OP HAITI BEGON DE NEGER ZIJN STRIJD
VOOR DE VRIJHEID
Katil teyeri rrioytiii&heid
Hoe mooi het is
in de Alpen
van Frankrijk
Zelfstandig
Simon Bolivar
Franse invloed
Zie verder pagina 5
AVONTURIERS VAN ALLERLEI SLAG
KWAMEN ER EEN KIJKJE NEMEN
Vervolg van pagina 4
EEN WAAS VAN groen in trillend licht. Kleurige
vogels, bergen, die een wanordelijke stapel lijken
tegen een achtergrond van blauwe luchten, blanke
stranden, waar de tropische zee bruisend haar
schuim neerlegt, rivieren, die melodieus klateren en
de koelte uit de bergen langs kronkelende wegen
naar de vlakte brengen, waarna zij zich leegstorten
in de oceaan, zeldzame bloemen en vruchten, exo
tisch van kleur, die het gevoel versterken, dat men
niet in een werkelijk land is. Dit waren de eerste in
drukken van Haïti, die de ontdekker van dat land
Columbus kreeg, toen hij er op 6 december 1492
voet aan land zette. Later vertelde hij die verbijste
rende indrukken aan de Spaanse koningin. Zozeer
was Columbus getroffen door Haiti's schoonheid, dat
hij uit erkentelijkheid voor de hem door Spanje ver
leende steun het eiland Hispaniola noemde. Beter,
meende hij, kon hij Spanje niet eren.
De Amerikaanse reizen van Columbus brachten
menig land binnen de gezichtskring van Europa,
doch Haïti was het eerste, dat „historisch" ging mee
doen. Immers, reeds enige dagen na hun aankomst
op het eiland bouwden de Spanjaarden er een fort.
Dit was het eerste fort van Europese makelij in de
Nieuwe Wereld. En daar, in dat fort op de noordkust
van Haïti, vestigde Columbus de eerste Europese
nederzetting iri Amerika. Daar liep ook, in 1493, het
eerste Europese schip in Amerika van stapel.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii
DE SPAANSE heerschappij over Haïti
duurde betrekkelijk kort. Reeds in het be
gin der zestiende eeuw vestigden zich na
melijk de vermaarde Flibustiers of Boeka
niers (rasechte zeerovers en kapers) op het
Schildpad-eiland, dat slechts door een
shialle straat van Hispaniola is gescheiden.
Daar, op „La Tortue", zette Frankrijk zijn
eerste schreden op het koloniale pad in
Midden-Amerika. „Haïti is een smaragd,
gevallen uit Gods ring", schreef een dich
ter eens. Geen wonder dus, dat de Fransen
er het oog op lieten vaïlen. In 1625 ver
overden zij het westelijke deel van het
eiland op de Spanjaarden. Hiermede be
gon de Franse heerschappij. Hispanolia
kreeg een nieuwe naam: St. Domingue.
Met de komst der Fransen brak een
tijdperk van bloei aan voor het eiland.
Voor het eiland, dat wil zeggen voor de
Franse kolonisten en hun naaste helpers.
De slaven ging het minder goed. Zij wa
ren reeds in de Spaanse tijd ingevoerd. De
Spanjaarden hadden de oorspronkelijke
Indiaanse bevolking vrij snel uitgeroeid.
In 1517 reeds had de bisschop Las Casas
van de Spaanse Kroon verlof gekregen
om negers als werkkrachten uit Afrika
aan te voeren. Haïti was dus het eerste ge
bied, dat de vloek van Amerika's slaven
handel op Afrika leerde kennen. De ne
gers werden als arbeiders niet gespaard.
De bodem was vruchtbaar. Daardoor kon
den de Franse planters Haïti maken tot
een belangrijk producent van suiker, kof
fie, indigo en katoen. Ja, in de Franse tijd
(die duurde tot ongeveer 1789) bedroeg de
handel van en op St. Domingue tweederde
deel van Frankrijks totale buitenlandse
handel. De slaven profiteerden hiervan
helemaal niet. Tal van telgen uit voorname
Franse geslachten trouwden met rijke
„plantage-freules" op Haïti. Deze huwe
lijken gaven een afgezant van Haïti aan
leiding om tot koning Lodewijk XVI te
zeggen: „Sire, uw Franse adel is eigenlij):
Creools". Inderdaad was het zo, dat er een
vrij sterke vermenging van Frans en Afri
kaans bloed plaats had, want menig blank
man kon de bekoring der donkere schonen
van Haïti niet weerstaan. Zo ontstond op
Haïti een talrijke gemengde bevolkings
groep, welker huidskleur varieert tussen
ebbenhout en albast, en welker cultuur in
wezen Frans is gebleven.
DE REVOLUTIE in Frankrijk in 1789
bracht met zich mee, dat op Haïti de sla
ven in opstand kwamen. Hun aanvoerder
was Toussaint Louverture. De opstand
slaagde en Haïti schafte als eerste Ameri
kaans land de slavernij af, terwijl men
Toussaint Louverture kan beschouwen als
|j.lllll!lllillllllllllllinilllllllllllllllllillll!llllllllllllllll||||l|||||||||||||il|||||||||||||||||||||||||||!|||||||||||||||||ill|llll|i!::!lill!!!!!' ïlli>!:l!!!'!lil!ll!!"j.'
/-O
MAlft
DRESSER.
de eerste Midden-Amerikaanse vrijheids
strijder. Engeland en de (zelf pas onafhan
kelijk geworden) Verenigde Saten steun
den de opstandelingen op Haïti om Frank
rijks macht en invloed te beknotten. In
1794 kwam het zelfs tot een Britse invasie
op Haïti. De Britse commandant sloot toen
een geheim verdrag met Toussaint Lou
verture, mede, omdat Londen op de zelf
standigheid van die Franse kolonie aan
stuurde.
Napoleon besloot om het Franse gezag
te herstellen. In 1802 zond hij troepen naar
Haïti. Aanvankelijk scheen het, dat de
Fran-en zouden zegevieren, doch na enige
tijd bleken zij niet opgewassen tegen de
donkere rebellen, wier leiders - Dessalines,
Pétion, Christophe en Capois la Mort - be
kwaamheid aan fanatisme paarden. Op 1
januari 1804 proclameerde Dessalines de
onafhankelijkheid van St Domingue. Hij
herstelde de oude naam Haïti (een In
diaans woord, dat „Bergland" betekent) in
ere en verleende zichzelf, als Napoleon, de
keizerlijke waardigheid en titel. Zo werd
Haïti - na de Verenigde Staten - het twee
de Amerikaanse land, dat de koloniale
status na felle strijd verwisselde voor die
van een soevereine staat. Tot 1806 bleef
het een keizerrijk. Toen ging de kroon een
stapje omlaag en verkreeg het staatshoofd
de titel van koning. In 1814 schaften de
Haïtianen de monarchie af. Sedertdien is
hun land een republiek geweest.
Nog staat daar de citadel Henri Chris
tophe als een tastbare herinnering aan de
onafhankelijkheidsstrijd en als een sym
bool van Haiti's wens om in de rij der
vrije volken de plaats te behouden, die
Toussaint Louverture - een in slavernij ge
boren zoon van een Afrikaans vorst! - en
Dessalines omstreeks 1800 voor Haïti ver
wierven in harde strijd.
Jb±.{
Tekening: B. Lippisch (Bavaria Verlag)
illiillll!!lllli!lllllllllllllllllllllllllll!llllllllllllllllllll!!lllllllllil'j|||||||||||||!l||||||||||||||||||||||||||l|||||!|||||||||||||||||||||||||||||iii||||||||il||||||||||||ii
HAÏTI, eenmaal onafhankelijk gewor
den, heeft steeds in de bres gestaan voor
de vrijheid der Amerikaanse landen. Zelfs
voordien was dat het geval reeds geweest,
want in 1774 hadden vijftienhonderd Haï
tianen gehoor gegeven aan een oproep van
de (Franse) admiraal d'Estaing om in
Noord-Amerika tegen de Brtiten te gaan
vechten. Zij waren nagenoeg allen geval
len in de slag van Savannah, een der be
kendste veldslagen uit de Amerikaanse
vrijheidsoorlog. Toen later Miranda, een
der voorlopers van Simon Bolivar, op Haïti
kwam, ontving Dessalines hem met open
armen en gaf hij zijn donkere onderdanen
toestemming om in Zuid-Amerika actief
deel te nemen aan de strijd voor de be
vrijding van de Spaanse koloniale heer
schappij. Omstreeks Kerstmis 1815 kwam
de Zuidamerikaanse vrijheidsheld Simon
Bolivar zelf op Haïti. Hij had een poging
tot o-pstand gedaan, doch had gefaald en
bracht toen het restant van zijn strijd-
j= De transportmiddelen op Haiti zijn
nog weinig modern in vele geval-
len, getuige links bovenaan
H deze primitieve wagen, getrokken
door enige ossen. Zo komt het sui-
|I kerriet van de tuinen bij de even- |j
eens primitieve suikermolens. Ook ee
hier afbeelding rechts bovenaan
11 doen de ossen traag en moei- m
zaam hun plicht. Een van de voor- ee
naamste exportartikelen van de
Caraibische eilanden is de rum, die 11
j= vervaardigd wordt in zulke destil-
leerderijen als men op de middelste -
foto hierboven ziet. Wasmachines
zijn op Haiti niet erg in trek, want
de vrouwen zouden niet graag de
vrolijke conversatie en gezellige
B achterklap tijdens het klerenspoe-
|en in de rustig stromende rivieren §j
willen missen. Men vindt bij dit arti- ee
- kei een aardige illustratie van deze
combinatie van het nuttige met het
aangename. Tenslotte is er dan nog
een foto, die een schilderachtige -
indruk geeft van de gedanste i|
folklore.
krachten mee naar Haïti. Een enthousiaste
ontvangst was zijn deel. De president van
Haïti, Pétion, stelde wapen?, munitie, een
drukkerij en andere hulpmiddelen ter be
schikking van Bolivar. En wat verlangde
hij in ruil voor dat alles? Uitsluitend en
alleen de belofte, dat Bolivar overal, waar
hij zou zegevieren, de slavernij zou af
schaffen. Na een tweede nederlaag ging
de „Libertador" (onder welke naam Boli
var in de Zuidamerikaanse geschiedenis
voortleeft) in 1816 weer naar Haïti. Op
nieuw kreeg hij steun en medewerking.
Voor een niet onbelangrijk deel is het aan
Haïtiaanse hulp te danken geweest, dat
Bolivar omstreeks 1820 Venezuela, Colom
bia, Ecuador, Bolivië en Peru kon bevrij
den. Tal van Haïtiaanse soldaten vonden
een laatste rustplaats onder het gras en de
bloemen der slagvelden van Ayacucho en
Charabobo. Inderdaad, ook voor de vrij
heid van andere Amerikaanse landen be
taalde Haïti met bloed en tranen.
HAÏTI BESLAAT het westelijk deel van
het eiland, dat Columbus Hispaniola doop
te. Het oostelijk deel vormt het grondge
bied van de Dominikaanse republiek. Er
wonen ongeveer drieëneenhalf miljoen
mensen. De bevolking bestaat vrijwel uit
sluitend uit negers en gemengdbloedigen.
De taal is Creools-Frans. De cultuur is
eveneens onmiskenbaar van Franse her
komst. De landbouw is het voornaamste
middel van bestaan. Deze wordt in de re
gel primitief beoefend. Wel zijn de meeste
boeren eigenaren van hun kleine percelen
grond, maar niettemin leiden zij een karig
bestaan. Iets gunstiger staan zij er voor,
die van de handelaren in koffie, katoen en
cacao bedrijfsvoorschotten krijgen en fi
nancieel het beste gaat het de boeren, die
in loondienst treden van grote maatschap
pijen (suiker, sisal, bananen), die meren
deels in handen van Amerikaanse onder
nemers zijn. Gebrek aan werktuigen, mest,
goed zaad en water spelen de boeren par
ten. De voor de verkoop beschikbare pro-
duktie-overschotten zijn klein. De vrouwen
brengen die naar de markt met ezeltjes,
een weliswaar erg schilderachtig gezicht,
maar toch een primitieve methode van
transport. De samenwerking of „buren
hulp" is groot bij de Haïtiaanse landbou
wers. Als het nodig is, verzamelen de man
nen uit een streek zich op de akkers van
een hunner. De „gastheer" zorgt voor eten
Naar aanleiding van het bij Staples in Londen verschenen boek
„Time and Place" van George Scott.
HET EERSTE BOEK van George Scott,
een autobiografie met gevolgtrekkingen
betreffende de stand van de moderne cul
tuur, heeft in Engeland enige bijzondere
publiciteit gehad, doordat de romancier
Angus Wilson er voedsel voor ergernis in
vond. De klachten, die Scott heeft over zijn
maatschappelijke omstandigheden, schreef
hij in de Observer, voeren alleen naar een
poujadisme of neo-fascisme. Wie die critiek
las, verwachtte van „Time and Place" een
veel vinniger en onverzoenlijker betoog
dan er in werkelijkheid in te vinden is.
Nadat hij enige citaten heeft gegeven uit
tirades van J. B. Priestley tegen de ont
moedigende middelmatigheid van de socia
listische maatschappij, wijst George Scott
het cultuurpessimisme af met: „De pessi
mist geeft ons alleen een zwarte voorstel
ling van de opdracht die ons te wachten
staat. Wij hebben geen andere zekerheid
dat wij die opdracht kunnen vervullen, dan
die van de irrationele hoop die de mens
altijd bezield heeft in zijn strijd tegen
krachten, die niet gevaarlijker waren dan
die waar wij nu tegenover staan." Het
enige wat men daarop moet aanmerken, is
dat het niets preciseert en eigenlijk de
moeite van het opschrijven niet waard was,
tenminste niet als laatste woord. Een nei
ging tot het formuleren van vage, wel
menende frasen is George Scott niet
vreemd, en die wreekt zich vooral enkele
keren wanneer hij retorische aanloopjes
neemt, die niet naar een natuurlijke cli
max voeren, zoals een komische acrobaat
die onder tromgeroffel op een stellage van
stoelen afstormt en tenslotte eenvoudigweg
op de onderste gaat zitten.
De grief is er niettemin, tegen een maat
schappij die hem een van staatswege ge
financierde universitaire opleiding toege
staan heeft en vervolgens geen mogelijk
heid biedt voor de vervulling van zijn ver
wachtingen. In sociaal opzicht wordt hij
toch niet de gelijke van de zonen uit
betere kringen dan de zijne. Het onbe
hagen daarover kan hij niet geheel over
winnen door van alle sociale eerzucht af
te zien. In intellectuele zin wordt hij inder
daad gefrustreerd door de lauwe zelfvoldoe
ning van de materialistische cultuur, al wil
hij dan J. B. Priestley's somberheid over
de vooruitzichten niet tot de zijne maken.
De eerste moeilijkheid is van minder be
lang dan de tweede, zoals George Scott zelf
aangeeft wanneer hij vertelt, dat onder de
Engelsen in hoge ambtelijke functies het
percentage oud-„public-school-boys" steeds
kleiner wordt. Een toelating tot de beste
kringen verliest zijn waarde wanneer die
geen invloed meer hebben. Het besef van
uitsluiting is alleen van praktische be
tekenis in de paradoxale consequentie dat
Scott en velen die in zijn positie verkeren
hun politieke verwachtingen op de con
servatieve partij gesteld hebben, nu de
socialisten hen niet verder konden helpen.
Daar treedt dan de tweede en grotere moei
lijkheid op, want de conservatieven heb
ben ook niets te bieden. George Scott heeft
een groep neo-conservatieve intellectuelen
bijeengebracht als medewerkers aan het
weekblad Truth, waarvan hij nu, op dertig
jarige leeftijd, hoofdredacteur is, maar hij
ziet dat de politici zich niet veel moeite
geven om de partij te vernieuwen, volgens
de ideeën van Truth of volgens enige
andere. Als dat zo doorgaat, zegt hij, zul
len de conservatieven de steun van de
sociale groep, waar ik toe behoor, niet
behouden. Wat zijn groep dan zal doen,
weet hij ook niet, tenminste niet nauw
keuriger dan hij het in zijn bovenvermelde
regels uitgedrukt heeft. Hij is op dat punt
niet vindingrijk, maar wel representatief.
Vele Engelsen, en niet alleen die met zijn
maatschappelijke achtergrond, hebben de
indruk dat er met ideeën niets te beginnen
is, binnenslands niet omdat de sociale wet
geving in principe aan de eisen voldoet of
zal gaan voldoen, buitenslands niet omdat
Uit „Maclean's" (Canada)
de Engelse macht en invloed niet groot
genoeg meer zijn om ze de benodigde steun
te geven. Een soortgelijke gewaarwording
heeft de recente „schelmenromans" geïn
spireerd, van Kingsley Amis, John Wain en
Iris Murdoch, waar Scott ook over spreekt.
Maar hij is daar natuurlijk ook niet tevre
den mee: de schelmen doen immers niet
anders dan het probleem ontwijken.
In het grootste deel van zijn boek roert
Scott overigens deze problemen niet aan,
maar schrijft hij zijn autobiografie: zijn
jeugd als zoon van een verzekeringsagent
in Middlesbrough, een begin van een jour
nalistencarrière in de eerste jaren van de
oorlog, daarna een korte en niet avontuur
lijke tijd in militaire dienst, zijn studie in
Oxford en het begin van zijn gehuwde
leven in Londen, gedomineerd door het
huizenprobleem. De laatste pagina's van
zijn boek, zegt hij, zijn geschreven op de
wasmachine in de keuken. Daar wil hij
wel een teken des tijds in zien: er is een
wasmachine, maar er is geen rustig hoog
vertrek met een schrijftafel. Hij onder
scheidt zich daarmee van de schrijvers van
het „roze tijdvak" van de tien jaar vóór de
oorlog, van wie hij vooral John Lehmann
en Stephen Spender in het geding brengt.
Zij hadden het financieel niet moeilijk en
vonden een tijd lang een vervulling voor
hun ambitie en hun schuldbesef in linkse
politieke opvattingen. George Scott heeft
allerlei financiële en materiële problemen
gekend en zoekt zijn politieke heil aan de
rechterkant. De verandering van „tijd en
plaats" hebben de nieuwe generatie onge
schikt gemaakt om nog van de opvattingen
van de vorige te kunnen profiteren: dat wil
hij uitgaande van zijn titel ophelderen.
Een gebrek aan ondernemingslust in het
analyseren heeft hem belet "het verschil zo
scherp te formuleren als het ondervonden
wordt, maar men moet toch voor hem zeg
gen dat hij het iets duidelijker maakt dan
het was. Zijn boek is niet op het peil van
het werk van Lehmann en Spender, dat is
nog een ander onderscheid. Voorzover het
een autobiografie is, kan dat niet goed
gepraat worden en moet men zich tevreden
stellen met wat hij toch nog aan aardigs
over Middlesbrough en Oxford te vertellen
heeft. Voorzover het een essay is over de
geest des tijds, kan men erbij bedenken dat
onzekerheid en aarzeling kenmerkend zijn
voor een groot deel van de generatie van
George Scott en dat hij in een algemene
zin zijn taak goed heeft uitgevoerd, die
misschien alleen maar is om het terrein
vrij te maken voor weer een volgende
generatie. S. M.
MORZINE (Frankrijk), januari. Lieve
lezer, ik schrijf u dit van verre, uit de be
sneeuwde Franse Alpen.
Op dit ogenblik is het nieuwe jaar, dat
wij als 1957 zuilen leren kennen, pas een
uur of tien geleden begonnen. Zojuist ben
ik even in het dorp gaan kijken, maar de
algemene tendens bestaat nog om roezen
en andere feestcorasequenties rustig hun
kans te geven. Zelfs de politieagent, die
anders de hele dag een onverschillige orde
handhaaft tussen de komende en gaande
skiërs op het dorpspleintje, is nog niet te
zien. Maar vannacht om half vier zagen
we hem dan ook nog met een streng ge
zicht een glas wijn accepteren van de eige
nares van de Istoa, het centrum van het
nachtleven hier.
Het was me anders een feest vannacht.
De „Isba" is een wat pretentieus café met
nachtpermissie en zeer luide, zeer moderne
muziek. Het is er niet groot, maar vannacht
waren er toch zo'n vijfhonderd mensen,
opeengeplakt als dansers in een dancing.
Tot twaalf uur is het rustig gebleven, maar
toen sloeg een kelner plechtig twaalf keer
met een schuimspaan op een lege fles. Het
is een heel gedoe, dat kan ik u verzekeren,
als vijfhonderd mensen elkaar een geluk
kig nieuwjaar gaan wensen en elkaar alle
maal willen zoenen. Mijn vrouw en ik heb
ben meegedaan tot we niet meer konden,
maar ik vrees dat we wel tien of vijftien
mensen vergeten hebben. Daar was echter
niemand boos over en om half één of zo be
gon het feest pas echt. Op alle manieren,
waarop dit Franse volk feest kan vieren,
is er feest gevierd. En zij kennen nogal wat
manieren. Morzine, dat voornamelijk een
vakantieoord is van Parijzenaars, heeft er
van gedreund en gedaverd. Franpoise „Bon
jour Tristesse" Sagan, die alsmaar wil vol
houden dat de Franse jeugd zich op een
intellectuele manier onnoemelijk verveelt,
zou er verbaasd van hebben gestaan.
Hoewel wij hier vrijwel de enige buiten
landers zijn (er zijn verder alleen nog wat
Zwitsers van vlak over de grens) voelen
wij ons toch echt thuis, gezien het feit dat
iedereen zich hier met Rook 'n Roll bezig
houdt afgezien dan van het skieën -en
dat de kleine jongetjes een Franse tekst
zingen op de befaamde Davy-Crocket-
melodie. Met die Rock 'n Roll hielden zich
gisteravond om een uur of tien velen bezig
in de vaag verlichte sneeuw aan de voet
van een van de bergen, die dit dorp omrin
gen. Zij wachtten op hét evenement van de
oudejaarsavond. En om kwart over tien,
drie kwartier te laat, kwamen inderdaad de
vierentwintig skileraren van Morzine met
brandende fakkels in de hand de donkere
berghelling afdalen en fantastisch ge
zicht, dat alleen al een tocht naar dit dorp
waard zou hebben gemaakt. Zó mooi was
het, dat een klein jongetje, dat direct na
afloop in zijn bed werd gestopt, tegen zijn
moeder zij: „Ik blijf maar liever wakker,
Maman. Ik ben zo bang, dat ik vergeet hoe
mooi het was."
Om dirie uur vanochtend zijn we van het
juichende feest teruggewandeld naar ons
hotel. Het sneeuwde toen niet meer en
37.384 sterren maakten het duidelijk, dat
nieuwjaarsdag zonnig en heerlijk zou wor
den. Dat is het nu ook. Van de open ramen
van mijn slaapkamer uit, zie ik de men
sen in die stralende zon de télebenne bestij
gen om de duizend meter naar nóg hoger,
naar Super-Morzine, te reizen. Daar is het
nog mooier dan hier. De sneeuw is er dik
en wollig. Van een dag als deze moeten we,
als we terug zijn in .Holland, maar blijven
drpmen gedurende geheel 1957, terwijl het
regent en mist. A. S. H.
en voor. een trommelslager, die de
werklust er in roffelt van zonsopgang tot
zonsondergang. Die samenwerking heet de
„coumbite", een Creools-Frans woord.
HAÏTI BEHOORT stellig tot de weinig
ontwikkelde gebieden. De erfenis der sla
vernij drukt nog steeds op het land. In
dustrie is er behalve een aantal kleine
bedrijven in de hoofdstad Port-au-Prince
nauwelijks. Het percentage analfabeten
ligt hoog. In de komende tijden zal het
echter met de volksontwikkeling wel beter
gesteld zijn, want thans is het volgen van
onderwijs verplicht en bovendien kosteloos.
De UNO heeft ook het een en ander ge
daan om het analfabetisme te bestrijden.
Enige jaren geleden was Port-au-Prince
het toneel van een grote internationale ten
toonstelling, die getuigde van de wil der
Haïtianen om vooruit te komen in de we
reld. Het feit, dat Haïti meer en meer
wordt tot een pleisterplaats voor het lucht
en scheepsverkeer, draagt er toe bij om de
regering te activeren en brengt het land
bovendien in nader contact met andere
landen.
Haïti is taai. Ondanks moeilijkheden, te
genslagen en binnenlandse onrust hield het
vol in de strijd om het bestaan. Het was
geen gemakkelijke strijd. Bij zijn geboorte
was Haïti als negerstaat een unicum in een
wereld, die de negers niet liefhad. Stellig
is er op sociaal, cultureel en economisch
terrein iin Haïti nog heel veel werk aan de
winkel. Werk, dat verzet zal moeten wor
den, als het volk van Haïti binnen de Ca
raibische statengemeenschap, die thans
bezig is te ontstaan, zijn eerstgeboorterecht
wil behouden.
Nog steeds zweven kleurige vogels en
vlinders boven Haïti. Nog steeds geven
zeldzame bloemen het land een exotisch
aspect. Doch hoeveel is er veranderd sedert
1492, toen Columbus het eiland betrad.
Symbolisch voor de levenskracht van land
en volk is het, dat de phoenix, de vogel die
herrees uit zijn as, in het staatswapen der
Republiek Haïti een plaats heeft gekregen.
Wat de phoenix deed, deed ook Haïti. Het
herrees reeds enige malen nadat het ten
ondergang gedoemd scheen. En het land
gaat thans naar het zich laat aanzien
een betere toekomst tegemoet.