1
1
Ir
Kustvaart biedt jongens van de
lagere school alle kansen
EEN BIJBELTEKST UIT
VEERTIEN WOORDEN
LANGSTE KONINGINNEWEG
Interessant
boek over
de familie
van Bach
Estafettepuzzel no. 7
Estafettepuzzel no. 8
I
P
1
Pi
H
j
Franse wintersportcentra
leden nauwelijks onder
de benzinecrisis
Wonderolie
Sterke verbeeldingskracht
kenmerkt jonge Vlaamse
In tien jaar van matroos tot
goed-betaalde kapitein
A
i
2.
1
2
D
3
5
c
1
z
3
3
7
1
1*
F
2
3
1
3
1
8
6
1
q
5*
6
H
i
5T
3
2
X
i
2
10
K
4
3
6
4
7
i
2-
3
3
l
2.
|t
6
3
2
M
3
1
2
3
1
2
2
3
5*
i
Voorwaarden
en prijzen
„Gaudeamus" 1867
In bijgaande figuur moeten veertien woorden worden ingevuld van een be
paalde gegeven betekenis. Bij de juiste invulling ontstaat horizontaal en van
boven naar onder gelezen een bijbeltekst die ons in deze dagen iets te zeggen
heeft. Deze tekst valt dus te lezen horizontaal eerst de bovenste rij van links
naar rechts, daarop de tweede rij van boven van links naar rechts enzovoorts.
De woorden moeten
A
5
A
X
9
5
A
A
A
n*
5
S
A
6
A
A
worden ingevuld in de
dikomlijnde gedeelten,
met de letters A tot en
met N gemerkt. De volg
orde der letters van de in
te vullen woorden in die
dikomlijnde vakken staat
met cijfers aangegeven.
Een voorbeeld: stond
voor A de omschrijving
„plotseling" opgegeven,
dan moest dit woord van
blijkbaar 7 letters aldus
worden ingevuld:
P
A
D|
R
0
S
E
want de volgorde der cij
fers in dit vak A is:
1
2
4
3
5
7
6
Hier volgt dan de omschrijving der
aldus in te vullen woorden:
A. gezondheid herstellen
B. vliegend dier
C. zangstem van bepaalde hoogte
D. vlak deel van een schip
E. tegenstand
F. gebied waarin een belangrijk
kanaal ligt
G. menigten
H.
I.
I-
K.
M.
N.
Engels woord voor: indien,
wanneer
kannen voor bier
apparaat met gaatjes om vloei
stoffen en vaste stoffen te
scheiden
levenslustige springerige zee
bewoner
in de dampkring oplichtend
klein hemellichaam,
rivier in Afrika
wijzer worden
Op een schaakbord van 64 velden staat een „koningin" of „dame" op de
oorspronkelijke plaats, zoals in de figuur aangegeven met het gebruikelijke
kroontje.
Wat is de langste weg, die deze koningin van de aangegeven plaats uit
in vijf zetten kan doen zonder tweemaal op hetzelfde vakje te komen of
tweemaal hetzelfde vakje te passeren en zonder de reeds afgelegde weg te
kruisen?
Deze puzzel is bepaald niet alleen voor schakers, zelfs niet in de eerste
plaats. Want met een schaakprobleem heeft dit niets te maken.
Daarom even een ver-
duidelijking voor de niet-
schakers. Een koningin
mag in het schaakspel
naar keuze een, twee of
meer vakjes zich verplaat
sen langs verticale, hori
zontale of evenwijdig aan
diagonale richtingen.
De op het diagram
aangegeven koningin, die
op het vakje Dl staat, kan
dus in de eerste zet naar
de vakjes A, B, C, E, F,
G, II op de onderste rij
(aangegeven met 1), dus
naar Al, BI, Cl, El, Fl,
G1 of Hl, voorts naar D2,
D3, D4, D5, D6, D7, D8,
of naar (diagonaalsgewijs)
C2, B3, A4, E2, F3, G4
of H5.
Wat is nu, om de vraag te herhalen, de langste weg die deze getekende
koningin in vijf zetten kan afleggen zonder twee- of meermaal eenzelfde vakje
te passeren en zonder de reeds afgelegde weg te kruisen? Voor begin- en
eindpunt der zetten wordt het midden van een vakje gerekend. Het gaat
dus niet om het grootste aantal vakjes maar om de langste weg.
8
m
1WÊÊ
7
■'•7
S** 1
lit
Aft#/.Jlf/.Aé,
TT" ~T~
i
5"
A
3
V 1
2
l 'M
1
j
11 ff
A
c
ID
E.
F
Cl
H
(Van onze correspondent in Parijs)
OP EEN belangrijk punt zijn de sombere
voorspellingen wat betreft de benzine
crisis in Frankrijk en de beperking van het
automobilisme, die daarvan het natuurlijke
en onmiddellijke gevolg is, tenminste voor
een groot deel, niet uitgekomen. Gevreesd
werd vrij algemeen, dat het einde van het
jaar, wanneer de Fransen bij duizenden
naar de oorden van de wintersport en de
Rivièra plegen te trekken, voor de toeris
tenindustrie, die het voor hun exploitatie
voor een goed deel van deze periode moet
hebben, fataal zou worden. Maar dat is nog
al meegevallen. In de Alpen, waar dit jaar
vroeger dan gewoonlijk al een behoorlijke
laag sneeuw is gevallen, konden de meeste
hoteliers al voor Kerstmis de bordjes
„complet" aan hun deuren hangen. Aan de
Cote d'Azur waren de pensionhouders en
de ondernemers van de luxueuze „palei
zen" verheugd dat ze hun olieverwarming
tenminste voor tachtig percent op tempera
tuur konden houden, want ook hier heeft
het aan toeloop, zowel van Fransen als van
vreemdelingen, niet ontbroken.
De Franse spoorwegen hadden, zoals
ieder jaar, weer dertig percent korting toe
gekend op speciale biljetten voor de lange
afstanden. De regering had de hand over
het benarde hart gestreken door het verbod
om per auto de departementale grenzen te
overschrijden voor de feesten en tot half
januari op te heffen. Er waren dan ook zo
veel auto's op de wegen, dat men moeite
had aan een benzinecrisis te geloven. Had
den al die automobilisten hun rantsoenen
van de hele maand opgespaard of was de
zwarte markt al weer georganiseerd? Pe
nibele vragen.... Doch in elk geval be
looft de vreugde der autorijders van korte
duur te zijn. Voor de maand januari zijn
alle rantsoenen met vijf liter verminderd.
Het hoogste contingent voor de grootste
particuliere wagens zal dan niet meer dan
vijfentwintig liter per maand bedragen. De
regering motiveert die nieuwe reductie met
het (gezonde) argument, dat ze in de eer
ste plaats de industrie en de landbouw van
vloeibare grondstoffen wil voorzien. Maar
daarbij wordt voor het gemak dan blijkbaar
vergeten, dat oorspronkelijk een vermin
dering van slechts tien percent van het
benzinegebruik noodzakelijk werd ge
acht. De bezuiniging zal bij het begin van
het nieuwe jaar ongeveer de helft van het
vroegere gebruik bereiken.
En hoe hebben de Parijzenaars, die in
hun stad zijn gebleven, de feestdagen door
gebracht? Eigenlijk net als vorige jaren.
Het feestprogramma zette, traditiegetrouw,
de avond voor de eerste Kerstdag, het Ré-
veillon, al in. De hoogtepunten waren:
theater, kerstdis thuis of in een versierd
restaurant, de nachtmis en nog een souper
tot besluit. Ook die kerstdis bleek van de
economische omstandigheden nog niet
zichtbaar te hebben geleden. De poeliers,
de slagers en de banketbakkers hadden
hun kippen, eenden, ganzen en kalkoenen,
hun ossen en schapen en hun roomtaarten
en büches de Noël bij ettelijke duizenden
in hun feestelijke etalages uitgestald en ze
zijn bijna allemaal volledig „los" gekomen.
Er zijn volgens de eerste aanwijzingen
goede zaken gedaan. Ook de restaurants
beklagen zich over het algemeen zeker niet.
De prijzen, zo verzekeren ze zonder al hun
klanten compleet te overtuigen, waren in
vergelijking met het vorige jaar niet geste
gen Maar voor een behoorlijk kerst
maal werd in een goed restaurant in Parijs
toch wel gauw vijfentwintig a dertig gul
den per persoon gevraagd....
Degenen, die de meeste goede op-
lossingen inzenden, dingen mee naar
de volgende prijzen:
HOOFDPRIJS 50 GULDEN
TWEE PRIJZEN VAN 25 GULDEN
VIJF PRIJZEN VAN 10 GULDEN
TIEN PRIJZEN VAN 5 GULDEN
De oplossingen moeten tegelijkertijd
worden ingezonden tussen 1 januari
en 13 januari 1957. Op maandag 14
januari kunnen geen oplossingen meer
worden geaccepteerd. Op de enve-
loppe vermelden: Estafette-prijsvraag.
(De puzzels no. 9 en 10 zullen worden
opgenomen in ons blad van maandag 31
december).
UGANDA (U. P.) In Uganda is kort
geleden consternatie ontstaan over een
ziekte in een inboorlingendorp. Iedereen
had klachten van dezelfde aard, maar
niemand wist waar de oorzaak lag. De
politie heeft enkele weken nodig gehad om
daar achter te komen. Zij kwam tot de
volgende oplossing. Er was vergif gestrooid
voor jakhalzen, de jakhalzen aten ervan en
stierven. De dode jakhalzen werden door
gieren opgegeten. De gieren stierven ook
en vielen in een riviertje, waarboven zij
altijd op een rots huisden. Het water raakte
vergiftigd. Het hele dorp dronk, zoals ge
bruikelijk, van dat water. In korte tijd was
het hele dorp ziek. Wie niet van het water
had gedronken, had toch in ieder geval wel
vlees gegeten van de buffels, die stierven
toen zij uit het riviertje hadden gedronken.
Toen bijna alle hoop verloren was kwamen
de blanken, die iedereen weer gezond
maakten. Met wonderolie....
(Van onze correspondent in Brussel)
HET IS steeds weer een verrassing de
jonge Vlaamse beeldhouwers aan het werk
te zien in hun ruime werkplaatsen. Want
dit valt op: de meesten onder hen hebben
het materieel goed. De Sint Lucasscholen
en stedelijke academies hebben absoluut
geen tekort aan leerlingen en in die oplei
dingsinstituten wordt met grote belang-
,,Zittende boerin met kruik"
Geo Vindevogel
do:.;
stelling en ijver gewerkt. Er zijn veel con
tacten met Italië en Parijs, ook met Enge
land, de landen die in de laatste jaren iers
hebben weten te presteren inzake de ver
nieuwing van de beeldhouwkunst. De jonge
Vlaamse artiesten, die wij kennen, hebben
in de genoemde scholen de kans om het tot
leraar te brengen. Vandaar dat zij van de
zorgen voor het bestaan in redelijke ma e
zijn bevrijd.
Sommigen, zoals de geweldenaar Rik
Poot, werpen die discipline van het leraar
schap ver van zich. Poot, die een tijdje „ab
stract" werkte, heeft deze kunstvorm latei-
verzaakt. Hij keerde terug tot de krachtige
natuur, die hem tot zoveel stevige werken
inspireerde. Vernieuwing zoekt hij niet al
leen in een meer wetenschappelijke obser
vatie van kinderen en dieren, maar tevens
in het hanteren van nieuwe materialen,
zoals plaatijzer, koper of staalharde kon-
golese houtsoorten. Het kleine beeldje
„verdrukking" is een uiting van de tragiek
van de man op wie de slagen van het lot
neerkomen. Zo zien wij het.... Poot ge
looft niet aan kunstcritiek. In zijn landhuis
bij Brussel zijn nochtans alle vrienden der
kunst welkom.
Een verfijnde aristocraat is de jonge
Gentenaar Geo Vindevogel, wiens Vlaamse
boerinnen of volumineuze naaktfiguren
nooit grof zijn. Hij geeft zijn bronzen een
slanke, adellijke trek, die men niet gauw
vergeet. Die beelden zijn rustig en be
heerst en wekken door hun zelfbewuste
kracht de bewondering van velen. Gelijk
Poot werkt Vindevogel langzaam. Een
enkele figuur moet maandenlang rijpen en
gevoed worden door verbeelding en gevoel.
Ook technisch stelt Vandevogel, die een
bronsgieterij beheert, hoge eisen. Het werk»
van deze beide levenskrachtige Vlamingen
werd op talrijke tentoonstellingen bekroond
EEN STUURMAN VAN 26 jaar en een eerste machinist van 22 zijn de
hoogste officieren naast kapitein Lens op de splinternieuwe kustvaarder
„Cresta", die onlangs van Delfzijl vertrok voor de „maiden-trip" naar Zweden.
En de jongste aan Boord is een 16-jarige knaap, zo van de ambachtsschool, die
als derde (Ieerling-)machinist voor het eerst zee op gaat. Deze leeftijden zijn
iets heel gewoons Bij de kustvaart, een beroep dat jongelui met weinig school
opleiding en liefde voor de zee alle kansen biedt. Een jongen die wil zo
verzekerde men ons in Groningen kan na tien jaar kapitein zijn met een
jaarlijks inkomen van 12 a 14 mille. Wanneer hij op zijn 15de bij de kustvaart is
gekomen, heeft hij deze toppositie al op zijn 25ste bereikt. Ervaring is hoofd
zaak bij de kustvaart, al komt er voor de hogere rangen natuurlijk wat studie
bij. Kapiteins en stuurlui moeten cursussen volgen op de zeevaartschool, en
hiervan kunnen stuurlui nog dispensatie krijgen. Dit laatste is natuurlijk uitzon
dering en moet ook uitzondering blijven op schepen, die wel kleiner zijn dan vijf
honderd ton, maar evenals de „grote vaart" de oceaan op gaan met de modernste
apparaten als echolood, radar en andere nautische hulpmiddelen. Feit is echter
dat de kustvaart aantrekkelijke kansen biedt voor jongelui, die van de latere
school of mulo komen en het zeemansleven verkiezen boven het studeervertrek.
Een deel van de kade van Delfzijl,
het zeven eeuwen oude stadje aan de
Eemsmond, dat een nieuwe en grote
toekomst tegemoet gaat door het soda-
project en allerlei andere plannen.
Dit neemt niet weg dat een vooropleiding
nuttig is voor jongens, die niet veel verder
zijn dan de lagere school (en trouwens niet
voor hun 15de jaar een monsterboekje kun
nen krijgen).Het Koninklijk onderwijsfonds
voor de Scheepvaart verzorgt die voorop
leiding in zijn dagnijverheidsscholen „Oran
je Nassau", voor de kust- en binnenvaart.
Zo'n school is gevestigd in Delfzijl, waar
directeur A. Dolfin die zelf carrière
maakte in de grote vaart honderdacht
jongens onder zijn hoede heeft.
Zij zijn gehuisvest in een internaat, dat
zij zelf helemaal beredderen, en waar de
heer en mevrouw Dolfin met enkele assis
tenten voor het nodige toezicht zorgen. In
geleende lokalen van de zeevaartschool
(een eigen school voor deze opleiding komt
in 1958 klaar) krijgen de jongelui geduren
de twee jaar een praktische en theoretische
vooropleiding. En als zij dan drie jaar als
matroos hebben gevaren, kunnen ze ver
volgens naar de zeevaartschool gaan voor
het stuurmansdiploma.
Het is dus een soort ambachtschool voor de
scheepvaart. „We kunnen hier geen schip
pers maken, maar wel de jongens vormen
en liefde bijbrengen voor het vak", zei
ons de heer Dolfin, die het nut van zijn
school kon aantonen met het geringe ver
loop onder de door hem opgeleide jongelui.
Van degenen die drie jaar hebben gevaren
na de school te hebben afgesloten, is meer
dan 90 percent bij de kustvaart gebleven.
Dat de bemanning van een moderne
coaster niet te klagen heeft over verzorging
en comfort, is ons tijdens de proefvaart
van de „Cresta" gebleken. De officieren
(kapitein, stuurman en drie machinisten)
hebben ieder een eenpersoons-hut, evenals
de kok een belangrijke figuur aan boord!
De vier matrozen (bootsman, volmatroos,
matroos-onder-de gage en lichtmatroos) zijn
in tweepersoons-hutten ondergebracht.
Alle hutten zijn voorzien van warm en
koud stromend water. De kapitein beschikt
voorts over een keurig ingerichte salon
(van belang ook voor zijn vrouw die des
gewenst altijd mee kan gaan), terwijl een
officiersmess, een mess voor de matrozen
en enkele douchecellen de accomodatie
completeren. Natuurlijk is alles klein met
de ruimte moet gewoekerd worden maar
in kwaliteit doet ook in dit opzicht de coas
ter niet onder voor de schepen in de grote
vaart.
„Seamindedness" liefde voor de zee
is en blijft echter eerste vereiste voor de
jonge nederlanders, die een in zo vele op
zichten aantrekkelijke carrière bij de kust
vaart ambiëren.
Daarom is ook in Groningen onlangs een
zeekadet-corps opgericht het achtste in
ons land om de jeugd op de vrije mid
dagen de ware geest bij te brengen.
„Onze zeelui zijn onze beste ambassa
deurs", is het motto, waaronder ex-kapitein
Dolfin zijn jongens opleidt. En als men die
knapen in hun keurige uniformen door
Delfzijl ziet stappen, dan gelooft men graag
dat Nederland met „de jongens van Dolfin"
goed voor de dag zal komen in vreemde
wereldhavens.
Daarom ook is het van belang, dat de
„Hun naam was Bach" - onder deze titel
is thans bij Van Loghum Slaterus te Arn
hem de Nederlandse vertaling verschenen
van het in 1953 uitgekomen werk „The
Bach Family" door Karl Geiringer, hoog
leraar in de muziekwetenschappen aan de
universiteit van Boston, in samenwerking
met zijn echtgenote. „Zeven generaties
muzikale scheppingskracht" luidt de on
dertitel, waarmee nader wordt aangeduid
dat het hier een studie betreft van een
merkwaardig en uniek fenomeen: de gedu
rende bijna twee eeuwen van vader op
zoon doorgegeven muzikale erfenis, die
cumuleerde in het genie van Johann Se-
bastiaan, doch zelfs door hem niet geheel
werd weggeschonken aan komende gene
raties van beoefenaars en liefhebbers van
muziek over de gehele wereld, want ver
scheidene van diens zoons waren nog be
deeld met kostbare talenten uit dit kapi
taal en de laatste kruimels spijsden zelfs
nog een enkele componerende kleinzoon.
Twee-en-negentig namen zijn opgenomen
in de genealogische tabel achter in het
boek eri&bij slechts achttien hiervan staat
geen, of een buitenmuzikaal beroep opge
geven, de overigen vierenzeventig worden
vermeld in één of meer van de volgende
functies: stadsmuzikant, organist, cantor,
hofmusicus, klavierleraar, instrumenten
bouwer. Men weet dat de scheppende func
tie in die tijd vaak met de uitvoerende
verbonden was: van een „director musi-
ces" verwachtte men dat hij in de eerste
en voornaamste plaats eigen werk in de
kerkdiensten tot uitvoering bracht en de
•J dirigent van een hofkapel werd geacht een
Oranje Nassauschool in Delfzijl wordt uit
gebreid. Het aantal aanvragen overtreft elk
jaar de beschikbare plaatsruimte, want de
belangstelling onder de Nederlandse jeugd
voor de kustvaart is groot.
Een snelle carrière en goede verdiensten
trekken velen aan, en daarom gaan ook
velen zonder de vooropleiding van de dag
nijverheidsscholen naar de kustvaart, die
altijd mensen gebruiken kan. Maar de
genen die nog niet ouder zijn dan 16 jaar
(op de Oranje-Nassauscholen worden al
leen jongens boven de 13 en onder de 17
aangenomen) zullen veel baat vinden in
de vooropleiding, zoals die in Delfzijl (en
ook in Amsterdam en Rotterdam) gegeven
wordt. Vooral voor de algemene vorming,
de-team-spirit, van toekomstige ambassa
deurs-ter-zee, is deze scholing waardevol.
De kustvaart is een groeiend en bloeiend
bedrijf, waarbij zeer veel afhangt van de
mensen aan boord. Wil Nederland zijn voor
aanstaande plaats op dit gebied behouden,
dan zullen er goede zeelui voor de coasters
moeten zijn!
De stichting „Gaudeamus" in Bilthoven
zal van 31 augustus tot 8 september de
elfde internationale muziekweek hou
den. Het programma omvat onder meer
kamermuziek- en orkestconcerten met
nieuwe werken van buitenlandse en
Nederlandse componisten, evenals le
zingen over hedendaagse muzikale
vraagstukken. Voor deze concerten
kunnen componisten die na 1 januari
1920 geboren zijn, tot 15 maart 1957
composities inzenden. De maximale duur
der werken is vijftien minuten. De
componisten moeten zelf voor het uit
voeringsmateriaal zorgen. Voor het beste
werk wordt eventueel een prijs van
tweehonderdvijftig gulden beschikbaar
gesteld. De door de jury uitgekozen
orkestrale werken zullen door het Bra
bants Orkest worden uitgevoerd.
nimmer aflatende stroom van tafelmuzie-
ken, danssuites en „cassationen" te pro
duceren. Daar uiteraard een groot deel van
deze broód-met-boter-composities verloren
ging, is het moeilijk het uiste aantal schep
pend begaafden in de familie Bach vast
te stellen en vooral de mate waarin deze
begaafdheid bij een van de telgen domi
neerde. Hoe het zij, Geiringer acht het
werk van zestien van hen voldoende be
langrijk om er een afzonderlijke bespre
king aan te wijden. Daarnaast zijn dan
nog een kleine twintig van wie terloops
een aantal eigen werken genoemd worden.
De schrijver vergelijkt dan ook zijn onder
zoek met de ervaringen van een alpinist,
die geleidelijk stijgt naar een hoogvlakte,
die hem reeds menig verrukkelijk verge
zicht biedt. Van hieruit verheft een berg-
massief van enorme omvang en hoogte zijn
top in de wolken. Vervolgens zet de schrij
ver zijn tocht weer voort over het plateau
waarlangs hij langzaamaan weer in het
dal terugkeert.
De bibliografie, die een selectie van
tweehonderdvijftig titels vermeldt uit de
litteratuur over leden van de familie Bach,
getuigt van de grote belezenheid van de
schrijver op het door hem behandelde ge
bied. Toch verklaart hij in het voorwoord,
dat een complete opgave van de bestaande
litteratuur op zichzelf reeds verscheidene
delen zou vullen! Uiteraard behandelt een
groot deel hiervan het leven en de werken
van het genie, dat uit deze familie is voort
gekomen en aan wie Geiringer in het kader
van zijn werk „slechts" een honderdtachtig
bladzijden kon wijden. Maar over hem
vindt men dan ook in dit beknopte bestek
de meest gedetailleerde bijzonderheden,
zoals de gangen van het diner dat Johann
Sebastiaan door gemeentebestuur en ker-
keraad van Halle werd aangeboden na het
keuren van een nieuw orgel, de specifica
tie van zijn onkostenrekening bij een
andere soortgelijke gelegenheid, het be
drag waarop na de dood van de keurvorst
van Brandenburg de zes aan hem opge
dragen „concerten" werden getaxeerd
(vierentwintig Groschen, ongeveer een
rijksdaalder volgens de huidige waarde).
Geiringers boek ontleent zijn betekenis
echter in hoofdzaak aan twee factoren: hij
Iaat het licht van het moderne musicologi
sche onderzoek vallen op de voornaamste
voorvaderen en nazaten van Johann Se
bastian en hij geeft daarbij blijk van een
ruime cultuur-historische en psychologi
sche kijk op zijn onderwerp, die hem, in
combinatie met een boeiende verteltrant
in staat stelt verschillende van de door
hem behandelde figuren leven in te blazen.
Daarbij blijkt dat er wel degelijk sprake
kan zijn van een Bach-karakter waarvan
de meest saillante trekken waren: een
niet-transigerende vasthoudendheid, zui
nigheid, vroomheid en een uitgesproken
familiezin. De moeilijkheden, die uit de
eerstgenoemde eigenschap voortkwamen,
leidde niet alleen bij Johann Sebastian tot
openlijke conflicten met zijn superieuren,
maar treden bijvoorbeeld ook reeds aan
den dag in de woningnoodperikelen van
een oud-oom Johann Christoph, door Gei
ringer als de meest begaafde Bach van de
oudere generaties beschouwd. Zijn eeu
wige vetes met de „bierfiedelaars" vormen
vermakelijke lectuur en doen niet onder
voor die welke zijn achterneef vijftig jaar
letterlijk placht uit te vechten. Geiringer
vestigt voortdurend de aandacht op de,
menselijk en muzikaal gesproken, gemeen
schappelijke trekken der verschillende
familieleden en aldus tekent zich uit zijn
boek het beeld af van een sterk geslacht,
waarin religieus besef en uitgeslapenheid
in aardse zaken voortreffelijk samengin
gen. Ook in de gelaatsuitdrukking valt een
sterke familiegelijkenis op: een vorsende
blik, een krachtige neus en vooral de tel
kens terugkerende sterk ontwikkelde, vle
zige onderkaak.
Het boek bevat een dertigtal reproduk-
ties, waaronder het hier afgedrukte, vóór
dien nooit gepubliceerde portret van T.
S. Bach naar een pastel van zijn neef
Gottlieb Friedrich. Tussen de werkbespre
kingen zijn ruim honderd notenvoorbeel
den opgenomen. Het fraai uitgevoerde
boek is een waardevol bezit voor ieder die
zich voor de muziek van de zeventiende
en achttiende eeuw en voor Bach in 't
bijzonder interesseert.
S. B.