UQKKSft
C5©RDSC3
EEN NOC TE WEINIG BEKENDE
BELGISCHE SCHILDER
Amerikaanse
kunstmaan krijgt
een gouden bol
Tien jaar
gedeelde vreugde
Werken van Frits van den Berghe
- en van tweetal kort geleden gestorven
Nederlandse beeldende kunstenaars
r;
Toen meneer Jollie nog maar een
klein ventje was had de meester op
school hem eens voor de klas geroepen.
„Jollie", zei hij boos, „weet je wat jij
hier doet? Jij verkoopt apekool"!
Meneer Jollie had het niet goed be
grepen, maar toen hij er langer over na
dacht en toen nog veel meer mensen te
gen hem gingen zeggen, dat hij apekool
verkocht, telkens als hij op hun vraag
een heel ander antwoord gaf dan ze be
doelden, besloot hij om dan maar op de
markt te gaan staan met een tentje ape
kool. Hoe hij dat doen moest wist hij
zelf ook niet goed, maar hij begon met
een tentje te huren, schilderde een groot
bord, waarop stond: „Hier verkoopt men
apekool".
Nu denk je misschien, dat er nooit een
mens is komen kopen bij dat tentje, maar
dan heb je het toch mis. Ik had je ook
nog niet verteld dat meneer Jollie een
echte grappenmaker was en toen dus
de mensen stil hielden bij dat mooie bord
begon hij grapjes te vertellen. Eerst
stonden er vijf mensen om hem heen,
maar toen die vijf begonnen te schate
ren liepen van alle kanten mannen en
vrouwen naar het apekool-tentje toe om
mee te luisteren. En al van de eerste
dag af was het voor de lege kraam van
meneer Jollie het drukste punt van de
hele stad. De mannen, die voor hun werk
op de markt moesten zijn, de vrouwen
die er boodschappen kwamen doen en de
kinderen, die er na schooltijd speelden,
konden hun meneer Jollie met zijn ape
kool niet meer missen. En meneer Jollie
kon niet meer buiten de mensen van dat
stadje.
Toen op een dag kwam er nieuwe bur
gemeester. Al lang van te voren vroegen
de mensen aan meneer Jollie hoe ze
hem moesten ontvangen en meneer Jol
lie bedacht leuke liedjes en dansjes, hij
maakte vlaggetjes en versieringen voor
de straten en zorgde al dagen van te vo
ren, dat de burgemeester alleen maar
■Tolijke gezichten te zien zou krijgen
wanneer hij zijn intocht in de stad deed.
Dat lukte allemaal schitterend. Het
enige zure gezicht dat je die dag in de
stad kon vinden was het gezicht van de
nieuwe burgemeester, want die had nog
nooit iets anders gedaan dan zuur kij
ken. Hij merkte geloof ik niet eens dat
er zo mooi gezongen en gedanst werd
en hij hield zijn ogen aldoor op de grond,
zodat hij van de vlaggen en versierin
gen ook niets zag. Nee, een echt feest
werd het niet. Om zeven uur 's avonds
stapte de burgemeester het stadhuis in
en zei voor hij de deur achter zich dicht
trok: „het feest is afgelopen".
Nou, daar stonden de mensen dan.
„Wat jammer van onze liedjes", zei er
één. „Zonde van al die mooie dansjes",
zei een tweede. „Ik moet er niet aan
denken" riep een derde „dat we nou
al die mooie versieringen weer moeten
afbreken". „Niks ervan", riep een stem
„nu beginnen we pas"!
Alle gezichten begonnen te stralen,
want iedereen kende de stem van me
neer Jollie die ze naar het tentje met
apekool wenkte. Binnen vijf minuten
was er een groot feest aan de gang. Er
werd gezongen, gedanst en de lichtjes
bij de versieringen schoten aan. Maar
midden in het feest, laat op de avond
stond daar opeens die burgemeester tus
sen ze in. „Wat moet dat?? Wat heeft
dat te betekenen?" riep hij woedend.
Zo'n boos gezicht had nog niemand in
dat stadje ooit gezien. Ze waren er alle
maal stil van, behalve meneer Jollie.
„Dag burgemeester", riep hij vrolijk,
„wat gezellig dat u ook op het feest
komt. Kunt u zingen? Zing dan eens
met me mee, burgemeesterHij
greep zijn gitaar en speelde al.
Maar de burgemeester zong niet, hij
lachte ook niet. Nee, hij deed iets heel
anders. Hij trok meneer Jollie de gitaar
uit handen en zei met een hele strenge
stem: „wie ben jij?"
„Ik ben meneer Jollie."
„Jollie"? vroeg de burgemeester, „wat
is dat voor een gekke naam? En wat
doe je"? „Ik verkoop apekool, hier op
de markt", zei meneer Jollie.
De burgemeesteer werd rood van
boosheid. „Wat een brutaliteit"!
schreeuwde hij, „vooruit, maak dat je
wegkomt! De stad uit en laat ik je hier
nooit meer zien". Meneer Jollie be
greep er niets van. Hij dacht dat de bur
gemeester een grapje maakte, maar toen
deze twee agenten op meneer Jollie af
stuurde die hem de stad moesten uitzet
ten, wist hij dat het geen grapje was.
En hij ging.
Het werd akelig stil in het stadje. Bij
het tentje met apekool, dat nu echt leeg
was, stond niemand meer stil en lang
zamerhand hoorde je nergens meer la
chen. Zelfs op school niet. Iedereen be
gon even zuur te kijken als de burge
meester en bijna, bijna vergaten ze me
neer Jollie.
Maar toen kwam er een brief van de
prinses. Met trillende vingers stond de
burgemeester er mee op de stoep van
het stadhuis. „Feest, liedjes, dansjes, dat
vindt de prinses enig", schreef haar
secretaris „zorgt u dus dat al die din
gen in uw stad te vinden zijn".
Nou en daar stonden ze. Wie wist nog
iets van feest, liedjes en dansjes? Nie
mand „Meneer Jollie" fluisterde een oud
mannetje die een vriend van hem was
geweest. „Tja, meneer Jollie", zeiden de
mensen, maar niemand herinnerde zich
eigenlijk wat meer Jollie betekend had.
Toch gingen ze hem zoeken, want ook de
burgemeester vond dat het het enige was
wat ze konden doen.
Maar op de dag dat de prinses moest
komen was meneer Jollie er nog niet. De
straten waren gewoon grauw en grijs.
De mensen stonden zwijgend voor hun
deur en de kinderen speelden heel stil
letjes op de speelplaats van de school.
Daar kwam in de verte de koets „Wat
een stoet" riep de burgemeester, die door
een verrekijker van de toren af uitkeek.
„Er komt geen eind aan"!
De stoet kwam dichterbij. Het eerste
wat de mensen zagen waren twee grap
pige hertjes die cp houten fluitjes blie
zen: veel manier dan herauten. Daar
achter kwamen lange, lange rijen hazen,
konijntjes, eekhoorn, fazanten en boven
de koets vlogen alle vogels die je in een
bos kunt vinden. In hun bekjes en sna
vels droegen ze de prachtigs'e slingers
van groen en bloemen en telkens ston
den ze stil om een dansje te laten zien of
een liedje te laten horen. Aan de osen
van de prinses kon je zien hóe mooi ze
het vond. Ze lachte en wuifde naar de
dieren om haar heen. En dat deed ook
die man met zijn grijze baard die naast
haar zat.
„Wie is dat"? vroeg de burgemeester
zenuwachtig aan de mensen om htm
heen. „Is het de koning? Alleen konin
gen en prinsen zitten in die koets". „Het
iszei het oude mannetje, „ja, ik
weet het zeker: het is meneer Jollie"!
En het was hèm hoor! Toen de burge
meester hem langgeleden uit de stad had
gezet was hij naar het bos gegaan en
daar had hij aan alle dieren apekool ver
kocht. En natuurlijk had hij ze liedjes en
dansjes geleerd. De prinses had hem op
haar tocht naar de stad ontdekt en ze
had het hele verhaal van meneer Jollie
gehoord.
„Ziezo", riep ze tegen de mensen, „hier
is jullie nieuwe burgemeester. „En u",
zei ze tegen de zure burgemeester, die
stond te bibberen op zijn benen, „gaat
u nou maar apekool verkopen".
«lil
De dieren zijn weer wakker
en hupplen door het bos,
maar egel Prik, die rakker,
slaapt er nog steeds op los.
Wij zijn er al, word wakker!
roept het hele vogelkoor,
maar egel Prik, die rakker
slaapt nog aan één stuk door.
Word wakker, Prik, word wakker,
roept iedereen na een poos,
maar egel Prik, die rakker,
slaapt nog steeds als een roos.
Dan roept de kraai: zeg makker,
daar vliegt een mug voorbij.
Jij slaapt en ik ben wakker.
Die mug is dus voor mij.
Knor knor, zegt Prik, die rakker,
en hobbelt uit zijn gang.
Hij is opeens klaar wakker
en blijft dat maandenlang.
Mies Boiihinjs
Voor de
microfoon
OOOOCXXXXlOOOOOOOCOOOOOOOOOOCXDCXXJCXXXXXXXDOGOOOCXDOOOOCXX/ XXXXXXTOOOOOOOC OOCXXXXXXXXXXXXXX) XXXXXXxXXDOCXXKlOOCXXV O
XKXy^XXXXXXXXXXJOOOOOOOOOOCJOOOOCXXDOOrKXXxxXXX XXKXJOOOOOOOOO
Op 1 maart bestaat de Nederlandse Radio
Unie tien jaar en dat feit zal met enige
feestelijkheid worden gevierd. Daar is
zeker reden toe. De Nederlandse Radio
Unie immers is in de huidige Nederlandse
verhoudingen het beste en zelfs uiterste
compromis, dat kon worden bereikt tussen
het particularisme van een viertal groepen
en het streven naar een omroep welke in
derdaad in staat zal
zijn het geheel van de
Nederlandse samen-
menleving technisch
en artistiek naar be
horen te. vertegen
woordigen. vy
Er is voor de aan
hangers van beide gedachten reden tot
vreugde over het functioneren van N.R.U.
Want niet alleen vormt de Radio Unie het
platform waarop de omroepen elkander
kunnen ontmoeten in een op sommige ge
bieden werkelijk geslaagde poging tot
samenwerking - het minimum waarmee
de aanhangers van de nationale omroep
genoegen moeten nemen - maar men moet
zelfs zeggen, dat de omroepverenigingen
haar voortbestaan slechts hebben kunnen
verwezenlijken dankzij deze samenwerking.
Het staat immers vast, dat geen der grote
omroepverenigingen in staat zou zijn ge
weest het hoofd te bieden aan de toe
nemende technische, artistieke- en vooral
financiële eisen welke aan het radiobedrijf
worden gesteld.
Wie bereid is genoegen te nemen met een
geleidelijke éénwording van ons radio-
bestel - en deze éénwording zal toch on
vermijdelijk blijken te zijn - kan zich nu
reeds verheugen in de totstandkoming van
een technische dienst met bouwbureau en
laboratorium, waarvan de prestaties een
erkend internationaal peil hebben bereikt,
in een orkest- en koorapparaat voor de
serieuze sector, waarvan het artistiek ge
halte algemeen wordt erkend, en vooral
een begin van een personeelsbeleid, dat
niet bij voorbaat bepaald is door de luimen
van de besturen en directies van de om
roepverenigingen.
Representatief gezien is de N.R.U. vooral
van belang voor de betrekkingen tot de
buitenlandse omroeporganisaties. In begin
sel - een term welke wij hier dikwijls
moeten gebruiken, omdat er zoveel uitzon
deringen op gemaakt kunnen worden -
geschiedt namelijk het contact met het
buitenland uitsluitend via de organen van
de Radio Unie, hetgeen de verhouding voor
de relaties over de grenzen althans iets
vereenvoudigt. Het aanzien van de Neder
landse Radio Unie is voorts in het buiten
land niet onaanzienlijk gestegen door de
twee Italia-prijzen.
Natuurlijk zijn er nog heel wat wensen
te vervullen, voordat de Nederlandse Radio
Unie, haar componenten ten spijt, is ge-
evolueerd tot Nederlandse Radio Omroep.
Met name op het punt van de programma
coördinatie en programma-samenstelling
valt nog veel te doen, ondanks de door de
partijen aanvaarde spelregels.
Ook zal men zich dienen af te
vragen of het geen tijd wordt gebruik te
maken van de aan Nederland toegekende
frequenties in de FM-banden om tot een
derde programma te komen. Een opneming
van de Wereldomroep in de Unie zou het
aanzien van de laatste slechts kunnen doen
toenemen en de samenwerking met de bin
nenlandse omroep in vriendschappelijker
banen leiden dan thans wel eens het geval
schijnt te zijn. Voor diegenen in Hilversum,
die niet het deel maar het geheel van de
radio-omroep in het oog houden, biedt de
Nederlandse Radio Unie nog een grote,
kostelijke mogelijkheid om tot gezonder
verhoudingen te geraken. Wij voor ons zijn
reeds dankbaar, dat in tien jaar het fun
dament gelegd kon worden voor het hechte
omroepgebouw der toekomst.
H. Bartman
Speciaal aanbevolen: Zondag 24 februari
geeft het derde programma van de BBC
(464 m) een uitvoering door het ensemble
van de Parijse Opéra-comique onder lei
ding van Pierre Monteux van Massenets
opéra „Manon". De titelrol wordt gezongen
door Victoria de los Angeles. „Stationne-
ment interdit" (Verboden te parkeren) is
de titel van een nieuw Frans amusements
programma, dat zondagmiddag om 13.55
uur voor het eerst door de zenders van de
Parijse groep (in Nederland het best hoor
baar via Rijssel, 218 m) wordt uitgezonden.
In deze rechtstreekse uitzending tracht de
produktieleider Henri Spade bekende ve
dettes ertoe te bewegen de platgetreden
paden van hun répertoire te verlaten en
eens iets anders te proberen, vandaar de
titel van het programma. Dinsdagavond 26
februari kan men in het Lichte programma
van de BBC (1500 m) een selectie van
Nederlandse muziek door Nederlandse ar-
tisten beluisteren. De pianist Shura Cher-
kassky speelt op vrijdagavond 1 maart in
de Home Service (330 en 276 m) een sonate
van Liszt.
23 FEBRUARI 1957
HET STEDELIJK MUSEUM te Amsterdam komt naar alle
waarschijnlijkheid de eer toe de eerste grote overzichtstentoon
stelling van het werk van de Belgische schilder Frits van den
Berghe (18831939) te hebben samengesteld. Menigeen, die thuis
denkt te zijn in de moderne kunst, zal op deze (tot 18 maart te
bezichtigen) expositie verwonderd moeten erkennen: dat wist
ik niet! Een onbekende voor ons behoefde overigens Van den
Berghe niet te zijn. Zijn werk komt voor in de verzameling
Regnault en ook in andere Nederlandse collecties. Van den
Berghe heeft met Gustave de Smet gedurende de eerste we
reldoorlog in Amsterdam en Laren gewoond. In die tijd had
hun werk veel verwantschap, zoals dat trouwens al het geval
was met beider begin in België, dat herinnert aan het impres
sionisme van een Toorop hier. Met Permeke waren zij de groten
van het Vlaamse expressionisme, waartoe anderen als Gustave
van de Woestijne, Tijtgat en Daye ook hun bijdragen leverden.
Oe aanraking van Van den Berghe met Nederland is hier te
Amsterdam in een schilderijtje van een interieur aan een Am
sterdamse gracht en op andere wijze aan een landschap dat
wijst op een contact met Sluijters, aan wiens werk uit Stap
horst men wordt herinnerd. Een vroeg landschap van Van den
Berghe in hetzelfde kabinet als het met Sluyters' werk verge-
lekene steunt op dezelfde principes als onze Leo Gestel eens
huldigde. Tepslotte zijn er overeenkomsten aan te wijzen tussen
Kruijders uitingen en die van de twee Vlamingen.
De conservator van het Stedelijk Museum, de heer Jaffé, ver
telde direct al in het begin van de rondleiding langs deze ten
toonstelling, dat Frits van den Berghe, zoon van een bibliothe
caris van de Gentse Universiteitsbibliotheek, zelf ook een in
tellectueel was. Ook hij voelde blijkbaar dat Van den Ber
ghes werk iets uitzonderlijks heeft, vergeleken met dat van
zijn collega's. Het ziet er niet uit als dat van een rasschilder. De
onderwerpen zijn veelal niet in de eerste plaats schilderachtig.
De verfbehandeling is niet altijd charmerend, soms wel eens
eerder stroef te noemen. Bij Van den Berghe's duidelijke wil
tot getuigen stond niet de schoonheid voorop. Het expressionis
me, de wijze waarop zijn confraters zich bleven uiten, bleek
hem te eenvoudig. Hij was een onderzoeker. Hij wilde verder
doordringen nog in wat'de ziel beroert, nader registreren wat
er in het onderbewustzijn leeft. Zo kwam hij tot het surrealis
me en bleef eigenlijk verder de kunstenaar die deze richting en
het expressionisme heeft weten te verbinden. Hij was maat-
schappelijker dan de meeste surrealisten. Dit blijkt het gemak
kelijkst uit zijn karikaturale voorstellingen, die zich tot de
maatschappij richten, zijn menselijkheid was groter, waardoor
zijn monstruositeiten toch aanvaardbaarder dan die van de in
de wereld veel bekendere Max Ernst zijn. En hoeveel beter
schilderde en tekende Van den Berghe eigenlijk ook dan
Chagall, aan wie hij wel even kan doen denken. Want Van den
Berghe heeft na zijn meegaan in het Vlaamse expressionisme
een zeer eigen wijze van schilderen veroverd en steunde daar
bij op een voor wie dit weet te zien, verbluffend knappe wijze
van tekenen. Wat vele expressionisten beoogden kreeg bij Van
den Berghe meer gewicht door zijn duidelijke omschrijvingen
wanneer hij die nodig achtte. Zijn prachtig beheerste kleur
dwingt de beschouwer tot kijken naar Van den Berghes obsessies,
die naar men kan aannemen te maken hebben met zijn bekend
heid met zijn ongeneeslijke ziekte. Wie trouwens nog mocht
twijfelen aan Van den Berghes tekenvaardigheid, moet ik wijzen
op een portret van de Belgische socialistenleider Anseele, op
een zelfportret en op een groot doek met zwevende figuren,
geschilderd als door een meester van de renaissance. Van den
Berghe's kleurgeving is een zeer eigene en hij herhaalde zich
toch nooit. Behalve bij een verbeelding .van de Belgische dichter
en bekende activist Wies Moens zijn voorstudies en grotere
schilderijen van even grote waarde, hetgeen op Chagalls laat
ste grote tentoonstelling hier niet gezegd kan worden. Chagall's
onderwerpen zijn innemender en Van den Berghe's naam heeft
nóg niet de klank die deze toekomt. Het bezoek aan deze ten
toonstelling zal wel minder talrijk worden, dacht directeur
jhr. Sandberg, maar hij hoopte dat de ingewijden in ieder ge
val zullen komen. Want deze expositie kan het begin worden
van een grotere bekendheid van Van den Berghe, een bekend
heid, die zijn werk evenzeer verdient, als dat van inmiddels
gepopulariseerde artiesten als Chagall en veel meer verdient
dan bekendere figuren als genoemde Max Ernst of andere sur
realisten.
Naast het werk van Van den Berghe wordt nog een kleine
collectie getoond van twee nog niet zo lang overleden Neder
landse beeldende kunstenaars. De schilderijen, aquarellen en te
keningen van Fik Abbing werden al in „Het Huis van Looy" ge
toond. Abbing is nu wat bescheidener vertegenwoordigd wat
betreft het aantal. De tentoonstelling won daardoor aan kwa
liteit. De veelzijdigheid van Abbing's streven komt nu wat min
der tot zijn recht. Hoe goed diens intenties konden zijn bewijst
een onvoltooid doek van een man aan een tafel, waarvan de
schetsen toch zuiverder Abbing's kwaliteiten weergeven.
Adriaan Lubbers was onze schilder van de Amerikaanse wol
kenkrabbers. Lubbers heeft met zijn werk naam gemaakt in het
buitenland. En niet ten onrechte. Want een dergelijk onderwerp,
al is het een produkt van menselijk kunnen, heeft iets van de
Zwitserse bergen of van de zeeën en de grootsheid daarvan
valt door schilders maar moeilijk te verwerken zoals de historie
uitwijst. In dergelijke veel omvattender schilderijen zullen meer
puur schilderkunstige waarden vooral moeten gelden. Het bij
zonder grote moet op een toch altijd klein vlak gesuggereerd
worden. Voor de mens of zijn aanwezigheid in het één of het
ander blijft dan maar een onopvallend plekje over, zodat het
moeilijk wordt de de grootheid suggererende verhoudingen hel
der te stellen. Waar het gevoel tegenover dat grote via een
weergeving van de realiteit moeilijk te vertolken wordt, zal het
in een abstraheren gezocht moeten worden. Tot op zekere hoogte
NEW YORK (USIS) De Amerikaanse
kunstmaan nadert zijn voltooiing. Bin
nen zes maanden zal deze door mensen
handen vervaardigde „maan", worden ge
lanceerd naar een hoogte, waar nog
slechts sporen lucht aanwezig zijn en de
dampkring overgaat in de „lege" ruimte.
Langs het uitspansel zal hij vervolgens
de aarde omcirkelen een van de meest
opzienbarende proefnemingen, die tijdens
het internationale geofisisch jaar (IGY)
19571958 zullen worden verricht.
De eisen waaraan de aardsatelliet en de
raket, die zal worden gebruikt om deze
„maan" de ruimte in te slingeren moeten
voldoen zijn uitzonderlijk. De kunstmaan
moest klein en licht van gewicht zijn en
toch een groot aantal instrumenten ver
voeren om de gegevens, die op een hoog
te van ongeveer 480 kilometer boven de
aarde verkregen zouden worden, te regis
treren en naar de waarnemingsstations op
aarde uit te zenden.
De raket zou de satelliet tot deze grote
hoogte moeten opvoeren en een snelheid
kunnen meegeven, waardoor de maan met
een snelheid van omstreeks 29000 kilome
ter per uur zou blijven cirkelen. Zou de
snelheid kleiner zijn dan zou de bol weer
terugvallen, maar wanneer de snelheid nog
hoger zou zijn dan zou de bol in de ruimte
verloren gaan.
Voor het oplossen van deze problemen
en ter voorbereiding van het lanceren van
twaalf tot vijftien satellieten werd het
„project Vanguard" opgesteld, waarin alle
arbeid op wetenschappelijk terrein en van
de zijde van industrie en regering werd
toegespitst. Thans, anderhalf jaar later,
zijn omhulsels voor twee kunstmanen vol
tooid. De instrumenten worden in de om
hulsels aangebracht en er zijn proeven
genomen met de eerste trap van de drie-
traps-raket, die voor het lanceren dient.
De eerste satelliet, die zal worden afge
schoten, is een bol van 51 centimeter dia
meter met een gewicht van negen en drie
kwart kilo. Het omhulsel dat slechts twee
en een derde kilo weegt is vervaardigd van
magnesium, dat aan de buitenzijde bedekt
is met dunne lagen koper, zink, nikkel,
zilver en tenslotte zuiver goud. Deze lagen
zullen de instrumenten beschermen tegen
de hitte van de zon en tegen de kou, wan
neer de bol zich langs de van de zon afge
keerde zijde van de aarde beweegt.
Van binnen wordt de glanzende bol ge
vuld met instrumenten, die met grote
nauwkeurigheid aantekening houden van
de krachten, die op die grote hoogte heer
sen en hun invloed op onze planeet uit
oefenen. De geleerden zullen kennis kun
nen nemen van de temperatuur, luchtdruk,
kosmische stralen, ultraviolette straling,
zwaartekracht, meteorieten, enzovoorts.
Tijdens de tocht rond de aarde zal de sa
telliet met behulp van bijzondere instru
menten seinen naar de aarde uitzenden,
waar deze door ongeveer 25 ontvangsta
tions, die over de gehele aardbol zijn ver
spreid, zullen worden opgevangen. De ge
gevens, die tijdens de proefnemingen met
de satellieten worden verkregen, zullen
aan alle landen worden bericht.
heeft dat Lubbers, die aansluiting vond
bij het kubisme, wel gelegen. Al heeft hij
dan toch niet zoveel begrepen van de
waarden in abstracte kunst blijkens een
laat schilderijtje, dat een modeprodukt is
en zeker weinig fraai. Zeker was er een
bepaald gevoel voor deze waarden in hem
aanwezig, want in Holland verplaatst
vond hij wellicht een attractie in de mas
ten van de vissersschepen in Spakenburgs
haven omdat de verticalen van New Yorks
wilkenkrabbers hem zo vertrouwd waren.
Schilderijen van dit haventje zijn niet
aanwezig. Wel enige landschappen, die het
voorrecht bewijzen van iemand die kon
meegaan in een intens levende beweging:
die van het kubisme.
Bob Bt js
New York, van de rivier af gezien, door Adriaan Lubbers