In Spanje wordt kerstmis gevierd met een grootse „fiësta" DECEMBER CARNAVAL IN RIO BEGINT MET KERSTMIS Radioastronomie TERUGBLIK IN DE TIJD De terugkeer van Macbeth MAANDAG 24 DECEMBER 1956 Het drukke seizoen voor Britse spoken Er zijn miljoenen melkwegstelsels Heelal is ouder dan een miljard jaren '7 RIO maakt zich op om feest te vieren, want voor de Brazilianen is Natal, het heilige feest, een der hoogtepunten op de weg in het leven, die leidt naar wat daar wenkt en fonkelt en straalt zo omstreeks februari: carnaval, het feest van schoon heid en vreugde. Kerstmis is in vergelij king daarmee meer een soort sinterklaas feest. De winkels puilen, uit van alle mo gelijke verschrikkelijk dure dingen, zijn tot diep in de nacht stralend verlicht en vol, tjokvol klanten. Achter de toonbanken werken de verkoopstertjes op volle toeren. Nooit waren de café's zo drukbezocht als in deze allerheetste tijd in de snikhete Rionese zomer. Want we bevinden ons hier op het zuidelijk halfrond, dus zijn zomer en win ter van plaats verwisseld. Bij de speelgoedwinkels hangen trossen met poppen en beesten buiten de ramen. Trapauto'tjes en fietsjes vormen, kleurige pyramiden.. Kunstkerstboompjes vormen rare stakerige oerwouden op de trottoirs en vertonen allemaal hetzelfde euvel: ze zijn alleen versierd, aan de naar het publiek toegekeerde kant, een droeve noodzaak bij de peperdure versiersels. De boekwin kels liggen vol griezelige kerstkaarten met roodsatijnen harten er op geplakt, veel bloterige dames met hier en daar wat bont, of kerkvensters met echte glinstersneeuw. De banketbakkers leven hun vakbekwaam heid uit in de vetste en weelderigste taar ten vol lint en strikken, en tulle. Langs al deze begerenswaardige zaken wandelen, slenteren en flaneren de Rionezen met de hele familie, genietend van. de stralende ogen van hun kroost. De heren worden door hun vriendinnetjes langs etalages gevoerd, die zo subtjel zijn dat er niet meer te zien is dan één flesje parfum of één enkeln japonnetje van Dior, of een andere Parij.se ontwerper van de laatste mode. De juweliers doen ongekende za ken. De mannen bespreken de verdiensten van waasdunne batisten zakdoeken-met- monogram. Ze gaan zich te buiten aan ver rukkelijkheden in krokodilleer: portefeuil les en portemonnees, étuitjes voor cheque boekjes, ceintuurs en. niet te vergeten schoenen maat 37. Wee de man met maat 40: hij kan lang zoeken want een echte heer heeft nimmer grote voeten! De boekwinkels die geen kerstkaarten verkopen zijn leeg als altijd, de andere af geladen. En dan de schilderijenwinkels! Ach, welk een land is Brazilië voor kunst schilders, ontluikend of reeds tot volle bloei gekomen. Hoe meer kleur hoe mooier, hoe dikker gouden lijst hoe beter. Dames, waarvoor wij het schaamrood hoofd zou den buigen, vliegen weg om eerzame huis kamers te tooien, ijselijke landschappen vol blauwselblauwe lucht en bloeiende bo men zullen boven rococo-dressoirs gaan hangen. EN DAN is nog hèt evenement van het jaar in aantocht, de grote kerstloterij met prijzen van. miljoenen cruzeiros. Belasting vrij! Door heel Rio prijken de affiches, groot als beddelakens, waarop men wordt genood een lotje te nemen. En. ieder jaar zijn er loten te kort! Daar komen, ze aan rijden, de Dnie Wijzen uit het oosten. Zwaar puilen de zakken ter weerszijden van hun kemels, breeduit en stralend lachen de goede mannen. En in. een hut vol sterren wacht hen de Santa Familia: Jozef wijst met zijn breedste glimlach naar de zware zakken.. Het publiek wordt door de platen getrokken als vliegen door stroop. Men blijft lachend staan en wijst op de verrukkelijke zakken. En de loten vliegen weg a tweehonderd gulden per stuk. Over en boven al dit schoons en rijks is de muziek, dag in dag uit, van 's morgens vroeg tot diep in de nacht. Kerstmuziek? O ja, die ook wel, maar vooral de samba, want de samba is van Rio de ziel. Op de stoepen zitten de arVnen van de Morros, de heuvels in de stad, met hun kistjes en stokjes, met hun muziekinstrumenten of alleen maar met hun prachtige diepe stemmen, zoekend naar die ene melodie, die hen beroemd en dus gelukkig zal ma ken als deze met carnaval tot de uitverko rene zal worden. De trekking van de kerstloterij heeft plaats op Eerste Kerstdag onder wilde uit bundigheid, in de morgen. Het gevolg is dat men de rest van die dag allemaal met een katterig gezicht rondloopt met een lege portefeuille en het zure besef dat men met die tweehonderd gulden, toch veel meer plezier had kunnen hebben. HET KERSTFEEST wordt op de vieren twintigste gevierd. Dan zijn alle straten verlaten, alle huizen stralend verlicht. Uit de feestelijk versierde kamers klinkt scha terend kindergelach en luid gejuich. De kunstboompjes stralen van de elektrische kaarsjes en samba's klinken aan alle kan ten. Doodstil en verlaten liggen de praia's strandboulevards met hun snoeren van lampen langs de Guanabara Baai en achter het Suikerbrood is het zelfs in Co- pacabana doodstil. Het gedonder van de oceaanbranding op rotsen en strand vormt het enige gerucht. En wie onder het stra lende Zuiderkruis op het stil glanzende strand staat, zal dan misschien even een glimp van Kerstmis voelen. Bob Tadema Sporry (Van onze correspondent) BARCELONA In de meeste delen van Spanje is het koud of tenminste frisjes rond Kerstmis, en dat bepaalt mede het karakter van het feest. Het is meer een kwestie van. binnenskamerse vreugde, die diep verankerd is in het geloofsleven. Spanjaarden zouden echter geen Spanjaar den zijn., als ze van „Navidad" (Kerstmis) niet tevens zouden maken een grootse „fiësta", vol kleurige details en verras sende bijkomstigheden. Daarbij is niet in de eerste plaats gedoeld op de kerstgebrui ken, zoals die in alle delen van het land bestaan.. In sommige streken laat men ge durende de hele „buana noche" (de kerst nacht), licht branden, „om de Moeder van het pasgeboren Kind Jezus het werk te vergemakkelijken", aldus de simpele ver klaring. Elders vooral in de omgeving van Léon worden in de kerken speciale kerstspelen opgevoerd en echte herders ko men in. hun schilderachtige kleding van de bergen naar beneden om hun offerga ven te brengen.. In sommige dorpen bij Valencia gaan na de nachtmis de mis van de haan, zegt men hier, omdat de haan het eerste dier zou zijn geweest, dat het pasgeboren Kind zou hebben begroet groepen zangers van deur tot deur en voor iedereen, te beginnen bij de burgemeester, hebben ze een eigen en speciaal gemaakt lied. Dergelijke gebruiken zijn er vele, in alle streken, van het land anders. Ze zijn voortgekomen uit de naïeve fantasie van de Spanjaarden, die de gebeurtenissen van Kerstmis willen meebeleven als een fami liefeest. Uiteraard heeft men in de huiska mers ook een kerstkribbe opgesteld en Ca- talonië heeft daarvoor als specialiteit, dat er hele dorpjes worden opgetrokken, met speciale beeldjes, waarvan nog maar wei nigen de oorsprong kennen. Wat betekent bijvoorbeeld het boertje bij deze kerst groep, staande achter een boom? Wat de pastoor met de rode paraplu, de haan op het dak, de jager en de visser? Maar deze beeldjes horen bij de kerstgroepen en half december zijn er grote markten, waar ze te koop zijn.. In sommige dorpen worden tentoonstellingen van kerstgroepen gehou den en de figuurtjes zijn dikwijls zó aardig, dat men er hele verzamelingen van aan legt. IN DE GEHELE sfeer van goedgeefsheid passen ook het extra-loon, dat dan door vele fabrieken wordt uitbetaald en de kerstpakketten, die aan de werknemers worden uitgereikt. Het zijn welkome steuntjes voor de huishoudbeurs, die in deze dagen wel heel erg belast wordt. Want zoals gezegd, het is een huiselijk feest en daarbij behoren uitgebreide eet- gelagen., waarin vooral kip en kalkoen sterk zijn vertegenwoordigd En „turron", de typische zoetigheid, waarin vooral ver werkt honing, eieren en amandelen. Daar van eet Spanje miljoenen kilo's, deze laat ste week van het jaar. Deze partijtjes groeien, dank zij de goedkope Spaanse champagne, die dan bij stromen vloeit, dikwijls uit tot uitgelaten feesten. Al deze dingen samen echter de eeuwenoude, kinderlijke kerstgebruiken, het massale bezoek aan de nachtelijke kerkdiensten, de kleurige kerststalletjes en de mildheid van de huiselijke feesten zij geven aan het Spaanse kerstfeest een eigen sfeer. Het mag dan nut een van de meest spectacu laire feesten zijn van dit aan feesten rij ke land, in de onderstroom voelt men steeds de gebondenheid van de Spanjaard aan het stille, huiselijke gebeuren van de kerstnacht. IN 1903 was het in Engeland een witte Kerstmis. De sneeuw lag dik op de takken van de bomen in het bos rond Breccles Hall, het prachtige Jacobijnse landhuis van Sir Edward Montague in het graafschap Norfolk. Het landhuis was leeg. De fa,mj(lie,,lV?Qn- tague was voor de „season" naar Londen gegaan. De oude, dove jachtopziener, die opdracht had de stropers uit het bos te houden, bleef begrijpelijkerwijze deze kerstnacht lekker bij de warme kachel zitten. Daar hadden Jim Mace en zijn vriend op gerekend, toen zij omstreeks tien uur in de avond er op uit trokken om hun kerstmaal te verrijken met een paar fraaie fazanten. Onderweg liepen ze nog even de dorpsherberg binnen. „Kom vannacht niet te dicht in de buurt van de Hall!" waarschuwde een oude man hen. „De witte vrouw zwerft daar in de kerstnacht rond. Ze komt te middernacht met een koets, getrokken door vier paar den. Ze gaat de Hall binnen en dan brandt er licht in alle kamers. Wie door de ramen kijkt, ziet een groot bal met dansende graven en gravinnen, gekleed in prachtige oude kostuums. Maar ieder, die in de ogen van de witte vrouw kijkt, sterft op slag." Mace lachte. Hij kende dit verhaal en hij geloofde er niet in. EEN PAAR MINUTEN voor twaalf had den Jim en zijn vriend vier fazanten be machtigd. Met hun buit kwamen ze aan de rand van het bos, recht tegenover het grote landhuis, dat met donkere ramen statig oprees uit de sneeuw. De maan scheen helder in een wolkenloze lucht. In de verte sloeg de dorpsklok twaalf uur. Jim Mace trad te voorschijn uit het kreu pelhout. „Ik ga eens kijken naar die spo ken!'" zei hij tot zijn vriend, die wijselijk achterbleef. Met grote stappen liep Jim over het gazon naar de hoofdingang. Nau welijks had hij de deur bereikt, of een koets reed de oprijlaan op. De paarden liepen in volle draf, maar geen geluid ver brak de stilte van de winternacht. Vlak voor de hoge stoep bleef het rij tuig staan. Een palfenier sprong op de grond en klapte een trapje neer. Alle ven sters in het huis werden plotseling helder verlicht, de voordeur zwaaide geruisloos open. Uit de koets stapte de mooiste vrouw, die Jim Mace ooit had gezien. Ze had een Tekening van Sempê uit Samedi-Soir. hoog, gepoederd kapsel. Grote briljanten flonkerden op haar satijnen kleed. Mace drukte zich angstig plat tegen de muur naast de deur. Maar de vrouw zag hem en staarde hem een ogenblik aan. Toen klonk ér een snerpende kreet, die tot in het dorp te horen was. Jim's vriend rende weg. Hij maakte het hele dorp wakker, maar niemand durfde te gaan kijken, wat er bij Breccles Hall gkebeurd was. Pas de volgende morgen kwam er een groep mannen, voorafgegaan door de veldwachter. In de sneeuw naast de voordeur vonden zij het bevroren lichaam van Jim Mace: zijn ogen stonden wijd open en zijn gezicht was nog ver trokken van angst. Nergens kon men in de sneeuw een spoor ontdekken van wa genwielen of vrouwenschoenen. DIT VERHAAL stond in Engelands meest conservatieve dagblad „The Times" en we zouden daarom bijna geloven, dat het waar was. Het is slechts één van de vele spookhistories, die in Engeland tel kens weer in de kranten verschijnen, want Engeland is van oudsher het klassieke spokenland en vooral in de maand decem ber zo zegt men zijn de griezelige verschijningen aan de overkant van het Kanaal bijzonder actief. Het beroemdste Engelse spook verschijnt op oudejaarsavond om twaalf uur in het Schotse Glamis Castle, het stamslot van de hertogen van Strathmore en de ge boorteplaats van de koningin-moeder. In dit kasteel zou volgens de legende koning Duncan door Macbeth zijn vermoord. Iedere oudejaarsnacht herhaalt zich deze afschuwelijke scène in de grote ridder zaal. Dan ziet men de moordenaar en zijn slachtoffer aan een tafel zitten. Zij drin ken en dobbelen tot de klok het midder nachtelijk uur slaat. Met de eerste klok slag begint een vreselijk gevecht. Ge schreeuw, gestommel en gerochel klinken door heel het kasteel. Om één minuut over twaalf is alles weer rustig Het is een trommelslager, die met een roffel soms het nieuwe jaar komt aan kondigen in Cortachy Castle in Schotland. Hij komt niet ieder jaar, maar als hij ver schijnt betekent dit, dat één van de leden van het grafelijk geslacht Airlie in de komende twaalf maanden zal sterven. De tamboer is het spook van een jongen, die lang geleden verliefd werd op de echt genote van zijn meester. De graaf zag hem op zekere dag wat al te vriendelijk doen tegen de gravin en liet hem toen prompt in zijn trommel stoppen en uit de hoogste toren van het kasteel werpen. Bij Dunvegan Castle, ook alweer in Schotland, gaat het in de oudejaarsnacht al zeer rumoerig toe. Daar trekt om twaalf uur een hele schare ruiters over de op haalbrug de burcht binnen. Men kan er niets van zien, maar hoort duidelijk het hoefgetrappel, gelach en geschreeuw. In één van de afleveringen van de „Procedings of the Society for Psychical Research" ver telt een Engelse geschiedenisprofessor hoe hij in het kasteel al dat lawaai duidelijk heeft kunnen waarnemen. Hij werd er akelig van, maar nam zich toch dapper voor om het volgend jaar terug te komen met een „bandrecorder". Of dat enig re sultaat heeft opgeleverd, kunnen we u he laas niet zeggen. AARDIGER lijkt ons de verschijning van de „lichtende jongen" die in de eerste uren van het nieuwe jaar de bewoners van Corby Castle komt bezoeken. Men ziet dan eerst een lichtschijnsel in de kamer, dat steeds sterker wordt en waaruit tenslotte een mooi aangeklede jongen tevoorschijn treedt. Hij kijkt de mensen vriendelijk aan, glimlacht en knikt met zijn hoofd. Het lijkt of hij iets wil zeggen, maar dat kan hij niet. Met een droevig gezicht wandelt hij eindelijk dwars door een gesloten deur weg. Precies een jaar later is hij er weer. TERUGBLIKKEN is in deze laatste dagen van het jaar een veel bedreven bezigheid. Dit verhaal houdt zich er ook mee bezig, maar dan in een andere dan de overdrachtelijke bete kenis van het woord. Terug kijken in de tijd is namelijk ook mogelijk in alle letterlijk heid. U kijkt al terug in de tijd als u 's avonds naar de maan tuurt, want het beeld dat u ziet is dat van de maan, zoals die er ruim een seconde tevoren uitzag. De maan is gemiddeld 384.000 kilometer van ons verwijderd en een lichtstraal plant zich in het heelal voort met een snel heid van 300.000 kilometer per seconde. Het maanlicht heeft dus meer dan een seconde nodig om ons te bereiken. Fei telijk is het maanbeeld, zoals dat op het netvlies van ons oog valt, dus een beeld uit het ver leden. Hetzelfde geldt, in ster kere mate, voor de zon en de verder verwijderde hemellicha men. Het zonlicht is ruim acht minuten door de ruimte onder weg eer het de aarde treft. Zou de zon door de een of andere geheimzinnige oorzaak plotse ling uitdoven - hetgeen het einde van ons aller leven zou betekenen - dan zouden wij daar acht minuten lang niets van merken. Pas na verloop van die tijd zouden dc licht stralen van de zon ophouden ons te treffen en zou het op aarde voor eeuwig donker worden. Richten we een telescoop op Pluto, de verste planeet van ons zonnestelsel, dan zien we daarin een Plutobeeld dat bijna zes uren oud is. De straal van ons (nagenoeg cirkelvormige) planetenstelsel is zes uur lopen lang - voor het licht. Daar buiten houdt ons planetenstel sel op. Pas veel en veel verder weg ontmoeten wij weer een hemellichaam, een zon. Maar wij herkennen het niet als zon, het staat te ver weg. Wij noe men het een ster: het is een van de sterren die op het zui delijk halfrond in het sterre- beeld de Centaur zichtbaar is. Het licht van die ster heeft meer dan vier jaar nodig om ons te bereiken. Toch is het de dichtstbijzijnde zon, na de onze. Meer dan twee keer zover verwijderd is Sirius. de helder ste ster aan ons firmament, die wél op het noordelijke halfrond zichtbaar is, in deze tijd van het jaar 's avonds laat, links men het Melkwegstelsel. Onze zon is één van die sterren en bevindt zich betrekkelijk dicht bij de rand van dat grote, lens vormige stelsel. Het kan zyn dat zich ergens aan de tegen overliggende rand - laat ons zeggen op tachtigduizend licht jaren afstand hiervandaan - een gebeurtenis voordoet, die met een dusdanig lichtschijn sel gepaard gaat, dat dit op aarde waarneembaar zou zijn. Maar wij zouden er niets van zien - wel onze nazaten die over tachtigduizend jaar deze planeet bevolken. En mocht het wél het geval zijn, dat de heden levende ge neratie iets dergelijks waar neemt - staat er morgen iets in de krant over een kosmische ramp, die op een dergelijke afstand van ons is gebeurd - dan moeten we bedenken dat 't werkelijke feit zich tachtig duizend jaar geleden heeft voorgedaan. Want zo lang zijn die lichtstralen onderweg ge weest door de interstellaire Meer dan acht minuten heeft het licht van de zon (hier verduisterd afgebeeld) nodig om de aarde te treffen. onder het sterrenbeeld Orion, in het zuidoosten. Negen jaar is zijn licht onderweg. Anders uitgedrukt: Sirius is negen lichtjaren van ons verwijderd. Gesteld dat deze ster op het moment, dat u dit zit te lezen, opzwelt tot vele keren zijn oor spronkelijke volume - zoiets kan bij sterren gebeuren; zij nemen dan ook in helderheid aanzienlijk toe, zozeer zelfs dat zij overdag zichtbaar kunnen blijven; de zogenaamde Krab- nevel is er een beroemd voor beeld van - dan zult u pas rond 1966 daarvan in uw krant lezen dat de astronomen het hebben waargenomen. Hoe verder weg een gebeurtenis zich voordoet, des te later kry- gen wij er bericht van. Honderd miljard (100.000.000) sterren of zonnen vormen sa- ons bereikten. Met andere woorden: wij zien een beeld dat een miljard jaar oud is. Kunnen wij nog verder? Na tuurlijk is het verleidelijk, te denken aan de mogelijkheid dat wij nog vijfmaal zover in de ruimte doordringen - en daarmee dus in het verleden, waarbij dus de vraag ryst, of Miljoenen lichtjaren van ons verwijderd is deze „Draaikolk nevel" in het sterrenbeeld Jachthonden. Duidelijk is de spiraalstructuur te zien. Een zelfde „bouwplan" kenmerkt ook het Melkwegstelsel, waar van onze zon deel uitmaakt. ruimte, eer zij in een aardse telescooplens vielen. Het heelal is groter dan ons Melkwegstelsel alleen, al meen de men enige tientallen jaren geleden nog van niet. Maar recent onderzoek heeft aan het licht gebracht dat er vele mil joenen „Melkwegstelsels" zijn. Het dichtstbijzijnde en dus best-zichtbare (zelfs met het blote oog) en dus duidelijkst- fotografeerbare stelsel van dien aard is de bekende Androme- danevel, een sterren-eiland op anderhalf a twee miljoen licht jaren hiervandaan. Vijftien honderd tot tweeduizend maal duizend jaar lang hebben zijn lichtstralen, elke seconde 300.000 kilometer afleggend, door het heelal gereisd eer zij op onze fotografische platen het beeld van deze „spiraal nevel" tekenden, een beeld dat dus 1.500.000 a 2.000.000 jaar oud is En nog zijn we bij lange 11a niet aan de grens van ons waarnemingsvermogen. Want met de meest lichtsterke tele scoop die er op aarde bestaat, de Hale-telescocp in het obser vatorium op de berg Palomar bij de Californische stad Pasa dena - waarvan de spiegel een middellijn van vijfhonderdtien centimeter heeft - zyn wij in staat, nog licht op te vangen van sterrenstelsels die zich op een miljard lichtjaren afstand bevinden. Wat wy daar du? zien ishet verste verleden dat zichtbaar is, momenteel. KUNNEN WIJ nóg verder? Want wij weten dat het heelal zich nog verder moet uitstrek ken. Uit berekeningen op grond van langs geheel andere weg verkregen gegevens moet wor den afgeleid dat het heelal in elk geval ouder is dan een mil jard jaar. Waarschijnlijk vijf a zes miljard jaar. Wanneer wij met de sterkste telescoop die er is objecten waarnemen, die zich op een miljard lichtjaren afstand bevinden, dan be tekent dit dus dat de licht stralen van die objecten een miljard jaar onderweg zijn ge weest door het heelal eer ze wij dan in staat zijn, het begin van het heelal te zien! Helaas stelt de optiek zijn grenzen en het ziet er naar uit dat wij die grens van 't optisch-mogelijke zijn genaderd of zelfs hebben bereikt. Hier wordt een gordijn neergelaten tussen ons waar nemingsvermogen en de rest van de schepping ER IS, enkele jaren geleden, met behulp van de Hale-tele- scoop, een gebeurtenis waarge nomen waarvan wij ons de Iraagwijdte nauwelijks kunnen voorstellen. Er blijken, ver weg in het heelal, op driehonderd miljoen lichtjaren afstand, twee melkwegstelstels met el kaar in botsing te zijn. Reali seert u zich goed wat het be grip botsing in dit verband be tekent: twee sterren-eilanden ter grootte van ons Melkweg systeem (dus elk honderd mil jard sterren bevattende) schui ven door elkaar heen. Het zou best kunnen zijn dat geen en kele individuele ster van beide stelsels daarbij ook maar het geringste letsel oploopt, want sterrenstelsels zijn onvoorstel baar ijl. (De dichtheid van on ze eigen sterrenwereld is eens door de Engelse astronoom Sir James Jeans met deze verge lijking: even dicht als een zwerm van drie wespen boven een oppervlak zo groot als Europa, gekarakteriseerd.Maar tevens zijn de beide sterren stelsels zo onvoorstelbaar groot dat hun „botsing" honderd duizenden jaren duurt. Van deze gebeurtenis is langs opti sche weg een betrekkelijk klein beetje waarneembaar. De Hale-telescoop „ziet" er niet meer van dan een klein nevel achtig vlekje. Anders gezegd: de lichtstraling ervan is uiterst zwak. Maar we weten sinds kort dat er behalve lichtstraling uit het heelal ook radiostraling tot ons komt. De zon bijvoorbeeld is zo'n bron van radiostraling, evenals een aantal planeten, maar ook sterren, verder ver wijderde melkwegstelsels, zo als de Andromedanevelen Ruim één seconde is het maan licht onderweg voordat het ons bereikt. ook dit object van twee bot sende spiraalnevels op drie honderd miljoen lichtjaar af stand is een radiobron. En geen geringe: het is zelfs de op één na sterkste radiobron van het gehele firmament! (Dit bete kent dat, als de lichtstraling van dit object naar verhouding even sterk was, wy gedurende een groot deel van het jaar geen nacht zouden kennen: de nachthemel zou vrijwel even licht zyn door toedoen van deze botsende nevels als de daghemel licht is door toedoen van de zon!) De consequenties hiervan zijn fantastisch. Om de woor den te citeren die professor Oort onlangs in een voordracht over dit onderwerp bezigde: wat de radio-astronomie be treft, zou dit object gerust nog vijftig maal zo ver weg mogen staan - ook dan zou het voor een radiotelescoop nog waar neembaar zijn. Dit betekent dus dat de radio-astronomie ons enorm veel verder zal hel pen op onze speurtocht tot in het gebied van de grenzen van het heelal, veel verder dan de optische astronomie ons ooit zal kunnen brengen. EN DAN? Wat de weten schap zich in dit veld van onderzoek afvraagt zijn twee dingen. Ten eerste dit: als het waar is dat het heelal welis waar onbegrensd is, maar niet oneindig (op analoge wijze als ook het oppervlak van een bol geen grenzen heeft, maar niet temin eindig, dat wil zeggen beperkt van omvang is) - hoe groot is dan de totale massa van het heelal? En ten tweede dit: als de vooronderstelling juist is, dat het heelal in uitdijende bewe ging is - en de waarnemings- gegevens doen ons concluderen dat die hypothese juist moet zijn - dan volgt daaruit dat het heelal vroeger kleiner moet zijn geweest. Maar hoe lang is het dan geleden dat al die el kaar ontvluchtende melkweg stelsels zich in één compacte prop materie bijeen bevonden en welke voorstelling moeten wij ons vormen van dat toen malige heelal? Ziedaar de fascinerende vra gen waarop te zijner tyd de radioastronomie het antwoord zal moeten geven. En nu we hier zijn wil ik u wel verklap pen dat het eigenlijk toch weer een figuurlijke terugblik was die tot deze bespiegelingen leidde. Want dit bijna verstre ken jaar 1956 was voor Ne derland het jaar waarin de ra diotelescoop van Dwingelo in gebruik werd gesteld - „die grote schepemmer" zoals de boeren van de Drentse hei het instrument noemen, dat Neder land in de eerste rijen plaatst op het gebied van het radio- astronomische onderzoek inza ke de grootste raadsels die de kosmos ons voorzet. Gerton van Wageningen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1956 | | pagina 11