Hij lijkt zo op vader WEER OF GEEN WEER Internationale universiteit T emperatuur ORIGINEEL DUITS PLAN VOOR VEILIG VERKEER Onbeschadigd KORT VERHAAL Duitse bioscooppubliek jureert niet meer bij Berlinale Eenzamen thuis ROSE SNELWEGEN Slotakkoord Litteraire prijzen ZATERDAG 27 APRIL 1957 ERBIJ 5 DE internationale samenwerking in om- roepaangelegenheden gaat vaak veel ver der dan de gemiddelde luisteraar kan be speuren. Zo is het bestaan van een inter nationale radio-universiteit, die in 1949 op initiatief van de vroegere directeur-gene raal van de Franse omroep, de heer Wla- dimir Porché, werd opgericht, hier te lande maar weinig bekend. Intussen heeft deze organisatie in het begin van deze maand zijn vijfde tweejaarlijks congres in Parijs gehouden. De meeste Europese lan den waren daar vertegenwoordigd, maar ook van overzee kwamen vertegenwoor digers, onder meer uit Israel, India en Ja pan. Drie leden van de Académie Fran- gaise voegden zich bij de congressisten: André Maurois, Jules Romains en Maurice Genevoix. De internationale radio-universiteit heeft direct toegang tot de uitzendingen van de Franse omroep, die twee zender netten op zaterdagmorgen en zaterdag middag tot haar beschikking stelt. Daarop worden per jaar gemiddeld tweehonderd vijftig lezingen gehouden. Volgens de ge dachte van Wladimir Porché zouden de beste geleerden en kunstenaars, ongeacht hun land van her komst, worden aan- gezocht om die on- Voor de derwerpen te behan delen waartoe zij het microfoon meest gekwalificeerd l zijn. Een beginsel, A dat het woord van Paul Valéry in herinnering roept, dat een Volkenbond in de eerste plaats een ge meenschap van geesten veronderstelt. Men had in 1949 voor ogen een universitaire vorming door middel van de omroep mo gelijk te maken voor een publiek dat daar toe reeds voldoende ontwikkeld was. Het behoeft wel geen betoog, dat juist deze laatste definitie allerlei vragen oproept en op het bovengenoemde congres heeft men zich dan ook ernstig bezig gehouden met de omschrijving van het begrip „gemid delde luisteraar". De secretaris-generaal van de internationale radio-universiteit, de heer Roger Lutigneaux, heeft daarover gezegd, dat het wel merkwaardig zou zijn indien de U.R.I. deze definitie vond, ter wijl men er in Frankrijk zelf na twintig jaar microfoonpraktijk nog niet aan toe is. Natuurlijk zal allerlei materiaal, ver kregen uit opinie-onderzoeken en statis tieken, in de toekomst het psychologische beeld van de gemiddelde luisteraar helpen benaderen, maar men moet oppassen, dat men zich juist niet verder van de werke lijkheid verwijdert naarmate men het por tret nauwkeuriger wil tekenen. De cijfers bewijzen trouwens, dat het met het bevattingsvermogen van de ge middelde luisteraar voor de lezingen van de U.R.I. nogal meevalt. Van de 472 le zingen welke in de afgelopen twee jaar in Frankrijk werden uitgezonden, werden er 250 door de Zwitserse omroep overge nomen. Ook het aandeel van de landen, waar de taaUeen beletsel zou kunnen zijn, is opmerkelijk: West-Duitsland nam 166 lezingen af, Italië 161, Oostenrijk 96, Bel gië (Nederlandse afdeling) 88, Joegoslavië 50 enzovoorts. Een bezwaar voor een in tensieve internationale verspreiding was, dat sommige landen, waaronder Neder land, slechts twee zendernetten bezitten. Het werk van de U.R.I. is op het laatste congres door twee besluiten verstevigd. In de eerste plaats worden nu „Cahiers" 7—p uitgegeven, waarvan het eerste gewijd componist_dirigent Heitor Villa- aan de Europese geest, reeds verkrijgbaar L b s (BBC m 4ff4 meter). Dinsdag 30 :s In de tweede piaats is n permanent co- Nederland jubelt (onder meer het mité gekozen, dat elk half jaar bijeen zal „Qri Wairlem=p Rinpmpnmeisiei Vijfendertig eenzame mannen bewaken de toegang tot de „grote vijandelijke stad" Hier ziet men vier leden van de bemanning van een der vuurtorens nabij Singapore, waarvan in onderstaand artikel sprake is, in hun gezamenlijk kwartier aan de maaltijd voet te krijgen in de oude handelsstad Ma- lakka, iets ten noorden van het huidige Singapore gelegen. Malakka was toen reeds enige eeuwen een handelsstad van grote betekenis, de laatmiddeleeuwse voorloper van Singapore. De Compagnie ging tegen het einde der achttiende eeuw ten onder. Engeland greep zijn kans na de Napoleontische tijd. Thomas Stamford Raffles, een der grootste Britse rijksbouwers, nam bij handslag in 1817 bezit van het eilandje Singapore, dat aan Nederland behoorde. Doch toen de Britten er eenmaal zaten, bleven zij, on danks felle Nederlandse protesten, op dat eilandje. Raffles begon met de stichting van de stad Singapore, die in de negen tiende en twintigste eeuw uitgroeide tot een havenstad van de grootste betekenis en tot een marirtebasis van de eerste orde. Deze historische gebeurtenissen speel den ons door het hoofd, toen wij Singa pore's vuurtorens in de pas gevallen avond hun lichtflitsen zagen uitzenden. Een En gelse ambtenaar, een medepassagier, merkte op, dat Singapore mooi was. Ja en die vuurtorens ook! zeiden wij. Of wij lust hadden, die vuurtorens te bezoeken? Nu, dat hadden wij. Goed, onze Engelse vriend kon daarvoor zorgen. Morgen? (Van een bijzondere medewerker) DE AVOND VALT. Vrijwel geruisloos stoomt ons schip op in de richting van Singapore. De mooie tropische kust van Malakka doemt loom op uit zee. Palm bomen wiegen hun donkergroene kruinen op de zeewind. Schilderachtige vissers huisjes liggen dromerig en verscholen tegen het strand aangeplakt. De scheme- INDIASE en Sumatraanse, Javaanse en Portugese heersers hadden eeuwen lang gestreden om de beheersing van die zee straat. Jarenlang benijdde nadien de Ne derlandse Oostindische Compagnie haar Portugese concurrenten om hun heer schappij over Straat Malakka. Pas in 1641 slaagden onze landgenoten er in, vaste De „serang" onderwerpt de lichtinstallatie ring duurt kort in de tropen. Nog even van de vuurtoren Fort Canning aan een gloeien de stralen van de ondergaande laatste inspectie. Er wordt hier een teken zon. Dan neemt het avondlijk duister bezit van zee en kust. In de verte flikkeren de lichtjes van de wereldhavenstad. En felle lichtbundels flitsen nu over het donkere water. Singapore's vuurtorens zijn hun nachtelijk bedrijf begonnen. Tot zonsop gang zullen zij hun lichtende plicht doen. Singapore's vuurtorens? Ia, zij het na tuurlijk de mannen, die de vuurtorens be dienen. Zij wonen en werken lange tijd achtereen op die eenzame posten. Zij zorgden c: voor, dat ook des nachts de schepen hun weq kunnen vinden in een van 's werelds drukste zeestraten: Straat Malakka, die het Aziatische vasteland scheidt van Sumatra. uitgezonden, dat telkens ononderbroken zeventien seconden aanhoudt. ENIGE DUIZENDEN schepen met bui tenlandse bestemming doen jaarlijks de haven van Singapore aan. Tussen zons ondergang en zonsopgang danken die schepen met hun kostbare lading hun veiligheid aan vijf vuurtorens: de Raffles met een lichtsterkte van tweehonderd duizend kaars, de Poeloe Pisang, de Hors- burgh, de Sultan Shoal, elk met een licht sterkte van honderdvijftigduizend kaars, benevens de Fort Canning, die zich van de andere vier onderscheidt, omdat hij rood en wit licht uitzendt. Merkwaardig is het, dat in tegenstelling tot de vuur torens van Brits Noord-Borneo en van de Philippijnen Singapore's vuurtorens in de jongste wereldoorlog niet werden be schadigd. Zij weerstonden, als trouwe wa kers, het oorlogsgeweld. De vijf vuur torens branden op petroleum en paraffine. Elk hunner heeft een zodanig licht- systeem, dat zij van zee uit gemakkelijk te identificeren zijn. Toen wij de volgende ochtend de Raffles statige, witte, met palmen omzoomde toren aanliepen, werden wij met blijd schap begroet door enige mannen van de dienstdoende ploeg. Geen wonder, die blijdschap, want zo'n bemanning blijft een maand achtereen op elke toren. Na vijf komen in het bijzonder met het doel de programma's op de actualiteit te richten. Tijdens de debatten werd er nadrukkelijk op gewezen, dat dit comité geen „berich- tencentrale" mag worden: men wil uni versiteit blijven en geen populariserend weekblad worden. Maar wel vormt de internationale radio universiteit een centrum, waar de deel nemende naties de meest gezaghebbende stemmen en meningen kan vernemen van de andere aangesloten landen om deze vervolgens te kunnen doorgeven aan de eigen bevolking. Op deze wijze draagt deze instelling op uitnemende wijze bij tot on derlinge waardering in het streven naar waarheid op menig levensgebied. Speciaal aanbevolen: Zondag 28 april: lied van het Haarlemse Bloemenmeisje) (Hilversum I en II, 20.05 uur). Wedstrijd in vaderlandse geschiedenis met schetsen van dr. P. H. Schroder (Hilversum I en II, 21.50 uur). Taptoe (Hilversum I en II, 22.30 uur). Woensdag 1 mei: Arbeid in de Benelux, klankbeeld (Hilversum II, 13.45 uur). De vogel vrijheid, oratorium van Lex van Delden (Hilversum II, 15.00 uur). Wat Wes- terbork ons te zeggen heeft.Toespraak door mr. Abel J. Herzberg (Hilversum II, 19.50 uur). Donderdag 2 mei: „Ludus fonalis" van Hindemith, studies in contrapunt, toonstel sel en pianospel (BBC III, 464 meter). Vrij dag 3 mei: „De wet", een Chinees luister spel. Uitzending ter viering van het feit, dat Léon Povel 25 jaar geleden in dienst van de Nederlandse omroep trad (Hilver sum I, 21.05 uur). Zaterdag 4 mei: Nationaal programma (Hilversum I en II, 19.30 uur). Concert ter ere van de Europese geest Triomfboog voor soldaten", luisterspel H™Lk/1JLN?HSnaal. 20'35 UUr 0V6r 34l' (Hilversum I, 20.30 uur); „Het zevende 249, 235 meter). Gevarieerd programma jnet kruig'^ luisterspel naar de gelijknamige Patachou (Parijs 21.05 uur over 280, 259 en 218 meter). Pianorecital door Emil Gilels met werken van Scarlatti, Von Beethoven, Skriabin en Prokofief (BBC III, 464 meter). Maandag 29 april: Werken van de Brazi- roman van Anna Seghers. Dodenherden king bij het Nationale monument op de Dam te Amsterdam (N.T.S., 19.50 uur). H. Bartman ALS DE BILT „tamelijk warm weer" zegt te verwachten, zégt dit u dan iets? Het hangt eigenlijk meer van uw per soonlijke appreciatie af, wat u daar onder verstaat. Praktischer dan zo'n ab solute term is dan ook het gebruik van zogenaamde relatieve of vergelijkende termen in de weersverwachting, waarbij men het te verwachten weer vergelijkt met het weer dat we reeds kennen. „Iets warmer" (dan de vorige dag na melijk) is duidelijk. Men moet alleen wél weten dat deze relatieve termen altijd betrekking hebben op de uiterste waar den van de temperatuur. „Warmer" be tekent dus dat het maximum hoger zal komen dan dat van de vorige dag. Bij „kouder" zal het minimum lager liggen dan het voorafgaande etmaal. „War mer" wordt in de winter niet gebruikt: men spreekt dan van „zachter". En 's zomers raakt het woord „kouder" in onbruik. Het wordt dan vervangen door „koeler". Wat is „weinig verandering in tempe ratuur" nu precies? Het betekent dat het verschil van de minima of de maxi ma niet meer dan twee graden Celsius bedraagt. Men hoort dan ook wel aan kondigen: ongeveer dezelfde tempera tuur „Iets warmer" (respectievelijk kouder) wijst op een verschil der maxi ma (minima) van tussen de één en de vier graden. Bedraagt dat verschil twee tot zeven graden, dan spreekt men kort weg van „warmer" (kouder). Bij een verschil van meer dan vijf graden ko men termen als „veel warmer" (veel kouder) op de proppen. In de winter kennen we nog de aanduiding: tempera tuur om het vriespunt, hetgeen bete kent: tussen plus twee en min twee graden. Tot vijf graden onder nul spreekt men van lichte vorst en van vijf tot tien graden van matige vorst. Een temperatuur onder de min tien wordt „strenge vorst" genoemd. Nachtvorst is vorst die aan de grond of aan uitstekende delen van planten wordt gemeten en waarbij het wel kan gebeuren, dat de temperatuur op de normale meethoogte (twee meter boven de grond) boven nul blijft. Is het echter ook daar nog onder nul, dan spreekt men van zware nachtvorst. Behalve na tuurlijk als het winter is, want dan heet zoiets gewoon lichte vorst. „Dooi" wordt alleen gebruikt na vorst. Lichte dooi is dooi tot vier graden. Daarboven wordt het dooi zonder meer of flinke dooi. G. v. W. HIJ TROF tante Magda alleen in haar winkeltje. Ze zat breeduit achter de toon bank te lezen. Haar brilletje stond hele maal vooraan op haar neus. Daaronder was Ze keek weer in de krant, maar ze las niet. Hij zag, dat ze nadacht. „Hoeveel?" vroeg ze zacht. Niet veel. Ruim tien gulden. Hij ver haar mond voortdurend bezig de woorden tefde het me een uur geieden. Hij.... het te spellen. Ze keek niet op toen hij binnen kwam. De bel van de winkeldeur klingel de opnieuw toen de deur sloot. Hij wachtte zwijgend. Het gele lamplicht glom in de koekjesblikken op het rek voor aan de toonbank. ,Wat zal het wezen?" vroeg tante Mag spijt hem, tante, maar mij spijt het mis schien nog meer. Hij is mijn broer. Maar soms heb ik het gevoel, dat hij mijn zoon is. Dat gevoel heb ik altijd een beetje ge had." Hij wachtte even. Zijn keel was droog, hij slikte een paar maal. „Ik schaam me voor hem, maar ik maak me ook erg da. Ze keek nog niet op Ze hield er niet bez0rgd. Begrijpt u het, tante Magda? van gestoord te worden bij het lezen. Ze wist daarna nooit waar ze gebleven was. Ze keek hem even aan en knikte lang zaam. „Arme jongen", zei ze, „hij had het „Twee zoute droppen van een cent", zei zeker' bard nodlg. H'ij kan 'er niets aan «or r, P rT/-kV» /rt rtvnoiHn r»i nh lnnrf_ hij, net als vroeger. Ze draaide zich lang zaam om en strekte haar dikke arm in de richting van de grote stopflessen achter haar. Ze bleef lezen. Toen lachte hij. „Laat maar, tante Magda, ik ben het." Ze keek verbaasd op. Haar kleine ogen begonnen te glimmen boven het brilletje. „Zo", zei ze kalm, „ik heb jou in een tijd niet gezien. Je broer wel, die was hier. doen. Hij lijkt zo op zijn vader". „Dat is zo", knikte hij, „hij lijkt in alles op vader. Hij heeft het in zijn bloed, tante, hij heeft het geërfd. Ik hoop zo, dat u het hem niet kwalijk neemt". „Dat doe ik immers niet." Ze schoof met een bruusk gebaar haar bril terug. Achter de glazen waren haar ogen plotseling groot „Eergisteren", vulde hij aan. Hij knipperde en k,e^!rF' blonk een traan in als een nerveus met zijn oogleden. Hij lachte niet "Neem dat Seld weer mee meer. „Hoe gaat het met je, sinds je vader. Tante Magda maakte haar zinnen dikwijls niet af, soms omdat ze iets niet meer pre cies wist, soms omdat het iets pijnlijks be trof dat ze liever niet uitsprak. „Goed, best", zei hij luchtig, „ik heb nogal geluk gehad. Een aardige baan. Vo zei ze. Hij sprong op. „Tante, waarachtig, dat zou ik niet kunnen", riep hij hees. Hij greep in zijn jaszak en legde een handvol papieren en zilvergeld op de toonbank. Zijn tante keek er even naar, heel even, als was ze er bang voor. „Neem het mee", zei ze nog eens, „ik kan het missen. Ik zou het trouwens nooit rige maand nog salarisverhoging. Maar fem,eFk* hebben Hij liep voor het toon- liefst dertig gulden". Tante Magda wierp tersluiks een blik in de krant, om te zien of ze nog wist waar bankje heen en weer en schudde verwoed zijn hoofd. Tante Magda hees zich overeind. De ze gebleven was. „Zozo, je doet het beter krant viel op de vloer. Ze schommelde dan je broer." Ze had de regel in de krant naar de deur van het achterhuis. Ze keek weer gevonden en las, een beetje verlegen, hem niet meer aan. Bij de deur stond ze een beetje onrustig. Hij stond nog voor de no§ even stil. „Zeg tegen Herman dat ik koekjesblikken. Zijn ene voet beschreef het hem vergeef", zei ze met trillende stem, ongeduldig een kring op de stoffige plan ken vloer. Toen schraapte hij zijn keel en zei: „Ik kom geld brengen, tante Magda." Toen ging ze haar kamertje in en sloot de deur achter zich. Hij stond even heel stil. Toen boog hij zich over de toonbank „Geld?" Ze maakte zich met moeite weer en spreidde het geld breed over het blad, los uit de krant. „Geld?" herhaalde ze, °P.de Plaats waar haar arm gelegen had. „maar beste jongen, dat heb ik niet no- Hij trok de la open. Bovenop lagen twee dig". Hij keek haar aan. Zijn ogen knip- briefjes van vijfentwintig gulden. Hij perden erger dan ooit. Hij trok een houten vouwde ze, stak ze in zijn zak en sloot bankje, dat opzij van de toonbank stond, zacht de la. De bel klonk tweemaal hard dichterbij en ging gespannen zitten. „Het in de stilte. Bulten begonnen zijn ogen geld is van u", zei hij vlug, „Herman heeft weer te knipperen. DEZE ZOMER ZAL voor de eerste keer sinds het bestaan van het Westberlijnse filmfestival het bioscooppubliek geen in vloed meer hebben op het toekennen van de prijzen. Tot dusver vulden vele bezoe kers van de verschillende voorstellingen van dit zomerse filmfestival een stembiljet in en gaven aldus hun mening over de ver toonde films te kennen. Deze stemming van het publiek leverde naar het oordeel van alle betrokkenen zeer belangrijke resultaten op en was bovendien een betrouwbare graadmeter voor de belangstelling die voor een nieuwe film in Duitsland kon worden verwacht. Het Internationale Verbond van Film producenten, de hoogste instantie van alle festivals, heeft echter deze „Berlinale" als A-festival erkend. Volgens de statuten van het verbond kan echter alleen een inter nationale jury wier leden alle films zien, over de bekroningen beslissen. maanden krijgen zij evenwel een volle maand verlof. Wat afwisseling en elk bezoek betekent afwisseling voor die een zamen! is dus zeer welkom. De hengel sport, die de mannen in hun vrije uren be drijven, mag dan spannend zijn en goede vangsten opleveren, op den duur verveelt zij zelfs de meest hartstochtelijke henge laar. De komst van de radio was natuur lijk een grote verbetering, maar zelfs een goed functionerend radiotoestel kan het echte leven aan de wal niet vervangen. Zo'n vuurtorenbemanning bestaat uit zeven leden, vertelde onze Engelse gids ons, te weten een lantaarnverzorger, een serang of voorman, een eerste vuurtoren knecht, drie tweede vuurtorenknechts en een kok. Zij zijn nagenoeg allen bruin van huid. Hun werk is ingedeeld in drie wach ten, die ieder vier uur duren. De regeling is zodanig, dat er in de donkere uren steeds twee man op post zijn. Eens per maand is het feest, want dan komt er een boot van het vaste land met levensmid delen, voornamelijk rijst, tarwebloem, ge zouten vis, gezouten eieren, gedroogde groenten, thee, koffie, suiker, melk en wat dies meer zij. Tabak en sigaretten worden natuurlijk niet vergeten, want het leven op zo'n eenzame post brengt met zich mee, dat er veel gerookt wordt. Vergeefs zoekt men echter peukjes of asresten op de grond. De eenzame vuurtorenwachters zorgen als waren zij kraakzinderlijke huisvrouwen voor hun kwartieren. DE SERANG nodigde ons uit met hem de kwartieren der „bemanning" te bezoe ken. Wij aanvaardden deze uitnodiging. De „gezellige kamer" met het grote radio toestel was naar onze smaak aan de kale kant, maar voor de vuurtorenbeman ning betekende zij een bron van genot. Men leert eenvoudig te zijn, als men een zaam is. Beter beviel ons de messroom of eetkamer op de Sultan Shoal: een smake lijk maal, tevreden gezichten, een koele dronk, kortom, daar zat stemming in. De kok toonde ons vol trots zijn kombuisje. Hij kookt op petroleum en zijn mannen zijn vertelde hij ons dol op rijst met kerrie, zo dol, dat er altijd vrijwilligers gereed staan om hem te helpen die lekker nij te bereiden. Aan het eten moet veel zorg besteed worden, want de maaltijden zijn niet slechts nodig om de lichamen der bemanningen in stand te houden, maar tevens om hen de gezelligheid en onder breking der eentonigheid van het vuur- torenbestaan te bezorgen. De slaapvertrek ken mochten er wezen, zindelijk, keurig „aan kant" gemaakt. Toch is het grote verlangen van die mannen, weer naar huis te gaan. Toen wij een lid der bemanning van de Fort Canning vroegen, hoe lang het nog duurde, voor hij een maand naar de wal ging, lachte hij vrolijk en zei met enthousiasme: „Nog drie dagen, toean!" Toen werd het ons duidelijk, hoe eenzaam dat leven-vijf-maanden-achtereen aan boord van die vuurtorens wel is. EEN bekend euvel op de autosnelwegen in West-Duitsland wordt gevormd door de vele onduidelijke verkeersborden en rich tingaanwijzers, die door hun kleur (zwarte letters op een doorgaans totaal vervuild geel fond) en door het feit, dat zij meestal veel te laag zijn aangebracht, de aandacht van de weggebruiker veel te veel in be slag nemen. Als er toevallig juist een fiet ser of een andere auto in het gezichtsveld is, ziet men deze borden zelfs in het geheel niet en zo komt het, dat tal van auto mobilisten de koers bijster raken om later tot hun grote ergernis te ontdekken, dat zij vele kilometers in een totaal verkeerde richting zijn afgedwaald. Teneinde de kostbare vervanging en verbetering van vele duizenden verkeers borden te vermijden, overweegt men thans de voornaamste landelijke en regionale autostrada's in de Bondsrepubliek een ge kleurd wegdek te geven, zodat de auto rijder niets anders te doen heeft dan een blauwe of rose route te volgen om een bepaald reisdoel te bereiken. Naderende wegkruisingen zouden aangegeven kunnen worden door blokken of stroken in een contrasterende kleur. Voor zijwegen, die naar een stadscentrum leiden, zou men steeds één en dezelfde codekleur bij voorbeeld geel kunnen kiezen. Dit systeem zou het voordeel hebben, dat de weggebruiker voortdurend al zijn aan dacht op de weg zelf kan concentreren en aldus veel veiliger rijdt. Verkeersdeskundigen bestuderen het plan thans in overleg met de wegenbou wers. Bouwtechnisch levert het aanleggen van gekleurde wegen geen noemenswaar dige moeilijkheden op. Cement kan name lijk in elke gewenste kleur geleverd wor den, voordat het met de andere grond stoffen vermengd wordt. Dit kleurbeton is tegenwoordig in meer dan twintig tinten te leveren, die volkomen lichtecht zijn en zelfs in de felste zon niet of nauwelijks verbleken. IN HET BEGIN der elfde eeuw lag ter plaatse van Singapore de rijke handels stad Toemasik, die deel van het Suma traanse rijk Shrividjaja uitmaakte. Rajen- dracola, een Indiase vorst, veroverde Toe masik en zo groot waren zijn trots en zijn blijdschap over die zege, dat hij in een inscriptie de stad bestempelde als „De grote vijandelijke stad, Poort des oorlogs, Poort der kostbaarheden". Over deze „Poort" waken thans vijfendertig man nen, verspreid over vijf eenzame vuur torens. Zij leiden er een eenzaam bestaan. Zij vormen met elkaar een der pijlers, waarop Singapore's wereldhandel rust. OOK OP HET gebied van de eerste hulp bij verkeersongelukken heeft West-Duits land een voorbeeld gesteld, dat navolging verdient. In tal van landen is het nog zo dat de arts, die een verkeersslachtoffer behandelt, levensgevaarlijke risico's moet nemen. De wonden van de patiënt ver tonen dikwijls sporen van ingedrongen straatvuil, dat maar al te vaak de gevaar lijke tetanus-infectie veroorzaakt. Een anti-tetanusinjectie is hier geboden, maar van welke soort? Heeft de patiënt al eens eerder een inspuiting met A.T. ge had? Zelfs indien de man die vraag be antwoorden kan, zal hij zich waarschijnlijk toch niet herinneren, welke inspuiting hij gehad heeft: met serum van een paard, een koe of een hamel? Tweemaal hetzelfde se rum toedienen zou echter noodlottige ge volgen hebben: dan treedt ogenblikkelijk een collaps in. Een ander geval: er is een bloedtransfusie nodig maar direct, an ders bloedt de patiënt dood. Welke bloed groep heeft hij en wat is zijn rhesusfactor? Het onderzoek naar de bloedgroep kan uren vergen. Hier brengt de „ongevallen- kaart" (de „Unfallsschutzkarte") van het Groene Kruis uitkomst. Deze zusterorgani satie van het West-Duitse Rode Kruis ver strekt aan alle weggebruikers op aanvraag een identiteitskaart, die behalve de perso nalia van de betrokkene ook de voor naamste bijzonderheden van 's mans me dische verleden vermeldt, zodat de dok toren bij spoedgevallen geen ogenblik be hoeven te verliezen met tijdrovend bloed- groeponderzoek of andere voorzorgsmaat regelen. Deze „groene kaarten" hebben bij ongelukken op de weg, van treinen of vliegtuigen al duizenden levens gered en het is dan ook geen wonder dat men er thans in de Bondsrepubliek over praat, het bezit van dit document verplicht te stel len voor om te beginnen iedere ge motoriseerde weggebruiker! H. Croesen het bij u weggenomen. Eergisteren". A. L. Kloet Door de gemeente Hilvarenbeek is een jaarlijkse litteratuur- prijs van vierhonderd gulden ter beschik king gesteld, die zal worden uitgereikt aan auteurs, geboortig of woonachtig in Noord- Brabant en Limburg en de Antwerpse en Limburgse Kempen. De toekenning en uit reiking vande prijs geschiedt door de Stichting Groot-Kem- pische Cultuurdagen in Hilvarenbeek. Voor het jaar 1957 is de prijs verdeeld als volgt: tweehonderd vijftig gulden voor de beste roman, versche nen in het afgelopen kalenderjaar, een prijs van honderd gulden en een twee de prijs van vijftig gulden voor een nog niet gepubliceerd ge dicht. De jury bestaat uit Emiel van Hemel- donck in Vosselaar (bij Turnhout), Anton van Duinkerken in Nijmegen en Jan Naaijkens in Hilva renbeek. De prijzen zullen worden uitge reikt gedurende de Groot-Kempische Cultuurdagen in Hil varenbeek op 27 en 28 juli.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 19