Hij lijkt zo op vader
WEER OF GEEN WEER
Internationale
universiteit
T emperatuur
ORIGINEEL DUITS
PLAN VOOR
VEILIG VERKEER
Onbeschadigd
KORT VERHAAL
Duitse bioscooppubliek
jureert niet meer
bij Berlinale
Eenzamen thuis
ROSE SNELWEGEN
Slotakkoord
Litteraire
prijzen
ZATERDAG 27 APRIL 1957
ERBIJ 5
DE internationale samenwerking in om-
roepaangelegenheden gaat vaak veel ver
der dan de gemiddelde luisteraar kan be
speuren. Zo is het bestaan van een inter
nationale radio-universiteit, die in 1949 op
initiatief van de vroegere directeur-gene
raal van de Franse omroep, de heer Wla-
dimir Porché, werd opgericht, hier te
lande maar weinig bekend. Intussen heeft
deze organisatie in het begin van deze
maand zijn vijfde tweejaarlijks congres in
Parijs gehouden. De meeste Europese lan
den waren daar vertegenwoordigd, maar
ook van overzee kwamen vertegenwoor
digers, onder meer uit Israel, India en Ja
pan. Drie leden van de Académie Fran-
gaise voegden zich bij de congressisten:
André Maurois, Jules Romains en Maurice
Genevoix.
De internationale radio-universiteit
heeft direct toegang tot de uitzendingen
van de Franse omroep, die twee zender
netten op zaterdagmorgen en zaterdag
middag tot haar beschikking stelt. Daarop
worden per jaar gemiddeld tweehonderd
vijftig lezingen gehouden. Volgens de ge
dachte van Wladimir Porché zouden de
beste geleerden en kunstenaars, ongeacht
hun land van her
komst, worden aan-
gezocht om die on- Voor de
derwerpen te behan
delen waartoe zij het microfoon
meest gekwalificeerd l
zijn. Een beginsel, A
dat het woord van
Paul Valéry in herinnering roept, dat een
Volkenbond in de eerste plaats een ge
meenschap van geesten veronderstelt. Men
had in 1949 voor ogen een universitaire
vorming door middel van de omroep mo
gelijk te maken voor een publiek dat daar
toe reeds voldoende ontwikkeld was. Het
behoeft wel geen betoog, dat juist deze
laatste definitie allerlei vragen oproept en
op het bovengenoemde congres heeft men
zich dan ook ernstig bezig gehouden met
de omschrijving van het begrip „gemid
delde luisteraar". De secretaris-generaal
van de internationale radio-universiteit,
de heer Roger Lutigneaux, heeft daarover
gezegd, dat het wel merkwaardig zou zijn
indien de U.R.I. deze definitie vond, ter
wijl men er in Frankrijk zelf na twintig
jaar microfoonpraktijk nog niet aan toe is.
Natuurlijk zal allerlei materiaal, ver
kregen uit opinie-onderzoeken en statis
tieken, in de toekomst het psychologische
beeld van de gemiddelde luisteraar helpen
benaderen, maar men moet oppassen, dat
men zich juist niet verder van de werke
lijkheid verwijdert naarmate men het por
tret nauwkeuriger wil tekenen.
De cijfers bewijzen trouwens, dat het
met het bevattingsvermogen van de ge
middelde luisteraar voor de lezingen van
de U.R.I. nogal meevalt. Van de 472 le
zingen welke in de afgelopen twee jaar
in Frankrijk werden uitgezonden, werden
er 250 door de Zwitserse omroep overge
nomen. Ook het aandeel van de landen,
waar de taaUeen beletsel zou kunnen zijn,
is opmerkelijk: West-Duitsland nam 166
lezingen af, Italië 161, Oostenrijk 96, Bel
gië (Nederlandse afdeling) 88, Joegoslavië
50 enzovoorts. Een bezwaar voor een in
tensieve internationale verspreiding was,
dat sommige landen, waaronder Neder
land, slechts twee zendernetten bezitten.
Het werk van de U.R.I. is op het laatste
congres door twee besluiten verstevigd.
In de eerste plaats worden nu „Cahiers" 7—p
uitgegeven, waarvan het eerste gewijd componist_dirigent Heitor Villa-
aan de Europese geest, reeds verkrijgbaar L b s (BBC m 4ff4 meter). Dinsdag 30
:s In de tweede piaats is n permanent co- Nederland jubelt (onder meer het
mité gekozen, dat elk half jaar bijeen zal „Qri Wairlem=p Rinpmpnmeisiei
Vijfendertig eenzame mannen
bewaken de toegang tot de
„grote vijandelijke stad"
Hier ziet men vier leden van de bemanning van een der vuurtorens nabij
Singapore, waarvan in onderstaand artikel sprake is, in hun gezamenlijk
kwartier aan de maaltijd
voet te krijgen in de oude handelsstad Ma-
lakka, iets ten noorden van het huidige
Singapore gelegen. Malakka was toen
reeds enige eeuwen een handelsstad van
grote betekenis, de laatmiddeleeuwse
voorloper van Singapore.
De Compagnie ging tegen het einde der
achttiende eeuw ten onder. Engeland
greep zijn kans na de Napoleontische tijd.
Thomas Stamford Raffles, een der grootste
Britse rijksbouwers, nam bij handslag in
1817 bezit van het eilandje Singapore, dat
aan Nederland behoorde. Doch toen de
Britten er eenmaal zaten, bleven zij, on
danks felle Nederlandse protesten, op dat
eilandje. Raffles begon met de stichting
van de stad Singapore, die in de negen
tiende en twintigste eeuw uitgroeide tot
een havenstad van de grootste betekenis
en tot een marirtebasis van de eerste orde.
Deze historische gebeurtenissen speel
den ons door het hoofd, toen wij Singa
pore's vuurtorens in de pas gevallen avond
hun lichtflitsen zagen uitzenden. Een En
gelse ambtenaar, een medepassagier,
merkte op, dat Singapore mooi was. Ja
en die vuurtorens ook! zeiden wij. Of wij
lust hadden, die vuurtorens te bezoeken?
Nu, dat hadden wij. Goed, onze Engelse
vriend kon daarvoor zorgen. Morgen?
(Van een bijzondere medewerker)
DE AVOND VALT. Vrijwel geruisloos
stoomt ons schip op in de richting van
Singapore. De mooie tropische kust van
Malakka doemt loom op uit zee. Palm
bomen wiegen hun donkergroene kruinen
op de zeewind. Schilderachtige vissers
huisjes liggen dromerig en verscholen
tegen het strand aangeplakt. De scheme-
INDIASE en Sumatraanse, Javaanse en
Portugese heersers hadden eeuwen lang
gestreden om de beheersing van die zee
straat. Jarenlang benijdde nadien de Ne
derlandse Oostindische Compagnie haar
Portugese concurrenten om hun heer
schappij over Straat Malakka. Pas in 1641
slaagden onze landgenoten er in, vaste
De „serang" onderwerpt de lichtinstallatie
ring duurt kort in de tropen. Nog even van de vuurtoren Fort Canning aan een
gloeien de stralen van de ondergaande laatste inspectie. Er wordt hier een teken
zon. Dan neemt het avondlijk duister bezit
van zee en kust. In de verte flikkeren de
lichtjes van de wereldhavenstad. En felle
lichtbundels flitsen nu over het donkere
water. Singapore's vuurtorens zijn hun
nachtelijk bedrijf begonnen. Tot zonsop
gang zullen zij hun lichtende plicht doen.
Singapore's vuurtorens? Ia, zij het na
tuurlijk de mannen, die de vuurtorens be
dienen. Zij wonen en werken lange tijd
achtereen op die eenzame posten. Zij
zorgden c: voor, dat ook des nachts de
schepen hun weq kunnen vinden in een
van 's werelds drukste zeestraten: Straat
Malakka, die het Aziatische vasteland
scheidt van Sumatra.
uitgezonden, dat telkens ononderbroken
zeventien seconden aanhoudt.
ENIGE DUIZENDEN schepen met bui
tenlandse bestemming doen jaarlijks de
haven van Singapore aan. Tussen zons
ondergang en zonsopgang danken die
schepen met hun kostbare lading hun
veiligheid aan vijf vuurtorens: de Raffles
met een lichtsterkte van tweehonderd
duizend kaars, de Poeloe Pisang, de Hors-
burgh, de Sultan Shoal, elk met een licht
sterkte van honderdvijftigduizend kaars,
benevens de Fort Canning, die zich van
de andere vier onderscheidt, omdat hij
rood en wit licht uitzendt. Merkwaardig is
het, dat in tegenstelling tot de vuur
torens van Brits Noord-Borneo en van de
Philippijnen Singapore's vuurtorens in
de jongste wereldoorlog niet werden be
schadigd. Zij weerstonden, als trouwe wa
kers, het oorlogsgeweld. De vijf vuur
torens branden op petroleum en paraffine.
Elk hunner heeft een zodanig licht-
systeem, dat zij van zee uit gemakkelijk
te identificeren zijn.
Toen wij de volgende ochtend de Raffles
statige, witte, met palmen omzoomde
toren aanliepen, werden wij met blijd
schap begroet door enige mannen van de
dienstdoende ploeg. Geen wonder, die
blijdschap, want zo'n bemanning blijft een
maand achtereen op elke toren. Na vijf
komen in het bijzonder met het doel de
programma's op de actualiteit te richten.
Tijdens de debatten werd er nadrukkelijk
op gewezen, dat dit comité geen „berich-
tencentrale" mag worden: men wil uni
versiteit blijven en geen populariserend
weekblad worden.
Maar wel vormt de internationale radio
universiteit een centrum, waar de deel
nemende naties de meest gezaghebbende
stemmen en meningen kan vernemen van
de andere aangesloten landen om deze
vervolgens te kunnen doorgeven aan de
eigen bevolking. Op deze wijze draagt deze
instelling op uitnemende wijze bij tot on
derlinge waardering in het streven naar
waarheid op menig levensgebied.
Speciaal aanbevolen: Zondag 28 april:
lied van het Haarlemse Bloemenmeisje)
(Hilversum I en II, 20.05 uur). Wedstrijd in
vaderlandse geschiedenis met schetsen van
dr. P. H. Schroder (Hilversum I en II, 21.50
uur). Taptoe (Hilversum I en II, 22.30 uur).
Woensdag 1 mei: Arbeid in de Benelux,
klankbeeld (Hilversum II, 13.45 uur). De
vogel vrijheid, oratorium van Lex van
Delden (Hilversum II, 15.00 uur). Wat Wes-
terbork ons te zeggen heeft.Toespraak door
mr. Abel J. Herzberg (Hilversum II, 19.50
uur). Donderdag 2 mei: „Ludus fonalis" van
Hindemith, studies in contrapunt, toonstel
sel en pianospel (BBC III, 464 meter). Vrij
dag 3 mei: „De wet", een Chinees luister
spel. Uitzending ter viering van het feit,
dat Léon Povel 25 jaar geleden in dienst
van de Nederlandse omroep trad (Hilver
sum I, 21.05 uur). Zaterdag 4 mei: Nationaal
programma (Hilversum I en II, 19.30 uur).
Concert ter ere van de Europese geest Triomfboog voor soldaten", luisterspel
H™Lk/1JLN?HSnaal. 20'35 UUr 0V6r 34l' (Hilversum I, 20.30 uur); „Het zevende
249, 235 meter). Gevarieerd programma jnet kruig'^ luisterspel naar de gelijknamige
Patachou (Parijs 21.05 uur over 280, 259 en
218 meter). Pianorecital door Emil Gilels
met werken van Scarlatti, Von Beethoven,
Skriabin en Prokofief (BBC III, 464 meter).
Maandag 29 april: Werken van de Brazi-
roman van Anna Seghers. Dodenherden
king bij het Nationale monument op de
Dam te Amsterdam (N.T.S., 19.50 uur).
H. Bartman
ALS DE BILT „tamelijk warm weer"
zegt te verwachten, zégt dit u dan iets?
Het hangt eigenlijk meer van uw per
soonlijke appreciatie af, wat u daar
onder verstaat. Praktischer dan zo'n ab
solute term is dan ook het gebruik van
zogenaamde relatieve of vergelijkende
termen in de weersverwachting, waarbij
men het te verwachten weer vergelijkt
met het weer dat we reeds kennen.
„Iets warmer" (dan de vorige dag na
melijk) is duidelijk. Men moet alleen wél
weten dat deze relatieve termen altijd
betrekking hebben op de uiterste waar
den van de temperatuur. „Warmer" be
tekent dus dat het maximum hoger zal
komen dan dat van de vorige dag. Bij
„kouder" zal het minimum lager liggen
dan het voorafgaande etmaal. „War
mer" wordt in de winter niet gebruikt:
men spreekt dan van „zachter". En
's zomers raakt het woord „kouder" in
onbruik. Het wordt dan vervangen door
„koeler".
Wat is „weinig verandering in tempe
ratuur" nu precies? Het betekent dat
het verschil van de minima of de maxi
ma niet meer dan twee graden Celsius
bedraagt. Men hoort dan ook wel aan
kondigen: ongeveer dezelfde tempera
tuur „Iets warmer" (respectievelijk
kouder) wijst op een verschil der maxi
ma (minima) van tussen de één en de
vier graden. Bedraagt dat verschil twee
tot zeven graden, dan spreekt men kort
weg van „warmer" (kouder). Bij een
verschil van meer dan vijf graden ko
men termen als „veel warmer" (veel
kouder) op de proppen. In de winter
kennen we nog de aanduiding: tempera
tuur om het vriespunt, hetgeen bete
kent: tussen plus twee en min twee
graden. Tot vijf graden onder nul
spreekt men van lichte vorst en van vijf
tot tien graden van matige vorst. Een
temperatuur onder de min tien wordt
„strenge vorst" genoemd.
Nachtvorst is vorst die aan de grond
of aan uitstekende delen van planten
wordt gemeten en waarbij het wel kan
gebeuren, dat de temperatuur op de
normale meethoogte (twee meter boven
de grond) boven nul blijft. Is het echter
ook daar nog onder nul, dan spreekt
men van zware nachtvorst. Behalve na
tuurlijk als het winter is, want dan heet
zoiets gewoon lichte vorst. „Dooi" wordt
alleen gebruikt na vorst. Lichte dooi is
dooi tot vier graden. Daarboven wordt
het dooi zonder meer of flinke dooi.
G. v. W.
HIJ TROF tante Magda alleen in haar
winkeltje. Ze zat breeduit achter de toon
bank te lezen. Haar brilletje stond hele
maal vooraan op haar neus. Daaronder was
Ze keek weer in de krant, maar ze las
niet. Hij zag, dat ze nadacht. „Hoeveel?"
vroeg ze zacht.
Niet veel. Ruim tien gulden. Hij ver
haar mond voortdurend bezig de woorden tefde het me een uur geieden. Hij.... het
te spellen. Ze keek niet op toen hij binnen
kwam. De bel van de winkeldeur klingel
de opnieuw toen de deur sloot. Hij wachtte
zwijgend. Het gele lamplicht glom in de
koekjesblikken op het rek voor aan de
toonbank.
,Wat zal het wezen?" vroeg tante Mag
spijt hem, tante, maar mij spijt het mis
schien nog meer. Hij is mijn broer. Maar
soms heb ik het gevoel, dat hij mijn zoon
is. Dat gevoel heb ik altijd een beetje ge
had." Hij wachtte even. Zijn keel was
droog, hij slikte een paar maal. „Ik schaam
me voor hem, maar ik maak me ook erg
da. Ze keek nog niet op Ze hield er niet bez0rgd. Begrijpt u het, tante Magda?
van gestoord te worden bij het lezen. Ze
wist daarna nooit waar ze gebleven was.
Ze keek hem even aan en knikte lang
zaam. „Arme jongen", zei ze, „hij had het
„Twee zoute droppen van een cent", zei zeker' bard nodlg. H'ij kan 'er niets aan
«or r, P rT/-kV» /rt rtvnoiHn r»i nh lnnrf_
hij, net als vroeger. Ze draaide zich lang
zaam om en strekte haar dikke arm in de
richting van de grote stopflessen achter
haar. Ze bleef lezen. Toen lachte hij. „Laat
maar, tante Magda, ik ben het."
Ze keek verbaasd op. Haar kleine ogen
begonnen te glimmen boven het brilletje.
„Zo", zei ze kalm, „ik heb jou in een tijd
niet gezien. Je broer wel, die was hier.
doen. Hij lijkt zo op zijn vader".
„Dat is zo", knikte hij, „hij lijkt in alles
op vader. Hij heeft het in zijn bloed, tante,
hij heeft het geërfd. Ik hoop zo, dat u het
hem niet kwalijk neemt".
„Dat doe ik immers niet." Ze schoof met
een bruusk gebaar haar bril terug. Achter
de glazen waren haar ogen plotseling groot
„Eergisteren", vulde hij aan. Hij knipperde en k,e^!rF' blonk een traan in als een
nerveus met zijn oogleden. Hij lachte niet "Neem dat Seld weer mee
meer.
„Hoe gaat het met je, sinds je vader.
Tante Magda maakte haar zinnen dikwijls
niet af, soms omdat ze iets niet meer pre
cies wist, soms omdat het iets pijnlijks be
trof dat ze liever niet uitsprak.
„Goed, best", zei hij luchtig, „ik heb
nogal geluk gehad. Een aardige baan. Vo
zei ze.
Hij sprong op. „Tante, waarachtig, dat
zou ik niet kunnen", riep hij hees. Hij
greep in zijn jaszak en legde een handvol
papieren en zilvergeld op de toonbank.
Zijn tante keek er even naar, heel even,
als was ze er bang voor.
„Neem het mee", zei ze nog eens, „ik
kan het missen. Ik zou het trouwens nooit
rige maand nog salarisverhoging. Maar fem,eFk* hebben Hij liep voor het toon-
liefst dertig gulden".
Tante Magda wierp tersluiks een blik in
de krant, om te zien of ze nog wist waar
bankje heen en weer en schudde verwoed
zijn hoofd.
Tante Magda hees zich overeind. De
ze gebleven was. „Zozo, je doet het beter krant viel op de vloer. Ze schommelde
dan je broer." Ze had de regel in de krant naar de deur van het achterhuis. Ze keek
weer gevonden en las, een beetje verlegen, hem niet meer aan. Bij de deur stond ze
een beetje onrustig. Hij stond nog voor de no§ even stil. „Zeg tegen Herman dat ik
koekjesblikken. Zijn ene voet beschreef het hem vergeef", zei ze met trillende stem,
ongeduldig een kring op de stoffige plan
ken vloer. Toen schraapte hij zijn keel en
zei: „Ik kom geld brengen, tante Magda."
Toen ging ze haar kamertje in en sloot
de deur achter zich. Hij stond even heel
stil. Toen boog hij zich over de toonbank
„Geld?" Ze maakte zich met moeite weer en spreidde het geld breed over het blad,
los uit de krant. „Geld?" herhaalde ze, °P.de Plaats waar haar arm gelegen had.
„maar beste jongen, dat heb ik niet no- Hij trok de la open. Bovenop lagen twee
dig". Hij keek haar aan. Zijn ogen knip- briefjes van vijfentwintig gulden. Hij
perden erger dan ooit. Hij trok een houten vouwde ze, stak ze in zijn zak en sloot
bankje, dat opzij van de toonbank stond, zacht de la. De bel klonk tweemaal hard
dichterbij en ging gespannen zitten. „Het in de stilte. Bulten begonnen zijn ogen
geld is van u", zei hij vlug, „Herman heeft weer te knipperen.
DEZE ZOMER ZAL voor de eerste keer
sinds het bestaan van het Westberlijnse
filmfestival het bioscooppubliek geen in
vloed meer hebben op het toekennen van
de prijzen. Tot dusver vulden vele bezoe
kers van de verschillende voorstellingen
van dit zomerse filmfestival een stembiljet
in en gaven aldus hun mening over de ver
toonde films te kennen. Deze stemming van
het publiek leverde naar het oordeel van
alle betrokkenen zeer belangrijke resultaten
op en was bovendien een betrouwbare
graadmeter voor de belangstelling die voor
een nieuwe film in Duitsland kon worden
verwacht.
Het Internationale Verbond van Film
producenten, de hoogste instantie van alle
festivals, heeft echter deze „Berlinale" als
A-festival erkend. Volgens de statuten van
het verbond kan echter alleen een inter
nationale jury wier leden alle films zien,
over de bekroningen beslissen.
maanden krijgen zij evenwel een volle
maand verlof. Wat afwisseling en elk
bezoek betekent afwisseling voor die een
zamen! is dus zeer welkom. De hengel
sport, die de mannen in hun vrije uren be
drijven, mag dan spannend zijn en goede
vangsten opleveren, op den duur verveelt
zij zelfs de meest hartstochtelijke henge
laar. De komst van de radio was natuur
lijk een grote verbetering, maar zelfs een
goed functionerend radiotoestel kan het
echte leven aan de wal niet vervangen.
Zo'n vuurtorenbemanning bestaat uit
zeven leden, vertelde onze Engelse gids
ons, te weten een lantaarnverzorger, een
serang of voorman, een eerste vuurtoren
knecht, drie tweede vuurtorenknechts en
een kok. Zij zijn nagenoeg allen bruin van
huid. Hun werk is ingedeeld in drie wach
ten, die ieder vier uur duren. De regeling
is zodanig, dat er in de donkere uren
steeds twee man op post zijn. Eens per
maand is het feest, want dan komt er een
boot van het vaste land met levensmid
delen, voornamelijk rijst, tarwebloem, ge
zouten vis, gezouten eieren, gedroogde
groenten, thee, koffie, suiker, melk en wat
dies meer zij. Tabak en sigaretten worden
natuurlijk niet vergeten, want het leven
op zo'n eenzame post brengt met zich mee,
dat er veel gerookt wordt. Vergeefs zoekt
men echter peukjes of asresten op de
grond. De eenzame vuurtorenwachters
zorgen als waren zij kraakzinderlijke
huisvrouwen voor hun kwartieren.
DE SERANG nodigde ons uit met hem
de kwartieren der „bemanning" te bezoe
ken. Wij aanvaardden deze uitnodiging.
De „gezellige kamer" met het grote radio
toestel was naar onze smaak aan de
kale kant, maar voor de vuurtorenbeman
ning betekende zij een bron van genot.
Men leert eenvoudig te zijn, als men een
zaam is. Beter beviel ons de messroom of
eetkamer op de Sultan Shoal: een smake
lijk maal, tevreden gezichten, een koele
dronk, kortom, daar zat stemming in. De
kok toonde ons vol trots zijn kombuisje.
Hij kookt op petroleum en zijn mannen
zijn vertelde hij ons dol op rijst met
kerrie, zo dol, dat er altijd vrijwilligers
gereed staan om hem te helpen die lekker
nij te bereiden. Aan het eten moet veel
zorg besteed worden, want de maaltijden
zijn niet slechts nodig om de lichamen der
bemanningen in stand te houden, maar
tevens om hen de gezelligheid en onder
breking der eentonigheid van het vuur-
torenbestaan te bezorgen. De slaapvertrek
ken mochten er wezen, zindelijk, keurig
„aan kant" gemaakt. Toch is het grote
verlangen van die mannen, weer naar huis
te gaan. Toen wij een lid der bemanning
van de Fort Canning vroegen, hoe lang
het nog duurde, voor hij een maand naar
de wal ging, lachte hij vrolijk en zei met
enthousiasme: „Nog drie dagen, toean!"
Toen werd het ons duidelijk, hoe eenzaam
dat leven-vijf-maanden-achtereen aan
boord van die vuurtorens wel is.
EEN bekend euvel op de autosnelwegen
in West-Duitsland wordt gevormd door de
vele onduidelijke verkeersborden en rich
tingaanwijzers, die door hun kleur (zwarte
letters op een doorgaans totaal vervuild
geel fond) en door het feit, dat zij meestal
veel te laag zijn aangebracht, de aandacht
van de weggebruiker veel te veel in be
slag nemen. Als er toevallig juist een fiet
ser of een andere auto in het gezichtsveld
is, ziet men deze borden zelfs in het geheel
niet en zo komt het, dat tal van auto
mobilisten de koers bijster raken om later
tot hun grote ergernis te ontdekken, dat
zij vele kilometers in een totaal verkeerde
richting zijn afgedwaald.
Teneinde de kostbare vervanging en
verbetering van vele duizenden verkeers
borden te vermijden, overweegt men thans
de voornaamste landelijke en regionale
autostrada's in de Bondsrepubliek een ge
kleurd wegdek te geven, zodat de auto
rijder niets anders te doen heeft dan een
blauwe of rose route te volgen om een
bepaald reisdoel te bereiken. Naderende
wegkruisingen zouden aangegeven kunnen
worden door blokken of stroken in een
contrasterende kleur. Voor zijwegen, die
naar een stadscentrum leiden, zou men
steeds één en dezelfde codekleur bij
voorbeeld geel kunnen kiezen. Dit
systeem zou het voordeel hebben, dat de
weggebruiker voortdurend al zijn aan
dacht op de weg zelf kan concentreren en
aldus veel veiliger rijdt.
Verkeersdeskundigen bestuderen het
plan thans in overleg met de wegenbou
wers. Bouwtechnisch levert het aanleggen
van gekleurde wegen geen noemenswaar
dige moeilijkheden op. Cement kan name
lijk in elke gewenste kleur geleverd wor
den, voordat het met de andere grond
stoffen vermengd wordt. Dit kleurbeton is
tegenwoordig in meer dan twintig tinten
te leveren, die volkomen lichtecht zijn en
zelfs in de felste zon niet of nauwelijks
verbleken.
IN HET BEGIN der elfde eeuw lag ter
plaatse van Singapore de rijke handels
stad Toemasik, die deel van het Suma
traanse rijk Shrividjaja uitmaakte. Rajen-
dracola, een Indiase vorst, veroverde Toe
masik en zo groot waren zijn trots en zijn
blijdschap over die zege, dat hij in een
inscriptie de stad bestempelde als „De
grote vijandelijke stad, Poort des oorlogs,
Poort der kostbaarheden". Over deze
„Poort" waken thans vijfendertig man
nen, verspreid over vijf eenzame vuur
torens. Zij leiden er een eenzaam bestaan.
Zij vormen met elkaar een der pijlers,
waarop Singapore's wereldhandel rust.
OOK OP HET gebied van de eerste hulp
bij verkeersongelukken heeft West-Duits
land een voorbeeld gesteld, dat navolging
verdient. In tal van landen is het nog zo
dat de arts, die een verkeersslachtoffer
behandelt, levensgevaarlijke risico's moet
nemen. De wonden van de patiënt ver
tonen dikwijls sporen van ingedrongen
straatvuil, dat maar al te vaak de gevaar
lijke tetanus-infectie veroorzaakt. Een
anti-tetanusinjectie is hier geboden,
maar van welke soort? Heeft de patiënt al
eens eerder een inspuiting met A.T. ge
had? Zelfs indien de man die vraag be
antwoorden kan, zal hij zich waarschijnlijk
toch niet herinneren, welke inspuiting hij
gehad heeft: met serum van een paard, een
koe of een hamel? Tweemaal hetzelfde se
rum toedienen zou echter noodlottige ge
volgen hebben: dan treedt ogenblikkelijk
een collaps in. Een ander geval: er is een
bloedtransfusie nodig maar direct, an
ders bloedt de patiënt dood. Welke bloed
groep heeft hij en wat is zijn rhesusfactor?
Het onderzoek naar de bloedgroep kan
uren vergen. Hier brengt de „ongevallen-
kaart" (de „Unfallsschutzkarte") van het
Groene Kruis uitkomst. Deze zusterorgani
satie van het West-Duitse Rode Kruis ver
strekt aan alle weggebruikers op aanvraag
een identiteitskaart, die behalve de perso
nalia van de betrokkene ook de voor
naamste bijzonderheden van 's mans me
dische verleden vermeldt, zodat de dok
toren bij spoedgevallen geen ogenblik be
hoeven te verliezen met tijdrovend bloed-
groeponderzoek of andere voorzorgsmaat
regelen. Deze „groene kaarten" hebben bij
ongelukken op de weg, van treinen of
vliegtuigen al duizenden levens gered
en het is dan ook geen wonder dat men er
thans in de Bondsrepubliek over praat, het
bezit van dit document verplicht te stel
len voor om te beginnen iedere ge
motoriseerde weggebruiker!
H. Croesen
het bij u weggenomen. Eergisteren".
A. L. Kloet
Door de gemeente
Hilvarenbeek is een
jaarlijkse litteratuur-
prijs van vierhonderd
gulden ter beschik
king gesteld, die zal
worden uitgereikt aan
auteurs, geboortig of
woonachtig in Noord-
Brabant en Limburg
en de Antwerpse en
Limburgse Kempen.
De toekenning en uit
reiking vande prijs
geschiedt door de
Stichting Groot-Kem-
pische Cultuurdagen
in Hilvarenbeek. Voor
het jaar 1957 is de
prijs verdeeld als
volgt: tweehonderd
vijftig gulden voor de
beste roman, versche
nen in het afgelopen
kalenderjaar, een
prijs van honderd
gulden en een twee
de prijs van vijftig
gulden voor een nog
niet gepubliceerd ge
dicht. De jury bestaat
uit Emiel van Hemel-
donck in Vosselaar
(bij Turnhout), Anton
van Duinkerken in
Nijmegen en Jan
Naaijkens in Hilva
renbeek. De prijzen
zullen worden uitge
reikt gedurende de
Groot-Kempische
Cultuurdagen in Hil
varenbeek op 27 en
28 juli.