Grootvorst der natuurlijke historie DIEVEN KRIJGEN GEEN KANS IN DE KOMENDE DIAMANTSTAD DE LIFT door Wynca Loos ONZE NAMEN Ook op dit terrein voetangels en klemmen tweehonderdvijftig jaar geleden geboren C HJLMBUriG AH5TERDAM Het is anders Een vergissing ZATERDAG 4 MEI 1957 E R B V 3 DE AMSTERDAMSE politiechefs zijn op het ogenblik zorgelijk de (dienst) - neuzen aan het tellen met het oog op het aanstaande zomerseizoen, dat vol gens alle deskundigen het drukste sinds mensenheugenis gaat worden. De Paas dagen hebben met hun ongekende aan tallen buitenlandse bezoekers al een voorproefje gegeven van wat Amstels bedreigde veste in de komende top- maanden te wachten staat. Nu al stro men de vreemdelingen bij duizenden tegelijk in particuliere auto's, bussen en treinen de hoofdstad binnen, maar wat het worden zal, indien daar om streeks half juni ook nog de invasie uit de provincie bijkomt, daarnaar durft men zelfs niet meer vrijblijvend te gis sen. „Het zal wel om de beurt adem halen worden", verzuchten ze op het hoofdbureau. Nu is dit alles wel een fraai perspec tief voor de caféhouders, de hoteliers de rondvaartondernemingen en ieder een die verder een boterham aan de vakantiedrukte verdient. De dienaren van Hermandad echter worden er geen cent wijzer van, terwijl er in die hoog seizoenmaanden van hen juist het uiterste aan tact, verantwoordelijk heidszin en lichamelijke inspanning ge vergd wordt bijvoorbeeld in de vorm van zware extra-diensten en bijzondere surveillance in de „verdachte" buurten. Wat de zorgen van het hoofdbureau nog groter maakt is, dat er juist in de drukste tijd in de hoofdstad een ten toonstelling gehouden zal worden, die een speciale bewaking eist. Dat is de expositie Amsterdam Diamantstad, die op 21 juli in de Apollohal haar poorten opent. Achter die poorten zal dan voor een waarde van twintig miljoen gulden aan bewerkte en onbewerkte edelstenen bijeengebracht zijn en het ligt dus voor de hand, dat bijzondere voorzorgs maatregelen hier wel geboden zijn. Pronkstuk van de tentoonstelling wordt de wereldbefaamde „Hope"-diamant, zo genoemd naar zijn eerste eigenaar die het kleinood in 1830 verwierf voor een som van bijna honderdduizend gul den. Deze destijds in Amsterdam be werkte blauwe diamant, die 44 ka raat weegt, stamt evenals de meeste „kanjers" van diamanten uit India, waar hij in 1642 gedolven werd. Nu is de steen, die zijn eigenaars volgens de legende ongeluk zou brengen, in het be zit van de New Yorkse juwelier Harry Winston, die hem begin juni zelf per vliegtuig naar Amsterdam zal brengen. Toch is het niet de „Hope"-diamant, die de hoofdstedelijke politie de meeste zorgen baart. Niemand van het gilde der langvingers en helers immers zou op de gedachte komen, zijn vingers te branden aan deze monstersteen, die reeds door uitzonderlijke grootte en vorm onvèrkoopbaar zöu zijn op d.e clandestiene èn op de legale markt. Veel couranter zijn in dat opzicht de tientallen kleinere en middelgrote ste nen die straks in de Apollohal zullen liggen te flonkeren en die overal grif van de hand gedaan kunnen worden. „Dat is het soort artikelen, dat de har ten van iedere dief en inbreker sneller doet kloppen, stenen van zo'n halve tot enkele karaats die, te juister plaatse aangeboden, toch nog altijd een paar duizendjes per stuk opbrengen zonder dat er vragen gesteld worden. Ging het nu alleen maar om ons eigen vader landse en gelukkig in „vaktechnisch" opzicht nogal primitieve boevenpak, dan zouden normale veiligheidsmaat regelen wel voldoende zijn. Doch een potentiële buit van een paar miljoen gulden, zo vreest men, zal stellig ook de gerenommeerde zware jongens uit het buitenland aanlokken „gang sters" die gewend zijn in grote, effi ciënt georganiseerde overvalbenden te opereren, over de geraffineerdste tech nische hulpmiddelen beschikken en zich zo nodig met wapengeweld toegang tot de „poet" banen. Om aan dergelijke verrassingen het hoofd te kunnen bieden wordt er nu een bewakingssyteem voorbereid, dat, gelijk dit in het politiejargon heet, vol komen „waterdicht" is. Waaruit het precies bestaat kon men ons om be grijpelijke redenen niet onthullen, maar wel is ons duidelijk geworden, dat er vele tientallen politiemannen, zowel in burger als in uniform, bij de zeer inten sieve surveillance rond deze miljoenen- schat zullen deelnemen. Ter vergemak kelijking van het toezicht zal de Apol lohal gedurende de gehele tentoonstel ling van 21 juni tot 25 juli des nachts en des avonds baden in een zee van kunstlicht, waarin prettige bij komstigheid de edelstenen des te schitterender zullen flonkeren! Recher cheurs met honden zullen een niet on aanzienlijke bijdrage leveren bij het toezicht, terwijl de Rijkspolitie te water wordt ingeschakeld om, gezien de lig ging van de Apollohal, de natte toe gangswegen in de gaten te houden. De commissaris, die met de voorbereidin gen belast is, overweegt momenteel een deel van de politiemannen met sten- guns uit te rusten. Behalve de beroeps- politie zal ook een keurcorps van er varen particuliere detectives ingescha keld worden voor interne bewakings diensten. Waarschijnlijk zal men bij dit alles ook gebruik maken van apparaten als seleniumcellen (het zogenaamde elektrische oog) en andere „stille ver klikkers". Bewakingstechnisch, zo ver telde de commissaris in kwestie ons, is het hele probleem een der grootste beveiligingswerken die de Amsterdamse politie ooit uit te voeren kreeg reeds in kruiken en kannen. De vraag die nu nog bekeken wordt is hoe men de no dige „mannetjes" juist in het drukst van het vakantieseizoen zal kunnen vrijmaken voor deze veeleisende bij zondere taak, want ook in Amsterdam komt de politie al sedert geruime tijd vele handen tekort. „Maar met een beetje passen en meten" aldus onze zegsman „komt ook dat wel in orde". Ter geruststelling van de bezoekers der diamanttentoonstelling tenslotte nog de verzekering, dat het publiek maar heel weinig zal merken van al deze inten sieve veiligheidsmaatregelen. H. Croesen <V jein van D« Noordt See C 1 - 111 Op 23 mei zal in Zweden en Nederland worden herdacht, dat de beroemde botanicus Garolus Linnaeus tweehonderdvijftig jaar geleden werd geboren. In Uppsala, waar Linnaeus als professor heeft gedoceerd, zal een monument worden ont huld, waarbij Koningin Juliana en Prins Bernhard vermoedelijk aanwezig zullen zijn. Vier films zullen worden gewijd aan leven en werken van de natuurvorser. Voorts zullen drie van zijn werken opnieuw worden uitgegeven. Carolus Linnaeus is in 1735 te Harderwijk gepromoveerd en heeft daarna drie jaren als lijfarts van George Clifford, burgemeester van Amsterdam, op diens buiten goed „De Hartekamp" te Bennebroek gewerkt. Hier heeft Linnaeus gelegenheid gehad enige van en zijn beroemde werken te doen uitgeven. Op een gedeelte van het gebied, waar de vroegere Harte kamp lag, bevindt zich thans de Linnaeushof, waarmee men de vroegere roem van dit natuur gebied in ere wil herstellen. Op 23 mei zal in het stadhuis te Haarlem een Linnaeus-herdenking worden gehouden. Er heeft zich daartoe een comité onder leiding van professor dr. H. J. Lam, directeur van het Rijksherbarium te Leiden, ge vormd. De Commissaris der Koningin in de pro vincie Noordholland, dr. M. J. Prinsen is ere voorzitter. Op de herdenkingsbijeenkomst, die een academisch karakter draagt, zal professor dr. H. Engel van het Zoölogisch Museum te Amsterdam een natuurhistorische inleiding houden. ■A. .-3 VA v \\VV* HOLfiTEyX HANNOVER Hamborg V in. L tunes time 'ifjfa** Htrdtrwvck •Z«yrf«» V •*Gn*v9nhajt V ftr.cKt Linné IJ35 £Ae common course A.mthrdAm -JCdrcferwy A. S/nnc Wkfyd/sflj/t Groen/rjje JFr/s/cj n d tiern koog Om er/and Jïdr/em Yorge •Enk fiksen Hom* J"Id.etderui\ 0/d rptlfïnq We ire/f/ete. Oronihger/and T/riesf&ndt Schiermonkoötjh dim e/é n aft Zingt* Urck Erxck Kuyjen Jdocr-n JftXrcLzrwLj ck J&w spiffing Z^t/e. tve/sff e ff* Crroningen Er/es/a ncf /5cf\izrmonnikoqg -4. rn e/d n d J-darh njen UrK Enkhui ie yy JCoom •Ha refer wij k H >o ^■Q -5 N 3 O N •Kl K (C V. L- 1 csl Langs deze route reisde Linnaeus naar Holland, ten einde in Harderwijk in de medische wetenschap te promoveren OP 23 MEI (13 mei vol gens de oude Zweedse jaar telling) zal het tweehon derdvijftig jaar geleden zijn, dat de beroemde plantkun dige Carolus Linnaeus „Zwedens grootste theoreti sche genie" in het plaatsje Rashult werd geboren. Zijn vader was hulppredikant aldaar. Het was diens wens, dat de zoon theologie zou studeren en in het voet spoor van de vader zou tre den. De jonge Linnaeus had, toen hij zjjn studieverlan gens kenbaar maakte, ech ter andere sympathieën: medicijnen en botanie. Hjj heeft deze studies kunnen volgen en wetenschappe lijke arbeid verricht, die hem zijn beroemdheid als botanicus heeft bezorgd. Nog altijd wordt de natuurvorser in Zweden geëerd als een van de grootste mannen, die dit land heeft voortgebracht. Daarom zal hij dit jaar in Uppsala, waar hij als professor doceerde, op grootse wijze worden herdacht. Ook in ons land zal de geboortedag van de wereldvermaarde plantkundige worden herdacht. In het Haarlems stadhuis wordt een academische zitting gehouden, door een pelgrimage naar de Linnaeushof te Bennebroek ge voigd. In Harderwijk zal aandacht worden geschonken aan het feit, dat de Zweed daar in j735 tot doctor in de medicijnen promoveerde. HULPPREDIKER Nils Linnaeus moet bij zijn zoon reeds vroeg liefde voor de na tuur hebben aangekweekt. In vaders rijke tuin kon de jonge Carl zijn liefde uitleven. Al op vroege leeftijd begon hij te botani seren, greep hij naar de natuurhistorische werken, die zijn vader bezat. Toen hij zich eenmaal de kennis van het Latijn had eigen gemaakt, kreeg hij de „Historia animalum" vari Aristoteles in handen, een werk dat kan worden beschouwd als een belangrijke grondslag voor zijn studies. De systematische „Historia animalum" ver strekte de jonge Linnaeus richtlijnen, die hem hebben gebracht tot de ordening van de planten en dieren. In het begin van de achttiende eeuw heerste er op dit gebied slechts ehabs, waaraan de beroemde bota nicus definitief een einde heeft gemaakt. Het geboortehuis van de botanicus te Rashult. De plantkundige rustend in zijn werkkamer. delijkheid. En hiermede was voor ieder ds zaak afgedaan, want als deze „Paus van de natuurhistorische wereld" had gesproken, dan was de zaak afgedaan. Hiermede wordt een karaktertrek van de botanicus blootgelegd, die duidt op een zelfbewust zijn, een intens gevoel van eigenwaarde. In zijn vele geschriften zijn wetenschappe lijke arbeid omvat meer dan zeventig boe ken heeft Linnaeus vele karakteristie ken van zichzelf gegeven en daarin schrijft hij onder meer: „De botanie bouwde hij op van de grond af, zodat deze vervallen wetenschap er na zijn tijd geheel anders uitzag. Hij was de eerste, die de bladeren der planten met vaste termen beschreef. Hij gaf aan geslachten en soorten hun kor te definities en namen en herleidde de vele variëteiten tot soorten. Hij ontdekte in zijn eentje meer dieren dan allen voor hem er. deelde deze in naar het natuurlijk systeem. De kennis der insecten moet aan hem wor den toegeschrevenenzovoorts". Het is geen academische bescheidenheid, die uit deze regels spreekt. Met dit zelfbewustzijn en de ijdelheid van de grote plantkundige voor ogen wordt het ook duidelij'k, dat hij een indeling maakte van de botanici. Over tuigd van zijn belangrijkheid plaatste hij zichzelf als eerste. LINNAEUS was een man van uitersten en tegenstrijdigheden. Hij kon scherp van leer trekken tegen hen, die hem naar zijn eigen inzicht te weinig eer schonken. Zijn onharmonische natuur komt tot uiting in de geschriften, die soms van heftige ge moedsbewegingen getuigenis afleggen. Zijn stijl is dan oud-testamentisch, extatisch. Hij voelt zich als een martelaar, als een vervolgde, hij beklaagt zich hierover in sombere, bezwerende bewoordingen. Dan weer laait zijn enthousiasme in de be schrijvingen op, komt hij in verrukking en bezingt hij in een dichterlijk-gevoelige taal de schoonheid, die hij mag aanschou wen. Zijn taal is thans nog ongemeen le vendig en fris, zodat het te begrijpen is, dat zich de laatste jaren in Zweden een herontdekking voordoet van zijn stillisti- sche eigenschappen, waardoor zijn leven dige taal zich onderscheidt van de stijl, waarin zijn tijdgenoten zich op papier uitten. Het lezen van de biografieën over de be. roemde plantkundige is een boeiende be zigheid om de vele details over zijn te genstrijdige karaktertrekken. Met heftige verontwaardiging kon Linnaeus te keer gaan, toen hij bij een benoeming werd ge passeerd. Over zijn „tegenstander" schreef hij bij die gelegenheid: „Deze heeft van natuurhistorie evenveel verstand als 'n kat van glazenmaken". De botanicus was reli gieus, in diepe bewondering voor de schepping, maar zijn religiositeit belette hem niet zich soms te keren tegen predi kanten en sacramenten. Tijdens zijn pro fessoraat in Uppsala woonde hij in Ham- marby, waar hij zondags ter kerke ging. Dan nam hij zijn hond mee, die met geblaf het preken van de dominee hinderde. La ter zou hij zelfs alleen zijn hond hebben gezonden. Toen de predikant zich over het blaffen van de hond tijdens de preek bij de grote natuurvorser beklaagde, zou deze hebben gereageerd door te zeggen dat het blaffen een teken was, dat de dominee maar een eind aan zijn preek moest ma ken! OP TWINTIGJARIGE leeftijd, in 1727, wordt Carl Linnaeus ingeschreven aan de universiteit in Lund en een jaar later in Uppsala, op vijfentwintigjarige leeftijd reist hij naar Lapland, waar hij de flora determineert. Ruim twee jaar later maakt hij in Laplandse kleding in Falun bij de achttienjarige Sara Lisa, dochter van de stadsarts Johan Moraeus zijn opwachting. De dokter is bereid zijn dochter aan de bo tanicus te schenken, doch dan moet deze eerst in het buitenland zijn doktersdiploma behalen, daar het in Zweden niet mogelijk was te promoveren. Linnaeus vertrekt daarom naar het buitenland met een tas ■■■■■■■■■■■■■■■■■a Linnaeus in Holland in een Laplands kostuum. De foto rechts boven is een steendruk van E. Desmaisons naar een schilderij van Roux. Daarom ook werd later van hem gezegd: „God schiep de natuur, maar Linnaeus or dende haar". Deze natuursystematiek heeft de Zweed zijn grote roem bezorgd. In het werk „Systema naturae" heeft hij zijn or deningssysteem omschreven. Hij gaf het - evenals andere wetenschappelijke geschrif ten in Holland uit, toen hij hier drie jaren verbleef op de Hartekamp te Ben nebroek, het buiten van dr. George Clif ford, burgemeester van Amsterdam, direc teur van de Oost-Indische Compagnie en minnaar van kunsten en wetenschappen. De plantkundige maakte een einde aan de verwarring, die op het gebied van de biologische naamgeving heerste. Hij voer de de binaire nomenclatuur in en gaf de levende wezens eerst in het Grieks of La tijn een geslachtsnaam en daarna een soortnaam. Scherp kantte hij zich tegen de middeleeuwse naamgeving, ontstaan in kloostertuinen, die namen kende als: Pa ter Noster (Onze Vader) en Spina Christi (Christusdoorn): „Wij laten niet toe, dat men namen gebruikt, die een religieuze in houd hebben", schreef hij in alle onverbid. VOOR MIJN KINDEREN is een lift altijd een fascinerende zaak. De regel matige 'seizoen-inkopen van garderobe voor winter en zomer eindigen dan ook altijd in een tochtje met de lift naar de allerbovenste étage van een warenhuis. En mft een ijsje in hét restaurant. Een ijsje met een papieren parasolletje. De hele zomer door wordt volstaan met gewone pakjes ijs of mej lollies. Maar na het win kelen aehoort een ijsje met een parasolletje te volgen. Zo luidt nu eenmaal door de jaren he-n het protocol. Evenals het feit dat er schoenen gekocht dienen te wor den m een zaak, waar een ballon cadeau wordt gedaan. Ballon-parasolletje-lift, Ja, vo reel de lift. Weggedrongen in een compacte mensenmassa, omhoogverend en terughonzend bij iedere étage, die de liftbediende met eentonig, nasaal en ver veeld stemgeluid afdreunt, vind ik het iedere keer wéér een benauwde, ietwat on smakelijke onderneming. Maar ergens ter hoogte van de knieën is altijd Peters warme handje, dat me dankbaar drukt. En Brigitte, het hoofd omstuwd door rug gen en schouders, zodat ze nauwelijks kan ademhalen, zegt verheerlijkt: „Leuk, hè Mam?" Zo deinen we dan langs: „Schrijfbehoeften, schoenen, babykleding hoeden, japonnen, mantels" eerst naar de speelgoedafdeling, waar Brigitte de poppen en Peter de auto's en treinen moet bekijken. Daarna langs „Porselein, glaswerk, huishoudartikelen tapijten, meubels, bedden" naar de bovenste étage. Alles met twee zorgvulidg behoede ballonnen van een schreeuwend-concurrerende schoenenfirma boven onze hoofden. „Hadden we de vorige keer ook zoveel slagroom?" vraagt Peter. „De juffrouw kent ons nog!" verzekert Brigitte. „Ze geeft ons altijd extra veel slagroom. Kijk uit, je rand begint te smelten, of wil je juist pap?" Want er bestaan verschillende methoden van ijs-eten. Je kunt er royaal je lepel in steken en ijskoud ijs met smel tende slagroom eten. Je kunt de hele zaak door elkaar klutsen tot een middel matig koude crème. Je kunt óók de rand laten smelten tot pap en eerst het middengedeelte, zoals Brigitte dat doet, met héél kleine hapjes naar binnen wer ken. Peter is altijd eerder klaar met zijn ijs, hij volgt de royale lepelmethode. „Ik ga vast kijken bij de lift!" zegt hij. Want hij is zeer geïnteresseerd in de rode cijfers, die bij iedere étage verspringen en staat altijd weer verbluft over zoveel technisch vakwerk. Na enkele minuten volgt Brigitte en blijf ik alleen achter met m'n thee en pakjes. Dit is altijd het heerlijkste moment van het verplichte nummertje win kelen. Thee met een sigaret en het afstrepen van het boodschappenlijstje. Vroeger dan anders komt Brigitte terug. Ze hangt verveeld aan m'n tafeltje. „Hij komt niet meer", zegt ze. „Wat een onzin, ik zie van hier uit de cijfers verspringen. Nu is hij op de twee de, zie je? Nu de derde. Ga maar gauw kijken, hij komt zó". Brigitte schuifelt tussen de tafeltjes door en komt, na één blik op de liftdeur, teleurgesteld terug. „Niks hoor", zegt ze, „wéér die blonde. Die aardige, met die zwarte krulletjes is al in geen vier keer geweest. Zeker koffiedrinken". Ook een lift kan je een schok geven. Want ik voel vreemd genoeg altijd een schok als ik merk hoe groot m'n kinderen worden, hoe ze onrustbarend gauw en in niet te stuiten tempo elk jeugdritueel ontgroeien. Zélfs het zo vertrouwde ballon-parasolletje-lift. vol manuscripten om in Harderwijk te pro moveren. Deze promotie valt hem niet moeilijk, want reeds heeft hij voor een vriend een dissertatie geschreven, hetgeen hem dertig taler heeft opgebracht. De stu dent reist over Hamburg naar Amsterdam, waar hij op 13 juni 1735 aankomt. Drie dagen later vertrekt hij per schip naar Harderwijk, waar hij zich bij professor Jo hannes de Gorter laat inschrijven en op 23 juni promoveert tot doctor in de medi cijnen. Hij bezoekt de hortus botanicus in Amsterdam en Leiden en maakt met de beroemde professor Boerhaave kennis.' Deze onderhoudt relaties met Georgq Clif ford, burgemeester van Amsterdam, die dikwijls last heeft van hypochondrische buien. Daarom raadt Boerhaave hem aan een lijfarts te nemen. „Ik ken een Zweed, die juist in Holland vertoeft een voor treffelijk medicus die, de beste botani cus van Europa belooft te worden". Clifford nodigt de pas gepromoveerde Linnaeus op zijn buitengoed „De Harte kamp" bij Bennebroek uit en als deze hier aankomt, raakt hij in verrukking over de lusthof, die Clifford hier heeft geschapen. Hij schrijft hierover: „Mijn ogen werden betoverd door zovele door kunst onder steunde meesterwerken der natuur, al- leeën, bloemperken, standbeelden, vijvers en kunstig aangelegde heuvels en doolho ven. Mij betoverden de menagerieën vol tijgers, apen, wilde honden, Indische her ten en geiten, Zuidamerikaanse en Afri kaanse zwijnen. Met hun geluiden ver mengden zich andere van troepen vogels: valken, papagaaien, pauwen, parelhoen ders". Hij vervolgt: „Ik schrok toen ik de broeikassen betrad, vol als ze waren van zoveel planten, dat een zoon van het Noor den zich behekst moest voelen en niet wist, naar welk vreemd werelddeel hij was ver plaatst". Drie jaar verblijft Linnaeus op „De Har tekamp" en deze periode is de gelukkigste van zijn leven. Hij geeft een aantal bota nische werken uit, met als belangrijkste de Systema Naturae, waarvan hij de verschij. ning reeds in Zweden voorbereidde. Met Hollandse botanici~onderhoudt hij vriend schappelijk contact en dikwijls presen teert hij zich aan hen in Laplands kostuum om dan over zijn reizen naar het onher bergzame Lapland te vertellen. Na drie jaar van botaniseren op „De Hartekamp" en in de Leidse Hortus Botanicus vertrekt de Zweed in mei 1738 terug naar zijn va derland, gedreven door het verlangen naar zijn bruid. Op zijn sterfbed neemt de Leid se professor Boerhaave afscheid van hem, na dank te hebben gebracht voor het we tenschappelijke werk, dat Linnaeus in Holland heeft verricht. TERUG IN ZWEDEN,'praktiseerde Lin naeus als arts in Stockholm, werd ko ninklijk lijfarts en in 1741 professor te Uppsala in de medicijnen en een jaar later in de botanie. Hjj werd lid van weten schappelijke genootschappen, maakte stu diereizen en publiceerde zijn studies. Zijn aanvankelijke gedachten over de soorten moest hij wijzigen. Geleidelijk kwam hij tot de erkenning van een evolutie in het dierlijk leven. De natuurvorser stelde de geslachtelijkheid van de planten vast en ontdekte de slaap van de bloemen. Be halve deze botanische onderzoekingen ont wikkelde hij medische stellingen, onder meer op het gebied van de diëetleer. Na dat hij in 1757 in de adelstand was verhe ven, noemde hij zich na 1762 Karl von Linné. Hij had toen reeds de hortus te Uppsala beroemd gemaakt en vele leerlingen, ook uit het buitenland, om zich heen verza meld. In zijn latere levensjaren werd Von Linné door zorgen gekweld, In 1774 werd hij door een beroerte getroffen en vier jaar later maakte de dood een einde aan zijn leven. Het grootste gedeelte van de nala tenschap, onder meer de bibliotheek en de brieven, bevindt zich' in het bezit van de Linnean Society te Londen. In de biblio theek van de Amsterdamse Artis treft men onder meer een exemplaar van de Hortus Cliffortianus aan, een van de vele botani- nische werken, die Linnaeus tijdens zijn verblijf op „De Hartecamp" in het licht heeft gegeven. Albert Hoogkamer DE GEWESTELIJKE vormen van onze geslachtsnamen zijn een uitste kend middel bij een genealogisch on derzoek. Wie Terpstra heet, weet ook zonder voorlichting dat hij de baker mat van zijn familie in Friesland zoe ken moet. Stra wijst onmiskenbaar naar het noorden. En al komt die uitgang ook wel in Groningen voor, daar noemt men de oude woonheuvels wierden. An dere familienamen geven de herkomst zelfs duidelijk aan. Om er enkele te noemen: Van Urk, Dragstra (van Drach ten), Tilanus (van Tiel) en Belonje (Boulogne). GEEN REGEL zonder uitzonderingen. De geslachtsnaam Enschedé lijkt ge- makkelijk te verklaren. Want we ken- nen ook namen als Schermerhorn, Heu- kelom, Cuyk, Driebergen, Naarden en Edam. In deze gevallen noemde de stamvader zich naar zijn geboorte- jj plaats. Stamt het Haarlemse drukkers- geslacht dus uit Enschedé? Nee, de genealogie begint met Jan Hendriksz Enscheda, die lcerbereider te Groningen was. In die stad doopte men 18 juli 1642 zijn kleinzoon Johannes, die zich als in- strumentmaker in Haarlem vestigde en zijn werkstukken met de familienaam Enscheda signeerde. Het was diens in 1681 geboren zoon Izaak, die deze naam i in Enschedé wijzigde. Als boekdrukker, i lettergieter en courantier werd hij de j grondlegger van de huidige firma. Zelfs de geografische familienamen S bieden dus niet altijd zekerheid. Namen als Vermeer, Verwey, Verschueren, Verehy, Verhoeff, Verkerk en Verkade spreken voor zich zelf: „ver" is hier een samentrekking van „van der". Het ziet er dus naar uit dat ook Ver Loren in deze categorie thuis hoort, vooral daar deze naam door een deel der fa- milie als Verloren geschreven wordt. IS NU Ver Loren ook zo'n herkomst- naam en te vergelijken met Ver Heull (een heul is een overdekte waterafvoer)? Ook al niet. Want de familie dankt de naam aan het feit dat voorvader Ja- j cob Jansz op 30 juni 1591 in Hoorn het huis „De Verloren Soon" aan het Kleine Oost kocht. Zijn zoon* Claes Jacobsz Verloren noemde zijn schip eveneens „De Verloren Soon" en was vele jaren voor zijn familie verloren omdat hij j anno 1636 met dit vaartuig bij Messina in handen van Barbarijse zeerovers viel. Als is de afleiding dan ietwat ongewoon, Ver Loren ontstond uit een huisnaam i Net als dit het geval was met de na- men Stuyver, Reael, Snieghel, Gulden- j arm en Geelhoed, welke laatste naam aan het uithangbord „De Ghele Hant" van een Amsterdams huis herinnert. Ook de wonderlijke naam Ovee gaat j naar een huis terug. Stamvader Cor- nelis Pieter Jobsen (1579 1633) wooji- de te Goes in „De Oevervaer" en werd naar dit huis genoemd. Zijn zoons hee'- ten bij hun huwelijk Ovevaer, dor') komen in latere akten uitsluitend on- der de aanduidingen Oeve en O^ee voor De laatste naam werd de definitieve. ONZE VADEREN hielden er van de namen in te korten. Al heette de om- streeks 1490 in Doetichem geboren Jo- han Messmaeker aldus naar ziin be- roep, zijn nakomelingen voeren de naam Mess en te Wormerveer werd de beroepsnaam Timmerman tot Timmer ingekort. De Burgerlijke Stand maakte j aan deze vervormingen een einde Tech kwamen in d§ eerste jaren nog zond.er- linge zaken voor. Een deskundig leger j van deze rubriek weet te vertellen, dat twee volle broers in de Haarlemse ge- boorteregisters als Hardesmeets en j Smits ingeschreven werden. De tweede naam was de juiste: de vader heette Everhardus Smits. Ook voornamen wor- den afgekort en zo stond deze Haar- lemmer in zijn buurt als Iïardus Smits bekend. Het was deze naam die de vroedvrouw noemde toen de vader in 1817 op zee verbleef en zij de geboe-''» j van een Willem ging aangeven. De ambtenaar verstond Hardesmeets. schreef dit als familienaam in zijn akte en zette er Evert voor omdat er toch ook een voornaam ziin moest. Eerst toen zoon Willem trouwde, vernam hij dat hij een gloednieuwe familienaam had. Hij heeft het er maar bij gelaten G. de Boer van der Lev

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 17