's Werelds hoogste laboratorium ligt op de berg Chacaltaya in Bolivia De zweepslag dieet ie Australië als straf Dr. Schweitzer heeft geldzorgen MERKWAARDIG BOLWERK VAN BOERENTRADITIE I IN HET ACHTERHOEKSE GEHUCHT LIEVELDE Afscheid met de trekzak Rechterlijke macht beveelt ouders in sommige staten de stok te hanteren En verder? De mensen Ondanks publiciteit ZATERDAG 4 MEI 1957 E R B IJ 2 Bernard Weenink in Lievelde, even bezuiden Groenlo, is zonder twijfel de merkwaar digste museumdirecteur, die wij ooit ontmoetten. U zult hieronder veel over hem ver nemen, doch om u reeds op het goede spoor te brengen, vertellen wij meteen maar, dat hij een van de weinige Nederlandse plattelanders is, die een welhaast fanatieke trots kent inzake de boeren- cultuur, dat hij al ruim twintig jaar zijn museum „De Erve Kots" drijft zonder ooit een cent overheidssteun te heb ben ontvangen, dat hij zijn gasten uit Amerika, Tasmanië, Liberia of waar ook vandaan de folkloristische waarden van de Achterhoek en Twente duidelijk maakt in plaatselijk dialect en dat hij tegen de tijd van het afscheid steevast zijn harmonica grijpt om de mu seumbezoekers zo mogelijk tot het dansen van de Drikus- man te stimuleren. Wanneer wij hier nog zijn beginselver klaring aan toevoegen: „In mijn verzameling heb ik be speurd dat dit niet alleen een stoffelijk bezit, maar tevens een geestelijk goed is en dat ik op deze manier dankbaar heid kan tonen jegens mijn voorouders, die zoveel prach tigs nalieten" dan weet ge dat deze museumdirecteur waarlijk een verhaal waard is. Temeer daar er bij velen van ons boerenland een teleur stellende neiging bestaat om alles wat oud en vol traditie is en geen nut heeft voor de produktiviteit van het bedrijf, klakkeloos weg te gooien. LIEVELDE is een buurtschap van wijd verspreid lig gende boerenhoven in flauwgolvend Achterhoeks land. Ge vindt er schansen en loopgraafrestanten uit de dagen dat Frederik Hendrik en Spinoza hier hun veldheer talenten toonden met de geduchte vesting Grolle (Groen lo) als inzet. In dit vriendelijke land van Nedersaksische levenstrant liep Bernard Weenink als jongen al de boe renfeesten af, omdat de harmonicamuziek een prikkeling van vreugde in zijn bloed bracht. Hij leerde zelf ook de „trekzak" hanteren en wist op zijn vijfde jaar als een Achterhoeks wonderkind het „Wilhelmus" te spelen. Hij keek goed toe hoe de Drikusman werd gedanst en „Onze fikshond hef fleu" en al die andere grappige folkloris tische springdingen, met het gevolg dat hij tientallen jaren later, toen alle anderen het waren vergeten, boerendansgroepen kon opleiden en tot driemaal toe de Koningin persoonlijk mocht vertellen hoe het met die Gelders-Overijselse boerenvrolijkheid in elkaar zat. Weenink was dus als jongen al anders dan de anderen, maar zijn leven maakte eigenlijk pas achter in de twintiger jaren een scherpe bocht en ging een andere richting uit, toen hij vlak bij huis wat zand aan het weghalen was van de lage heuvelrug, die van Aalten naar Neede dwars door de Achterhoek loopt. Bij die schepperij van bouwzand kwamen een paar urnen voor de dag. De gealarmeerde prof. J. H. Holwerda kwam met bodemonderzoekers uit Leiden toegesneld. In weken van voor de betrokken belangstellenden emotionele graaf- arbeid werd een complete Frankische grafheuvel bloot gelegd. Bernard Weenink hield er zelf een paar scher ven en andere spullen van over, die hem het grote ver band tussen heden en verleden leerden zien. Hij las ge schiedenisboeken, verzamelde oude dingen, maar bleef toch in de eerste plaats boer. Misschien was Weenink toch nog een betrekkelijk willekeurige, harmonicaspelen- de Achterhoeker gebleven, als twee kinderloze ooms Kots hem niet een eeuwenoude Saksische behuizing hadden vermaakt. Een heerlijkheid van een boerderij met ge kruiste paardekoppen als gevelteken boven het rietdak, met een machtige schoppe (schuur) erachter en een drinkkolk met eendemanden: een boerenerf door hoog geboomte omgeven, zo mooi van licht en verhoudingen als er maar weinig te vinden zijn. Weenink vroeg aan de professor Holwerda, die sinds de urnengraverij zijn raadsman was gebleven, wat hij ermee aan moest. Daar moet je een museum van maken, zei de professor. En daarin kalmaan alles wat oud is en in de Achterhoek of in Twente thuis hoort, verzamelen! Dat heeft Weenink gedaan. In 1935 werd de toen vijfenvijftigjarige boer museumdirecteur en tevens gids, want hij leidde sinds dien de mensen, die kwamen kijken naar „De erve Kots" persoonlijk rond. Telkens weer beleed hij op andere manier zijn liefde voor de spulletjes, die hij had ver zameld. DE OUDE BOERDERIJ is nog steeds de basis. Er is een deel met grote zaadhuuven, schuddegaffels, vlegels, wanne, spinvat en al het andere, dat er vroeger thuis hoorde, een woonkamer met open schouw en wat daar omheen hoort als akers, worstepen, haalkettingen, spit en zoveel meer, met keitjesvloer, blauwgeschilderde muren, tegels, bedsteden en met opzij de weefkamer en het washok. Weenink liet alles zoals zijn ooms het had- Bernard Weenink voor de door hem geërfde boerderij „De Erve Kots". per jaar op bezoek. Mensen uit het eigen land natuurlijk, maar ook uit het Nabije Oosten, Spanje, Denemarken en waar ook vandaan, die op de een of andere, meestal on naspeurbare manier gehoord hebben over de lange tanige zesenzeventig jarige boer in de Achterhoek, die zich op geworpen heeft als een vurig verdediger van de oude boerencultuur. Geen stuiver ontving hij tot dusver, maar nu onlangs deed hij toch een beroep op het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, om bij te springen, daar de lasten hem al te zwaar gaan wegen. Er zijn afgezanten van de minister komen kijken en wanneer zij zich niet blind gestaard hebben op de ver steende kat en de nogal wanordelijk opgeborgen scher ven, zullen zij hebben moeten vaststellen, dat in Lievelde door Bernard Weenink een loflied op de boerentradities EEN RIT van anderhalf uur langs een slechte, steil klimmende weg brengt de bezoeker van de Boli- vaanse hoofdstad La Paz naar 's werelds hoogst gelegen laboratorium. Daar, op ruim vijfduizend meter hoogte, komt men bij enige grote stenen gebou wen, die voor het gestelde wetenschappelijke doel zeer goed zijn toegerust. De weg is het gehele jaar door berijdbaar. Stroom wordt aangevoerd uit La Paz, de werkkamers zowel als woonvertrekken wor den elektrische verwarmd. De mannen der weten schap, die er onderzoekingen verrichten, beschikken over slaapkamers, zitkamers, een keuken en twee bad kamers. Weldra hoopt men zo ver te zijn, dat achttien geleerden er kunnen wonen en werken. Reeds nu is het boven op de Chacaltaya een bedrijvig gedoe. De molen is in ons land een van de weinige nog zicht bare overblijfselen van folklore. Voor buitenlanders 'n symbool, voor ons een markant punt in de polder. den en voegde er bovendien zijn aangekochte boeren- antiquiteiten en curiositeiten aan toe. Zo kan het u over komen bij het nieuwsgierig openen van een kledingkist eensklaps geconfronteerd te worden met een gemummi ficeerde kat, een afschuwelijk versteend geval, dat er gens op een zolder werd gevonden. Of met beenderen van een oeros, een mammoethtand en fossielen, die er gens slordig in een kast liggpn. Of met een wonderlijke kralensnoer, dat omtrent vijftienhonderd jaar geleden de hals van een Achterhoekse stamvorstin sierde en dat door zijn duidelijke Egyptische kleur en vorm de roman tische gedachte oproept, dat er een zekere amoureuze ver houding tussen de draagster van het snoer en een afge zant uit het Nabije Oosten bestond. Kortom, de situatie is wat chaotisch in Weeninks Museum, maar de eeuwen oude boerensfeer overheerst sterk en het commentaar in dialect is onschatbaar meer waard dan een ordelijke, consequente rangschikking van de curiositeiten. De directeur van het museum „Erve Kots" kreeg zo veel voorwerpen bij elkaar, dat hij moest uitbreiden. Hij kocht oude stenen en zette zelf een gebouwtje neer, waar geen schoonheidscommissie aan te pas kwam, maar dat het in deze omgeving toch alleszins behoorlijk doet. Hij noemt dit de kleuterschool, omdat hij zijn bezoekers in deze ruimte eerst wat wegwijs maakt. Ze kunnen er even acclimatiseren temidden van spinnewielen, merk lappen, snotneuslampjes, oude paraplus, vogelkooitjes, broodspinde, koperen ketels, strovlechtwerk van de baas zelf, staartklokken, knolhorloges en honderden din gen meer, die vroeger in elke boerderij te vinden waren. Eigenlijk heeft Weenink nooit reclame gemaakt en toch krijgt hij tegenwoordig een kleine drieduizend mensen Museumdirecteur Weenink brengt zijn gasten met een nummertje harmonicamuziek altijd in de goede stem ming.Men Ziét hem hiér in zijn van de „E 55* voor wederopbouw ten behoeve van de uitbreiding overgenomen „los-hoes". wordt gezongen, dat niet voor dovemansoren mag klin ken. Natuurlijk: er is een openluchtmuseum in Arnhem, waar prachtig werk wordt gedaan. De daar wederopge- bouwde boerderijen, plaggenhutten, molens en Zaanse huisjes zijn keurige, belangwekkende, soms charmante museumstukken. Een sfeer van werkelijk rasecht boeren leven, zoals rond „De Erve Kots" hangt, vindt ge daar echter zeker niet. En bepaald ook niet een directeur, die zijn gasten met de „trekzak" uitgeleide doet. Bernard Weenink heeft het druk met zijn bedoening - „drok as een kat die zeven potte hef af te lekke" - maar dat neemt niet weg, dat hij bezig is zijn museum nog verder uit te breiden. Hij kocht namelijk van organisator Kleiboer het roemruchte „los hoes" (dat van Lonneker naar de „E 55" in Rotterdam werd getransporteerd en daar een van de attracties was). De dorpstimmerman van Lievelde en Weeninks zoon Gerrit (die zijh opvolger zal worden) bouwden het houten staketsel opnieuw op en deze lente nog zullen de stenen tussen het vakwerk ge metseld worden. Welk museum waagt het uitbreiden zonder ook maar enige financiële steun van de overheid? (Van onze correspondent in Australië ALS DE DOOR Chips Rafferty in Australië gemaakte film „Smiley" in Ne derland wordt vertoond, moet u niet ver zuimen haar te gaan zien, indien u een beeld wilt krijgen van het leven op het platteland in dit vijfde werelddeel. Chips Rafferty heeft een uitstekende staat van dienst in filmkringen. Wij denken aan zijn „Tocht in het paradijs", over een episode uit de openlegging van Australisch Nieuw Guinea en aan zijn „Koning van het Ko raaleiland" ook, maar vooral aan "zijn „Jedda" een kleurrijke verfilming van het leven op een veebedrijf in de binnen landen en van leven en gewoonten der in heemsen. Deze films zijn van betere kwa liteit dan de Australische films, die de Amerikanen hebben gemaakt, zoals „Bo tany Bay" en „Kangoeroe" Chips Rafferty en Lee Robinson hebben er slag van de Australische sfeer te treffen. „Smiley" is een kleurig tafreel van het leven in een dorpje in de heuvels van Sydney, verscho len in de heuvels. Het kan elk dorp in Australië zijn. Men ziet er de ruwe, onge plaveide wegen, waar ook nu nog vele Australiërs en vele Nederlandse immigran ten wonen, gehuld in wolken van stof in de zomer, weggezonken in de modderpoe len in de regentijd. Er zijn de café's met veranda, de winkels met de luifels en de Chinese toko. Er zijn paarden en bossen, ruwe veedrijvers en drankzuchtigen, er is de moderne onderwijzeres en de humane „sarge" (politieman). Er is in „Smiley" gespeeld door een Australische jongen van tien jaar één typisch voorval, namelijk wanneer hij voor straf naar de hoofdmees- ter wordt gestuurd, die hem zijn straf toe dient met een Spaans rietje Het „slaan op school" heeft veel beroe ring teweeg gebracht onder de Nederlandse immigranten-ouders. Het is moeilijk er aan te wennen, dat het hier wettelijk is toege staan, dat de hoofdmeester de straf toe dient door een leerling met een Spaans rietje op de geopende handen te slaan. Het is, wat wy plegen te noemen, barbaars. Men kan de situatie slechts begrijpen als men de geschiedenis van Australië kent en in het oog houdt, dat de „beschaving" hier nauwelijks honderd jaar is gevestigd. Het transport van bannelingen van Engeland naar het vijfde werelddeel werd pas om streeks 1850 afgeschaft. De periode voor dien kan nauwelijks als een beschavings periode worden aangemerkt. Wie de his torie van de bannelingen leest, wordt met afgrijzen vervuld. Doch dit is allemaal ver leden tijd en wij zullen daarom niet min der op Australië gesteld zijn. UIT DIE GESCHIEDENIS moet worden verklaard, dat het in enkele staten nog altijd wettelijk geoorloofd is schuldig be vonden wetsovertreders te straffen met geseling, hetgeen in Nederland in 1854 werd afgeschaft. De jongst ontwikkelde staten van Australië verkeren nog in een pioniersperiode. Zij hebben het verleden nog niet van zich afgeschud. Het is niet alleen de wet, die handelingen voor schrijft, welke niet overeenkomen met onze moderne opvattingen over het straf recht, maar het is ook de mentaliteit van de Australiërs, de rechters incluis, die ons met verbazing vervult. Wanneer we zien dat de rechter het toedienen van stok slagen als straf oplegt, dan komt het een Nederlander voor dat we in een middel eeuwse periode terechtgekomen zijn. Het zijn overigens niet de rechters alléén, die de lichamelijke straf een uitstekend mid del vinden tot verbetering van de schuldig bevondenen. Ook het Australische publiek is deze mening toegedaan en komt daar in de kranten rond voor uit. Die mentaliteit treft men ook aan in Nieuw Zuid Wales, waar de lijfstraf niet meer in de praktijk wordt toegepast, maar waar de dwangar beid even bekend is als elders in Australië, waar velen hem graag weer zouden zien ingevoerd. In de staat Zuid-Australië zijn wet en praktijk echter volkomen met elkaar in overeenstemming. De lichamelijke straf in Zuid-Australië gaat zover, dat niet alleen volwassenen, maar ook kinderen eraan worden ónderworpen. In de afgelopen maanden wij nemen een korte periode om niet in een lange reeks opsommingen te vervallen zijn onder andere de vol gende straffen uitgesproken en uitgevoerd: Een tweeëntwintig-jarige jongeman uit Port Augustat, beschuldigd van een zedenmisdrijf, werd veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en twaalf zweep slagen. Een negentien-jarige jongeman en diens tweeëntwintig-jarige vriend wer den wegens beroving veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en twaalf zweepsla gen. Een 'eenentwintig-jarige jongeman en diens twin tig-jarige vriend werden we gens een roofoverval veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en twaalf zweepsla gen. Een vijf tien-jarige jongen werd we- gens onwelvoegelijk gedrag veroordeeld tot vijftien slagen met de roede toegediend door een ambtenaar van de gevangenis, in tegenwoordigheid van de gevangenisdok ter en een vrederechter. Bovendien zeven dagen gevangenisstraf. VELE AUSTRALIëRS zien er geen be zwaar in, dat misdadigers lichamelijke straf krijgen. Verontrustend is, dat er zelfs geen bezwaar wordt gemaakt tegen het „wettelijk" slaan van schoolkinderen (door de hoofdmeester) en nog minder tegen het slaan van kinderen op bevel van de rech ter. Wij spreken hier niet over misdadige kinderen, maar over kinderen, die ernstig kattekwaad uitvoeren. Zo heeft de rechter in Adelaide, hoofdstad van Zuid-Australië, twee jongens van vijftien en zestien jaar veroordeeld tot tien slagen met de stok. De jongens waren met andermans auto gaan rijden. Kan men in het laatstbedoelde ge val nog zeggen, dat er bij de overtreders een misdadige opzet aanwezig was, geheel anders staat het geval, waarin kinderen kattekwaad uithalen als het kapotschieten van ramen. Dat hebben een vijf tien-jarige en een zeventienjarige jongen in Murray Bridge in Zuid-Australië gedaan. De rech ter veroordeelde hen voor deze domme, maar toch heus niet misdadige daad, tot elk acht stokslagen! Op bevel van de rechter moesten de slagen worden toege bracht door de vaders van de jongens in tegenwoordigheid van een politieagent in het ouderhuis. En zo gebeurde het. De sla gen werden toegebracht op het zitvlak met een speciaal door de agent meegebrachte dikke, vier voet lange, rieten stok. Het enige lichtpunt in deze nare ge schiedenis, die zich telkens herhaalt, is dat een rechter in Adelaide geweigerd heeft een zestien-jarig meisje te veroordelen tot vijftien stokslagen, hoewel zij er nota bene met toestemming van haar vader om had gevraagd, als bewijs dat ze zich van haar schuld wel bewust was en berouw toonde. De rechter zei: „Nee, stokslagen zijn alleen goed voor jongens!" Zuid-Australië is een grote staat met vele lege plekken op de kaart. Er wonen niet meer dan een half miljoen mensen. Het is, evenals West- Australië, nog een pioniersland, waar barre woestijnen op ontginning wachten en andere woeste gronden onder harde omstandigheden tot vruchtbaarheid wor den gebracht. De sfeer van de gouddelver is er nog niet verdwenen. Een ruw en hard land eist ruwe en harde maatregelen. Maar Victoria, waar drie a vier miljoen mensen wonen op een veel kleiner opper vlak en waar de pionierstijd voorbij schijnt te zijn, heeft in een nieuwe wet geving op het kinderrecht de lichamelijke straf pas het vorige jaar afgeschaft. HET laboratorium ont stond op „sportieve grond slag". In 1941 werd name lijk de Club Andino Boli viano opgericht. Deze be oogde de skisport in de Bo liviaanse Andes aan te moedigen. Een zijner actief ste leden was Ismael Esco bar, hoogleraar in de na tuurkunde aan de univer siteit van La Paz en direc teur van Bolivia's meteoro logische dienst. Hij zag on middellijk in dat het plan om eèn weg naar de sneeuwvelden aan te leg gen en een ski-„lodge" te bouwen niet slechts de bergsport zou activeren, doch het tevens mogelijk kon maken om geregeld meteorologische en andere wetenschappelijke waarne mingen te verrichten op zeer grote hoogte. De keuze viel op de Chacaltaya, om dat deze berg dicht bij La Paz ligt en een zijner hel lingen niet zo steil was, dat de aanleg van een weg al te grote moeilijkheden met zich zou brengen. De club vond steun bij de regering. De Chacaltaya werd tot na tionaal park verklaard. De regering droeg een beschei den bedrag bij in de kosten van de weg. Deze kwam in 1941 gereed. In 1942 was de springschans klaar. Escobar begon in 1943 met zijn me teorologische waarnemin gen. En daar bleef het voor lopig bij. In de jaren 1950 en 1951 maakte Escobar in het technologisch instituut van Massachusetts studie van de kosmische straling. Bru no Rossi, de directeur van de afdeling Kosmische Stra ling, hoorde van Escobar het een en ander over zijn werk op de Chacaltaya en hij raadde de Boliviaanse geleerde aan om de nodige instrumenten mede te ne men, waarmede hij bepaal de verschijnselen op die grote hoogte zou kunnen onderzoeken. Escobar deed zulks, maar in Bolivia on dervond hij aanvankelijk enige moeilijkheden van fi nanciële aard. Hij vond echter een verlaten alumi nium garage en verkreeg tevens de voor de aankoop van een dynamo benodigde gelden. Kort nadat deze dingen „boven" waren aan gekomen,' begon Escobar met zijn onderzoek van kosmische stralingen. Dat was, in maart 1952, het eigenlijke begin van het Chacaltaya Laboratorium in Bolivia. DE VOLGENDE stap was de aankoop van een zware vrachtauto. Toen deze er was, kon met de bouw van permanente gebouwen be gonnen worden. Een geluk kig toeval wilde, dat in die tijd het (toen nog jonge) Centro Brasileiro de Pes- quias Fisicas onder lei ding van Cesar Lattes plannen maakte voor de bouw van een laboratorium op grote hoogte voor onder zoekingen op het terrein der kosmische straling. Edoch, Brazilië heeft geen hoge bergen. Derhalve viel Op deze foto ziet men Ismael Escobar, gewezen hoogleraar in de natuur kunde aan de universiteit van La Paz, aan zijn radio grafische apparatuur, waar bij hij verbindingen met de „onderwereld" onderhoudt, geheel links staat, gedeelte lijk zichtbaar, het voor be zoekers noodzakelijke zuur stofapparaat. het oog op de berg Chacal taya in het natuurland. De Bolivianen en de Bra zilianen spraken af, dat zij tien jaar lang gezamenlijk het Chacaltaya-laborato- rium in bedrijf zouden hou den. Sedertdien heeft Bra zilië een groot deel der kos ten gedragen en de meeste wetenschappelijke werkers geleverd. Drie permanente gebouwen werden opge richt. In een hiervan bevin den zich de keuken en de eetzaal, in het andere zijn de dynamo's opgesteld. Het derde (hoofd)gebouw telt twee verdiepingen. Op de bovenste zijn de laborato ria, de donkere kamer en de bergruimte. De woon vertrekken bevinden zich beneden. Een merkwaardig elek trisch probleem deed zich voor. Op benzine of diesel olie lopende motoren leve ren namelijk slechts half zoveel stroom op vijfdui zend meter als beneden. Daarom wilde men stroom uit La Paz gaan betrekken. Doch een leiding van on geveer zestien kilometer was nodig en die bere kende men kwam te duur. Toevallig ontdekte men echter, dat in een ver laten. (tin)mijn ongebruikte kabels lagen. Bij informatie bleek, dat een Amerikaanse maatschappij en een Boli viaanse bank veel geld had den verstrekt om die mijn te exploiteren en dat voor het geld ook een hoogspan ningskabel was gekocht. De verwachtingen der mijn exploitanten waren evenwel niet in vervulling gegaan en hun onderneming ging fail liet. De directie der bank verklaarde zich bereid om de hoogspanningskabel aan het Chacaltaya-laborato- rium te „lenen" en na maanden werken en veel onderhandelen met de ste delijke overheid van La Paz kon het laboratorium eindelijk beschikken over de nodige stroom van „be neden". Dat was in juli 1954. Nadien werden de onder zoekingen en waarnemin gen in het hoogstgelegen la boratorium der aarde met verdubbelde energie aange pakt. Ook Amerikaanse universiteiten begonnen zich voor het werk en de mogelijkheden boven op de Chacaltaya te interesseren. Zij stuurden instrumenten en deden belangrijke sug gesties wat betreft de aard der waarnemingen en stu- dieën. De resultaten zijn alom ter wereld met be langstelling ontvangen. VLIEGTUIGBEMANNIN- GEN zijn aangewezen op extra-zuurstof, als zij een hoogte van drieduizend meter overschrijden. Maar is het dan niet moeilijk (zult u vragen) om op vijf duizend meter te leven en te werken? De ervaring heeft uitgemaakt, dat een gezond mens met een goed hart en goede longen zich op grote hoogte kan accli matiseren en niet al te veel last heeft van het geringere zuurstofgehalte der lucht. Het laboratoriumpersoneel woont in de regel in La Paz, een stad op ruim zevenen dertighonderd meter hoog te gelegen. Na een verblijf van een week in La Paz ge voelt men zich volkomen „normaal". Komt men ech ter boven op de Chacaltaya, dan bemerkt men direct en altijd de grote hoogte. Lichamelijke inspanning maakt iemand snel ver moeid en buiten adem. De denkfunctie blijft evenwel gedurende enige tijd ten naaste bij normaal. De mensen slapen op de Cha caltaya vrijwel nooit goed en gezond. Dit is het voor naamste bezwaar tegen een verblijf van meer dan vijf dagen achtereen in het la boratorium. Trouwens, na vier of vijf dagen bespeurt men bij velen tevens een achteruitgang in de geeste lijke gesteldheid. Kort en goed, Chacaltaya is wel iets te hoog voor een permanent verblijf, doch een dag of vier per week kan men er zijn en een redelijke werk kracht aan den dag leggen. Natuurlijk zijn er steeds weer nieuwe plannen en is men gestadig bezig om het nuttig effect van het labo ratorium op de Chacaltya te vergroten. Doch wat reeds nu werd verricht, is een prachtig voorbeeld van de resultaten, die men kan be reiken, als men aanwezige mogelijkheden uitbuit en officiële steun zowel als In ternationale medewerking weet te verwerven. Dank zij deze drie dingen zegt de directeur, professor Ismael Escobar kon Chacaltaya op hoog niveau worden ge bracht. Escobar hoopt, dat het laboratorium zijn inter nationaal karakter zal be houden in de komende tij den en hij is, mede daarom, steeds bereid om allen, die belangstelling koesteren voor zijn onderzoekingen, alle mogelijke faciliteiten en informaties te verstrek ken. Copyright: Physics Today/ Haarlems Dagblad/O.H.C. Er is altijd op zo grote schaal instem ming betuigd met het werk van dr. Albert Schweitzer, dat het moeilijk valt te gelo ven, dat zijn beroemde hospitaal in het Afrikaanse oerwoud kampt met geldzorgen en gebrek aan faciliteiten. Maar dit is ge constateerd door de president van de „International Association of Lions Clubs" John L. Stickley, tijdens een recent bezoek aan Schweitzer in Lambarene, in Frans Equatoriaal Afrika. Stickley meeft zijn organisatie geschre ven, dat voortdurend gekampt wordt met geldgebrek, zodat men niet half zo veel kan presteren als men zou willen en moeten. Dit heeft Stickley verbaasd, daar hij dacht, dat met alle publiciteit, die dr. Schweitzer de laatste jaren gekregen heeft, de dollars zouden meevloeien. Maar dit is absoluut niet het geval en de hele staf en de in heemsen maken zich zorgen over wat ge beuren zal wanneer dr. Schweitzer over lijdt, want er is geen fonds beschikbaar om te helpen zijn werk voort te zet en. Stickley moest zich de ogen uitwrijven toen hij het hospitaal zag. Hij had ver wacht een modern gebouw te zullen zien, zoals die waaraan we in de zogenaamde beschaafde landen gewend zijn. Maar dit, „hospitaal" is een serie meer of minder primitieve optreksels. Schweitzer heelt met eigen handen meegeholpen de gebr op te richten. Maar achter het arm j uiterlijk worden het ziekenhuis en de Ie- prozenkolonie, waarop Schweitzer specia' 1 trots is, in vlekkeloze conditie gehouden. Stickley was geschokt door het gebrek aan faciliteiten in de operatiezaal, maar hij kreeg van een dokter te horen, dat het ra tio van herstel onder de patiënten hoger is dan in vele moderne instellingen. Dit is het gevolg van het feit. dat Schweitzer &n zijn medewerkers, zich bewust van hun'be perkte mogelijkheden, buitengewoon zorg vuldig te werk gaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 16