Mulisch' jongste boek, dat me als een on
benoembaar geheim heeft gegrepen en me
niet wil loslaten, is met geen ander werk
van onze hedendaagse litteratuur en alleen
vergelijkenderwijs met die van het buiten
land (met Kafka misschien) op één lijn te
stellen. Er zijn „grotere" boeken geschre
ven, geen gelijksoortige. Ik zou deze nieuwe
creatie van Mulisch niet eens „origineel"
willen noemen. Hier is iets heel anders
gaande dan oorspronkelijkheid, dan een
stijlprocédé of een vorm van roman
fictie. Wat - ik weet het niet, want hier
valt niets te „weten". Maar zonder dan te
weten „hoe" heb ik Maurits Akelei in mij
zelf gestalte zien aannemen. Het klinkt
misschien vreemd, maar ik bedoel het let
terlijk zo: men ziet dóór dit boek in zich
zelf, ziet er gestalten, die zich in één
enkele mensengedaante manifesteren -
waarschijnlijk omdat het geschrevene
als een „zien", als een ervaren, is genoteerd.
Als een schouwspel, waarin men zichzelf
ziét meespelen, vóélt meeleven.
Het aangrijpende van deze „kleine ro
man" ligt in het hyper-reële van Ake-
lei's wederwaardigheden besloten. Deze
werkelijkheid is met een dermate biolo
gerende blik waargenomen, dat ze zich
ónder het lezen evolueert tot een hogere
potentie, tot een realiteit in het kwa
draat. Of misschien ook in een geheim
zinnige kosmische reactie, waaraan de
mens Akelei met alle voelhorens van zijn
intuïtie deelneemt tot een conden
satie van een levensgevoel, dat zich
buiten de chronologische tijdsorde vol
trekt. Het is nauwelijks te zeggen, wat in
Akelei's apocalyptische belevenis verleden
en wat er heden in is, wat droom is en
wat bewustzijn, wat binnen is en wat bui
ten. Hier zijn geen grenzen meer tussen het
een en het ander. In de orgie van de onder
gang klinkt „iets" mee van een weder
geboorte, een gedaanteverwisseling een
wonder, zoals dat van de vlinder, die uit
het duister van de pop zijn eerste dag
tegemoet vliegt.
Ik gebruikte daareven het woord „ge
heimzinnig". Dit fabuleuze boek dat al
lerminst een fabel of een allegorie is
heeft inderdaad zijn geheim. Het ligt in zijn
taal, in zijn beelden, zijn toon, zijn ritme.
Dat ik het niet omschrijven kan en ik het
desondanks (of juister: dank zij dat) ben
gaan voelen als een gebeuren, dat zich
om mij en in mij heeft afgespeeld, is
achteraf beschouwd het zekerste
bewijs, dat Mulisch meer heeft gedaan
dan „een boek" schrijven. Er is een leven
in hem opgestaan, het leven van Mau
rits Akelei, die op zijn verjaardag zijn
ondergang, dé ondergang viert. Ja, er is
een boek gelééfd. Hoeveel maal gebeurt
dat in een eeuw litteratuurgeschiedenis?
Hoeveel keer komt het voor, dat men als
lezer, als beroepslezer nog wel, tot de er
kenning moet komen, dat wat daar ge-
?chreven staat alleen maar zó gezegd, zó
medegedeeld kon worden, wil het verstaan
baar zijn van mens tot mens?
Er zullen daar twijfel is niet aan
Maar de koning wou Merlijn toch prijzen. Hij nam hem mee op het paleisbalkon en
toonde hem aan de burgers.
„Dit is Merlijn, de held, die het kwaad heeft verdreven en de vrede in ons land heeft
teruggebracht!" zei de koning. „Leve de dappere en flinke Merlijn!"
Het volk juichte luidkeels en wuifde Merlijn toe, die met 'n kleur van verlegenheid
boog. Hij vond, dat hij toch alleen maar zijn plicht had gedaan.
En 's avonds was er in de stad Berlicsteyn weer feest139-140
De stichting Toneelcoördinatie bestaat
tien jaar. In deze instelling gaan gesubsi
dieerde toneelgroepen op zakelijk en or
ganisatorisch gebied samen. Aangesloten
zijn de Nederlandse Comedie, de Haagse
Comedie, het Rotterdams Toneel, de to
neelgroep Theater, het Nieuw Nederlands
Toneelgezelschap en de toneelgroep Puck.
Ter gelegenheid van het tienjarig be
staan heeft de stichting een brochure uit
gegeven, waarin onder meer de zogenaam
de cultuurspreiding als één van de kern
problemen bij de bepaling van het toneel
beleid wordt genoemd. Vastgesteld wordt
dat er een streven bestaat om in de sprei
ding van het toneel „in de provincie" ver
der te voorzien door het stichten van re
gionale gezelschappen. Deze oplossing
heeft op dit ogenblik, aldus de Toneelcoör
dinatie, sterke schaduwzijden. Met de groe'
van de behoefte aan toneel heeft de aan
was van het aantal toneelspelers, dat de
hoofdrollen en nevenrollen op bevredigen
de wijze kan bezetten geen gelijke tred
gehouden. Wanneer men, zo wordt gecon
cludeerd, het aantal gezelschappen uit
breidt om aan de sterk toegenomen be
hoefte te voldoen, dreigt het gevaar dat de
spelers over steeds meer ensembles wor
den verspreid en dat het artistieke niveau
daardoor evenredig daalt.
Door deze en andere gezichtspunten laat
de Coördinatie zich leiden, wanneer zij als
intermediair tussen het toneel en de over
heid haar adviezen inzake de subsidiëring
ADVERTENTIE
moderne interieurverzorging
nieuwe gracht zs haariem
telefoon kzsoo-uoAJ
werkkamer
naar eigen ontwerp
op dit boek wel veel uitleggingen volgen.
Ik zal er niet in geloven. Ik ben na
melijk overtuigd, dat elke toelichting,
elke analyse bij voorbaat gedoemd is
aan de ondefinieerbare kern van dit
werk voorbij te gaan. Mulisch zal te
eniger tijd ook dit boek „overwonnen"
hebben. Hij zal verder gaan, op andere we
gen, waaromtrent geen voorspelling moge
lijk is. Maar één ding staat voor mij vast:
welke gedaanteverwisselingen hij ook zal
ondergaan, aan welke creaties hij nog vorm
zal geven en leven is vórmen hij zal
vroeg of laat worden erkend als een van
onze grote schrijvers. Vergis ik mij niet,
dan zal de toekomst pas uitwijzen, dat zijn
werk zich meten kan met het beste der
hedendaagse wereldlitteratuur.
C. J. E. Dinaux
ADVERTENTIE
Nou, hij was een vrouwenjager eerste klasse.
Muck kreeg de stellige indruk, dat op dit moment in
Zo, hij was dus een vrouwenjager. En hij kwam
niet vaak bij u op bezoek?
Vroeger wel, maar de laatste tijd niet meer.
Wat betekent dat: vroeger?
Zes tot acht weken geleden. Mijn man en ik waren
nogal verrast, toen hij plotseling weer verscheen.
Wat wilde hij eigenlijk?
Niets bijzonders. Hij was echter erg geïnteresseerd
in de verschillende vormen van kanker en hij heeft daar
met mijn man lang over zitten praten. Mijn man heeft
mij later gezegd, dat zoiets niets bijzonders is. Wanneer
iemand uit een bepaalde kennissenkring plotseling aan
kanker sterft, dan gaat iedereen naar de dokter om zich
op kanker te laten onderzoeken. Hij dacht misschien
wel aan Christian Werdohl.
Zo, zo, aan Werdohl. Weet u soms de reden, waarom
Albertz plotseling niet meer bij u op bezoek kwam?
Natuurlijk weet ik dat. Er zijn nu eenmaal dingen,
die een vrouw zich niet kan laten welgevallen.
Aha. Maar toch was u bij het verjaardagsfeestje,
waarop ook Albertz was.
Ja, maar mevrouw Faber's ogen fonkelden
dat is toch niets ongewoons? Ik kan toch moeilijk weg
blijven, zonder dat zij er iets achter zouden zoeken?
Wist uw man van deze dingen?
Nauwelijks. Ik vond het beter om dit maar voor
mij te houden.
Muck ging even verzitten en bestudeerde zijn aan
tekeningen. Het ontging hem echter niet, dat de be
wegingen van mevrouw Faber nóg nerveuzer geworen
waren. Muck haalde diep adem. Hij moest met zwaarder
geschut komen.
Mevrouw Faber, zei hij ernstig, in december bent
u drie weken in het sanatorium van dr. Schmidtmeier
geweest. Het ging zeker om een nakuur?
Inderdaad, maar mijn lieve hemel, hoe weet u dat?
Dat doet er niet toe. Uw man heeft u toen drie keer
opgezocht?
Dat mocht hij wel. Mijn man is tenslotte ook arts.
Hoe komt het dan, dat uw man de practijk geen dag
onderbroken heeft? Van hier af is het naar dr. Schmidt-
meier's sanatorium zes uur rijden per auto, terwijl je er
met de trein een hele dag over doet!
Mijn man kwam altijd met de auto. Hij ging direct
Vertaald uit het Duits Copyright: Cosmopress, Génève
Oorspr. titel: „Toen de champagne werd geserveerd"
na het spreekuur weg en 's morgens voor dag en dauw
weer terug.
Zo, zo. En uw man reed dan met een grote, zware
wagen en niet met de kleine, die hij voor de praktijk
gebruikt? Zoudt u het erg vinden, als ik dit bij uw man
controleerde?
Toen gebeurde er iets, waar Muck niet op had ge
rekend. Mevrouw Faber sprong uit haar stoel op en
wierp zich met gekromde vingers op de commissaris.
Wilt u, schreeuwde zij zo hard zij kon, wilt u
mijwilt u mij volkomen ongelukkig maken?
Zo dik als de commissaris was, zo beweeglijk was hij
ook. Met een snelle greep had hij beide handen van
mevrouw Faber vast, waarna hij haar met zachte dwang
weer in haar stoel terug duwde.
Blijft u toch rustig, mevrouw!, zei hij met zachte,
overredende stem, Weest u toch kalm. Ik ben geen
nieuwsgierige snuffelaar. Maar het gaat tenslotte om een
moord! Als u mij alles wilt vertellen, mevrouw, dan zal
ik graag alle mogelijke consideratie gebruiken, mevrouw,
alle consideratie.
Antoinette Faber zat in elkaar gedoken in haar 3toel
en hield de handen voor haar gezicht. Ze huilde vrijuit
en haar tengere lichaam schokte nu en dan hevig.
Muck stond voor haar.
Waarom al die opwinding, mevrouw? Ik wil alleen
maar de waarheid weten, de volledige waarheid, meer
niet, daarmee bent zowel als ik geholpen.
Mevrouw Faber ging tenslotte weer rechtop zitten en
droogde haar tranen.
Goed, zei ze tenslotte, Ik zal u alles vertelen.
Geen mens heb ik méér gehaat dan Albertzmaar..
ik heb hem niet om het leven gebracht
Dat weet ik, antwoordde Muck.
Ondanks haar vochtige ogen keek mevrouw Faber
Muck dankbaar aan. Zijn woorden hadden haar ken
nelijk gekalmeerd. Plotseling begon zij te vertellen. Nu
en dan haperend en naar woorden zoekend, enigszins
verward, maar ze vertelde tenminste. Het scheen haar
overigens goed te doen haar hart eens te kunnen uit
storten.
Ja, geen mens heb ik méér gehaat dan die Albertz.
En misschien ook wel méér lief gehad dan wie dan ook.
Ik heb nogal een onrustige jeugd gehad. Het is mogelijk,
dat ik enkele domheden heb begaan mijn gezondheid
is ook niet zo goed maar ja, wat zou ik eigenlijk moe
ten verzwijgen? Ik werd als 't ware opgehitst en kreeg
hier een engagement. Ik was toneelspeelster. De ene keer
wat succes, de andere keer een terugslag. Toen leerde ik
mijn man kennen. Hij was schouwburg-arts. Eerst was
het misschien alleen maar vertrouwen, dat ik in hem
stelde hij was altijd erg zwijgzaam hij was er altijd,
als ik somber was en geen uitzicht meer zag hij hielp
mij met geld met raadgevingen hij steunde mij
in mijn moeilijkste momenten en toen geen man meer
iets van mij weten wilde, vroeg hij of ik zijn vrouw
wilde worden.
Ja, dat weet ik, zei Muck.
Mevrouw Faber keek op.
Wat weet u eigenlijk niet?, vroeg zij.
De politie is beter georiënteerd dan u denkt, ant
woordde Muck, maar dat doet nu niets ter zake. U
trouwde dus?
Ja. En ik was gelukkig. Ik leerde het leven van
een andere kant kennen. Mijn man liet mij een ver
pleegstersopleiding volgen en ik vond het prettig hem
met zijn werk te helpen. Samen hebben wij zijn praktijk
opgebouwd, maar het ging moeilijk en het was inspan
nend. Ik begon te houden van de stille uren, dat ik met
mijn man alleen was. Rust, vrede, ja, zelfs geluk, ik
leerde het toen pas kennen
Totdat Albertz verscheen?
Ja. Dat wil zeggen, we kenden hem al lang. Hij
kon erg hartelijk zijn, erg kameraadschappelijk. Hij was
één van die mensen, die met alles succes hebben. Hij
verdiende veel geld, hij maakte grote reizen en hij wist
héél goed, dat hij succes had. Hij had een hoe zal ik
het zeggen veroveraarsnatuur. Als hij lachte, lachte
hij uitbundig hij leek vaak op een grote jongen hij
was gezond, sterk en onafhankelijk.
Mevrouw Faber zweeg even. Ze staarde voor zich uit.
Ze had zachtjes gesproken en openhartig. Muck kreeg de
indruk, dat zij alles weer beleefde.
Wat zou ik u verder nog moeten vertellen, commis
saris? Op een goede dag ging ik bij hem op bezoek. Ik
kreeg toen weer mijn oude onrust. Ik kon zonder hem
niet meer leven, maar ik besefte tóch, dat ik mijn man
onrecht aandeed. En toen begreep ik dat Albertz slecht
was, dat hij een verdorven karakter had.
(Wordt vervolgd).
geeft aan het ministerie van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen en aan de ge
meentebesturen. Op een donderdag te Am
sterdam gehouden persconferentie voegde
de voorzitter van de Toneelcoördinatie, mr.
B. A. van Schaik, hieraan toe dat „de
overheden zich maar al te vaak door an
dere dan kunstzinnige overwegingen laten
leiden bij het nemen van een beslissing
omtrent het al of niet toekennen van een
subsidie. Zij zullen echter de Coördinatie,
die door de overheid zelf in het leven is
geroepen, moeten erkennen".
In de jaren tussen 1947/1948 en 1955/
1956, zo blijkt voorts uit de brochure, is
het totaal aantal premières van de bij de
Coördinatie aangesloten gezelschappen ge
stegen tot zesenvijftig. Het totaal aantal
voorstellingen is gestegen van 2078 tot
2588. Acht jaar geleden werden 1167 reis-
voorstellingen gegeven, tegen 1697 in het
toneeljaar 1955/1956. In 1947/1948 was het
totaal aantal bezoekers 1.242.000. Dit aantal
is gestegen tot 1,479.000, De totale subsidie
is van f 739.000 opgelopen tot f 1.737.200.
De totale uitgaven zijn gestegen van
f2.699.173 tot f4.390.830.
In verband met hun naderend vertrek
zullen de commissaris der Koningin in de
provincie Gelderland en mevrouw Quarles
van Ufford geen nieuwjaarsreceptie hou
den, maar een afscheidsreceptie op zater
dagmiddag 26 januari in het Huis der Pro
vincie.
In de donderdagmiddag gehouden zitting
van de Provinciale Staten van Gelderland
heeft de heer Chr. G. Matser, burgemees
ter van Arnhem, het voorstel ingediend tot
instelling van het jhr. dr. C. G. C. Quarles
van Uffordfonds. Het voorstel was mede
ondertekend door de fractievoorzitters van
de P.v.d.A., C.H.U., A.R. en V.V.D. Het
fonds beoogt steun te geven aan culturele
en maatschappelijke activiteiten in Gel
derland, welke een bijdrage leveren of
kunnen leveren aan goede menselijke ver
houdingen. Het voorstel werd aangenomen.
In het fonds is een bedrag van f 100.000 uit
de algemene reserve gestort.
Na de sluiting van de zitting was er in
het provinciehuis een samenzijn van de
scheidende commissaris der Koningin en
zijn gezin met de leden der Staten en de
hoofden van de provinciale diensten. Uit
erkentelijkheid voor zijn grote verdiensten
voor het bevorderen van het culturele le
ven in Gelderland werd jhr. Quarles van
Ufford 's avonds een voorstelling in de
Arnhemse schouwburg aangeboden. De
voorstelling werd gegeven door het Gel
ders Orkest en de toneelgroep „Theater",
ZATERDAG 22 DECEMBER
Minerva: „The Ladykillers", 14 jaar, 7 en
en 9.15 uur. Rembrandt: „Het congres danst",
alle leeft., 7 en 9.15 uur. Lido: „Je komt er
wel uit", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Studio:
„Gervaise", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Roxy:
„Opstand der krokodilmensen", 14 jaar, 7 en
9.15 uur. C'nema Palace: „Schandaal in Sor
rento", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Luxor: „Ma
demoiselle Nitouche", alle leeft., 7 en 9.15
uur. Frans Hals: „Agent der apachen", 14
jaar, 7 en 9.15 uur. Stadsschouwburg: Toneel
groep „Puck" met „De knecht van twee
meesters", 8 uur.
ZONDAG 23 DECEMBER
Roxy: „Opstand der krokodilmensen", 14
14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Minerva: „The
Ladykillers", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Luxor: „De wereld der stilte", alle leeft., 2,
en 4.15 uu*\ „Mademoiselle Nitouche", alle
leeft., 7 en 9.15 uur. Studio: „Levensroman
van Richard Tauber", alle leeft., 11 uur.
„Gervaise", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Rembrandt: „Het verloren continent", alle
leeft., 11 uur. „Het congres danst", alle 1 -eft.,
2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Held der
Apachen", 14 jaar, 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Lido:
„Czardasfürstin", alle leeft., 11 uur. „Je kunt
en wel uit", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Cinema Palace: „Zo begint het leven", 18
jaar, 11 uur. „Schandaal in Sorrento", alle
leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Zuiderkapel:
Joh. van Oostveen, 10 uur. Ds. J. Visser, 5
uur. Jeugdsamenkomst o. 1. v. Frans van
Dijk, 8 uur. Lange Herenstraat 6: Stads
evangelisatie, 10 en 7 uur. Wilhelminakerk,
7 uur. Zuid-Oosterkerk, 5 uur. Aula Chr.
Lyceum, 5 uur. Bijzondere kerkdiensten
van de Gereformeerde kerken „Toch maar
kerfstfeest vieren?". Parklaan 21: Advents-
zangdienst „De koning en de ezel", 6.30 uur.
Grote Kerk: Ds. Joh. Bronsgeest. Jeugdkoor
„Internos". Organist Klaas Bolt, 7 uur.
MAANDAG 24 DECEMBER
Roxy: „Opstand der krokodilmensen", 14
jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Lido: „Je komt er
wel uit", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Cinema Palace: „Schandaal in Sorrento",
alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „De
wereld der stilte", alle leeft., 2 en 4.15 uur.
„Mademoiselle Nitouche", alle leeft., 7 en
9.15 uur. Studio: „Gervaise", 18 jaar, 2.15, 7
en 9.15 uur. Rembrandt: „Het congres
danst", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur Frans
Hals: „A. en C. in stofzuigers", alle leeft.,
2.30 en 8 uur. Grote Kerk: Kerstnachtdienst.
Spreker dr. J. Snijders m. m. v. Schotens
Chr. gemengd koor en de damesgroep uit
het Hervormd jeugdkerkkoor, 23 uur. Zang-
dienst van 22.20 uur af. Zang en Vriend
schap: „De Grotere wereld". Kerstwijding
van A. C., 8 uur