Grootvorst der natuurlijke historie
DIEVEN KRIJGEN
GEEN KANS
IN DE KOMENDE
DIAMANTSTAD
DE LIFT door Wynca Loos
ONZE NAMEN
Ook op dit terrein
voetangels en
klemmen
tweehonderdvijftig jaar geleden geboren
C
HJLMBUriG
AH5TERDAM
Het is anders
Een vergissing
ZATERDAG 4 MEI 1957
E R B V 3
DE AMSTERDAMSE politiechefs zijn
op het ogenblik zorgelijk de (dienst) -
neuzen aan het tellen met het oog op
het aanstaande zomerseizoen, dat vol
gens alle deskundigen het drukste sinds
mensenheugenis gaat worden. De Paas
dagen hebben met hun ongekende aan
tallen buitenlandse bezoekers al een
voorproefje gegeven van wat Amstels
bedreigde veste in de komende top-
maanden te wachten staat. Nu al stro
men de vreemdelingen bij duizenden
tegelijk in particuliere auto's, bussen
en treinen de hoofdstad binnen, maar
wat het worden zal, indien daar om
streeks half juni ook nog de invasie uit
de provincie bijkomt, daarnaar durft
men zelfs niet meer vrijblijvend te gis
sen. „Het zal wel om de beurt adem
halen worden", verzuchten ze op het
hoofdbureau.
Nu is dit alles wel een fraai perspec
tief voor de caféhouders, de hoteliers
de rondvaartondernemingen en ieder
een die verder een boterham aan de
vakantiedrukte verdient. De dienaren
van Hermandad echter worden er geen
cent wijzer van, terwijl er in die hoog
seizoenmaanden van hen juist het
uiterste aan tact, verantwoordelijk
heidszin en lichamelijke inspanning ge
vergd wordt bijvoorbeeld in de vorm
van zware extra-diensten en bijzondere
surveillance in de „verdachte" buurten.
Wat de zorgen van het hoofdbureau
nog groter maakt is, dat er juist in de
drukste tijd in de hoofdstad een ten
toonstelling gehouden zal worden, die
een speciale bewaking eist. Dat is de
expositie Amsterdam Diamantstad, die
op 21 juli in de Apollohal haar poorten
opent. Achter die poorten zal dan voor
een waarde van twintig miljoen gulden
aan bewerkte en onbewerkte edelstenen
bijeengebracht zijn en het ligt dus
voor de hand, dat bijzondere voorzorgs
maatregelen hier wel geboden zijn.
Pronkstuk van de tentoonstelling wordt
de wereldbefaamde „Hope"-diamant,
zo genoemd naar zijn eerste eigenaar
die het kleinood in 1830 verwierf voor
een som van bijna honderdduizend gul
den. Deze destijds in Amsterdam be
werkte blauwe diamant, die 44 ka
raat weegt, stamt evenals de meeste
„kanjers" van diamanten uit India,
waar hij in 1642 gedolven werd. Nu is
de steen, die zijn eigenaars volgens de
legende ongeluk zou brengen, in het be
zit van de New Yorkse juwelier Harry
Winston, die hem begin juni zelf per
vliegtuig naar Amsterdam zal brengen.
Toch is het niet de „Hope"-diamant,
die de hoofdstedelijke politie de meeste
zorgen baart. Niemand van het gilde
der langvingers en helers immers zou
op de gedachte komen, zijn vingers te
branden aan deze monstersteen, die
reeds door uitzonderlijke grootte en
vorm onvèrkoopbaar zöu zijn op d.e
clandestiene èn op de legale markt.
Veel couranter zijn in dat opzicht de
tientallen kleinere en middelgrote ste
nen die straks in de Apollohal zullen
liggen te flonkeren en die overal grif
van de hand gedaan kunnen worden.
„Dat is het soort artikelen, dat de har
ten van iedere dief en inbreker sneller
doet kloppen, stenen van zo'n halve tot
enkele karaats die, te juister plaatse
aangeboden, toch nog altijd een paar
duizendjes per stuk opbrengen zonder
dat er vragen gesteld worden. Ging het
nu alleen maar om ons eigen vader
landse en gelukkig in „vaktechnisch"
opzicht nogal primitieve boevenpak,
dan zouden normale veiligheidsmaat
regelen wel voldoende zijn. Doch een
potentiële buit van een paar miljoen
gulden, zo vreest men, zal stellig ook
de gerenommeerde zware jongens uit
het buitenland aanlokken „gang
sters" die gewend zijn in grote, effi
ciënt georganiseerde overvalbenden te
opereren, over de geraffineerdste tech
nische hulpmiddelen beschikken en zich
zo nodig met wapengeweld toegang tot
de „poet" banen.
Om aan dergelijke verrassingen het
hoofd te kunnen bieden wordt er nu
een bewakingssyteem voorbereid, dat,
gelijk dit in het politiejargon heet, vol
komen „waterdicht" is. Waaruit het
precies bestaat kon men ons om be
grijpelijke redenen niet onthullen, maar
wel is ons duidelijk geworden, dat er
vele tientallen politiemannen, zowel in
burger als in uniform, bij de zeer inten
sieve surveillance rond deze miljoenen-
schat zullen deelnemen. Ter vergemak
kelijking van het toezicht zal de Apol
lohal gedurende de gehele tentoonstel
ling van 21 juni tot 25 juli des
nachts en des avonds baden in een zee
van kunstlicht, waarin prettige bij
komstigheid de edelstenen des te
schitterender zullen flonkeren! Recher
cheurs met honden zullen een niet on
aanzienlijke bijdrage leveren bij het
toezicht, terwijl de Rijkspolitie te water
wordt ingeschakeld om, gezien de lig
ging van de Apollohal, de natte toe
gangswegen in de gaten te houden. De
commissaris, die met de voorbereidin
gen belast is, overweegt momenteel een
deel van de politiemannen met sten-
guns uit te rusten. Behalve de beroeps-
politie zal ook een keurcorps van er
varen particuliere detectives ingescha
keld worden voor interne bewakings
diensten. Waarschijnlijk zal men bij dit
alles ook gebruik maken van apparaten
als seleniumcellen (het zogenaamde
elektrische oog) en andere „stille ver
klikkers". Bewakingstechnisch, zo ver
telde de commissaris in kwestie ons, is
het hele probleem een der grootste
beveiligingswerken die de Amsterdamse
politie ooit uit te voeren kreeg reeds
in kruiken en kannen. De vraag die nu
nog bekeken wordt is hoe men de no
dige „mannetjes" juist in het drukst
van het vakantieseizoen zal kunnen
vrijmaken voor deze veeleisende bij
zondere taak, want ook in Amsterdam
komt de politie al sedert geruime tijd
vele handen tekort. „Maar met een
beetje passen en meten" aldus onze
zegsman „komt ook dat wel in orde".
Ter geruststelling van de bezoekers der
diamanttentoonstelling tenslotte nog de
verzekering, dat het publiek maar heel
weinig zal merken van al deze inten
sieve veiligheidsmaatregelen.
H. Croesen
<V
jein van
D« Noordt
See
C 1 -
111
Op 23 mei zal in Zweden en Nederland worden
herdacht, dat de beroemde botanicus Garolus
Linnaeus tweehonderdvijftig jaar geleden werd
geboren. In Uppsala, waar Linnaeus als professor
heeft gedoceerd, zal een monument worden ont
huld, waarbij Koningin Juliana en Prins Bernhard
vermoedelijk aanwezig zullen zijn. Vier films
zullen worden gewijd aan leven en werken van de
natuurvorser. Voorts zullen drie van zijn werken
opnieuw worden uitgegeven. Carolus Linnaeus
is in 1735 te Harderwijk gepromoveerd en heeft
daarna drie jaren als lijfarts van George Clifford,
burgemeester van Amsterdam, op diens buiten
goed „De Hartekamp" te Bennebroek gewerkt.
Hier heeft Linnaeus gelegenheid gehad enige van
en
zijn beroemde werken te doen uitgeven. Op een
gedeelte van het gebied, waar de vroegere Harte
kamp lag, bevindt zich thans de Linnaeushof,
waarmee men de vroegere roem van dit natuur
gebied in ere wil herstellen. Op 23 mei zal in het
stadhuis te Haarlem een Linnaeus-herdenking
worden gehouden. Er heeft zich daartoe een
comité onder leiding van professor dr. H. J. Lam,
directeur van het Rijksherbarium te Leiden, ge
vormd. De Commissaris der Koningin in de pro
vincie Noordholland, dr. M. J. Prinsen is ere
voorzitter. Op de herdenkingsbijeenkomst, die een
academisch karakter draagt, zal professor dr. H.
Engel van het Zoölogisch Museum te Amsterdam
een natuurhistorische inleiding houden.
■A. .-3 VA
v \\VV*
HOLfiTEyX
HANNOVER
Hamborg
V
in. L tunes time
'ifjfa**
Htrdtrwvck
•Z«yrf«» V
•*Gn*v9nhajt
V ftr.cKt
Linné IJ35
£Ae common course
A.mthrdAm -JCdrcferwy A.
S/nnc
Wkfyd/sflj/t
Groen/rjje
JFr/s/cj n d
tiern koog
Om er/and
Jïdr/em
Yorge
•Enk fiksen
Hom*
J"Id.etderui\
0/d rptlfïnq
We ire/f/ete.
Oronihger/and
T/riesf&ndt
Schiermonkoötjh
dim e/é n aft
Zingt*
Urck
Erxck Kuyjen
Jdocr-n
JftXrcLzrwLj ck
J&w spiffing
Z^t/e. tve/sff e ff*
Crroningen
Er/es/a ncf
/5cf\izrmonnikoqg
-4. rn e/d n d
J-darh njen
UrK
Enkhui ie yy
JCoom
•Ha refer wij k
H
>o
^■Q
-5
N
3
O
N
•Kl
K
(C
V.
L-
1
csl
Langs deze route reisde Linnaeus naar Holland, ten einde in Harderwijk
in de medische wetenschap te promoveren
OP 23 MEI (13 mei vol
gens de oude Zweedse jaar
telling) zal het tweehon
derdvijftig jaar geleden zijn,
dat de beroemde plantkun
dige Carolus Linnaeus
„Zwedens grootste theoreti
sche genie" in het plaatsje
Rashult werd geboren. Zijn
vader was hulppredikant
aldaar. Het was diens wens,
dat de zoon theologie zou
studeren en in het voet
spoor van de vader zou tre
den. De jonge Linnaeus had,
toen hij zjjn studieverlan
gens kenbaar maakte, ech
ter andere sympathieën:
medicijnen en botanie. Hjj
heeft deze studies kunnen
volgen en wetenschappe
lijke arbeid verricht, die
hem zijn beroemdheid als
botanicus heeft bezorgd.
Nog altijd wordt de natuurvorser in
Zweden geëerd als een van de grootste
mannen, die dit land heeft voortgebracht.
Daarom zal hij dit jaar in Uppsala, waar
hij als professor doceerde, op grootse wijze
worden herdacht. Ook in ons land zal de
geboortedag van de wereldvermaarde
plantkundige worden herdacht. In het
Haarlems stadhuis wordt een academische
zitting gehouden, door een pelgrimage
naar de Linnaeushof te Bennebroek ge
voigd. In Harderwijk zal aandacht worden
geschonken aan het feit, dat de Zweed
daar in j735 tot doctor in de medicijnen
promoveerde.
HULPPREDIKER Nils Linnaeus moet
bij zijn zoon reeds vroeg liefde voor de na
tuur hebben aangekweekt. In vaders rijke
tuin kon de jonge Carl zijn liefde uitleven.
Al op vroege leeftijd begon hij te botani
seren, greep hij naar de natuurhistorische
werken, die zijn vader bezat. Toen hij zich
eenmaal de kennis van het Latijn had
eigen gemaakt, kreeg hij de „Historia
animalum" vari Aristoteles in handen, een
werk dat kan worden beschouwd als een
belangrijke grondslag voor zijn studies. De
systematische „Historia animalum" ver
strekte de jonge Linnaeus richtlijnen, die
hem hebben gebracht tot de ordening van
de planten en dieren. In het begin van de
achttiende eeuw heerste er op dit gebied
slechts ehabs, waaraan de beroemde bota
nicus definitief een einde heeft gemaakt.
Het geboortehuis van de botanicus te Rashult.
De plantkundige rustend in zijn werkkamer.
delijkheid. En hiermede was voor ieder ds
zaak afgedaan, want als deze „Paus van de
natuurhistorische wereld" had gesproken,
dan was de zaak afgedaan. Hiermede
wordt een karaktertrek van de botanicus
blootgelegd, die duidt op een zelfbewust
zijn, een intens gevoel van eigenwaarde. In
zijn vele geschriften zijn wetenschappe
lijke arbeid omvat meer dan zeventig boe
ken heeft Linnaeus vele karakteristie
ken van zichzelf gegeven en daarin schrijft
hij onder meer: „De botanie bouwde hij
op van de grond af, zodat deze vervallen
wetenschap er na zijn tijd geheel anders
uitzag. Hij was de eerste, die de bladeren
der planten met vaste termen beschreef.
Hij gaf aan geslachten en soorten hun kor
te definities en namen en herleidde de vele
variëteiten tot soorten. Hij ontdekte in zijn
eentje meer dieren dan allen voor hem er.
deelde deze in naar het natuurlijk systeem.
De kennis der insecten moet aan hem wor
den toegeschrevenenzovoorts". Het is
geen academische bescheidenheid, die uit
deze regels spreekt. Met dit zelfbewustzijn
en de ijdelheid van de grote plantkundige
voor ogen wordt het ook duidelij'k, dat hij
een indeling maakte van de botanici. Over
tuigd van zijn belangrijkheid plaatste hij
zichzelf als eerste.
LINNAEUS was een man van uitersten
en tegenstrijdigheden. Hij kon scherp van
leer trekken tegen hen, die hem naar zijn
eigen inzicht te weinig eer schonken. Zijn
onharmonische natuur komt tot uiting in
de geschriften, die soms van heftige ge
moedsbewegingen getuigenis afleggen. Zijn
stijl is dan oud-testamentisch, extatisch.
Hij voelt zich als een martelaar, als een
vervolgde, hij beklaagt zich hierover in
sombere, bezwerende bewoordingen. Dan
weer laait zijn enthousiasme in de be
schrijvingen op, komt hij in verrukking en
bezingt hij in een dichterlijk-gevoelige
taal de schoonheid, die hij mag aanschou
wen. Zijn taal is thans nog ongemeen le
vendig en fris, zodat het te begrijpen is,
dat zich de laatste jaren in Zweden een
herontdekking voordoet van zijn stillisti-
sche eigenschappen, waardoor zijn leven
dige taal zich onderscheidt van de stijl,
waarin zijn tijdgenoten zich op papier
uitten.
Het lezen van de biografieën over de be.
roemde plantkundige is een boeiende be
zigheid om de vele details over zijn te
genstrijdige karaktertrekken. Met heftige
verontwaardiging kon Linnaeus te keer
gaan, toen hij bij een benoeming werd ge
passeerd. Over zijn „tegenstander" schreef
hij bij die gelegenheid: „Deze heeft van
natuurhistorie evenveel verstand als 'n kat
van glazenmaken". De botanicus was reli
gieus, in diepe bewondering voor de
schepping, maar zijn religiositeit belette
hem niet zich soms te keren tegen predi
kanten en sacramenten. Tijdens zijn pro
fessoraat in Uppsala woonde hij in Ham-
marby, waar hij zondags ter kerke ging.
Dan nam hij zijn hond mee, die met geblaf
het preken van de dominee hinderde. La
ter zou hij zelfs alleen zijn hond hebben
gezonden. Toen de predikant zich over het
blaffen van de hond tijdens de preek bij de
grote natuurvorser beklaagde, zou deze
hebben gereageerd door te zeggen dat het
blaffen een teken was, dat de dominee
maar een eind aan zijn preek moest ma
ken!
OP TWINTIGJARIGE leeftijd, in 1727,
wordt Carl Linnaeus ingeschreven aan de
universiteit in Lund en een jaar later in
Uppsala, op vijfentwintigjarige leeftijd
reist hij naar Lapland, waar hij de flora
determineert. Ruim twee jaar later maakt
hij in Laplandse kleding in Falun bij de
achttienjarige Sara Lisa, dochter van de
stadsarts Johan Moraeus zijn opwachting.
De dokter is bereid zijn dochter aan de bo
tanicus te schenken, doch dan moet deze
eerst in het buitenland zijn doktersdiploma
behalen, daar het in Zweden niet mogelijk
was te promoveren. Linnaeus vertrekt
daarom naar het buitenland met een tas
■■■■■■■■■■■■■■■■■a
Linnaeus in Holland in een Laplands
kostuum. De foto rechts boven is een
steendruk van E. Desmaisons naar een
schilderij van Roux.
Daarom ook werd later van hem gezegd:
„God schiep de natuur, maar Linnaeus or
dende haar". Deze natuursystematiek heeft
de Zweed zijn grote roem bezorgd. In het
werk „Systema naturae" heeft hij zijn or
deningssysteem omschreven. Hij gaf het -
evenals andere wetenschappelijke geschrif
ten in Holland uit, toen hij hier drie
jaren verbleef op de Hartekamp te Ben
nebroek, het buiten van dr. George Clif
ford, burgemeester van Amsterdam, direc
teur van de Oost-Indische Compagnie en
minnaar van kunsten en wetenschappen.
De plantkundige maakte een einde aan
de verwarring, die op het gebied van de
biologische naamgeving heerste. Hij voer
de de binaire nomenclatuur in en gaf de
levende wezens eerst in het Grieks of La
tijn een geslachtsnaam en daarna een
soortnaam. Scherp kantte hij zich tegen
de middeleeuwse naamgeving, ontstaan in
kloostertuinen, die namen kende als: Pa
ter Noster (Onze Vader) en Spina Christi
(Christusdoorn): „Wij laten niet toe, dat
men namen gebruikt, die een religieuze in
houd hebben", schreef hij in alle onverbid.
VOOR MIJN KINDEREN is een lift altijd een fascinerende zaak. De regel
matige 'seizoen-inkopen van garderobe voor winter en zomer eindigen dan ook
altijd in een tochtje met de lift naar de allerbovenste étage van een warenhuis.
En mft een ijsje in hét restaurant. Een ijsje met een papieren parasolletje. De hele
zomer door wordt volstaan met gewone pakjes ijs of mej lollies. Maar na het win
kelen aehoort een ijsje met een parasolletje te volgen. Zo luidt nu eenmaal door de
jaren he-n het protocol. Evenals het feit dat er schoenen gekocht dienen te wor
den m een zaak, waar een ballon cadeau wordt gedaan. Ballon-parasolletje-lift,
Ja, vo reel de lift. Weggedrongen in een compacte mensenmassa, omhoogverend
en terughonzend bij iedere étage, die de liftbediende met eentonig, nasaal en ver
veeld stemgeluid afdreunt, vind ik het iedere keer wéér een benauwde, ietwat on
smakelijke onderneming. Maar ergens ter hoogte van de knieën is altijd Peters
warme handje, dat me dankbaar drukt. En Brigitte, het hoofd omstuwd door rug
gen en schouders, zodat ze nauwelijks kan ademhalen, zegt verheerlijkt: „Leuk,
hè Mam?" Zo deinen we dan langs: „Schrijfbehoeften, schoenen, babykleding
hoeden, japonnen, mantels" eerst naar de speelgoedafdeling, waar Brigitte de
poppen en Peter de auto's en treinen moet bekijken. Daarna langs „Porselein,
glaswerk, huishoudartikelen tapijten, meubels, bedden" naar de bovenste étage.
Alles met twee zorgvulidg behoede ballonnen van een schreeuwend-concurrerende
schoenenfirma boven onze hoofden.
„Hadden we de vorige keer ook zoveel slagroom?" vraagt Peter. „De juffrouw
kent ons nog!" verzekert Brigitte. „Ze geeft ons altijd extra veel slagroom. Kijk
uit, je rand begint te smelten, of wil je juist pap?" Want er bestaan verschillende
methoden van ijs-eten. Je kunt er royaal je lepel in steken en ijskoud ijs met smel
tende slagroom eten. Je kunt de hele zaak door elkaar klutsen tot een middel
matig koude crème. Je kunt óók de rand laten smelten tot pap en eerst het
middengedeelte, zoals Brigitte dat doet, met héél kleine hapjes naar binnen wer
ken. Peter is altijd eerder klaar met zijn ijs, hij volgt de royale lepelmethode.
„Ik ga vast kijken bij de lift!" zegt hij. Want hij is zeer geïnteresseerd in de rode
cijfers, die bij iedere étage verspringen en staat altijd weer verbluft over zoveel
technisch vakwerk.
Na enkele minuten volgt Brigitte en blijf ik alleen achter met m'n thee en
pakjes. Dit is altijd het heerlijkste moment van het verplichte nummertje win
kelen. Thee met een sigaret en het afstrepen van het boodschappenlijstje.
Vroeger dan anders komt Brigitte terug. Ze hangt verveeld aan m'n tafeltje.
„Hij komt niet meer", zegt ze.
„Wat een onzin, ik zie van hier uit de cijfers verspringen. Nu is hij op de twee
de, zie je? Nu de derde. Ga maar gauw kijken, hij komt zó".
Brigitte schuifelt tussen de tafeltjes door en komt, na één blik op de liftdeur,
teleurgesteld terug. „Niks hoor", zegt ze, „wéér die blonde. Die aardige, met die
zwarte krulletjes is al in geen vier keer geweest. Zeker koffiedrinken".
Ook een lift kan je een schok geven. Want ik voel vreemd genoeg altijd een
schok als ik merk hoe groot m'n kinderen worden, hoe ze onrustbarend gauw en
in niet te stuiten tempo elk jeugdritueel ontgroeien. Zélfs het zo vertrouwde
ballon-parasolletje-lift.
vol manuscripten om in Harderwijk te pro
moveren. Deze promotie valt hem niet
moeilijk, want reeds heeft hij voor een
vriend een dissertatie geschreven, hetgeen
hem dertig taler heeft opgebracht. De stu
dent reist over Hamburg naar Amsterdam,
waar hij op 13 juni 1735 aankomt. Drie
dagen later vertrekt hij per schip naar
Harderwijk, waar hij zich bij professor Jo
hannes de Gorter laat inschrijven en op
23 juni promoveert tot doctor in de medi
cijnen. Hij bezoekt de hortus botanicus in
Amsterdam en Leiden en maakt met de
beroemde professor Boerhaave kennis.'
Deze onderhoudt relaties met Georgq Clif
ford, burgemeester van Amsterdam, die
dikwijls last heeft van hypochondrische
buien. Daarom raadt Boerhaave hem aan
een lijfarts te nemen. „Ik ken een Zweed,
die juist in Holland vertoeft een voor
treffelijk medicus die, de beste botani
cus van Europa belooft te worden".
Clifford nodigt de pas gepromoveerde
Linnaeus op zijn buitengoed „De Harte
kamp" bij Bennebroek uit en als deze hier
aankomt, raakt hij in verrukking over de
lusthof, die Clifford hier heeft geschapen.
Hij schrijft hierover: „Mijn ogen werden
betoverd door zovele door kunst onder
steunde meesterwerken der natuur, al-
leeën, bloemperken, standbeelden, vijvers
en kunstig aangelegde heuvels en doolho
ven. Mij betoverden de menagerieën vol
tijgers, apen, wilde honden, Indische her
ten en geiten, Zuidamerikaanse en Afri
kaanse zwijnen. Met hun geluiden ver
mengden zich andere van troepen vogels:
valken, papagaaien, pauwen, parelhoen
ders". Hij vervolgt: „Ik schrok toen ik de
broeikassen betrad, vol als ze waren van
zoveel planten, dat een zoon van het Noor
den zich behekst moest voelen en niet wist,
naar welk vreemd werelddeel hij was ver
plaatst".
Drie jaar verblijft Linnaeus op „De Har
tekamp" en deze periode is de gelukkigste
van zijn leven. Hij geeft een aantal bota
nische werken uit, met als belangrijkste de
Systema Naturae, waarvan hij de verschij.
ning reeds in Zweden voorbereidde. Met
Hollandse botanici~onderhoudt hij vriend
schappelijk contact en dikwijls presen
teert hij zich aan hen in Laplands kostuum
om dan over zijn reizen naar het onher
bergzame Lapland te vertellen. Na drie
jaar van botaniseren op „De Hartekamp"
en in de Leidse Hortus Botanicus vertrekt
de Zweed in mei 1738 terug naar zijn va
derland, gedreven door het verlangen naar
zijn bruid. Op zijn sterfbed neemt de Leid
se professor Boerhaave afscheid van hem,
na dank te hebben gebracht voor het we
tenschappelijke werk, dat Linnaeus in
Holland heeft verricht.
TERUG IN ZWEDEN,'praktiseerde Lin
naeus als arts in Stockholm, werd ko
ninklijk lijfarts en in 1741 professor te
Uppsala in de medicijnen en een jaar later
in de botanie. Hjj werd lid van weten
schappelijke genootschappen, maakte stu
diereizen en publiceerde zijn studies. Zijn
aanvankelijke gedachten over de soorten
moest hij wijzigen. Geleidelijk kwam hij
tot de erkenning van een evolutie in het
dierlijk leven. De natuurvorser stelde de
geslachtelijkheid van de planten vast en
ontdekte de slaap van de bloemen. Be
halve deze botanische onderzoekingen ont
wikkelde hij medische stellingen, onder
meer op het gebied van de diëetleer. Na
dat hij in 1757 in de adelstand was verhe
ven, noemde hij zich na 1762 Karl von
Linné.
Hij had toen reeds de hortus te Uppsala
beroemd gemaakt en vele leerlingen, ook
uit het buitenland, om zich heen verza
meld. In zijn latere levensjaren werd Von
Linné door zorgen gekweld, In 1774 werd
hij door een beroerte getroffen en vier jaar
later maakte de dood een einde aan zijn
leven. Het grootste gedeelte van de nala
tenschap, onder meer de bibliotheek en de
brieven, bevindt zich' in het bezit van de
Linnean Society te Londen. In de biblio
theek van de Amsterdamse Artis treft men
onder meer een exemplaar van de Hortus
Cliffortianus aan, een van de vele botani-
nische werken, die Linnaeus tijdens zijn
verblijf op „De Hartecamp" in het licht
heeft gegeven.
Albert Hoogkamer
DE GEWESTELIJKE vormen van
onze geslachtsnamen zijn een uitste
kend middel bij een genealogisch on
derzoek. Wie Terpstra heet, weet ook
zonder voorlichting dat hij de baker
mat van zijn familie in Friesland zoe
ken moet. Stra wijst onmiskenbaar naar
het noorden. En al komt die uitgang ook
wel in Groningen voor, daar noemt
men de oude woonheuvels wierden. An
dere familienamen geven de herkomst
zelfs duidelijk aan. Om er enkele te
noemen: Van Urk, Dragstra (van Drach
ten), Tilanus (van Tiel) en Belonje
(Boulogne).
GEEN REGEL zonder uitzonderingen.
De geslachtsnaam Enschedé lijkt ge-
makkelijk te verklaren. Want we ken-
nen ook namen als Schermerhorn, Heu-
kelom, Cuyk, Driebergen, Naarden en
Edam. In deze gevallen noemde de
stamvader zich naar zijn geboorte-
jj plaats. Stamt het Haarlemse drukkers-
geslacht dus uit Enschedé? Nee, de
genealogie begint met Jan Hendriksz
Enscheda, die lcerbereider te Groningen
was. In die stad doopte men 18 juli 1642
zijn kleinzoon Johannes, die zich als in-
strumentmaker in Haarlem vestigde en
zijn werkstukken met de familienaam
Enscheda signeerde. Het was diens in
1681 geboren zoon Izaak, die deze naam
i in Enschedé wijzigde. Als boekdrukker,
i lettergieter en courantier werd hij de
j grondlegger van de huidige firma.
Zelfs de geografische familienamen
S bieden dus niet altijd zekerheid. Namen
als Vermeer, Verwey, Verschueren,
Verehy, Verhoeff, Verkerk en Verkade
spreken voor zich zelf: „ver" is hier
een samentrekking van „van der". Het
ziet er dus naar uit dat ook Ver Loren
in deze categorie thuis hoort, vooral
daar deze naam door een deel der fa-
milie als Verloren geschreven wordt.
IS NU Ver Loren ook zo'n herkomst-
naam en te vergelijken met Ver Heull
(een heul is een overdekte waterafvoer)?
Ook al niet. Want de familie dankt de
naam aan het feit dat voorvader Ja-
j cob Jansz op 30 juni 1591 in Hoorn het
huis „De Verloren Soon" aan het Kleine
Oost kocht. Zijn zoon* Claes Jacobsz
Verloren noemde zijn schip eveneens
„De Verloren Soon" en was vele jaren
voor zijn familie verloren omdat hij
j anno 1636 met dit vaartuig bij Messina
in handen van Barbarijse zeerovers viel.
Als is de afleiding dan ietwat ongewoon,
Ver Loren ontstond uit een huisnaam
i Net als dit het geval was met de na-
men Stuyver, Reael, Snieghel, Gulden-
j arm en Geelhoed, welke laatste naam
aan het uithangbord „De Ghele Hant"
van een Amsterdams huis herinnert.
Ook de wonderlijke naam Ovee gaat
j naar een huis terug. Stamvader Cor-
nelis Pieter Jobsen (1579 1633) wooji-
de te Goes in „De Oevervaer" en werd
naar dit huis genoemd. Zijn zoons hee'-
ten bij hun huwelijk Ovevaer, dor')
komen in latere akten uitsluitend on-
der de aanduidingen Oeve en O^ee voor
De laatste naam werd de definitieve.
ONZE VADEREN hielden er van de
namen in te korten. Al heette de om-
streeks 1490 in Doetichem geboren Jo-
han Messmaeker aldus naar ziin be-
roep, zijn nakomelingen voeren de
naam Mess en te Wormerveer werd de
beroepsnaam Timmerman tot Timmer
ingekort. De Burgerlijke Stand maakte
j aan deze vervormingen een einde Tech
kwamen in d§ eerste jaren nog zond.er-
linge zaken voor. Een deskundig leger
j van deze rubriek weet te vertellen, dat
twee volle broers in de Haarlemse ge-
boorteregisters als Hardesmeets en
j Smits ingeschreven werden. De tweede
naam was de juiste: de vader heette
Everhardus Smits. Ook voornamen wor-
den afgekort en zo stond deze Haar-
lemmer in zijn buurt als Iïardus Smits
bekend. Het was deze naam die de
vroedvrouw noemde toen de vader in
1817 op zee verbleef en zij de geboe-''»
j van een Willem ging aangeven. De
ambtenaar verstond Hardesmeets.
schreef dit als familienaam in zijn akte
en zette er Evert voor omdat er toch
ook een voornaam ziin moest. Eerst toen
zoon Willem trouwde, vernam hij dat
hij een gloednieuwe familienaam had.
Hij heeft het er maar bij gelaten
G. de Boer van der Lev