's Werelds hoogste laboratorium ligt op
de berg Chacaltaya in Bolivia
De zweepslag dieet ie Australië
als straf
Dr. Schweitzer heeft
geldzorgen
MERKWAARDIG
BOLWERK VAN BOERENTRADITIE
I IN HET ACHTERHOEKSE GEHUCHT LIEVELDE
Afscheid met de trekzak
Rechterlijke macht
beveelt ouders in
sommige staten
de stok te hanteren
En verder?
De mensen
Ondanks publiciteit
ZATERDAG 4 MEI 1957
E R B IJ 2
Bernard Weenink in Lievelde,
even bezuiden Groenlo, is
zonder twijfel de merkwaar
digste museumdirecteur, die
wij ooit ontmoetten. U zult
hieronder veel over hem ver
nemen, doch om u reeds op
het goede spoor te brengen,
vertellen wij meteen maar,
dat hij een van de weinige
Nederlandse plattelanders is,
die een welhaast fanatieke
trots kent inzake de boeren-
cultuur, dat hij al ruim twintig
jaar zijn museum „De Erve
Kots" drijft zonder ooit een
cent overheidssteun te heb
ben ontvangen, dat hij zijn
gasten uit Amerika, Tasmanië,
Liberia of waar ook vandaan
de folkloristische waarden
van de Achterhoek en Twente
duidelijk maakt in plaatselijk
dialect en dat hij tegen de tijd
van het afscheid steevast zijn
harmonica grijpt om de mu
seumbezoekers zo mogelijk
tot het dansen van de Drikus-
man te stimuleren. Wanneer
wij hier nog zijn beginselver
klaring aan toevoegen: „In
mijn verzameling heb ik be
speurd dat dit niet alleen een
stoffelijk bezit, maar tevens
een geestelijk goed is en dat
ik op deze manier dankbaar
heid kan tonen jegens mijn
voorouders, die zoveel prach
tigs nalieten" dan weet ge
dat deze museumdirecteur
waarlijk een verhaal waard is.
Temeer daar er bij velen van
ons boerenland een teleur
stellende neiging bestaat om
alles wat oud en vol traditie
is en geen nut heeft voor de
produktiviteit van het bedrijf,
klakkeloos weg te gooien.
LIEVELDE is een buurtschap van wijd verspreid lig
gende boerenhoven in flauwgolvend Achterhoeks land.
Ge vindt er schansen en loopgraafrestanten uit de dagen
dat Frederik Hendrik en Spinoza hier hun veldheer
talenten toonden met de geduchte vesting Grolle (Groen
lo) als inzet. In dit vriendelijke land van Nedersaksische
levenstrant liep Bernard Weenink als jongen al de boe
renfeesten af, omdat de harmonicamuziek een prikkeling
van vreugde in zijn bloed bracht. Hij leerde zelf ook de
„trekzak" hanteren en wist op zijn vijfde jaar als een
Achterhoeks wonderkind het „Wilhelmus" te spelen. Hij
keek goed toe hoe de Drikusman werd gedanst en „Onze
fikshond hef fleu" en al die andere grappige folkloris
tische springdingen, met het gevolg dat hij tientallen
jaren later, toen alle anderen het waren vergeten,
boerendansgroepen kon opleiden en tot driemaal toe de
Koningin persoonlijk mocht vertellen hoe het met die
Gelders-Overijselse boerenvrolijkheid in elkaar zat.
Weenink was dus als jongen al anders dan de anderen,
maar zijn leven maakte eigenlijk pas achter in de
twintiger jaren een scherpe bocht en ging een andere
richting uit, toen hij vlak bij huis wat zand aan het
weghalen was van de lage heuvelrug, die van Aalten
naar Neede dwars door de Achterhoek loopt. Bij die
schepperij van bouwzand kwamen een paar urnen voor
de dag. De gealarmeerde prof. J. H. Holwerda kwam met
bodemonderzoekers uit Leiden toegesneld. In weken van
voor de betrokken belangstellenden emotionele graaf-
arbeid werd een complete Frankische grafheuvel bloot
gelegd. Bernard Weenink hield er zelf een paar scher
ven en andere spullen van over, die hem het grote ver
band tussen heden en verleden leerden zien. Hij las ge
schiedenisboeken, verzamelde oude dingen, maar bleef
toch in de eerste plaats boer. Misschien was Weenink
toch nog een betrekkelijk willekeurige, harmonicaspelen-
de Achterhoeker gebleven, als twee kinderloze ooms Kots
hem niet een eeuwenoude Saksische behuizing hadden
vermaakt. Een heerlijkheid van een boerderij met ge
kruiste paardekoppen als gevelteken boven het rietdak,
met een machtige schoppe (schuur) erachter en een
drinkkolk met eendemanden: een boerenerf door hoog
geboomte omgeven, zo mooi van licht en verhoudingen als
er maar weinig te vinden zijn. Weenink vroeg aan de
professor Holwerda, die sinds de urnengraverij zijn
raadsman was gebleven, wat hij ermee aan moest. Daar
moet je een museum van maken, zei de professor. En
daarin kalmaan alles wat oud is en in de Achterhoek
of in Twente thuis hoort, verzamelen! Dat heeft Weenink
gedaan. In 1935 werd de toen vijfenvijftigjarige boer
museumdirecteur en tevens gids, want hij leidde sinds
dien de mensen, die kwamen kijken naar „De erve Kots"
persoonlijk rond. Telkens weer beleed hij op andere
manier zijn liefde voor de spulletjes, die hij had ver
zameld.
DE OUDE BOERDERIJ is nog steeds de basis. Er is
een deel met grote zaadhuuven, schuddegaffels, vlegels,
wanne, spinvat en al het andere, dat er vroeger thuis
hoorde, een woonkamer met open schouw en wat daar
omheen hoort als akers, worstepen, haalkettingen, spit
en zoveel meer, met keitjesvloer, blauwgeschilderde
muren, tegels, bedsteden en met opzij de weefkamer en
het washok. Weenink liet alles zoals zijn ooms het had-
Bernard Weenink voor de door hem
geërfde boerderij „De Erve Kots".
per jaar op bezoek. Mensen uit het eigen land natuurlijk,
maar ook uit het Nabije Oosten, Spanje, Denemarken en
waar ook vandaan, die op de een of andere, meestal on
naspeurbare manier gehoord hebben over de lange tanige
zesenzeventig jarige boer in de Achterhoek, die zich op
geworpen heeft als een vurig verdediger van de oude
boerencultuur. Geen stuiver ontving hij tot dusver, maar
nu onlangs deed hij toch een beroep op het ministerie
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, om bij te
springen, daar de lasten hem al te zwaar gaan wegen.
Er zijn afgezanten van de minister komen kijken en
wanneer zij zich niet blind gestaard hebben op de ver
steende kat en de nogal wanordelijk opgeborgen scher
ven, zullen zij hebben moeten vaststellen, dat in Lievelde
door Bernard Weenink een loflied op de boerentradities
EEN RIT van anderhalf uur langs een slechte, steil
klimmende weg brengt de bezoeker van de Boli-
vaanse hoofdstad La Paz naar 's werelds hoogst
gelegen laboratorium. Daar, op ruim vijfduizend
meter hoogte, komt men bij enige grote stenen gebou
wen, die voor het gestelde wetenschappelijke doel
zeer goed zijn toegerust. De weg is het gehele jaar
door berijdbaar. Stroom wordt aangevoerd uit La
Paz, de werkkamers zowel als woonvertrekken wor
den elektrische verwarmd. De mannen der weten
schap, die er onderzoekingen verrichten, beschikken
over slaapkamers, zitkamers, een keuken en twee bad
kamers. Weldra hoopt men zo ver te zijn, dat achttien
geleerden er kunnen wonen en werken. Reeds nu
is het boven op de Chacaltaya een bedrijvig gedoe.
De molen is in ons land een van de weinige nog zicht
bare overblijfselen van folklore. Voor buitenlanders
'n symbool, voor ons een markant punt in de polder.
den en voegde er bovendien zijn aangekochte boeren-
antiquiteiten en curiositeiten aan toe. Zo kan het u over
komen bij het nieuwsgierig openen van een kledingkist
eensklaps geconfronteerd te worden met een gemummi
ficeerde kat, een afschuwelijk versteend geval, dat er
gens op een zolder werd gevonden. Of met beenderen
van een oeros, een mammoethtand en fossielen, die er
gens slordig in een kast liggpn. Of met een wonderlijke
kralensnoer, dat omtrent vijftienhonderd jaar geleden de
hals van een Achterhoekse stamvorstin sierde en dat
door zijn duidelijke Egyptische kleur en vorm de roman
tische gedachte oproept, dat er een zekere amoureuze ver
houding tussen de draagster van het snoer en een afge
zant uit het Nabije Oosten bestond. Kortom, de situatie
is wat chaotisch in Weeninks Museum, maar de eeuwen
oude boerensfeer overheerst sterk en het commentaar in
dialect is onschatbaar meer waard dan een ordelijke,
consequente rangschikking van de curiositeiten.
De directeur van het museum „Erve Kots" kreeg zo
veel voorwerpen bij elkaar, dat hij moest uitbreiden. Hij
kocht oude stenen en zette zelf een gebouwtje neer,
waar geen schoonheidscommissie aan te pas kwam, maar
dat het in deze omgeving toch alleszins behoorlijk doet.
Hij noemt dit de kleuterschool, omdat hij zijn bezoekers
in deze ruimte eerst wat wegwijs maakt. Ze kunnen er
even acclimatiseren temidden van spinnewielen, merk
lappen, snotneuslampjes, oude paraplus, vogelkooitjes,
broodspinde, koperen ketels, strovlechtwerk van de
baas zelf, staartklokken, knolhorloges en honderden din
gen meer, die vroeger in elke boerderij te vinden waren.
Eigenlijk heeft Weenink nooit reclame gemaakt en toch
krijgt hij tegenwoordig een kleine drieduizend mensen
Museumdirecteur Weenink brengt zijn gasten met een
nummertje harmonicamuziek altijd in de goede stem
ming.Men Ziét hem hiér in zijn van de „E 55* voor
wederopbouw ten behoeve van de uitbreiding
overgenomen „los-hoes".
wordt gezongen, dat niet voor dovemansoren mag klin
ken. Natuurlijk: er is een openluchtmuseum in Arnhem,
waar prachtig werk wordt gedaan. De daar wederopge-
bouwde boerderijen, plaggenhutten, molens en Zaanse
huisjes zijn keurige, belangwekkende, soms charmante
museumstukken. Een sfeer van werkelijk rasecht boeren
leven, zoals rond „De Erve Kots" hangt, vindt ge daar
echter zeker niet. En bepaald ook niet een directeur, die
zijn gasten met de „trekzak" uitgeleide doet.
Bernard Weenink heeft het druk met zijn bedoening -
„drok as een kat die zeven potte hef af te lekke" - maar
dat neemt niet weg, dat hij bezig is zijn museum nog
verder uit te breiden. Hij kocht namelijk van organisator
Kleiboer het roemruchte „los hoes" (dat van Lonneker
naar de „E 55" in Rotterdam werd getransporteerd en
daar een van de attracties was). De dorpstimmerman van
Lievelde en Weeninks zoon Gerrit (die zijh opvolger zal
worden) bouwden het houten staketsel opnieuw op en
deze lente nog zullen de stenen tussen het vakwerk ge
metseld worden. Welk museum waagt het uitbreiden
zonder ook maar enige financiële steun van de overheid?
(Van onze correspondent in Australië
ALS DE DOOR Chips Rafferty in
Australië gemaakte film „Smiley" in Ne
derland wordt vertoond, moet u niet ver
zuimen haar te gaan zien, indien u een
beeld wilt krijgen van het leven op het
platteland in dit vijfde werelddeel. Chips
Rafferty heeft een uitstekende staat van
dienst in filmkringen. Wij denken aan zijn
„Tocht in het paradijs", over een episode
uit de openlegging van Australisch Nieuw
Guinea en aan zijn „Koning van het Ko
raaleiland" ook, maar vooral aan "zijn
„Jedda" een kleurrijke verfilming van
het leven op een veebedrijf in de binnen
landen en van leven en gewoonten der in
heemsen. Deze films zijn van betere kwa
liteit dan de Australische films, die de
Amerikanen hebben gemaakt, zoals „Bo
tany Bay" en „Kangoeroe" Chips Rafferty
en Lee Robinson hebben er slag van de
Australische sfeer te treffen. „Smiley" is
een kleurig tafreel van het leven in een
dorpje in de heuvels van Sydney, verscho
len in de heuvels. Het kan elk dorp in
Australië zijn. Men ziet er de ruwe, onge
plaveide wegen, waar ook nu nog vele
Australiërs en vele Nederlandse immigran
ten wonen, gehuld in wolken van stof in
de zomer, weggezonken in de modderpoe
len in de regentijd. Er zijn de café's met
veranda, de winkels met de luifels en de
Chinese toko. Er zijn paarden en bossen,
ruwe veedrijvers en drankzuchtigen, er is
de moderne onderwijzeres en de humane
„sarge" (politieman). Er is in „Smiley"
gespeeld door een Australische jongen van
tien jaar één typisch voorval, namelijk
wanneer hij voor straf naar de hoofdmees-
ter wordt gestuurd, die hem zijn straf toe
dient met een Spaans rietje
Het „slaan op school" heeft veel beroe
ring teweeg gebracht onder de Nederlandse
immigranten-ouders. Het is moeilijk er aan
te wennen, dat het hier wettelijk is toege
staan, dat de hoofdmeester de straf toe
dient door een leerling met een Spaans
rietje op de geopende handen te slaan. Het
is, wat wy plegen te noemen, barbaars.
Men kan de situatie slechts begrijpen als
men de geschiedenis van Australië kent en
in het oog houdt, dat de „beschaving" hier
nauwelijks honderd jaar is gevestigd. Het
transport van bannelingen van Engeland
naar het vijfde werelddeel werd pas om
streeks 1850 afgeschaft. De periode voor
dien kan nauwelijks als een beschavings
periode worden aangemerkt. Wie de his
torie van de bannelingen leest, wordt met
afgrijzen vervuld. Doch dit is allemaal ver
leden tijd en wij zullen daarom niet min
der op Australië gesteld zijn.
UIT DIE GESCHIEDENIS moet worden
verklaard, dat het in enkele staten nog
altijd wettelijk geoorloofd is schuldig be
vonden wetsovertreders te straffen met
geseling, hetgeen in Nederland in 1854
werd afgeschaft. De jongst ontwikkelde
staten van Australië verkeren nog in een
pioniersperiode. Zij hebben het verleden
nog niet van zich afgeschud. Het is niet
alleen de wet, die handelingen voor
schrijft, welke niet overeenkomen met
onze moderne opvattingen over het straf
recht, maar het is ook de mentaliteit van
de Australiërs, de rechters incluis, die ons
met verbazing vervult. Wanneer we zien
dat de rechter het toedienen van stok
slagen als straf oplegt, dan komt het een
Nederlander voor dat we in een middel
eeuwse periode terechtgekomen zijn. Het
zijn overigens niet de rechters alléén, die
de lichamelijke straf een uitstekend mid
del vinden tot verbetering van de schuldig
bevondenen. Ook het Australische publiek
is deze mening toegedaan en komt daar in
de kranten rond voor uit. Die mentaliteit
treft men ook aan in Nieuw Zuid Wales,
waar de lijfstraf niet meer in de praktijk
wordt toegepast, maar waar de dwangar
beid even bekend is als elders in Australië,
waar velen hem graag weer zouden zien
ingevoerd.
In de staat Zuid-Australië zijn wet en
praktijk echter volkomen met elkaar in
overeenstemming. De lichamelijke straf in
Zuid-Australië gaat zover, dat niet alleen
volwassenen, maar ook kinderen eraan
worden ónderworpen. In de afgelopen
maanden wij nemen een korte periode
om niet in een lange reeks opsommingen
te vervallen zijn onder andere de vol
gende straffen uitgesproken en uitgevoerd:
Een tweeëntwintig-jarige jongeman
uit Port Augustat, beschuldigd van
een zedenmisdrijf, werd veroordeeld tot
een jaar gevangenisstraf en twaalf zweep
slagen.
Een negentien-jarige jongeman en
diens tweeëntwintig-jarige vriend wer
den wegens beroving veroordeeld tot drie
jaar gevangenisstraf en twaalf zweepsla
gen.
Een 'eenentwintig-jarige jongeman en
diens twin tig-jarige vriend werden we
gens een roofoverval veroordeeld tot twee
jaar gevangenisstraf en twaalf zweepsla
gen.
Een vijf tien-jarige jongen werd we-
gens onwelvoegelijk gedrag veroordeeld
tot vijftien slagen met de roede toegediend
door een ambtenaar van de gevangenis, in
tegenwoordigheid van de gevangenisdok
ter en een vrederechter. Bovendien zeven
dagen gevangenisstraf.
VELE AUSTRALIëRS zien er geen be
zwaar in, dat misdadigers lichamelijke
straf krijgen. Verontrustend is, dat er zelfs
geen bezwaar wordt gemaakt tegen het
„wettelijk" slaan van schoolkinderen (door
de hoofdmeester) en nog minder tegen het
slaan van kinderen op bevel van de rech
ter. Wij spreken hier niet over misdadige
kinderen, maar over kinderen, die ernstig
kattekwaad uitvoeren. Zo heeft de rechter
in Adelaide, hoofdstad van Zuid-Australië,
twee jongens van vijftien en zestien jaar
veroordeeld tot tien slagen met de stok. De
jongens waren met andermans auto gaan
rijden. Kan men in het laatstbedoelde ge
val nog zeggen, dat er bij de overtreders
een misdadige opzet aanwezig was, geheel
anders staat het geval, waarin kinderen
kattekwaad uithalen als het kapotschieten
van ramen. Dat hebben een vijf tien-jarige
en een zeventienjarige jongen in Murray
Bridge in Zuid-Australië gedaan. De rech
ter veroordeelde hen voor deze domme,
maar toch heus niet misdadige daad, tot
elk acht stokslagen! Op bevel van de
rechter moesten de slagen worden toege
bracht door de vaders van de jongens in
tegenwoordigheid van een politieagent in
het ouderhuis. En zo gebeurde het. De sla
gen werden toegebracht op het zitvlak met
een speciaal door de agent meegebrachte
dikke, vier voet lange, rieten stok.
Het enige lichtpunt in deze nare ge
schiedenis, die zich telkens herhaalt, is dat
een rechter in Adelaide geweigerd heeft
een zestien-jarig meisje te veroordelen tot
vijftien stokslagen, hoewel zij er nota bene
met toestemming van haar vader om had
gevraagd, als bewijs dat ze zich van haar
schuld wel bewust was en berouw toonde.
De rechter zei: „Nee, stokslagen zijn alleen
goed voor jongens!" Zuid-Australië is een
grote staat met vele lege plekken op de
kaart. Er wonen niet meer dan een half
miljoen mensen. Het is, evenals West-
Australië, nog een pioniersland, waar
barre woestijnen op ontginning wachten
en andere woeste gronden onder harde
omstandigheden tot vruchtbaarheid wor
den gebracht. De sfeer van de gouddelver
is er nog niet verdwenen. Een ruw en hard
land eist ruwe en harde maatregelen.
Maar Victoria, waar drie a vier miljoen
mensen wonen op een veel kleiner opper
vlak en waar de pionierstijd voorbij
schijnt te zijn, heeft in een nieuwe wet
geving op het kinderrecht de lichamelijke
straf pas het vorige jaar afgeschaft.
HET laboratorium ont
stond op „sportieve grond
slag". In 1941 werd name
lijk de Club Andino Boli
viano opgericht. Deze be
oogde de skisport in de Bo
liviaanse Andes aan te
moedigen. Een zijner actief
ste leden was Ismael Esco
bar, hoogleraar in de na
tuurkunde aan de univer
siteit van La Paz en direc
teur van Bolivia's meteoro
logische dienst. Hij zag on
middellijk in dat het plan
om eèn weg naar de
sneeuwvelden aan te leg
gen en een ski-„lodge" te
bouwen niet slechts de
bergsport zou activeren,
doch het tevens mogelijk
kon maken om geregeld
meteorologische en andere
wetenschappelijke waarne
mingen te verrichten op
zeer grote hoogte. De keuze
viel op de Chacaltaya, om
dat deze berg dicht bij La
Paz ligt en een zijner hel
lingen niet zo steil was, dat
de aanleg van een weg al te
grote moeilijkheden met
zich zou brengen. De club
vond steun bij de regering.
De Chacaltaya werd tot na
tionaal park verklaard. De
regering droeg een beschei
den bedrag bij in de kosten
van de weg. Deze kwam in
1941 gereed. In 1942 was de
springschans klaar. Escobar
begon in 1943 met zijn me
teorologische waarnemin
gen. En daar bleef het voor
lopig bij.
In de jaren 1950 en 1951
maakte Escobar in het
technologisch instituut van
Massachusetts studie van
de kosmische straling. Bru
no Rossi, de directeur van
de afdeling Kosmische Stra
ling, hoorde van Escobar
het een en ander over zijn
werk op de Chacaltaya en
hij raadde de Boliviaanse
geleerde aan om de nodige
instrumenten mede te ne
men, waarmede hij bepaal
de verschijnselen op die
grote hoogte zou kunnen
onderzoeken. Escobar deed
zulks, maar in Bolivia on
dervond hij aanvankelijk
enige moeilijkheden van fi
nanciële aard. Hij vond
echter een verlaten alumi
nium garage en verkreeg
tevens de voor de aankoop
van een dynamo benodigde
gelden. Kort nadat deze
dingen „boven" waren aan
gekomen,' begon Escobar
met zijn onderzoek van
kosmische stralingen. Dat
was, in maart 1952, het
eigenlijke begin van het
Chacaltaya Laboratorium in
Bolivia.
DE VOLGENDE stap was
de aankoop van een zware
vrachtauto. Toen deze er
was, kon met de bouw van
permanente gebouwen be
gonnen worden. Een geluk
kig toeval wilde, dat in die
tijd het (toen nog jonge)
Centro Brasileiro de Pes-
quias Fisicas onder lei
ding van Cesar Lattes
plannen maakte voor de
bouw van een laboratorium
op grote hoogte voor onder
zoekingen op het terrein
der kosmische straling.
Edoch, Brazilië heeft geen
hoge bergen. Derhalve viel
Op deze foto ziet men
Ismael Escobar, gewezen
hoogleraar in de natuur
kunde aan de universiteit
van La Paz, aan zijn radio
grafische apparatuur, waar
bij hij verbindingen met de
„onderwereld" onderhoudt,
geheel links staat, gedeelte
lijk zichtbaar, het voor be
zoekers noodzakelijke zuur
stofapparaat.
het oog op de berg Chacal
taya in het natuurland.
De Bolivianen en de Bra
zilianen spraken af, dat zij
tien jaar lang gezamenlijk
het Chacaltaya-laborato-
rium in bedrijf zouden hou
den. Sedertdien heeft Bra
zilië een groot deel der kos
ten gedragen en de meeste
wetenschappelijke werkers
geleverd. Drie permanente
gebouwen werden opge
richt. In een hiervan bevin
den zich de keuken en de
eetzaal, in het andere zijn
de dynamo's opgesteld. Het
derde (hoofd)gebouw telt
twee verdiepingen. Op de
bovenste zijn de laborato
ria, de donkere kamer en
de bergruimte. De woon
vertrekken bevinden zich
beneden.
Een merkwaardig elek
trisch probleem deed zich
voor. Op benzine of diesel
olie lopende motoren leve
ren namelijk slechts half
zoveel stroom op vijfdui
zend meter als beneden.
Daarom wilde men stroom
uit La Paz gaan betrekken.
Doch een leiding van on
geveer zestien kilometer
was nodig en die bere
kende men kwam te
duur. Toevallig ontdekte
men echter, dat in een ver
laten. (tin)mijn ongebruikte
kabels lagen. Bij informatie
bleek, dat een Amerikaanse
maatschappij en een Boli
viaanse bank veel geld had
den verstrekt om die mijn
te exploiteren en dat voor
het geld ook een hoogspan
ningskabel was gekocht. De
verwachtingen der mijn
exploitanten waren evenwel
niet in vervulling gegaan en
hun onderneming ging fail
liet. De directie der bank
verklaarde zich bereid om
de hoogspanningskabel aan
het Chacaltaya-laborato-
rium te „lenen" en na
maanden werken en veel
onderhandelen met de ste
delijke overheid van La
Paz kon het laboratorium
eindelijk beschikken over
de nodige stroom van „be
neden". Dat was in juli
1954.
Nadien werden de onder
zoekingen en waarnemin
gen in het hoogstgelegen la
boratorium der aarde met
verdubbelde energie aange
pakt. Ook Amerikaanse
universiteiten begonnen
zich voor het werk en de
mogelijkheden boven op de
Chacaltaya te interesseren.
Zij stuurden instrumenten
en deden belangrijke sug
gesties wat betreft de aard
der waarnemingen en stu-
dieën. De resultaten zijn
alom ter wereld met be
langstelling ontvangen.
VLIEGTUIGBEMANNIN-
GEN zijn aangewezen op
extra-zuurstof, als zij een
hoogte van drieduizend
meter overschrijden. Maar
is het dan niet moeilijk
(zult u vragen) om op vijf
duizend meter te leven en
te werken? De ervaring
heeft uitgemaakt, dat een
gezond mens met een goed
hart en goede longen zich
op grote hoogte kan accli
matiseren en niet al te veel
last heeft van het geringere
zuurstofgehalte der lucht.
Het laboratoriumpersoneel
woont in de regel in La Paz,
een stad op ruim zevenen
dertighonderd meter hoog
te gelegen. Na een verblijf
van een week in La Paz ge
voelt men zich volkomen
„normaal". Komt men ech
ter boven op de Chacaltaya,
dan bemerkt men direct en
altijd de grote hoogte.
Lichamelijke inspanning
maakt iemand snel ver
moeid en buiten adem. De
denkfunctie blijft evenwel
gedurende enige tijd ten
naaste bij normaal. De
mensen slapen op de Cha
caltaya vrijwel nooit goed
en gezond. Dit is het voor
naamste bezwaar tegen een
verblijf van meer dan vijf
dagen achtereen in het la
boratorium. Trouwens, na
vier of vijf dagen bespeurt
men bij velen tevens een
achteruitgang in de geeste
lijke gesteldheid. Kort en
goed, Chacaltaya is wel iets
te hoog voor een permanent
verblijf, doch een dag of
vier per week kan men er
zijn en een redelijke werk
kracht aan den dag leggen.
Natuurlijk zijn er steeds
weer nieuwe plannen en is
men gestadig bezig om het
nuttig effect van het labo
ratorium op de Chacaltya te
vergroten. Doch wat reeds
nu werd verricht, is een
prachtig voorbeeld van de
resultaten, die men kan be
reiken, als men aanwezige
mogelijkheden uitbuit en
officiële steun zowel als In
ternationale medewerking
weet te verwerven. Dank zij
deze drie dingen zegt de
directeur, professor Ismael
Escobar kon Chacaltaya
op hoog niveau worden ge
bracht. Escobar hoopt, dat
het laboratorium zijn inter
nationaal karakter zal be
houden in de komende tij
den en hij is, mede daarom,
steeds bereid om allen, die
belangstelling koesteren
voor zijn onderzoekingen,
alle mogelijke faciliteiten
en informaties te verstrek
ken.
Copyright: Physics Today/
Haarlems Dagblad/O.H.C.
Er is altijd op zo grote schaal instem
ming betuigd met het werk van dr. Albert
Schweitzer, dat het moeilijk valt te gelo
ven, dat zijn beroemde hospitaal in het
Afrikaanse oerwoud kampt met geldzorgen
en gebrek aan faciliteiten. Maar dit is ge
constateerd door de president van de
„International Association of Lions Clubs"
John L. Stickley, tijdens een recent bezoek
aan Schweitzer in Lambarene, in Frans
Equatoriaal Afrika.
Stickley meeft zijn organisatie geschre
ven, dat voortdurend gekampt wordt met
geldgebrek, zodat men niet half zo veel kan
presteren als men zou willen en moeten.
Dit heeft Stickley verbaasd, daar hij dacht,
dat met alle publiciteit, die dr. Schweitzer
de laatste jaren gekregen heeft, de dollars
zouden meevloeien. Maar dit is absoluut
niet het geval en de hele staf en de in
heemsen maken zich zorgen over wat ge
beuren zal wanneer dr. Schweitzer over
lijdt, want er is geen fonds beschikbaar
om te helpen zijn werk voort te zet en.
Stickley moest zich de ogen uitwrijven
toen hij het hospitaal zag. Hij had ver
wacht een modern gebouw te zullen zien,
zoals die waaraan we in de zogenaamde
beschaafde landen gewend zijn. Maar dit,
„hospitaal" is een serie meer of minder
primitieve optreksels. Schweitzer heelt met
eigen handen meegeholpen de gebr
op te richten. Maar achter het arm j
uiterlijk worden het ziekenhuis en de Ie-
prozenkolonie, waarop Schweitzer specia' 1
trots is, in vlekkeloze conditie gehouden.
Stickley was geschokt door het gebrek aan
faciliteiten in de operatiezaal, maar hij
kreeg van een dokter te horen, dat het ra
tio van herstel onder de patiënten hoger is
dan in vele moderne instellingen. Dit is
het gevolg van het feit. dat Schweitzer &n
zijn medewerkers, zich bewust van hun'be
perkte mogelijkheden, buitengewoon zorg
vuldig te werk gaan.