In Spanje wordt kerstmis gevierd
met een grootse „fiësta"
DECEMBER
CARNAVAL
IN RIO
BEGINT MET
KERSTMIS
Radioastronomie TERUGBLIK IN DE TIJD
De terugkeer
van Macbeth
MAANDAG 24 DECEMBER 1956
Het drukke seizoen
voor Britse spoken
Er zijn miljoenen
melkwegstelsels
Heelal is ouder dan
een miljard jaren
'7
RIO maakt zich op om feest te vieren,
want voor de Brazilianen is Natal, het
heilige feest, een der hoogtepunten op de
weg in het leven, die leidt naar wat daar
wenkt en fonkelt en straalt zo omstreeks
februari: carnaval, het feest van schoon
heid en vreugde. Kerstmis is in vergelij
king daarmee meer een soort sinterklaas
feest. De winkels puilen, uit van alle mo
gelijke verschrikkelijk dure dingen, zijn
tot diep in de nacht stralend verlicht en
vol, tjokvol klanten. Achter de toonbanken
werken de verkoopstertjes op volle toeren.
Nooit waren de café's zo drukbezocht als in
deze allerheetste tijd in de snikhete Rionese
zomer. Want we bevinden ons hier op het
zuidelijk halfrond, dus zijn zomer en win
ter van plaats verwisseld.
Bij de speelgoedwinkels hangen trossen
met poppen en beesten buiten de ramen.
Trapauto'tjes en fietsjes vormen, kleurige
pyramiden.. Kunstkerstboompjes vormen
rare stakerige oerwouden op de trottoirs
en vertonen allemaal hetzelfde euvel: ze
zijn alleen versierd, aan de naar het publiek
toegekeerde kant, een droeve noodzaak
bij de peperdure versiersels. De boekwin
kels liggen vol griezelige kerstkaarten met
roodsatijnen harten er op geplakt, veel
bloterige dames met hier en daar wat bont,
of kerkvensters met echte glinstersneeuw.
De banketbakkers leven hun vakbekwaam
heid uit in de vetste en weelderigste taar
ten vol lint en strikken, en tulle. Langs al
deze begerenswaardige zaken wandelen,
slenteren en flaneren de Rionezen met de
hele familie, genietend van. de stralende
ogen van hun kroost. De heren worden
door hun vriendinnetjes langs etalages
gevoerd, die zo subtjel zijn dat er niet
meer te zien is dan één flesje parfum of
één enkeln japonnetje van Dior, of een
andere Parij.se ontwerper van de laatste
mode. De juweliers doen ongekende za
ken. De mannen bespreken de verdiensten
van waasdunne batisten zakdoeken-met-
monogram. Ze gaan zich te buiten aan ver
rukkelijkheden in krokodilleer: portefeuil
les en portemonnees, étuitjes voor cheque
boekjes, ceintuurs en. niet te vergeten
schoenen maat 37. Wee de man met maat
40: hij kan lang zoeken want een echte
heer heeft nimmer grote voeten!
De boekwinkels die geen kerstkaarten
verkopen zijn leeg als altijd, de andere af
geladen. En dan de schilderijenwinkels!
Ach, welk een land is Brazilië voor kunst
schilders, ontluikend of reeds tot volle bloei
gekomen. Hoe meer kleur hoe mooier, hoe
dikker gouden lijst hoe beter. Dames,
waarvoor wij het schaamrood hoofd zou
den buigen, vliegen weg om eerzame huis
kamers te tooien, ijselijke landschappen
vol blauwselblauwe lucht en bloeiende bo
men zullen boven rococo-dressoirs gaan
hangen.
EN DAN is nog hèt evenement van het
jaar in aantocht, de grote kerstloterij met
prijzen van. miljoenen cruzeiros. Belasting
vrij! Door heel Rio prijken de affiches,
groot als beddelakens, waarop men wordt
genood een lotje te nemen. En. ieder jaar
zijn er loten te kort! Daar komen, ze aan
rijden, de Dnie Wijzen uit het oosten.
Zwaar puilen de zakken ter weerszijden
van hun kemels, breeduit en stralend
lachen de goede mannen. En in. een hut vol
sterren wacht hen de Santa Familia: Jozef
wijst met zijn breedste glimlach naar de
zware zakken.. Het publiek wordt door de
platen getrokken als vliegen door stroop.
Men blijft lachend staan en wijst op de
verrukkelijke zakken. En de loten vliegen
weg a tweehonderd gulden per stuk.
Over en boven al dit schoons en rijks is
de muziek, dag in dag uit, van 's morgens
vroeg tot diep in de nacht. Kerstmuziek?
O ja, die ook wel, maar vooral de samba,
want de samba is van Rio de ziel. Op de
stoepen zitten de arVnen van de Morros, de
heuvels in de stad, met hun kistjes en
stokjes, met hun muziekinstrumenten of
alleen maar met hun prachtige diepe
stemmen, zoekend naar die ene melodie,
die hen beroemd en dus gelukkig zal ma
ken als deze met carnaval tot de uitverko
rene zal worden.
De trekking van de kerstloterij heeft
plaats op Eerste Kerstdag onder wilde uit
bundigheid, in de morgen. Het gevolg is
dat men de rest van die dag allemaal met
een katterig gezicht rondloopt met een
lege portefeuille en het zure besef dat
men met die tweehonderd gulden, toch veel
meer plezier had kunnen hebben.
HET KERSTFEEST wordt op de vieren
twintigste gevierd. Dan zijn alle straten
verlaten, alle huizen stralend verlicht. Uit
de feestelijk versierde kamers klinkt scha
terend kindergelach en luid gejuich. De
kunstboompjes stralen van de elektrische
kaarsjes en samba's klinken aan alle kan
ten. Doodstil en verlaten liggen de praia's
strandboulevards met hun snoeren
van lampen langs de Guanabara Baai en
achter het Suikerbrood is het zelfs in Co-
pacabana doodstil. Het gedonder van de
oceaanbranding op rotsen en strand vormt
het enige gerucht. En wie onder het stra
lende Zuiderkruis op het stil glanzende
strand staat, zal dan misschien even een
glimp van Kerstmis voelen.
Bob Tadema Sporry
(Van onze correspondent)
BARCELONA In de meeste delen van
Spanje is het koud of tenminste frisjes
rond Kerstmis, en dat bepaalt mede het
karakter van het feest. Het is meer een
kwestie van. binnenskamerse vreugde, die
diep verankerd is in het geloofsleven.
Spanjaarden zouden echter geen Spanjaar
den zijn., als ze van „Navidad" (Kerstmis)
niet tevens zouden maken een grootse
„fiësta", vol kleurige details en verras
sende bijkomstigheden. Daarbij is niet in
de eerste plaats gedoeld op de kerstgebrui
ken, zoals die in alle delen van het land
bestaan.. In sommige streken laat men ge
durende de hele „buana noche" (de kerst
nacht), licht branden, „om de Moeder van
het pasgeboren Kind Jezus het werk te
vergemakkelijken", aldus de simpele ver
klaring.
Elders vooral in de omgeving van
Léon worden in de kerken speciale
kerstspelen opgevoerd en echte herders ko
men in. hun schilderachtige kleding van
de bergen naar beneden om hun offerga
ven te brengen.. In sommige dorpen bij
Valencia gaan na de nachtmis de mis
van de haan, zegt men hier, omdat de haan
het eerste dier zou zijn geweest, dat het
pasgeboren Kind zou hebben begroet
groepen zangers van deur tot deur en voor
iedereen, te beginnen bij de burgemeester,
hebben ze een eigen en speciaal gemaakt
lied. Dergelijke gebruiken zijn er vele, in
alle streken, van het land anders. Ze zijn
voortgekomen uit de naïeve fantasie van
de Spanjaarden, die de gebeurtenissen van
Kerstmis willen meebeleven als een fami
liefeest. Uiteraard heeft men in de huiska
mers ook een kerstkribbe opgesteld en Ca-
talonië heeft daarvoor als specialiteit, dat
er hele dorpjes worden opgetrokken, met
speciale beeldjes, waarvan nog maar wei
nigen de oorsprong kennen. Wat betekent
bijvoorbeeld het boertje bij deze kerst
groep, staande achter een boom? Wat de
pastoor met de rode paraplu, de haan op
het dak, de jager en de visser? Maar deze
beeldjes horen bij de kerstgroepen en half
december zijn er grote markten, waar ze
te koop zijn.. In sommige dorpen worden
tentoonstellingen van kerstgroepen gehou
den en de figuurtjes zijn dikwijls zó aardig,
dat men er hele verzamelingen van aan
legt.
IN DE GEHELE sfeer van goedgeefsheid
passen ook het extra-loon, dat dan door
vele fabrieken wordt uitbetaald en de
kerstpakketten, die aan de werknemers
worden uitgereikt. Het zijn welkome
steuntjes voor de huishoudbeurs, die in
deze dagen wel heel erg belast wordt.
Want zoals gezegd, het is een huiselijk
feest en daarbij behoren uitgebreide eet-
gelagen., waarin vooral kip en kalkoen
sterk zijn vertegenwoordigd En „turron",
de typische zoetigheid, waarin vooral ver
werkt honing, eieren en amandelen. Daar
van eet Spanje miljoenen kilo's, deze laat
ste week van het jaar. Deze partijtjes
groeien, dank zij de goedkope Spaanse
champagne, die dan bij stromen vloeit,
dikwijls uit tot uitgelaten feesten. Al deze
dingen samen echter de eeuwenoude,
kinderlijke kerstgebruiken, het massale
bezoek aan de nachtelijke kerkdiensten, de
kleurige kerststalletjes en de mildheid
van de huiselijke feesten zij geven aan
het Spaanse kerstfeest een eigen sfeer. Het
mag dan nut een van de meest spectacu
laire feesten zijn van dit aan feesten rij
ke land, in de onderstroom voelt men
steeds de gebondenheid van de Spanjaard
aan het stille, huiselijke gebeuren van de
kerstnacht.
IN 1903 was het in Engeland een witte
Kerstmis. De sneeuw lag dik op de takken
van de bomen in het bos rond Breccles
Hall, het prachtige Jacobijnse landhuis van
Sir Edward Montague in het graafschap
Norfolk.
Het landhuis was leeg. De fa,mj(lie,,lV?Qn-
tague was voor de „season" naar Londen
gegaan. De oude, dove jachtopziener, die
opdracht had de stropers uit het bos te
houden, bleef begrijpelijkerwijze deze
kerstnacht lekker bij de warme kachel
zitten. Daar hadden Jim Mace en zijn
vriend op gerekend, toen zij omstreeks
tien uur in de avond er op uit trokken
om hun kerstmaal te verrijken met een
paar fraaie fazanten. Onderweg liepen ze
nog even de dorpsherberg binnen.
„Kom vannacht niet te dicht in de buurt
van de Hall!" waarschuwde een oude man
hen. „De witte vrouw zwerft daar in de
kerstnacht rond. Ze komt te middernacht
met een koets, getrokken door vier paar
den. Ze gaat de Hall binnen en dan brandt
er licht in alle kamers. Wie door de ramen
kijkt, ziet een groot bal met dansende
graven en gravinnen, gekleed in prachtige
oude kostuums. Maar ieder, die in de ogen
van de witte vrouw kijkt, sterft op slag."
Mace lachte. Hij kende dit verhaal en
hij geloofde er niet in.
EEN PAAR MINUTEN voor twaalf had
den Jim en zijn vriend vier fazanten be
machtigd. Met hun buit kwamen ze aan
de rand van het bos, recht tegenover het
grote landhuis, dat met donkere ramen
statig oprees uit de sneeuw. De maan
scheen helder in een wolkenloze lucht. In
de verte sloeg de dorpsklok twaalf uur.
Jim Mace trad te voorschijn uit het kreu
pelhout. „Ik ga eens kijken naar die spo
ken!'" zei hij tot zijn vriend, die wijselijk
achterbleef. Met grote stappen liep Jim
over het gazon naar de hoofdingang. Nau
welijks had hij de deur bereikt, of een
koets reed de oprijlaan op. De paarden
liepen in volle draf, maar geen geluid ver
brak de stilte van de winternacht.
Vlak voor de hoge stoep bleef het rij
tuig staan. Een palfenier sprong op de
grond en klapte een trapje neer. Alle ven
sters in het huis werden plotseling helder
verlicht, de voordeur zwaaide geruisloos
open. Uit de koets stapte de mooiste vrouw,
die Jim Mace ooit had gezien. Ze had een
Tekening van Sempê uit Samedi-Soir.
hoog, gepoederd kapsel. Grote briljanten
flonkerden op haar satijnen kleed. Mace
drukte zich angstig plat tegen de muur
naast de deur. Maar de vrouw zag hem en
staarde hem een ogenblik aan. Toen klonk
ér een snerpende kreet, die tot in het dorp
te horen was.
Jim's vriend rende weg. Hij maakte het
hele dorp wakker, maar niemand durfde
te gaan kijken, wat er bij Breccles Hall
gkebeurd was. Pas de volgende morgen
kwam er een groep mannen, voorafgegaan
door de veldwachter. In de sneeuw naast
de voordeur vonden zij het bevroren
lichaam van Jim Mace: zijn ogen stonden
wijd open en zijn gezicht was nog ver
trokken van angst. Nergens kon men in
de sneeuw een spoor ontdekken van wa
genwielen of vrouwenschoenen.
DIT VERHAAL stond in Engelands
meest conservatieve dagblad „The Times"
en we zouden daarom bijna geloven, dat
het waar was. Het is slechts één van de
vele spookhistories, die in Engeland tel
kens weer in de kranten verschijnen, want
Engeland is van oudsher het klassieke
spokenland en vooral in de maand decem
ber zo zegt men zijn de griezelige
verschijningen aan de overkant van het
Kanaal bijzonder actief.
Het beroemdste Engelse spook verschijnt
op oudejaarsavond om twaalf uur in het
Schotse Glamis Castle, het stamslot van
de hertogen van Strathmore en de ge
boorteplaats van de koningin-moeder. In
dit kasteel zou volgens de legende koning
Duncan door Macbeth zijn vermoord.
Iedere oudejaarsnacht herhaalt zich deze
afschuwelijke scène in de grote ridder
zaal. Dan ziet men de moordenaar en zijn
slachtoffer aan een tafel zitten. Zij drin
ken en dobbelen tot de klok het midder
nachtelijk uur slaat. Met de eerste klok
slag begint een vreselijk gevecht. Ge
schreeuw, gestommel en gerochel klinken
door heel het kasteel. Om één minuut over
twaalf is alles weer rustig
Het is een trommelslager, die met een
roffel soms het nieuwe jaar komt aan
kondigen in Cortachy Castle in Schotland.
Hij komt niet ieder jaar, maar als hij ver
schijnt betekent dit, dat één van de leden
van het grafelijk geslacht Airlie in de
komende twaalf maanden zal sterven. De
tamboer is het spook van een jongen, die
lang geleden verliefd werd op de echt
genote van zijn meester. De graaf zag hem
op zekere dag wat al te vriendelijk doen
tegen de gravin en liet hem toen prompt
in zijn trommel stoppen en uit de hoogste
toren van het kasteel werpen.
Bij Dunvegan Castle, ook alweer in
Schotland, gaat het in de oudejaarsnacht
al zeer rumoerig toe. Daar trekt om twaalf
uur een hele schare ruiters over de op
haalbrug de burcht binnen. Men kan er
niets van zien, maar hoort duidelijk het
hoefgetrappel, gelach en geschreeuw. In
één van de afleveringen van de „Procedings
of the Society for Psychical Research" ver
telt een Engelse geschiedenisprofessor hoe
hij in het kasteel al dat lawaai duidelijk
heeft kunnen waarnemen. Hij werd er
akelig van, maar nam zich toch dapper
voor om het volgend jaar terug te komen
met een „bandrecorder". Of dat enig re
sultaat heeft opgeleverd, kunnen we u he
laas niet zeggen.
AARDIGER lijkt ons de verschijning
van de „lichtende jongen" die in de eerste
uren van het nieuwe jaar de bewoners van
Corby Castle komt bezoeken. Men ziet dan
eerst een lichtschijnsel in de kamer, dat
steeds sterker wordt en waaruit tenslotte
een mooi aangeklede jongen tevoorschijn
treedt. Hij kijkt de mensen vriendelijk aan,
glimlacht en knikt met zijn hoofd. Het
lijkt of hij iets wil zeggen, maar dat kan
hij niet. Met een droevig gezicht wandelt
hij eindelijk dwars door een gesloten deur
weg. Precies een jaar later is hij er weer.
TERUGBLIKKEN is in deze
laatste dagen van het jaar een
veel bedreven bezigheid. Dit
verhaal houdt zich er ook mee
bezig, maar dan in een andere
dan de overdrachtelijke bete
kenis van het woord. Terug
kijken in de tijd is namelijk
ook mogelijk in alle letterlijk
heid. U kijkt al terug in de tijd
als u 's avonds naar de maan
tuurt, want het beeld dat u ziet
is dat van de maan, zoals die
er ruim een seconde tevoren
uitzag.
De maan is gemiddeld 384.000
kilometer van ons verwijderd
en een lichtstraal plant zich in
het heelal voort met een snel
heid van 300.000 kilometer per
seconde. Het maanlicht heeft
dus meer dan een seconde
nodig om ons te bereiken. Fei
telijk is het maanbeeld, zoals
dat op het netvlies van ons oog
valt, dus een beeld uit het ver
leden. Hetzelfde geldt, in ster
kere mate, voor de zon en de
verder verwijderde hemellicha
men. Het zonlicht is ruim acht
minuten door de ruimte onder
weg eer het de aarde treft. Zou
de zon door de een of andere
geheimzinnige oorzaak plotse
ling uitdoven - hetgeen het
einde van ons aller leven zou
betekenen - dan zouden wij
daar acht minuten lang niets
van merken. Pas na verloop
van die tijd zouden dc licht
stralen van de zon ophouden
ons te treffen en zou het op
aarde voor eeuwig donker
worden.
Richten we een telescoop op
Pluto, de verste planeet van
ons zonnestelsel, dan zien we
daarin een Plutobeeld dat bijna
zes uren oud is. De straal van
ons (nagenoeg cirkelvormige)
planetenstelsel is zes uur lopen
lang - voor het licht. Daar
buiten houdt ons planetenstel
sel op. Pas veel en veel verder
weg ontmoeten wij weer een
hemellichaam, een zon. Maar
wij herkennen het niet als zon,
het staat te ver weg. Wij noe
men het een ster: het is een
van de sterren die op het zui
delijk halfrond in het sterre-
beeld de Centaur zichtbaar is.
Het licht van die ster heeft
meer dan vier jaar nodig om
ons te bereiken. Toch is het de
dichtstbijzijnde zon, na de
onze.
Meer dan twee keer zover
verwijderd is Sirius. de helder
ste ster aan ons firmament, die
wél op het noordelijke halfrond
zichtbaar is, in deze tijd van
het jaar 's avonds laat, links
men het Melkwegstelsel. Onze
zon is één van die sterren en
bevindt zich betrekkelijk dicht
bij de rand van dat grote, lens
vormige stelsel. Het kan zyn
dat zich ergens aan de tegen
overliggende rand - laat ons
zeggen op tachtigduizend licht
jaren afstand hiervandaan -
een gebeurtenis voordoet, die
met een dusdanig lichtschijn
sel gepaard gaat, dat dit op
aarde waarneembaar zou zijn.
Maar wij zouden er niets van
zien - wel onze nazaten die
over tachtigduizend jaar deze
planeet bevolken.
En mocht het wél het geval
zijn, dat de heden levende ge
neratie iets dergelijks waar
neemt - staat er morgen iets
in de krant over een kosmische
ramp, die op een dergelijke
afstand van ons is gebeurd -
dan moeten we bedenken dat
't werkelijke feit zich tachtig
duizend jaar geleden heeft
voorgedaan. Want zo lang zijn
die lichtstralen onderweg ge
weest door de interstellaire
Meer dan acht minuten heeft
het licht van de zon (hier
verduisterd afgebeeld) nodig
om de aarde te treffen.
onder het sterrenbeeld Orion,
in het zuidoosten. Negen jaar
is zijn licht onderweg. Anders
uitgedrukt: Sirius is negen
lichtjaren van ons verwijderd.
Gesteld dat deze ster op het
moment, dat u dit zit te lezen,
opzwelt tot vele keren zijn oor
spronkelijke volume - zoiets
kan bij sterren gebeuren; zij
nemen dan ook in helderheid
aanzienlijk toe, zozeer zelfs dat
zij overdag zichtbaar kunnen
blijven; de zogenaamde Krab-
nevel is er een beroemd voor
beeld van - dan zult u pas rond
1966 daarvan in uw krant
lezen dat de astronomen het
hebben waargenomen. Hoe
verder weg een gebeurtenis
zich voordoet, des te later kry-
gen wij er bericht van.
Honderd miljard (100.000.000)
sterren of zonnen vormen sa-
ons bereikten. Met andere
woorden: wij zien een beeld
dat een miljard jaar oud is.
Kunnen wij nog verder? Na
tuurlijk is het verleidelijk, te
denken aan de mogelijkheid
dat wij nog vijfmaal zover in
de ruimte doordringen - en
daarmee dus in het verleden,
waarbij dus de vraag ryst, of
Miljoenen lichtjaren van ons
verwijderd is deze „Draaikolk
nevel" in het sterrenbeeld
Jachthonden. Duidelijk is de
spiraalstructuur te zien. Een
zelfde „bouwplan" kenmerkt
ook het Melkwegstelsel, waar
van onze zon deel uitmaakt.
ruimte, eer zij in een aardse
telescooplens vielen.
Het heelal is groter dan ons
Melkwegstelsel alleen, al meen
de men enige tientallen jaren
geleden nog van niet. Maar
recent onderzoek heeft aan het
licht gebracht dat er vele mil
joenen „Melkwegstelsels" zijn.
Het dichtstbijzijnde en dus
best-zichtbare (zelfs met het
blote oog) en dus duidelijkst-
fotografeerbare stelsel van dien
aard is de bekende Androme-
danevel, een sterren-eiland op
anderhalf a twee miljoen licht
jaren hiervandaan. Vijftien
honderd tot tweeduizend maal
duizend jaar lang hebben zijn
lichtstralen, elke seconde
300.000 kilometer afleggend,
door het heelal gereisd eer zij
op onze fotografische platen
het beeld van deze „spiraal
nevel" tekenden, een beeld dat
dus 1.500.000 a 2.000.000 jaar
oud is
En nog zijn we bij lange 11a
niet aan de grens van ons
waarnemingsvermogen. Want
met de meest lichtsterke tele
scoop die er op aarde bestaat,
de Hale-telescocp in het obser
vatorium op de berg Palomar
bij de Californische stad Pasa
dena - waarvan de spiegel een
middellijn van vijfhonderdtien
centimeter heeft - zyn wij in
staat, nog licht op te vangen
van sterrenstelsels die zich op
een miljard lichtjaren afstand
bevinden. Wat wy daar du?
zien ishet verste verleden
dat zichtbaar is, momenteel.
KUNNEN WIJ nóg verder?
Want wij weten dat het heelal
zich nog verder moet uitstrek
ken. Uit berekeningen op grond
van langs geheel andere weg
verkregen gegevens moet wor
den afgeleid dat het heelal in
elk geval ouder is dan een mil
jard jaar. Waarschijnlijk vijf a
zes miljard jaar. Wanneer wij
met de sterkste telescoop die er
is objecten waarnemen, die
zich op een miljard lichtjaren
afstand bevinden, dan be
tekent dit dus dat de licht
stralen van die objecten een
miljard jaar onderweg zijn ge
weest door het heelal eer ze
wij dan in staat zijn, het begin
van het heelal te zien! Helaas
stelt de optiek zijn grenzen en
het ziet er naar uit dat wij die
grens van 't optisch-mogelijke
zijn genaderd of zelfs hebben
bereikt. Hier wordt een gordijn
neergelaten tussen ons waar
nemingsvermogen en de rest
van de schepping
ER IS, enkele jaren geleden,
met behulp van de Hale-tele-
scoop, een gebeurtenis waarge
nomen waarvan wij ons de
Iraagwijdte nauwelijks kunnen
voorstellen. Er blijken, ver weg
in het heelal, op driehonderd
miljoen lichtjaren afstand,
twee melkwegstelstels met el
kaar in botsing te zijn. Reali
seert u zich goed wat het be
grip botsing in dit verband be
tekent: twee sterren-eilanden
ter grootte van ons Melkweg
systeem (dus elk honderd mil
jard sterren bevattende) schui
ven door elkaar heen. Het zou
best kunnen zijn dat geen en
kele individuele ster van beide
stelsels daarbij ook maar het
geringste letsel oploopt, want
sterrenstelsels zijn onvoorstel
baar ijl. (De dichtheid van on
ze eigen sterrenwereld is eens
door de Engelse astronoom Sir
James Jeans met deze verge
lijking: even dicht als een
zwerm van drie wespen boven
een oppervlak zo groot als
Europa, gekarakteriseerd.Maar
tevens zijn de beide sterren
stelsels zo onvoorstelbaar groot
dat hun „botsing" honderd
duizenden jaren duurt. Van
deze gebeurtenis is langs opti
sche weg een betrekkelijk
klein beetje waarneembaar. De
Hale-telescoop „ziet" er niet
meer van dan een klein nevel
achtig vlekje. Anders gezegd:
de lichtstraling ervan is uiterst
zwak.
Maar we weten sinds kort
dat er behalve lichtstraling uit
het heelal ook radiostraling tot
ons komt. De zon bijvoorbeeld
is zo'n bron van radiostraling,
evenals een aantal planeten,
maar ook sterren, verder ver
wijderde melkwegstelsels, zo
als de Andromedanevelen
Ruim één seconde is het maan
licht onderweg voordat het ons
bereikt.
ook dit object van twee bot
sende spiraalnevels op drie
honderd miljoen lichtjaar af
stand is een radiobron. En geen
geringe: het is zelfs de op één
na sterkste radiobron van het
gehele firmament! (Dit bete
kent dat, als de lichtstraling
van dit object naar verhouding
even sterk was, wy gedurende
een groot deel van het jaar
geen nacht zouden kennen: de
nachthemel zou vrijwel even
licht zyn door toedoen van
deze botsende nevels als de
daghemel licht is door toedoen
van de zon!)
De consequenties hiervan
zijn fantastisch. Om de woor
den te citeren die professor
Oort onlangs in een voordracht
over dit onderwerp bezigde:
wat de radio-astronomie be
treft, zou dit object gerust nog
vijftig maal zo ver weg mogen
staan - ook dan zou het voor
een radiotelescoop nog waar
neembaar zijn. Dit betekent
dus dat de radio-astronomie
ons enorm veel verder zal hel
pen op onze speurtocht tot in
het gebied van de grenzen van
het heelal, veel verder dan de
optische astronomie ons ooit
zal kunnen brengen.
EN DAN? Wat de weten
schap zich in dit veld van
onderzoek afvraagt zijn twee
dingen. Ten eerste dit: als het
waar is dat het heelal welis
waar onbegrensd is, maar niet
oneindig (op analoge wijze als
ook het oppervlak van een bol
geen grenzen heeft, maar niet
temin eindig, dat wil zeggen
beperkt van omvang is) - hoe
groot is dan de totale massa
van het heelal?
En ten tweede dit: als de
vooronderstelling juist is, dat
het heelal in uitdijende bewe
ging is - en de waarnemings-
gegevens doen ons concluderen
dat die hypothese juist moet
zijn - dan volgt daaruit dat het
heelal vroeger kleiner moet
zijn geweest. Maar hoe lang is
het dan geleden dat al die el
kaar ontvluchtende melkweg
stelsels zich in één compacte
prop materie bijeen bevonden
en welke voorstelling moeten
wij ons vormen van dat toen
malige heelal?
Ziedaar de fascinerende vra
gen waarop te zijner tyd de
radioastronomie het antwoord
zal moeten geven. En nu we
hier zijn wil ik u wel verklap
pen dat het eigenlijk toch weer
een figuurlijke terugblik was
die tot deze bespiegelingen
leidde. Want dit bijna verstre
ken jaar 1956 was voor Ne
derland het jaar waarin de ra
diotelescoop van Dwingelo in
gebruik werd gesteld - „die
grote schepemmer" zoals de
boeren van de Drentse hei het
instrument noemen, dat Neder
land in de eerste rijen plaatst
op het gebied van het radio-
astronomische onderzoek inza
ke de grootste raadsels die de
kosmos ons voorzet.
Gerton van Wageningen