OP HAITI BEGON DE NEGER ZIJN STRIJD VOOR DE VRIJHEID Katil teyeri rrioytiii&heid Hoe mooi het is in de Alpen van Frankrijk Zelfstandig Simon Bolivar Franse invloed Zie verder pagina 5 AVONTURIERS VAN ALLERLEI SLAG KWAMEN ER EEN KIJKJE NEMEN Vervolg van pagina 4 EEN WAAS VAN groen in trillend licht. Kleurige vogels, bergen, die een wanordelijke stapel lijken tegen een achtergrond van blauwe luchten, blanke stranden, waar de tropische zee bruisend haar schuim neerlegt, rivieren, die melodieus klateren en de koelte uit de bergen langs kronkelende wegen naar de vlakte brengen, waarna zij zich leegstorten in de oceaan, zeldzame bloemen en vruchten, exo tisch van kleur, die het gevoel versterken, dat men niet in een werkelijk land is. Dit waren de eerste in drukken van Haïti, die de ontdekker van dat land Columbus kreeg, toen hij er op 6 december 1492 voet aan land zette. Later vertelde hij die verbijste rende indrukken aan de Spaanse koningin. Zozeer was Columbus getroffen door Haiti's schoonheid, dat hij uit erkentelijkheid voor de hem door Spanje ver leende steun het eiland Hispaniola noemde. Beter, meende hij, kon hij Spanje niet eren. De Amerikaanse reizen van Columbus brachten menig land binnen de gezichtskring van Europa, doch Haïti was het eerste, dat „historisch" ging mee doen. Immers, reeds enige dagen na hun aankomst op het eiland bouwden de Spanjaarden er een fort. Dit was het eerste fort van Europese makelij in de Nieuwe Wereld. En daar, in dat fort op de noordkust van Haïti, vestigde Columbus de eerste Europese nederzetting iri Amerika. Daar liep ook, in 1493, het eerste Europese schip in Amerika van stapel. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii DE SPAANSE heerschappij over Haïti duurde betrekkelijk kort. Reeds in het be gin der zestiende eeuw vestigden zich na melijk de vermaarde Flibustiers of Boeka niers (rasechte zeerovers en kapers) op het Schildpad-eiland, dat slechts door een shialle straat van Hispaniola is gescheiden. Daar, op „La Tortue", zette Frankrijk zijn eerste schreden op het koloniale pad in Midden-Amerika. „Haïti is een smaragd, gevallen uit Gods ring", schreef een dich ter eens. Geen wonder dus, dat de Fransen er het oog op lieten vaïlen. In 1625 ver overden zij het westelijke deel van het eiland op de Spanjaarden. Hiermede be gon de Franse heerschappij. Hispanolia kreeg een nieuwe naam: St. Domingue. Met de komst der Fransen brak een tijdperk van bloei aan voor het eiland. Voor het eiland, dat wil zeggen voor de Franse kolonisten en hun naaste helpers. De slaven ging het minder goed. Zij wa ren reeds in de Spaanse tijd ingevoerd. De Spanjaarden hadden de oorspronkelijke Indiaanse bevolking vrij snel uitgeroeid. In 1517 reeds had de bisschop Las Casas van de Spaanse Kroon verlof gekregen om negers als werkkrachten uit Afrika aan te voeren. Haïti was dus het eerste ge bied, dat de vloek van Amerika's slaven handel op Afrika leerde kennen. De ne gers werden als arbeiders niet gespaard. De bodem was vruchtbaar. Daardoor kon den de Franse planters Haïti maken tot een belangrijk producent van suiker, kof fie, indigo en katoen. Ja, in de Franse tijd (die duurde tot ongeveer 1789) bedroeg de handel van en op St. Domingue tweederde deel van Frankrijks totale buitenlandse handel. De slaven profiteerden hiervan helemaal niet. Tal van telgen uit voorname Franse geslachten trouwden met rijke „plantage-freules" op Haïti. Deze huwe lijken gaven een afgezant van Haïti aan leiding om tot koning Lodewijk XVI te zeggen: „Sire, uw Franse adel is eigenlij): Creools". Inderdaad was het zo, dat er een vrij sterke vermenging van Frans en Afri kaans bloed plaats had, want menig blank man kon de bekoring der donkere schonen van Haïti niet weerstaan. Zo ontstond op Haïti een talrijke gemengde bevolkings groep, welker huidskleur varieert tussen ebbenhout en albast, en welker cultuur in wezen Frans is gebleven. DE REVOLUTIE in Frankrijk in 1789 bracht met zich mee, dat op Haïti de sla ven in opstand kwamen. Hun aanvoerder was Toussaint Louverture. De opstand slaagde en Haïti schafte als eerste Ameri kaans land de slavernij af, terwijl men Toussaint Louverture kan beschouwen als |j.lllll!lllillllllllllllinilllllllllllllllllillll!llllllllllllllll||||l|||||||||||||il|||||||||||||||||||||||||||!|||||||||||||||||ill|llll|i!::!lill!!!!!' ïlli>!:l!!!'!lil!ll!!"j.' /-O MAlft DRESSER. de eerste Midden-Amerikaanse vrijheids strijder. Engeland en de (zelf pas onafhan kelijk geworden) Verenigde Saten steun den de opstandelingen op Haïti om Frank rijks macht en invloed te beknotten. In 1794 kwam het zelfs tot een Britse invasie op Haïti. De Britse commandant sloot toen een geheim verdrag met Toussaint Lou verture, mede, omdat Londen op de zelf standigheid van die Franse kolonie aan stuurde. Napoleon besloot om het Franse gezag te herstellen. In 1802 zond hij troepen naar Haïti. Aanvankelijk scheen het, dat de Fran-en zouden zegevieren, doch na enige tijd bleken zij niet opgewassen tegen de donkere rebellen, wier leiders - Dessalines, Pétion, Christophe en Capois la Mort - be kwaamheid aan fanatisme paarden. Op 1 januari 1804 proclameerde Dessalines de onafhankelijkheid van St Domingue. Hij herstelde de oude naam Haïti (een In diaans woord, dat „Bergland" betekent) in ere en verleende zichzelf, als Napoleon, de keizerlijke waardigheid en titel. Zo werd Haïti - na de Verenigde Staten - het twee de Amerikaanse land, dat de koloniale status na felle strijd verwisselde voor die van een soevereine staat. Tot 1806 bleef het een keizerrijk. Toen ging de kroon een stapje omlaag en verkreeg het staatshoofd de titel van koning. In 1814 schaften de Haïtianen de monarchie af. Sedertdien is hun land een republiek geweest. Nog staat daar de citadel Henri Chris tophe als een tastbare herinnering aan de onafhankelijkheidsstrijd en als een sym bool van Haiti's wens om in de rij der vrije volken de plaats te behouden, die Toussaint Louverture - een in slavernij ge boren zoon van een Afrikaans vorst! - en Dessalines omstreeks 1800 voor Haïti ver wierven in harde strijd. Jb±.{ Tekening: B. Lippisch (Bavaria Verlag) illiillll!!lllli!lllllllllllllllllllllllllll!llllllllllllllllllll!!lllllllllil'j|||||||||||||!l||||||||||||||||||||||||||l|||||!|||||||||||||||||||||||||||||iii||||||||il||||||||||||ii HAÏTI, eenmaal onafhankelijk gewor den, heeft steeds in de bres gestaan voor de vrijheid der Amerikaanse landen. Zelfs voordien was dat het geval reeds geweest, want in 1774 hadden vijftienhonderd Haï tianen gehoor gegeven aan een oproep van de (Franse) admiraal d'Estaing om in Noord-Amerika tegen de Brtiten te gaan vechten. Zij waren nagenoeg allen geval len in de slag van Savannah, een der be kendste veldslagen uit de Amerikaanse vrijheidsoorlog. Toen later Miranda, een der voorlopers van Simon Bolivar, op Haïti kwam, ontving Dessalines hem met open armen en gaf hij zijn donkere onderdanen toestemming om in Zuid-Amerika actief deel te nemen aan de strijd voor de be vrijding van de Spaanse koloniale heer schappij. Omstreeks Kerstmis 1815 kwam de Zuidamerikaanse vrijheidsheld Simon Bolivar zelf op Haïti. Hij had een poging tot o-pstand gedaan, doch had gefaald en bracht toen het restant van zijn strijd- j= De transportmiddelen op Haiti zijn nog weinig modern in vele geval- len, getuige links bovenaan H deze primitieve wagen, getrokken door enige ossen. Zo komt het sui- |I kerriet van de tuinen bij de even- |j eens primitieve suikermolens. Ook ee hier afbeelding rechts bovenaan 11 doen de ossen traag en moei- m zaam hun plicht. Een van de voor- ee naamste exportartikelen van de Caraibische eilanden is de rum, die 11 j= vervaardigd wordt in zulke destil- leerderijen als men op de middelste - foto hierboven ziet. Wasmachines zijn op Haiti niet erg in trek, want de vrouwen zouden niet graag de vrolijke conversatie en gezellige B achterklap tijdens het klerenspoe- |en in de rustig stromende rivieren §j willen missen. Men vindt bij dit arti- ee - kei een aardige illustratie van deze combinatie van het nuttige met het aangename. Tenslotte is er dan nog een foto, die een schilderachtige - indruk geeft van de gedanste i| folklore. krachten mee naar Haïti. Een enthousiaste ontvangst was zijn deel. De president van Haïti, Pétion, stelde wapen?, munitie, een drukkerij en andere hulpmiddelen ter be schikking van Bolivar. En wat verlangde hij in ruil voor dat alles? Uitsluitend en alleen de belofte, dat Bolivar overal, waar hij zou zegevieren, de slavernij zou af schaffen. Na een tweede nederlaag ging de „Libertador" (onder welke naam Boli var in de Zuidamerikaanse geschiedenis voortleeft) in 1816 weer naar Haïti. Op nieuw kreeg hij steun en medewerking. Voor een niet onbelangrijk deel is het aan Haïtiaanse hulp te danken geweest, dat Bolivar omstreeks 1820 Venezuela, Colom bia, Ecuador, Bolivië en Peru kon bevrij den. Tal van Haïtiaanse soldaten vonden een laatste rustplaats onder het gras en de bloemen der slagvelden van Ayacucho en Charabobo. Inderdaad, ook voor de vrij heid van andere Amerikaanse landen be taalde Haïti met bloed en tranen. HAÏTI BESLAAT het westelijk deel van het eiland, dat Columbus Hispaniola doop te. Het oostelijk deel vormt het grondge bied van de Dominikaanse republiek. Er wonen ongeveer drieëneenhalf miljoen mensen. De bevolking bestaat vrijwel uit sluitend uit negers en gemengdbloedigen. De taal is Creools-Frans. De cultuur is eveneens onmiskenbaar van Franse her komst. De landbouw is het voornaamste middel van bestaan. Deze wordt in de re gel primitief beoefend. Wel zijn de meeste boeren eigenaren van hun kleine percelen grond, maar niettemin leiden zij een karig bestaan. Iets gunstiger staan zij er voor, die van de handelaren in koffie, katoen en cacao bedrijfsvoorschotten krijgen en fi nancieel het beste gaat het de boeren, die in loondienst treden van grote maatschap pijen (suiker, sisal, bananen), die meren deels in handen van Amerikaanse onder nemers zijn. Gebrek aan werktuigen, mest, goed zaad en water spelen de boeren par ten. De voor de verkoop beschikbare pro- duktie-overschotten zijn klein. De vrouwen brengen die naar de markt met ezeltjes, een weliswaar erg schilderachtig gezicht, maar toch een primitieve methode van transport. De samenwerking of „buren hulp" is groot bij de Haïtiaanse landbou wers. Als het nodig is, verzamelen de man nen uit een streek zich op de akkers van een hunner. De „gastheer" zorgt voor eten Naar aanleiding van het bij Staples in Londen verschenen boek „Time and Place" van George Scott. HET EERSTE BOEK van George Scott, een autobiografie met gevolgtrekkingen betreffende de stand van de moderne cul tuur, heeft in Engeland enige bijzondere publiciteit gehad, doordat de romancier Angus Wilson er voedsel voor ergernis in vond. De klachten, die Scott heeft over zijn maatschappelijke omstandigheden, schreef hij in de Observer, voeren alleen naar een poujadisme of neo-fascisme. Wie die critiek las, verwachtte van „Time and Place" een veel vinniger en onverzoenlijker betoog dan er in werkelijkheid in te vinden is. Nadat hij enige citaten heeft gegeven uit tirades van J. B. Priestley tegen de ont moedigende middelmatigheid van de socia listische maatschappij, wijst George Scott het cultuurpessimisme af met: „De pessi mist geeft ons alleen een zwarte voorstel ling van de opdracht die ons te wachten staat. Wij hebben geen andere zekerheid dat wij die opdracht kunnen vervullen, dan die van de irrationele hoop die de mens altijd bezield heeft in zijn strijd tegen krachten, die niet gevaarlijker waren dan die waar wij nu tegenover staan." Het enige wat men daarop moet aanmerken, is dat het niets preciseert en eigenlijk de moeite van het opschrijven niet waard was, tenminste niet als laatste woord. Een nei ging tot het formuleren van vage, wel menende frasen is George Scott niet vreemd, en die wreekt zich vooral enkele keren wanneer hij retorische aanloopjes neemt, die niet naar een natuurlijke cli max voeren, zoals een komische acrobaat die onder tromgeroffel op een stellage van stoelen afstormt en tenslotte eenvoudigweg op de onderste gaat zitten. De grief is er niettemin, tegen een maat schappij die hem een van staatswege ge financierde universitaire opleiding toege staan heeft en vervolgens geen mogelijk heid biedt voor de vervulling van zijn ver wachtingen. In sociaal opzicht wordt hij toch niet de gelijke van de zonen uit betere kringen dan de zijne. Het onbe hagen daarover kan hij niet geheel over winnen door van alle sociale eerzucht af te zien. In intellectuele zin wordt hij inder daad gefrustreerd door de lauwe zelfvoldoe ning van de materialistische cultuur, al wil hij dan J. B. Priestley's somberheid over de vooruitzichten niet tot de zijne maken. De eerste moeilijkheid is van minder be lang dan de tweede, zoals George Scott zelf aangeeft wanneer hij vertelt, dat onder de Engelsen in hoge ambtelijke functies het percentage oud-„public-school-boys" steeds kleiner wordt. Een toelating tot de beste kringen verliest zijn waarde wanneer die geen invloed meer hebben. Het besef van uitsluiting is alleen van praktische be tekenis in de paradoxale consequentie dat Scott en velen die in zijn positie verkeren hun politieke verwachtingen op de con servatieve partij gesteld hebben, nu de socialisten hen niet verder konden helpen. Daar treedt dan de tweede en grotere moei lijkheid op, want de conservatieven heb ben ook niets te bieden. George Scott heeft een groep neo-conservatieve intellectuelen bijeengebracht als medewerkers aan het weekblad Truth, waarvan hij nu, op dertig jarige leeftijd, hoofdredacteur is, maar hij ziet dat de politici zich niet veel moeite geven om de partij te vernieuwen, volgens de ideeën van Truth of volgens enige andere. Als dat zo doorgaat, zegt hij, zul len de conservatieven de steun van de sociale groep, waar ik toe behoor, niet behouden. Wat zijn groep dan zal doen, weet hij ook niet, tenminste niet nauw keuriger dan hij het in zijn bovenvermelde regels uitgedrukt heeft. Hij is op dat punt niet vindingrijk, maar wel representatief. Vele Engelsen, en niet alleen die met zijn maatschappelijke achtergrond, hebben de indruk dat er met ideeën niets te beginnen is, binnenslands niet omdat de sociale wet geving in principe aan de eisen voldoet of zal gaan voldoen, buitenslands niet omdat Uit „Maclean's" (Canada) de Engelse macht en invloed niet groot genoeg meer zijn om ze de benodigde steun te geven. Een soortgelijke gewaarwording heeft de recente „schelmenromans" geïn spireerd, van Kingsley Amis, John Wain en Iris Murdoch, waar Scott ook over spreekt. Maar hij is daar natuurlijk ook niet tevre den mee: de schelmen doen immers niet anders dan het probleem ontwijken. In het grootste deel van zijn boek roert Scott overigens deze problemen niet aan, maar schrijft hij zijn autobiografie: zijn jeugd als zoon van een verzekeringsagent in Middlesbrough, een begin van een jour nalistencarrière in de eerste jaren van de oorlog, daarna een korte en niet avontuur lijke tijd in militaire dienst, zijn studie in Oxford en het begin van zijn gehuwde leven in Londen, gedomineerd door het huizenprobleem. De laatste pagina's van zijn boek, zegt hij, zijn geschreven op de wasmachine in de keuken. Daar wil hij wel een teken des tijds in zien: er is een wasmachine, maar er is geen rustig hoog vertrek met een schrijftafel. Hij onder scheidt zich daarmee van de schrijvers van het „roze tijdvak" van de tien jaar vóór de oorlog, van wie hij vooral John Lehmann en Stephen Spender in het geding brengt. Zij hadden het financieel niet moeilijk en vonden een tijd lang een vervulling voor hun ambitie en hun schuldbesef in linkse politieke opvattingen. George Scott heeft allerlei financiële en materiële problemen gekend en zoekt zijn politieke heil aan de rechterkant. De verandering van „tijd en plaats" hebben de nieuwe generatie onge schikt gemaakt om nog van de opvattingen van de vorige te kunnen profiteren: dat wil hij uitgaande van zijn titel ophelderen. Een gebrek aan ondernemingslust in het analyseren heeft hem belet "het verschil zo scherp te formuleren als het ondervonden wordt, maar men moet toch voor hem zeg gen dat hij het iets duidelijker maakt dan het was. Zijn boek is niet op het peil van het werk van Lehmann en Spender, dat is nog een ander onderscheid. Voorzover het een autobiografie is, kan dat niet goed gepraat worden en moet men zich tevreden stellen met wat hij toch nog aan aardigs over Middlesbrough en Oxford te vertellen heeft. Voorzover het een essay is over de geest des tijds, kan men erbij bedenken dat onzekerheid en aarzeling kenmerkend zijn voor een groot deel van de generatie van George Scott en dat hij in een algemene zin zijn taak goed heeft uitgevoerd, die misschien alleen maar is om het terrein vrij te maken voor weer een volgende generatie. S. M. MORZINE (Frankrijk), januari. Lieve lezer, ik schrijf u dit van verre, uit de be sneeuwde Franse Alpen. Op dit ogenblik is het nieuwe jaar, dat wij als 1957 zuilen leren kennen, pas een uur of tien geleden begonnen. Zojuist ben ik even in het dorp gaan kijken, maar de algemene tendens bestaat nog om roezen en andere feestcorasequenties rustig hun kans te geven. Zelfs de politieagent, die anders de hele dag een onverschillige orde handhaaft tussen de komende en gaande skiërs op het dorpspleintje, is nog niet te zien. Maar vannacht om half vier zagen we hem dan ook nog met een streng ge zicht een glas wijn accepteren van de eige nares van de Istoa, het centrum van het nachtleven hier. Het was me anders een feest vannacht. De „Isba" is een wat pretentieus café met nachtpermissie en zeer luide, zeer moderne muziek. Het is er niet groot, maar vannacht waren er toch zo'n vijfhonderd mensen, opeengeplakt als dansers in een dancing. Tot twaalf uur is het rustig gebleven, maar toen sloeg een kelner plechtig twaalf keer met een schuimspaan op een lege fles. Het is een heel gedoe, dat kan ik u verzekeren, als vijfhonderd mensen elkaar een geluk kig nieuwjaar gaan wensen en elkaar alle maal willen zoenen. Mijn vrouw en ik heb ben meegedaan tot we niet meer konden, maar ik vrees dat we wel tien of vijftien mensen vergeten hebben. Daar was echter niemand boos over en om half één of zo be gon het feest pas echt. Op alle manieren, waarop dit Franse volk feest kan vieren, is er feest gevierd. En zij kennen nogal wat manieren. Morzine, dat voornamelijk een vakantieoord is van Parijzenaars, heeft er van gedreund en gedaverd. Franpoise „Bon jour Tristesse" Sagan, die alsmaar wil vol houden dat de Franse jeugd zich op een intellectuele manier onnoemelijk verveelt, zou er verbaasd van hebben gestaan. Hoewel wij hier vrijwel de enige buiten landers zijn (er zijn verder alleen nog wat Zwitsers van vlak over de grens) voelen wij ons toch echt thuis, gezien het feit dat iedereen zich hier met Rook 'n Roll bezig houdt afgezien dan van het skieën -en dat de kleine jongetjes een Franse tekst zingen op de befaamde Davy-Crocket- melodie. Met die Rock 'n Roll hielden zich gisteravond om een uur of tien velen bezig in de vaag verlichte sneeuw aan de voet van een van de bergen, die dit dorp omrin gen. Zij wachtten op hét evenement van de oudejaarsavond. En om kwart over tien, drie kwartier te laat, kwamen inderdaad de vierentwintig skileraren van Morzine met brandende fakkels in de hand de donkere berghelling afdalen en fantastisch ge zicht, dat alleen al een tocht naar dit dorp waard zou hebben gemaakt. Zó mooi was het, dat een klein jongetje, dat direct na afloop in zijn bed werd gestopt, tegen zijn moeder zij: „Ik blijf maar liever wakker, Maman. Ik ben zo bang, dat ik vergeet hoe mooi het was." Om dirie uur vanochtend zijn we van het juichende feest teruggewandeld naar ons hotel. Het sneeuwde toen niet meer en 37.384 sterren maakten het duidelijk, dat nieuwjaarsdag zonnig en heerlijk zou wor den. Dat is het nu ook. Van de open ramen van mijn slaapkamer uit, zie ik de men sen in die stralende zon de télebenne bestij gen om de duizend meter naar nóg hoger, naar Super-Morzine, te reizen. Daar is het nog mooier dan hier. De sneeuw is er dik en wollig. Van een dag als deze moeten we, als we terug zijn in .Holland, maar blijven drpmen gedurende geheel 1957, terwijl het regent en mist. A. S. H. en voor. een trommelslager, die de werklust er in roffelt van zonsopgang tot zonsondergang. Die samenwerking heet de „coumbite", een Creools-Frans woord. HAÏTI BEHOORT stellig tot de weinig ontwikkelde gebieden. De erfenis der sla vernij drukt nog steeds op het land. In dustrie is er behalve een aantal kleine bedrijven in de hoofdstad Port-au-Prince nauwelijks. Het percentage analfabeten ligt hoog. In de komende tijden zal het echter met de volksontwikkeling wel beter gesteld zijn, want thans is het volgen van onderwijs verplicht en bovendien kosteloos. De UNO heeft ook het een en ander ge daan om het analfabetisme te bestrijden. Enige jaren geleden was Port-au-Prince het toneel van een grote internationale ten toonstelling, die getuigde van de wil der Haïtianen om vooruit te komen in de we reld. Het feit, dat Haïti meer en meer wordt tot een pleisterplaats voor het lucht en scheepsverkeer, draagt er toe bij om de regering te activeren en brengt het land bovendien in nader contact met andere landen. Haïti is taai. Ondanks moeilijkheden, te genslagen en binnenlandse onrust hield het vol in de strijd om het bestaan. Het was geen gemakkelijke strijd. Bij zijn geboorte was Haïti als negerstaat een unicum in een wereld, die de negers niet liefhad. Stellig is er op sociaal, cultureel en economisch terrein iin Haïti nog heel veel werk aan de winkel. Werk, dat verzet zal moeten wor den, als het volk van Haïti binnen de Ca raibische statengemeenschap, die thans bezig is te ontstaan, zijn eerstgeboorterecht wil behouden. Nog steeds zweven kleurige vogels en vlinders boven Haïti. Nog steeds geven zeldzame bloemen het land een exotisch aspect. Doch hoeveel is er veranderd sedert 1492, toen Columbus het eiland betrad. Symbolisch voor de levenskracht van land en volk is het, dat de phoenix, de vogel die herrees uit zijn as, in het staatswapen der Republiek Haïti een plaats heeft gekregen. Wat de phoenix deed, deed ook Haïti. Het herrees reeds enige malen nadat het ten ondergang gedoemd scheen. En het land gaat thans naar het zich laat aanzien een betere toekomst tegemoet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 16