Voor en tegen
EEN ZESTAL VERHALEN
VAN MAURITS DEKKER
Op zwart stramien
Litteraire
Kanttekeningen
VIJFENZEVENTIG JAAR HET „MIDDELPUNT" VAN HET LEIDSEPLEIN IN AMSTERDAM
'grieven aan
de redactie
Verwoerd meent, dat hij
kerken moet beschermen
Een indrukwekkende
ere-promotie
Voor niet-Amsterdammers
Tram in Zandvoort botst
tegen vrachtauto
Een doktersdil emma
De Valera beëdigd
Minister Zijlstra naar
Zuid-Afrika
Hoofd van Nederlandse
industriële missie
De stad Lvon
viert feest
V R IJ D A G 2 2 MAART 1957
99
HET IS ME EEN raadsel, dat er tot dusver zo weinig aandacht werd besteed aan
de bundel verhalen, die Maurits Dekker onder de titel „Op zwart stramien" bij de
uitgeverij Van Munster (Amsterdam) heeft laten verschijnen. Enige ruchtbaarheid
werd er niet aan gegeven, de boekhandel kent het boek nauwelijks en de critiek is er
stilzwijgend aan voorbijgegaan. Dat verbaast allemaal des te meer, omdat dit zestal
vertellingen niet alleen tot het beste van het beste behoort, dat Maurits Dekker heeft
geschreven, maar bovendien zowel naar inhoud als naar vorm gerekend moet worden
tot de schaarse proeven van volwaardige novellistische kunst, waarop onze moderne
litteratuur kan bogen. En daar komt dan nog bij, dat elk van dit zestal in hoge mate
actueel is, als men onder „actualiteit" een strekking en een uitdrukkingswijze wil
verstaan, die voor de menselijke situatie van het ogenblik, voor de mens die het
spoor zo noodlottig dreigt bijster te raken, representatief zijn.
In hoever „Op zwart stramien" autobio
grafisch is, doet in dezen niet ter zake.
Elke schrijver is een exponent van zich
zelf èn zijn tijd en behoeft, meer of min
der gemaskeerd, alleen maar van zichzelf
te spreken om het algemene, het mense
lijke aspect van zijn generatie, te vertol
ken. Kunst is een klankbord, dat de tril
lingen registreert, die voor de grote schare
niet of onbestemd waarneembaar zijn.
Kunst is in haar „effect" en dat recht
vaardigt, los van alle esthtica, haar maat
schappelijke functie een proces van be
wustwording. Ze signaleert. En het is niet
in de laatste plaats uit hoofde daarvan, dat
ze een ethische waarde vertegenwoordigt:
het bovenpersoonlijk geweten, dat ze des
te dringender doet spreken, naarmate ze
minder moraliseert. Haar zedelijke kracht
is haar ongewilde getuigenis.
Getuigen heeft Maurits Dekker sinds
zijn eerste pennevrucht gedaan. Het zit
hem in het bloed. Hij, de „outcast", de uit
gestotene en welke kunstenaar wordt
uit het oogpunt van de „goede zeden" en
de „gevestigde orde" niét, alle „hulde" ten
spijt, meer of minder als zodanig gebrand
merkt? was de geboren „protestant": in
zijn jonge jaren tegen de sociale misstand
van de armoede en de geestelijke gevolgen
daarvan. En later, mettertijd onverzoen
lijker, van alles wat naar onrecht, macht,
demagogie, versteende dogma's, listige
leuzen, schijnbare kennis en misbruikte
wetenschap zweemt. Hij was en bleef de
gezworèn vijand van allen, die zo goed
weten hoe laat het is, terwijl ze er zich
ternauwernood van bewust zijn, dat het
wel eens op een noodlottige manier tè laat
kon zijn: te laat voor het leven, voor een
schijn van geluk, voor het restje mense
lijke waardigheid, dat nog niet bij de fail
liete boedel is ingedeeld.
Ik zeg, meen ik, niet te veel als ik in
hem, in Dekkers werk, de angst voor dit
dreigende telaat belichaamd zie een
angst, die zich niet door een illusie on
schadelijk laat maken en elke vlucht er
voor met een satanische grimlach de pas
afsnijdt. In zijn oeuvre, in deze zes ver-
halen op een allerindrukwekkendste wijze,
maakt hij zich en zijn lezers van deze
angst bewust, door het onbewuste deze
doofpot van hetgeen men voor zijn „ziele-
rust" maar liever niet wil weten
wagenwijd voor zijn verbeelding open te
zetten en daarmee een waarheid, een on
dergrondse werkelijkheid aan het daglicht
te brengen, die men met maatschappelijke
verboden en geboden nu wel de wet heeft
willen stellen, maar die zich door alle re
ten en spleten van ons menszijn als een
miskende en zich wrekende realiteit mani
festeert. Natuurlijk, we wéten wel dat ons
aller leven geclicheerd staat op „zwart
stramien": op de achtergrond staat de
dood. We mógen hem niet, deze Hein. We
ontkennen hem zo goed en zo kwaad als
het gaat, in plaats van hem in ons leven
te verdisconteren, in plaats van ten over
staan van zijn onvermijdelijkheid het
leven en wat des levens is het volle pond
te geven van vreugde, liefde, welwillend
heid, menselijkheid en waardigheid. We
organiseren hem als oorlog, we belijden
hem als ziekte, we ontwijken hem in een
illusie en kénnen hem niet, omdat we in
het onzekere zijn omtrent de zin van het
leven, omtrent de waarheid van bestaan
en vergaan. En daarmee herleid ik de vele
motieven van deze bundel tot een hoofd
motief. Naar die waarheid is in de langste
novelle „Er moet iets gebeurd zijn" Eduard
vergeefs op zoek. Men kan deze Eduard
geredelijk als een broer van Kafka's „Jo
seph K" beschouwen. Ook hij is een bui
tenstaander, die zich wanhopig toegang
tracht te verschaffen tot het leven, het ge
luk, de liefde, de gemeenschap, die zich
met huid en haar in de waagschaal stelt
om de waarheid op het spoor te komen
van zijn op-aarde-zijn, zijn schuld, zijn
plicht, zijn taak, zijn tekort, zijn verlan
gen. zijn onmacht en zijn geweten. In een
doolhof van straten en gebouwen, van zie
kenhuizen en musea, van zalen, gangen,
kamers en verdiepingen, dwaalt hij, op de
hielen gezeten door het onheil, tastend
rond, steeds bedrogen in zijn verwachting,
steeds beschuldigd, steeds belemmerd door
officiële levensemployé's als politieman
nen, suppoosten, portiers, geleerden en
functionarissen, die als „fait accompli"
fungeren, waartegenover geen „legitima
tie" baat. Eenzaamheid is geen persoons
bewijs, wel een bewijs van persoonlijk
heid.
Maurits Dekker.
Dat alles is in hoge mate beklemmend,
maar in zijn beklemming tegelijk bevrij
dend. Ook de onmogelijkheid van een te
achterhalen waarheid, van een ontken
ning van de dood en zijn trawanten, van
een ontkomen aan een ingekapseld leven,
is een waarheid, die, als men er door Mau
rits Dekker in een half surrealistisch ver
loop van menselijke wederwaardigheden
met de neus bovenop wordt gedrukt, aan
het leven een zin geeft en wel deze: het
waardig te leven en te dragen.
Ik beperkte mij tot een aanduiding
want meer dan dat laten deze voortreffe
lijke verhalen niet toe van de motieven,
die zich tegen de achtergrond van het
eeuwige zwarte stramien aftekenen. Ze
zijn in hun algemene geldigheid indruk
wekkend, in hun symbolische zinrijkheid
menselijk, des te indrukwekkender en
menselijker door de ongekunsteldheid,
waarmee deze vertellingen in een surrea
listische vorm van zeer eigen maaksel zijn
gegoten. „Wie zich voor de dood interes
seert" heeft Thomas Mann eens ge
schreven „interesseert zich bovenal
voor het leven". Is het nog nodig om naar
aanleiding van deze eminente bundel, die
op ruime schaal verbreid diende te wor
den, nóg eens te herhalen, dat Maurits
Dekker nooit anders gedaan heeft dan in
het aangezicht van de dood, van de ont
luistering en het dreigend telaat, de men
selijke waardigheid te verdedigen? Zoja,
dan dit: deze bundel is meer dan littera
tuur. Ze vertegenwoordigt een levenshou
ding. Eén waarmee men niet bedrogen uit
komt.
C. J. E. Dinaux
KAAPSTAD (Reuter) - De Zuidafrikaan-
se minister van Naturellenzaken, dr. Ver
woerd. heeft donderdag beschuldigingen
van een aantal vooraanstaande kerkelijke
functionarissen tegengesproken, volgens
welke de Zuidafrikaanse regering de vrij
heid van godsdienst in gevaar brengt.
Bij het indienen van een gewijzigd amen
dement op de wet op de naturellen in de
Volksraad, zei minister Verwoerd, dat er
ongegronde critiek is geuit op een artikel,
volgens hetwelk een naturel toestemming
moet hebben voor het bijwonen van kerk
diensten in blanke stadswijken.
Het wetsontwerp beperkt in geen enkel
opzicht het recht bijeen te komen voor
openbare godsdienstoefeningen. „De be
doeling is de blanke gemeenschap te be
schermen tegen de aanwezigheid van een
ongewenst groot aantal naturellen," aldus
minister Verwoerd.
Het Volksraadlid dr. Douglas Smit van
de Verenigde Partij, die in de oppositie is,
sprak zich uit tegen het wetsontwerp, dat
de minister, naar hij zei, het recht zal
geven te verhinderen, dat een naturel bui
ten de woongebieden van de naturellen een
kerk of een godsdienstige bijeenkomst be
zoekt.
De afdeling Natal van de Presbyteriaan
se kerk heeft minister Verwoerd donderdag
een resolutie gezonden, waarin wordt ge
zegd, dat zij géén verordening zal aan
vaarden, die in strijd is met de wetten van
de kerk.
Minister Verwoerd had de omstreden
bepaling in het wetsontwerp woensdag ge
wijzigd in die zin, dat de kerken zich niet
schuldig zullen maken aan een inbreuk op
de wet als zij naturellen, die geen toe
stemming van de minister hebben, tot
godsdienstoefeningen toelaat.
Wie woensdag te Groningen het voor
recht heeft gehad de promotie van jhr.
Tjarda van Starkenborgh Stachouwer tot
doctor honoris causa in de letteren en wijs
begeerte bij te wonen, moet wel sterk on
der de indruk zijn geraakt van wat hij daar
beleefde. Ik doel geenszins op het op zich
zelf natuurlijk fraaie en plechtige karak
ter van de promotie. Neen, meer nog gaan
mijn gedachten uit naar de voortreffelijke
toespraak van de promotor, prof. Van Win
ter, die zich opnieuw een begaafd en te
vens strikt eerlijk historicus toonde in zijn
schets van leven, werken en kunnen van
de jonge doctor. En dan was daar diens
rede. Helder van inhoud, zonder enige
zweem van de zucht om zich bezig te hou
den met algemeenheden, iets wat de heer
Tjarda trouwens ook allerminst ligt, zich
zelf volkomen op de achtergrond plaatsend
en zich bezighoudend met een belangwek
kende belichting van hedendaagse moderne
geschiedenis. Hij stond namelijk geenszins
of in hoofdzaak stil bij het jongste verle
den, bij wat zich in Indonesië voltrokken
had.
Neen, hij wijdde de nodige aandacht zo
wel aan de figuur van de samenwerking
in de NAVO alsook nog aan enige aspec
ten van hetgeen men wel noemt de Euro
pese samenwerking. Zo vertoefde hij dan
in gedachten bij de hedendaagse moderne
geschiedenis, door hemzelf in zijn jongste
functies nog van nabij meegemaakt. Hij
wees erop hoe de omstandigheden Neder
land ertoe hadden gebracht, zijn zelfstan-
digheidspolitiek van weleer vaarwel te zeg
gen, daar onmiddellijk aan toevoegende dat
hier overigens de andere staten in feite in
eenzelfde positie zijn gaan verkeren. In dit
verband was zeker ook wel van belang
zijn vaststelling dat er in West-Europa fei
telijk niet meer grote-mogendhedenpolitiek
bestaat, terwijl hij er bovendien aan toe
voegde, dat zelfs de Verenigde Staten van
Amerika, wier steunende hand Europa no
dig heeft, ook niet in staat zijn om louter
op zichzelf temidden van de internationale
samenleving hun taak te vervullen.
Natuurlijk liet hij niet na eraan te her
inneren dat de NAVO ontstaan was in het
bijzonder als uitvloeisel van de gevaren
die Sovjet-Rusland oplevert, maar tevens
maakte hij duidelijk dat ook daarzonder
de NAVO onmisbaar zou zijn. Hier doelde
hij op de omstandigheid dat in de wereld
nog steeds een organisatie ontbreekt, die
werkelijk de nodige waarborgen voor de
rechtsorde en voor haar handhaving bevat.
Hierin achtte hij in elk geval de NAVO
onmisbaar want daar zonder zou men moe
ten vervallen in bondgenootschappen op
smallere basis. En nu was het heel duide
lijk, zowel in dit gedeelte van de toespraak
van de jonge doctor als ook verderop, toen
hij het over Europese samenwerking had,
dat op grond van verstandelijke overwe
gingen zijn hart uitgaat naar wat men mag
betitelen samenwerking op brede basis. Dit
schetste hij nader nog toen hij het had over
de betekenis van de West-Europese Unie,
dus van de zogenaamde zes samenwerken
de Europese landen met Engeland en dan
weer de West-Europese Unie samen met de
Verenigde Staten. En verder borduurde hij
door op hetzelfde stramien toen hij nog
stilstond bij de Europese economische sa
menwerking, waarvan hij kennelijk ook van
oordeel was dat die zo breed mogelijk zou
moeten zijn.
Hij. stipte namelijk aan dat met aaneen
sluiting van bij voorbeeld zes of zeven
staten tegelijkertijd gepaard gaat buiten
sluiting der niet aangeslotenen. Dit nu kan
ten gevolge hebben dat de winst van de
samenwerking alleen bereikbaar is als zij
voordeliger te achten valt dan het nadeel
van de buitensluiting. Welnu, de heer Van
Starkenborgh liet niet in het ongewisse,
dat hij in elk geval ten aanzien van be
doelde samenwerking op economisch ter
rein van oordeel was dat de gemeenschap
pelijke Europese markt van de zes het
zoéven bedoelde nadeel zou kunnen over
treffen.
Dr. E. van Raalte
Zondagmiddag 31 maart wordt in het
Amsterdams Concertgebouw weer een
concert gegeven voor niet-Amsterdam-
mers. De uitvoering wordt gegeven door
het Nederlands Kamerorkest en zal wor
den gedirigeerd door de Zwitserse dirigent
Paul Sacher. Het programma vermeldt de
Symfonie in F van Haydn, het Pianocon
cert in A, K.V. 44 en de Symfonie in b,
K.V. 319 van Mozart. De Amerikaanse pia
nist Leon Fleisher verleent solistische
medewerking.
HEIMANS-THIJSSEPRIJS
De gecombineerde besturen van de Hei
mansstichting en het dr. Jac. P. Thijsse-
fonds hebben een Heimans-Thijsseprijs
toegekend aan het museum „Natuer en
Gea" in Dokkum en aan de heren G.
Bosch (Leeuwarden), C. Swennen Den
Haag), B. J. J. R. Walbrecht (Biezelinge),
B. J. Lempke (Amsterdam) en K. Zweeres
(Halfweg). De Heimans-Thijsseprijzen
worden eens per jaar toegekend aan ama-
teur-veldbiologen, die zich onderscheiden
hebben door werk in de geest van E. Hei
mans en dr. Jac. P. Thijsse.
Meningen over belangwekkende onderwerpen, ter redactie
ontvangen en hierbij in de vorm van een forum-discussie aar
onze lezers aangeboden.
Niemand liet) enig letsel ot>
Met een hevige klap is donderdagmiddag
om twee uur een uit Haarlem komend
tramstel van drie wagens by de overgang
van de Koninginneweg te Zandvoort ge
botst op een uit Katwijk komende vracht
auto, geladen met puin, die naderde uit de
richting Haarlemmerstraat. De voorzijde
van de tram werd zwaar beschadigd en de
vele passagiers bleken hevig geschrokken.
Doordat de chauffeur van de auto vol
gas gaf om te voorkomen, dat de cabine
zou worden geraakt, werd zijn wagen aan
de achterzijde opzij gedrukt, waardoor de
signaal-lichtmast uit de grond werd ge
rukt. Ook de auto liep zware schade op en
bleek geheel te zijn ontzet. Wonder boven
wonder liep niemand enig letsel op, ook
de bestuurder van de tram bleek niet ge
wond, hoewel de voorruit versplinterd was.
De tram ontspoorde niet, zodat geen
stagnatie in het tramverkeer optrad. Di
rectieleden van de N.Z.H.V.M. waren spoe
dig na het ongeval aanwezig; de politie
stelt naar de oorzaak een onderzoek in.
Vermoedelijk heeft de chauffeur het rode
stoplicht van de sein-installatie niet gezien,
doordat het zonlicht erin weerkaatste.
Nog dagelijks ontvangen wij brieven
van lezers naar aanleiding van de discus
sies in deze rubriek over „een dokters
dilemma". Daar het om redenen van
plaatsruimte ondoenlijk is, deze alle
te publiceren en daar bovendien de
voor- en tegenstanders ampel gelegen
heid gehad hebben om hun standpun
ten in dit forum te verdedigen willen wij
deze discussies afsluiten met een brief
van de Amsterdamse medicus dr. R. A.
B. Oosterhuis, die zijn opinie over proe
ven op mensen als volgt formuleert:
„Al te veel lijkt de ethiek van de arts op
die van de natuurwetenschappelijke in
stelling, dat wil zeggen op een ethiekloze
wetenschap; en het schijnt wel dat iemand,
die van een dergelijke instelling geheel
doordrongen is - mits hij naar beste weten
handelt - z.i. zich ook gevrijwaard acht
voor mislukkingen en fouten, die hij op zijn
weg begaat. Niet dat hij de aanwezigheid
daarvan zal ontkennen, maar ze mogen
hem niet worden aangerekend. Een op
vatting die helemaal lijkt op het arrogante
Nazisme en ook op het tegenwoordige com
munisme. Ook daar hoort men telkens van
fouten, gemaakt door de drager van de
uniform van het regime, die ze zelf bekent
- ook zónder „hersenspoeling" - en die dan
grif verschoonbaar zou zijn. Een uiterst
gevaarlijke opvatting omdat ze autoriteit
en autonomie verlenen aan een medische
wetenschap, die niet exact is en aan rela
ties gebonden. Waar nu Einstein het rela
tivisme in de exacte natuurwetenschappen
heeft aangetoond, is het ondenkbaar het
reatieve karakter van de medische weten
schap te loochenen. De erkentenis hiervan
dwingt tot bescheidenheid en de mening
van een der forum-schrijvers, dat het wen
selijk zou zijn, proefpersonen op de hoogte
te brengen van hetgeen hun - al of niet
met hun instemming - te wachten staat, is
alleszins juist. Zelfs in klinieken, waar het
j mogelijk is op zeer deskundige en meer
I ongevaarlijke wijze nieuwe medicamenten
j of methoden op patiënten te beproeven, zou
j het ook op ethische gronden aanbeveling
I verdienen de patiënten, of als het kinderen
zijn, hun familieleden, in te lichten.
Nu zijn er methoden, waar het weglaten
van dergelijke informaties a priori ver
geeflijk is, of tenminste verschoonbaar
lijkt. Zuurstof is, in overdrachtelijke zin:
„gasvormige" voeding voor de longen. Een
teveel of te weinig hiervan kan invloed
hebben op de gezondheid, maar het is niet
te verwachten, dat zulke gezonde lucht als
zuurstofrijke lucht is, ontstekingsreacties
op de bindvliezen van het oog zal teweeg
brengen. Niettemin de uitkomst moge een
gevaars-sein zijn voor de toekomst. Niet
alleen op de zuivere kwaliteit, maar ook
op de kwantiteit komt het aan.
De les van Göttingen
Tot welke bedroevende resultaten een
ongebreideld onderzoek, zelfs aan een
goede kliniek, kan leiden, levert ons de
volgende mededeling van dr. H. Spiess uit
het Duitse „Medizinische Wochenschrift",
nr. 25-26, die wij geciteerd vonden in „Ge-
sundheitsspiegel" van februari 1957.
Aan de kinderkliniek van de universiteit
van Göttingen werd voor enige jaren opge-
dragen de „Peteosthor"-behandeling in een
sanatorium voor tuberculose te onderzoe
ken. op werkzaamheid en eventuele schade-
I lijke gevolgen. Peteosthor is een middel
tegen tuberculose en kanker, dat behalve
andere bestanddelen de kort-werkzame
radio-actieve isotoop thorium X bevat. Het
werd aan t.b.c. lijdende kinderen in de
vorm van injecties toegediend. Maar nadat
enige der behandelde kinderen waren aan
getast door kanker en andere waren ge-
storven, werd begonnen met het onderzoek
i van alle met dit klaarblijkelijk kwaadaar-
I dige middel behandelde 53 kinderen.
De groei van deze kinderen bleek opval
lend vertraagd te zijn. De oorzaak lag aan
de eigenschap van het thorium, zich in het
beendergestel vast te zetten en hier de ker
nen van de kraakbeencellen, van waaruit
de groei plaatsvindt, aan te tasten.
Het aantal kwaadaardige gezwellen bij
deze kinderen wordt ontstellend groot ge
noemd. Zij ontstonden vier tot zeven jaar
na het begin der behandeling. Nu heette
het, dat thorium X na 3'/2 dag niet meer
werkzaam zou zijn, maar met behulp van
een speciale Geigerteller kon men vast
stellen, dat de ampullen, behalve thorium
X ook sporen bevatten van een stralen-
substantie met langdurige werking. Van elf
kinderen, die aan kanker leden, waren er
reeds negen gestorven en lijden nog heden
ten dage twee aan beenkanker.
Door het contact met een Engelse onder
zoeker is naderhand gebleken dat de voor
de kinderen toegestane dosis bij de Pe-
teosthor-behandeling wel vijf tot tien maal
was overschreden. Men was in Göttingen
verder onkundig van het feit, dat het skelet
van de patiënt in hoofdzaak fungeert als
depot voor de thorium X.
Dit geval is een voorbeeld van het on
verantwoordelijk omgaan met een nieuw
medicament, dat als wondermiddel tegen
tuberculose werd aanbevolen, zonder dat
de vereiste voorzorgen werden getroffen of
de ouders der kinderen werden ingelicht.
Indien echter een dergelijke catastrophe
aan een wetenschappelijk goed-geoutilleer-
de inrichting kan voorkomen, dan moge dit
als een sprekend bewijs gelden, dat aan de
individuele arts omvangrijke proeven in
zijn praktijk met „nieuwe" middelen moe
ten worden onthouden. Trouwens hoe rela
tief de werkzaamheid van vele aangepre
zen nieuwe middelen is, blijkt wel uit het
grote aantal van deze middelen die steeds
op de markt worden gebracht.... en het
spoorloos verdwijnen van. oude „gerenom
meerde" middelen uit de Catalogi. Iedere
kwart eeuw brengt ons een totaal ver
anderde index!
De-individuele dokter zij dus op zijn
hoede en de patiënten mogen op hun hoede
zijn voor de dokter, die „groepsgewijze"
middelen onderzoekt. Uit het medegedeelde
is verder de conclusie te trekken, welk
onheil de mensheid beschoren kan zijn,
wanneer bij het conserveren of behandelen
van levensmiddelen met radio-actieve iso
topen van aangegeven kort-durende
werkzaamheid, toch nog isotoppen met
langer durende werkzaamheid aanwezig
zouden blijken te zijn."
Dr. R. A. BENTHEM OOSTERHUIS.
Wij ontvingen verder nog uitvoerige
reacties van de heren J. Gaymans en F. E.
Spiering te Haarlem, L. van Ammers uit
Zandvoort en P. W. van Oudhaarlem te
Rotterdam, van mevrouw M. C. van Bueren
te 's Gravenhage, van de Haarlemse mag
netiseur de heer H. C. L. van der Laan en.
van diverse andere lezers, die allen op
verschillende gronden stelling nemen tegen
experimenten met mensen en dieren en in
meerderheid pleiten voor een leerstoel in
de vivisectievrije geneeskunst, zoals on
langs voorgesteld is door de Anti-Vivisec
tiestichting in Den Haag. Gaarne hadden
wij ook uit deze brieven nog enkele pas
sages vermeld, maar dit bleek onmogelijk
zonder schade te doen aan hun betoog. Wij
hopen, dat de betrokkenen dit zullen kun
nen billijken en willen tenslotte alle brief
schrijvers gaarne dank zeggen voor hun
medewerking aan dit forum dat, zoals ons
uit vele reacties gebleken is, door de lezers
met grote belangstelling gevolgd is.
(Eén ding moeten wij tenslotte nog aan
stippen: diverse briefschrijvers hebben in
de discussie gewag gemaakt van dr. Albert
Schweitzer en diens principe „Eerbied voor
het leven" als een argument voor hun
anti-vivisectionistische instelling. Men
doet ons echter opmerken, dat dr. Schweit
zer in zijn hospitaal in Lambarene ook
aangewezen is op allopathische geneesmid
delen en in die zin dus stellig geen „vivi
sectievrije" arts kan zijn. - Redactie.)
Eamon De Valera, de nieuwgekozen
premier van de Ierse republiek is
woensdag, ten huize van de Ierse pre
sident Sean T. O'Kelly, te Dublin be
ëdigd. De president (links) was de eer
ste die De Valera na zijn beëdiging
gelukwenste. De Valera is voor de
zevende maal minister-president van
Ierland (Eire) geworden.
Op 7 april zal een industriële missie naar
de Unie van Zuid-Afrika gaan met het doel
de industriële banden tussen de Unie van
Zuid-Afrika en Nederland te verstevigen.
De minister van Economische Zaken,
prof. dr. J. Zijlstra, zal als hoofd van de
Nederlandse industriële missie optreden.
Van industriële zijde zal de missie worden
geleid door de heer T. J. Twijnstra, voor
zitter van het Verbond van Nederlandse
Werkgevers.
De missie zal onder meer de opening bij
wonen van de Rand Easter Show in Johan
nesburg, een jaarlijkse industriële exposi
tie, waaraan vele landen deelnemen. Op
9 april zal daar het nieuwe Nederlandse
paviljoen worden geopend. De missie zal
tot 18 april in de Unie van Zuid-Afrika
blijven.
AMERICAIN in Amsterdam bestaat dezer dagen vijfenzeven
tig jaar. De prent, die wü hierbij afdrukken, staat in de .ju
bileumuitgave „Gasten op het Leidseplein" een album, waarin
de journalist Fred Thomas de geschiedenis van het bekende
hotel-café-restaurant beschrijft. De prent geeft de situatie weer
op het Leidseplein in het einde van de vorige eeuw. Het huis
met het scherm links was café Hollandais, tegenwoordig mode
huis Hirsch geheten. Evenals in Americain, dat hier schuil gaat
achter de facade van de Stadsschouwburg, zaten in Hollandais
achter de hoge ramen de acteurs, de schrijvers, de critici, die
in die dagen iets te betekenen hadden. Er kwamen daar alleen
wat „mindere goden" dan in Americain, zegt de auteur. Op het
Leidseplein en in de onmiddellijke omgeving heeft nooit een ge
legenheid met Americain kunnen concurreren. De voornaamsten
van de voornaamsten hebben het altijd daar gezocht. Of dat
nog zo is zullen de dagbladschrijvers van 1982 bij het honderd
jarig bestaan van Americain misschien kunnen zeggen. Wij dur
ven het in ieder geval niet. Hoe zag het er vroeger uit? Thomas
schrüft: „In de zalen van het hotel, met zijn intieme hoekjes en
zitjes, ontmoetten elkaar in het middaguur of 's avonds bij het
gelig licht der suizende gasbalonnen niet alleen de acteurs
en toneelliefhebbers, maar ook musici, litteratoren, Wagneria-
nen, leden van de balie, architecten, politici en sportlui, de high-
life van Amsterdam en de jeunesse dorée, deftige heren met
hoge zijden en jaquet naast jongelui van de rijwielschool in een
flatteus fietskostuum. Men dronk er zijn bittertje, zijn koffie,
zijn glas Stout, men bestelde er een „ronde" pannekoek, een
„puist" pasteitje, een „uitgeknepen kogel" uitgeperste ci
troen, een „schutter" klein glas bier, een „zacht of hard kalf"
een zacht of hard broodje kalfsvlees of een „zacht graatje"
zacht broodje garnalen, er was een genoegeiyk va et vient
van bezoekers, heen en weer geloop van kelners. En de arties
ten kwamen in de couranten snuffelen om te zien of er ook een
critiek in stond „waar ze niets om gaven" tenzü die gunstig
was
Is er veel veranderd? Sommige dingen zijn veranderd, som
mige niet. Uit Thomas' schildering van het Leidseplein, die ook
bijzonder de moeite waard is, wordt het beeld van een door en
door gezellig Amsterdams centrum in het onbezorgde „fin de
siècle" volledig: „De heren droegen hoeden en de mannen pet
ten, allen gelijkelijk snorren en knevels. Jonge meisjes ver
toonden zich in lange stijve jurken en hadden het haar lang op
de rug. De jongens waren gekleed in nauwsluitende buisjes en
smalle, sluike broeken tot ver over de knie. Tussen hen door
bewogen zich de Burgerwezen in rood en zwart kostuum, liep
oen dienstbode met strakgestreken boezel en hagelwit kornet,
het boodschappenmandje onder de arm. En de rode kiosken
waren er nog en overal voor de vensters de lange gele lancaster
gordijnen. Om elke boom stond een keurig houten hekje en
's avonds deed de lantaarnopsteker zijn ronde".
Het is een aardig verhaal waaruit we de geschiedenis van
Americain en dus van het Leidseplein leren kennen. Het is
met foto's, schetsen en prenten, waaronder enkele van Isaac
Israels, geïllustreerd. Wie de prachtige prent heeft gemaakt,
die wij hierby reproduceren, staat er helaas niet by, zoals er
meer ongesigneerde afbeeldingen in voorkomen.
(Verkort weergegeven)
Aanbevolen. Nog steeds gaat de stroom
van Nederland-vaarders voort; de einde
loze stroom van mannen en vrouwen, vol
wassenen en kinderen, die node Indonesië
verlaten en op de boot stappen naar het
kille, dikwijls totaal vreemde Nederland.
Duizenden, tienduizenden die in Indonesië
geworteld waren, die daar als klein-amb-
tenaar of klein-landbouwer hun brood ver
dienden en die nu óf niet meer van hun
pensioentje kunnen leven óf zich hun mid
delen van bestaan zagen ontvallen en toch
een westers gerichte opvoeding voor hun
kinderen onontbeerlijk achten, willen on
der de druk uit, waaronder zij in Indone
sië leven.
Duizenden worden nog verwacht, die het
aan alles ontbreekt. Zeker, deze gerepa-
triëerden worden door de overheid opge
vangen en op dezelfde wijze geholpen als
hun voorgangers, maar nu beschikken zij
als regel niet over enige reserves aan
geld en/of goed, noch over familie in Ne
derland, waarop zij kunnen terugvallen.
Waar overheidshulp nu eenmaal niet af
doende kan zijn, wordt voor aanvullende
hulp in de vorm van nieuwe kleding, dek
king, brandstof, enz., in steeds toenemende
mate een beroep gedaan op onze Stich
ting.
Een beroep, dat wij jarenlang in ruime
mate hebben kunnen honoreren en dat nu
dreigt tevergeefs te worden gedaan, omdat
ons helaas de middelen om daaraan te
blijven voldoen gaan ontbreken. Toch wil
len en kunnen wij onze deuren nog niet
voorgoed sluiten.
Het Nederuandse volk mag niet blind
zijn voor dat trieste probleem. Doel van dit
schrijven is, ten behoeve van de Neder
landers overzee, die wij zien als onze
vluchtelingen, een beroep te doen op uw
begrip en hulpvaardigheid en u te vragen
ons door uw bijdrage in staat te stellen
onze arbeid voort te zetten.
Uw bijdrage kan gestort worden op giro
rekening 500500 van onze Stichting, dan
wel op onze rekening bij het Bankierskan
toor Landry Van Till, Parkstraat 6,
's-Gravenhage.
Uit naam van duizenden gerepatrieerde
Nederlanders danken wij u bij voorbaat.
STICHTING
„ZORG VOOR GEREPATR1EERDEN"
De industriestad Lyon
tan de Rhone in Frank-
'ijk viert dit jaar het
eest van haar tweedui-
-.endjarig bestaan. In het
laar 43 voor Christus
werd hier namelijk de
Colonia Copia Lugdu-
num gesticht, waaruit
later de stad L.yon ont-
j stond. De feesten begin
nen in oktober, maar het
comité, dat met de or
ganisatie werd belast, is
reeds maandenlang be
zig een attractief pro
gramma op te stellen.
Enkele punten van dit
programma heeft men
bekend gemaakt: de op
richting van een Gallo-
Romeins museum, ver
der restauratie van het
uit de vijftiende eeuw
daterend gildehuis en 't
inrichten van een oude
del