EVELIENTJE
en de illegaliteit
HET GELAAT VAN SPAARNDAM
Tlieume
WEER OF GEEN WEER
Fletse herdenking
UITGAVEN
Plaatselijk
Een soldaatje
Kort verhaal door Lizzy Sara May -
igiiis
Ruim 180 hoofdredacteuren
naar Amsterdam
FRIVOOL AANHANGSEL VAN
HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS 1
ZATERDAG 4 MEI 1957
ERBT'J 4
TERWIJL IK naar de voordeur liep om
open te doen, schoot die zin me te binnen.
Een zin die me even ademloos met ver
bazing liet. „Haal de oude dame van de
muur!" luidde hij. Waar voor den drom
mel had ik die zin meer gehoord en waar
stond hij mee in verband? Terug in de ka
mer ging ik er bij zitten en begon te pein
zen. Het eerste schaap dat over de dam
van het denkvermogen kwam waren de
„badmutsen" twee oude dames, vrien
dinnen van een lieve, oude tante die ons
tijdens de oorlog zo ongelooflijk met haar
goede hart en bijbehorende bedoelingen
geholpen had. Die badmutsenWe
noemden ze zo naar haar potsierlijke
hoofddeksels, een soort badmuts uit 1914,
die bij de allereerste zwemkostuums be
hoorden. Verder vonden de twee dames
het blijkbaar zonde om kleren weg te
doen. Ze droegen al haar japonnen af, tot
in lengte van dagen. Daarbij behoorden
dan ook robes uit de twintiger jaren, vol
ledig met sleepjes, stenen en pailletten.
Maar aangezien de hoofddeksels de meest
in het oogspringende waren en voor ons de
toon aangaven, noemden we deze dames
dus „de badmutsen".
Schaap twee was natuurlijk de oorlog
zelf, dat wil zeggen de spanning en at
mosfeer waarin we leefden. Ondergedoken
op valse namen en ingeschreven op een
vals adres leefden we in een volkomen
verpauperde buurt. Wij woonden op een
tweede etage, omringd door lieden die
hand-en-spandiensten verrichtten voor de
vijand of aangesloten waren bij de N.S.B.
of haar zusterverenigingen. Een buurt
waar de één de ander voor een nietigheid
verried. Enfin, zo was dus de situatie van
schaap twee.
Schaap drie was ons dochtertje van vier
jaar, Evelientje, dat volleerd was in de
wetten der illegaliteit. Ze kon zwijgen als
het graf en was „contactman" bij het
rondbrengen van illegale lectuur. Rest
schaap vier. Schaap vier was eigenlijk
volkomen onbelangrijk, had het geen door
slaggevende rol in dit verhaal gespeeld.
Het bestond uit het tekenen van karika
turen, waarin ik, dat moet ik bekennen,
niet erg bedreven was, maar dat mij in
een tijd van veel thuiszitten en zenuwen
nogal wat afleiding bezorgde.
NU ALLE SCHAPEN dan over de dam
zijn, kan ik overgaan tot het in elkaar
schuiven van de legpuzzel. Men is nu ge
noeg van de situatie op de hoogte om het
verhaal te kunnen volgen.
Op een avond tegen etenstijd werd er
gebeld. Juist voordat er gebeld werd had
ik heel toevallig een tekening, voorstellen
de een zeer gezette, lelijke oude dame
die grote gelijkenis vertoonde met een der
„badmutsen" afgemaakt en aan de
muur bevestigd als verrassing voor mijn
echtgenoot, die elk ogenblik verwacht kon
worden. Ik begaf mij dus naar de trap,
gaf een ruk aan het touw, riep het stereo
type „wie is daar?" en vernam tot mijn
verbazing de namen van de twee „bad
mutsen". Reeds onder aan de eerste ver
dieping klonken er tussen het gepuf en
gehijg door flarden van volzinnen, die mij
duidelijk moesten maken dat ze zó gezocht
hadden, dat niemand ons in de buurt bleek
te kennen, dat ze huis aan huis gevraagd
hadden of we daar soms woonden, dat
men haar uiteindelijk dit huis aangewezen
had. Ik stond enkele ogenblikken ver
stomd van schrik. Stel je voor, dit kon ons
de hals kosten! Ik kreeg echter niet veel
tijd lang verstomd te staan. De dames wa
ren inmiddels al bijna boven aan de twee
de verdieping gekomen, toen me plotseling
de afgrijselijke tekening te binnen schoot.
Hij hing recht tegenover de deur en was
met zulk dik houtskool getekend, dat hij
wel moest opvallen.
Evelientje, fluisterde ik mijn spruit
toe, die naast mij de dames stond op te
wachten, haal de oude dame van de muur.
Evelientje knikte wijs en begrijpend en
spoedde zich de kamer in. Met veel om
haal begroette ik onderwijl de dames,
Evelientje de tijd gunnend haar opdracht
uit te voeren.
Hè, hè, hijgden de dames, is me dat
een klim: Ja, ja, "we moesten jullie even
spreken. Het gaat over Kareltje.
Ik loodste ze, voor ze meer op het open
trapportaal konden zeggen, snel de kamer
in. Tot mijn grote ontsteltenis ontdekte ik
echter dat de tekening nog even grijnzend
en gruwelijk aan de muur hing. Vlug stelde
ik mij zo strategisch op, dat ik met mijn
hoofd en tekening bedekte, de dames ver
zoekend te gaan zitten. Een half uur stond
ik zo, van het ene been op het andere, ter
wijl de „badmutsen" me haar aanwezig
heid verklaarden.
Ons Kareltje, zeiden ze, lust geen
brood. En nu wilden we jullie vragen of
je soms een vleesbonnetje over hebt.
Ik was razend. Daar hadden ze ons aan
de hele buurt verraden om een vleesbon
netje voor de kat! Straks hadden we het
aan hun kat te danken als de SD ons
kwam halen. Bovendien, wie kon er nu in
1944 vleesbonnen missen? Had ik mijn
strategische positie kunnen verlaten, ik
was ze aangevlogen. Inplaats daarvan trok
ik mijn gezicht in de vriendelijkste
„Costaldos was hier" (uitgave van De
lezige Bij, Amsterdam, in haar serie
.Schrik in plastic") is een nieuwe toevoe
ging door Dick Bender aan zijn detective
serie, die met „Drie blinde muizen" is be
gonnen. Dit nieuwste verhaal is weer ge
situeerd in het naoorlogse Duitsland, waar
oud-naRonaal-socialistische industriebon-
zen met een duivels project bezig zijn, dat
verijdeld wordt door de Amerikaanse su-
oerspeurder Lester Ste'enson, met behulp
van zijn factotum W tty Costaldos en de
Duitse commissaris Redeker. In zekere zin
vormt het thema van dit boek een herha
ling van it van Benders eersteling. Hoe
wel naar onze smaak het peil van „Drie
blinde muizen" niet wordt bereikt, is de
afwikkeling van het verhaal van de ver
dwijning van de Amerikaanse Z-bom-ex-
pert toch aantrekkelijk genoeg uitgewerkt
om te blijven boeien. De stijl van Bender
zweemt echter naar onze mening iets te
veel naar het tè populaire genre, hetgeen
niet altijd een punt in zijn voordeel is.
plooien, waartoe ik op dat moment in
staat was en vertelde ze met veel over
tuigingskracht, dat mijn gezin geen vlees
bonnen missen kon. Ik geloof niet dat ze
het helemaal begrepen. Voor haar was een
kat tenminste een mens. Ze keken dan ook
zoekend mijn kamer rond, alsof ze toch
nog ergens vleesbonnen konden ontdek
ken en bleven enige tijd zwijgend en hul
peloos zitten. Plotseling kreeg ik mede
lijden, een medelijden vermengd met een
gevoel van paniek. Ik zou ze toch kwijt
moeten raken, want ik kon toch niet
eeuwig voor die tekening blijven staan.
Ik verzocht daarom aan Evelientje, die
„de badmutsen" al die tijd muisstil met
achterdochtige blikken had zitten mitrail
leren, mij even het doosje met bonnen aan
te geven.
Hebt u iets aan een paar beschuit
bonnen? vroeg ik.
Hè ja, dat was ook wel goed, die zouden
ze misschien wel kunnen ruilen. Na deze
vangst vertrokken ze onmiddellijk, alsof
ze bang waren dat ik spijt van mijn schen
king zou krijgen en de bonnen weer terug
zou vragen. Achter hen verliet ik mijn stel
ling om ze uitgeleide te doen. Ik had ze
de deur nog niet horen dichttrekken, of
ik wendde mij tot Evelientje: Waarom heb
je de oude dame niet van de muur ge
haald? vroeg ik een beetje boos.
Maar dat heb ik gedaan, Mamma,
antwoordde ze. En ze trok me mee naar
haar kamertje. Tussen haar poppenkleer-
tjes vandaan haalde ze een verkreukelde
krantenfoto, die ze van de muur van haar
kamertje gehaald had. Het was het portret
van Koningin Wilhelmina.
IN LIJN 7 naar Spaarndam (onder
chauffeurs ook wel de „palingexpress" ge
noemd) stapte een jongetje in met een
vlieger. Hij werd door de bestuur
der hartelijk ontvangen met de woorden:
„Je heb gelijk jongen, in Spaarndam staat
veel meer wind". De jongen knikte en ging
met het air van een forens op de bank
achter mij zitten. Hij tuurde deskundig
naar de warrelige wolken boven Spaarn
dam en af en toe ritselde het papier van
zijn vlieger, dat weldra tientallen meters
boven hem tegen de wind zou leunen. Het
silhouet van de Hervormde Kerk van
Spaarndam, waardoor reeds een forse
dwarsstreep wordt gehaald door de kraan
van een expansieve scheepswerf, stak nog
maar zeer bescheiden af bij een paar
schuine krassen van rode menie tegen de
horizon: de nieuwe brug in geheven stand
boven de verbrede sluis.
Zo verandert het gelaat van Spaarndam.
Wanneer men de toeleidingswegen naar
de brug consequent wil gaan verbreden,
dan zullen de bewoners van de huisjes on
der aan de dijk allen hun voordeur in de
zolder moeten laten maken. En de verbrede
dijkweg zou Pietje Brinker zozeer naderen,
dat hij letterlijk zijn vinger in de dijk zou
kunnen steken. Het zou misschien een ge
noegdoening gevèn voor die Amerikaanse
journalist, die kort geleden verslagen naar
huis»seinde „no finger in the dyke...."
Wellicht zal ook die groene auto met het
woord „Waterleiding" erop verwijderd
worden, die bij de ingang van het dorp ter
zijde van de weg in de berm gereden is.
Het is kennelijk al vele jaren geleden ge
beurd, maar men maakt zich toch nog
zorgen over het lot van de chauffeur. Een
dankbaar onderwerp voor legendevorming,
vooral in Spaarndam.
Wij hebben heel lang voor de brug moe
ten wachten, maar het was een indruk
wekkend gezicht, deze omhoog te zien
staan. De meeste automobilisten die ervoor
stonden te wachten, sliepen vergenoegd
V
ÜH
MEN KAN natuurlijk het KMNI
vragen elke dag een weerbericht spe
ciaal voor Kennemerland te maken,
want dat zou kunnen. Maar dan willen
Maastricht en Groningen iets dergelijks
voor hun gebied en daarom is een
weersverwachting voor-het-hele-land
praktischer, al moet die noodgedwongen
wat grover zijn genuanceerd dan die
voor één plaats. Vandaar de noodzaak
van het gebruik van plaatselijkheids
termen, die echter nogal eens aanlei
ding geven tot misverstand. Niet voor
misverstand vatbaar zijn natuurlijk ter
men als: nergens regen, of: overal
zonneschijn. Maar de narigheid begint
meestal als we lezen: „plaatselijk" en
dan niet precies weten wat dit betekent.
Voor het geval u het wilt onthouden,
hebt u houvast aan de volgende tabel:
Nergens: 0
Bijna nergens:010
Hier en daar, of
op enkele plaatsen: 530
Plaatselijk: 2575
Op vele plaatsen: 7095
Bijna overal: 90100
Overal: 100
De cijfers duiden aan op hoeveel per
cent van het gebied waarvoor de weers
verwachting geldt, als regel: heel Ne
derland, de gebruikte term betrekking
heeft. „Plaatselijk enige regen" be
tekent dus dat er in 25 tot 75 percent
van Nederland „enige" (dat wil zeggen:
tussen de één en de vijf millimeter)
regen te verwachten is. En dat is dan
heel wat meer dan „op enkele plaatsen
enige regen". Want in het laatste geval
zal men maar in 5 tot 30 percent van
het betrokken gebied regen kunnen
verwachten.
Ons land. is maar klein. Toch blijkt
het nu en dan noodzakelijk de weers
verwachting te splitsen voor gedeelten
van het land, waarbij ook weer allerlei
spraakverwarring kan optreden voor
wie niet weet dat het zuidwesten van
het land iets heel anders is dan de
zuidwestelijke helft van het land. Vol
gende week dus aardrijkskunde.
G. v. W.
achter hun sturen. Wij vernamen van om
standers, dat de noodbrug kapot was en de
nieuwe brug nog niet klaar. Dus het spande
daar bij die werkers die er omheen hingen
en er in zaten. Men hoorde hameren en roe
pen en in een opening van een der hamei
stijlen werd een rood hoofd zichtbaar. Er
stond een ladder onder dit luik, waarlangs
de zojuist versohenen man zich naar be
neden begaf.
„De brug is al een keer naar beneden
geweest", merkte een bejaarde Spaarndam-
mer achter mij op, „maar toen wouen ze
hem weer omhoog halen en toen wou die
ene boom niet mee. En nou benze die brug
benze aan het vermoeren". (Het dubbei
gebruik van het werkwoord en het lid
woord zoals hier met „benze" is zeker geen
specifiek Spaarndams spraakgebruik. Men
hoort zoiets veelal doen om de aandacht
op te eisen, zoals ook in de regels van een
Sinterklaasliedje „stoute kindren, zegt hij,
krijgen knorre, zegt hij...."). Voor mij
zaten een paar straatmakers losjes de ste
nen van de nieuwe oprit te kloppen. „Over
veertien dagen moet de boel er tóch weer
uit", lachte de een. „En dan gaan ze de
brug ook weer verplaatsen", schampte de
ander. Wat ervan waar is heb ik niet kun
nen onderzoeken, maar het was duidelijk,
dat hier gezinspeeld werd op de aanslui
tende wegverbeteringen. De straatmakers
merkten dat deze joligheid indruk maakte
op de toeschouwers. Toen hief er één het
lied aan „O, wat ben ik blij, net lee ik op
me linker en nou op me rechterzijDe
rest van het lied werd helaas niet gezongen.
Ook navraag bij allerlei experts leverde
wat dit aangaat niets op.
Toen een der autobestuurders ontwaakte
en vreselijke heibel begon te maken, werd
de brug neergelaten en van weerszijden
reden er reeds tamelijk aangegroeide ver-
keersslierten overheen.
HET GELAAT van Spaarndam veran
dert. En het innerlijk ook? Waar zijn de
dagen van de strijd tussen het „effe meer
christelijke" Crescendo" en de „effe meer
socialistische Kunstkring, toen de partijen
zelfs melkboeren, slagers en andere mid
denstanders uit het andere kamp conse
quent boycotten? Waarom komen de Bel-
zen nooit meer, die in de omliggende pol
ders de oogsten hielpen binnenhalen en in
hun vrije tijd zelfs gewichtige functiona
rissen onder de tafel dronken? Het „witte
bootje" van de Alkmaar Paket, dat vroe
ger de verbinding met Haarlem onder
hield vaart niet meer. En zal men er óóit
Chiel Wichers terugzien, de koeiendrijver,
die temidden van zijn vee op de hoge dijk
placht te overnachten om het bij het krie
ken op de boot te zetten voor de tocht
naar de markt in Purmerend? Och neen.
De tijden veranderen en Spaarndam met
hen. Binnenkort zal ook dat bordje niet
meer ergens voor het raam hangen met
de woorden: „Leesboeken 10 ct. per
week". En verder rookt men er zijn sigaar
van dertig centen en zijn paling van drie
gulden vijftig en het -leven ebt rustig voort.
Maar alles verandert, daar helpt geen
mooie Nel aan.
Ko B rugbier
ZüRICH (UP) Een record aantal van
tenminste 180 hoofdredacteuren uit 20 lan
den zal deelnemen aan de zesde algemene
vergadering van het. Internationaal Pers
instituut, die van 14 tot 16 mei aanstaande
in Amsterdam gehouden wordt, aldus is in
Zürich bekendgemaakt.
GRATIS RECLAME in de redactionele
kolommen is zeer ongewenst en wordt dan
ook resoluut bestreden, dus het is helemaal
niet zeker dat u deze letteren ooit onder
ogen zult krijgen. Maar als ze er door glip
pen, dan zal ik me daarover uitbundig ver
heugen.
Een Nederlandse chocoladefabriek, die
sinds oeroude tijden haar repen op de
markt heeft gebracht onder bescherming
van het leger op iedere reep stond een
parate veldsoldaat in volle rust is op de
weldadige gedachte gekomen thans haar
enigszins verouderde embleem op te poet
sen en haar soldaatje de oude glorie der
populariteit te doen herwinnen. Het sol
daatje heeft zware tijden doorgemaakt. De
ontwikkeling van het oorlogstuig heeft het
militaire uniform zijn vroegere glans ont
nomen en de dienstplicht is niet direct een
instelling die voortdurend enthousiast
wordt toegejuicht. A_ en H-profetieën en
radioactiviteits--theorieën hebben in onze
dagen de figuur van de militair een
grimmige dreiging gegeven, die niets .vro
lijks oproept.
En nu komt de chocoladefabriek met
een soort soldaat op de proppen, die ieders
hart onmiddellijk moet stelen. Hij is ge
kleed in een opzichtig operette-uniform
met sjako en epauletten, zijn gezicht drukt
de grootste levensvreugde uit en hij is
helemaal een opwekkende grolfiguur, die
het tegendeel van oorlog en dood sug
gereert. Bovendien en dat is het be
langrijkste kan men hem laten doen
wat men van geen enkele andere soldaat
gedaan kan krijgen: men kan hem op één
been laten balanceren met zijn beide han
den tegelijk saluerend aan zijn hoed. Men
kan hem met de benen uitgestrekt laten
zitten, terwijl hij een blijkbaar voorbijko
mend overste uitbundig groet. Men kan
hem in de raarste houdingen laten mar
cheren, met de handen omhoog, met zijn
hoofd achterstevoren, met zijn voeten
dwars en met zijn armen gekruist.
Hij is echt een soldaat, die aan alles
denkt behalve aan vechten. Een soldaat
zoals de meisjes graag zien, olijk en char
mant, in een pak van helle kleuren en
overlopend van frivoliteit. Deze soldaat is
er echt een, die kinderen kan amuseren.
Oorlogsspeelgoed is uit den boze, maar dit
is juist het tegenovergestelde. En niet al
leen kinderen. Hij staat op mijn bureau.
Hij zou ook aardig staan op alle regerings
bureaus. Iedere morgen commandeer ik
hem in een andere houding. Meestal zit
hij belangstellend toe te zien, zoals ook
nu, op dit. moment. En ik meen zelfs, dat
hij knipoogt. Maar dat zal wel verbeelding
zijn. Want hij is tenslotte maar van plastic.
Hij is voor iedereen verkrijgbaar die zijn
beeltenis spaart, nadat de chocolade is op
gegeten. Méér kan er niet van gezegd wor
den. Want anders komt er helemaal niets
over hem in de krant. L.
HET „nationale programma" dat ter ge
legenheid van de vierde mei vanavond door
de Nederlandse Radio Unie wordt uitge
zonden beslaat juist een uur, van half
acht tot half negen. Een „bijzondere" in
houd heeft het niet. Men heeft ermee vol
staan wat passende muziek om de twee
minuten stilte te groeperen. De omroep
verenigingen, die na half negen haar eigen
programma afzonderlijk voortzetten, heb
ben in elk geval door een toepasselijk luis
terspel getracht de uitzendingen van Hil
versum op deze gedenkavond een wat
karakteristieker inhoud te geven. Al met
al demonstreert dit armetierige gezamen
lijk programma beter dan wat ook hoe
veel geestelijke armoede er in sommige
kringen met betrekking tot een stijlvolle
herdenking der gevallenen heerst. De
draadomroep, zo werd ons deze week mee
gedeeld, zal zijn progrmma's over de derde
en vierde lijn in afwijking van de gepubli
ceerde keuze uit de buitenlandse zenders
in overeenstemming
Voor de
microfoon
met de aard van deze
dag brengen. Even
als het vorig jaar,
toen het programma
ook op het laatste
Vy ogenblik moest wor
den gewijzigd, werd
de keuze voor de derde en vierde lijn
oorspronkelijk gemaakt alsof de vierde mei
een dag is als elke andere. Wij vernamen,
dat zulks geschiedde, omdat het ministerie
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
verzuimde tijdig daartoe richtlijnen te ver
strekken, maar wij vragen ons af aan wat
voor ambtenaren dit werk wordt toever
trouwd, indien deze niet-uit eigen beweging
beseffen dat het niet aangaat op de ge
denkavond dansmuziek, variété of cabaret
door te geven. Eén avond in het jaar wat
zelfbeheersing en ingetogenheid lijkt ons
toch niet teveel gevraagd als overigens
ontoereikend eerbetoon aan de voor onze
vrijheid gevallenen.
En hoeveel temeer geldt dit trouwens
voor degenen die bij de omroep en zijn ne
venorganen werkzaam zijn. Behalve de
pers heeft ook de omroep in de bezettings
tijd een geestelijke slavernij gekend, welke
haar weerga moeilijk zal vinden. De Be
vrijding betekende ook voor de omroep
een nieuw leven, een wedergeboorte en
schone mogelijkheden voor een verdere
ontplooiing, de betekenis van de uitvinding
van Branly en Ferré waardig. Het is waar,
dat de in 1945 geboden kansen niet ten
volle zijn gebruikt, dat er op menig be
langrijk punt plichten tegenover de luis
teraars verzaakt zijn, dat in organisato
risch opzicht de Nederlandse omroep op
nieuw verworden is tot een speelbal voor
politieke koehandelaars. Maar zelfs in zijn
onvolmaaktheid blijft de Nederlandse om
roep een instrument, dat ons leven verrijkt,
niet alleen als middel tot informatie en
verstrooiing, maar ook als weerspiegeling
van belangrijke facetten in ons volksbe
staan. Het was nu juist dat laatste, dat te
enenmale ontbrak aan de Hilversumse uit
zending in de donkere jaren der Duitse be
zetting. De omroep was een vreemde voor
ons geworden, zelfs een doodsvijand. De
stemmen van andere landen waren ons dier
baarder geworden dan die van de land
genoten die onder de protectie van Seyss
Inquart de passie preekten. Deze totale
vervreemding tussen hen en ons culmi
neerde in 1943 in de vordering der radio
toestellen. Daarmee gaven de bezetters en
hun trawanten toe, dat hun propaganda
middel bij uitstek jammerlijk had gefaald.
Geen maatregel kon de kloof beter demon
streren.
Wie echter dit alles in deze weken op
nieuw overdenkt en opnieuw beleeft kan
moeilijk begrijpen, waarom de uitzendingen
vandaag en morgen geen betere reflectie
van onze gevoelens en van de betekenis
van deze dagen voor ons volk en zijn om
roep vormen.
Speciaal aanbevolen: zondag 5 mei. Uit
het nationaal programma (Hilversum I en
II): Toespraak door dr. W. Drees (20.00),
Vredescantate van Van Beethoven (20.05),
Dagboek uit Arnhem, luisterspel (20.40),
Klankbeeld over het herstel van de Lau-
renskerk in Rotterdam (22.00), Nederlandse
muziek met Jules de Corte als intermez
zo (22.20) en Nederlandse moderne muziek
van Hern tn Strategier en Hugo Godron
(23.15). Frangoise Rosay en Berthe Bovy in
een stuk van Troyat: „Madame d'Arches a
dit peut-être" (Frankrijk national, 347, 249
en 235 meter, woensdag 8 mei, 21.05 uur).
Concert ter gelegenheid van het vijftigja
rig bestaan van de Salle Gaveau in Parijs,
met werken van Debussy, Fauré en Ravel
uitgevoerd door Marguérite Long, iily
Laskine, Pierre Bernard en Francis Pou-
lenc, het trio Pasquier en Jean-Prerre
Rampal (Paris-Inter 1829 meter, vrijdag 10
mei, 21 uur).
II. Bartman
„Meermin, waar bleef je?" door J. M.
Scott, uitgegeven bij Jan van Tuyl n.v. te
Zaltbommel, is opgezet als een detectieve-
roman. Door een reeks van geheimzinnige
advertenties in één del- Engelse dagbla
den komt de schrijver achter een oorlogs
geschiedenis, waarin drie mannen en een
vrouw maanden lang op een vlot drijven,
nadat hun schip is getorpedeerd. De be
schrijving van de dagen op het vlot, van
de spanningen tussen de drie mannen,
waarvan één een kleurling is, die steeds
moeilijkheden schijnt te geven, en van de
bemiddelende functie van de vrouw, is on
danks de monotonie van de dagen op zee
boeiend gehouden, hetgeen zeker geen
kleine verdienste van de schrijver is. Het
element van spanning ontstaat al in het
begin van het boek, als twee van de opva
renden van het vlot, jaren later, door mid
del van advertenties in contact proberen
te komen met de vrouw, die uit hun leven
verdwenen is. Juist door het niet opda
gen van deze vrouw, die de bijnaam Meer
min kreeg, vraagt men zich af, wat de ge
heimzinnige achtergrond van dit alles is.
De oplossing is in zijn eenvoud verrassend
en het boek laat zich dan ook lezen als
een goede detectieveroman.
„Inspecteur Kielstra" door L. J. Schmidt,
uitgegeven dooor n.v. Pax te Den Haag, is
een detectiveroman, die zich in de hofstad
afspeelt. Geheimzinnige moorden doen de
titelfiguur terecht komen in een louche
gezelschap met mooie vrouwen, waarvan
zich één tenslotte in zijn blijvende belang
stelling mag verheugen. Tussen de be
drijven door lost de inspecteur nog een
ingewikkelde cocaïnesmokkelarij op. De
roman is echter, wat litteraire kwaliteiten
en wat de intrige betreft, uiterst zwak.
Vooral de dialogen zijn bijzonder onge
nietbaar, omdat zij van een onnatuurlijk
heid zijn, die zelfs de meest nonchalante
lezer moet opvallen. De ontwikkeling van
de intrige is al op de helft van het boek
geen verrassing meer en de serene onaan
tastbare figuur van de inspecteur is rond
weg onverteerbaar.
VERGISSEN is menselijk
ofschoon ook onze poes zich
herhaaldelijk pleegt te vergis
sen in de biefstuk en daar
om is het niemand euvel te
duiden, dat het hoofd van het
bericht over de inbraak bij de
hoofdcommissaris inbreuk
maakt op de traditionele wijze
van berichtgeving. De veron
derstelling dat een typograaf
gemeend heeft, een hoofdcom
missaris niet op de tweede rij
te kunnen wegzetten, is ab
surd. Merkwaardig genoeg
maakt het bericht nu op het
eerste gezich' de indruk, dat
de hoofdcommissaris zelf er
gens in het Rotterdamse heeft
ingebroken, doch dat is slechts
een voorbijgaande impressie.
En men behoeft de twee re
gels slechts onderling te ver
wisselen om precies te weten,
wat er aan de hand is ge
weest, zodat het een kwestie
van blakende eenvoud is, die
elke discussie verder overbo
dig maakt. We willen ook nief
over deze kwestie discussiëren
Wat we wel willen is, de aan
dacht vestigen op het stoute
van het staaltje. Een inbreker,
die het zich niet gemakkelijk
wil maken en blijkbaar een
sportieve opvatting van' zijn
beroep hèeft, gaat kraken bij
de hoofdcommissaris zelf, die
bovendien nog een inspecteur-
trof men de leer-
deelnemende NedeT-
de Belgische .grens
hap welkom gaietei
de Belgische riinyf-
trwijs vertegen"
n een toneelst
oden, waarbij/onder
rd gegeven «Toon het
m Brugge"/
hield een/verteaen-
gische minister Aen
werd de algemfne
mdse groep, mejuf-
;n, gehuldigd,
ezoek gebracht aan
in de loop van de-
naar
hoofdcommissaris
Inbraak bij Rotterdams
Terwijl er niemand thuis was, heeft een
inbreker een bezoek gebracht aan het huis
van de hoofdcommissaris van politie te
Rotterdam. Een schrijfbureau is door
zocht, maar er wordt niets vermist.
Ook op de bovenétage van het huis, die
wordt bewoond door een schoonzoon, een
inspecteur van politie, is de inbreker een
kijkje gaan nemen. Met f 300 is hij ver
dwenen.
kes en mr. dr.
Eerste klasse^ generaal voor de r
risme van hét min
W. L.
borstbeeld aan dat
de beeldhouwster C
feld. Voorts was e
schoonzoon op zijn bovenka
mer heeft.
Een dergelijke zin voor de
complicaties van het vak treft
men tegenwoordig in weinig
beroepen meer aan. De meeste
mensen streven naar de ge
makkelijkste weg, naar de ra
tionaliserende standaardisatie.
Maar deze onbekende man,
die zich blijkbaar te hoog
achtte om een gemakkelijk en
onbetekend karwei op te
knappen, verdient mijns in
ziens aparte vermelding.
Hij heeft wellicht wekenlang
gezocht voor hij een zo ideale
combinatie ontdekte voor zijn
prestatielust: een hoofdcom
missaris annex inspecteur.
Zelfs het inbreken bij een
doodgewone, alleenwonende
politiefunctionaris lokte hem
niet aan. Dan kan je overal
wel gaan inbreken. Er moet
tenslotte ook nog wat inspan
ning en bekwaamheid over
blijven.
Ik ken die man niet, doch ik
kan mij voorstellen dat hij
zich moet hebben gevoeld als
de circusartiest op het slappe
koord, die ik mij uit de glorie
dagen van het variété herin
ner: een man, die het niet ge
noeg vond op twaalf meter
hoogte op een slap touw te
wandelen, doch er ook nog een
tafeltje bijzette en toen in een
stoel behaaglijk achteroverleu
nend een fles wijn gedeeltelijk
consumeerde. En om het ril-
feest te vervolmaken, maakte
hij tenslotte een hoogstand op
zijn rechterduim, die hij op de
rand van het tafeltje had ge
plant.
Een echte artiest, die het on
derste uit zijn beroep haalt en
er een eer in stelt, goed voor
de dag te komen: zo is onze
onbekende vriend de inbreker
ook, en dat siert hem. Natuur
lijk had hij het zich nóg moei
lijker kunnen maken. Net als
die koorddanser in het variété.
Maar dat zou dan enkel zijn
om de onverzadigbare sensa
tieliefhebbers te gerieven. Die
artiest op het touw had bij
voorbeeld ook nog een slaap
kamerameublement met lits
jumeaux op het koord kunnen
zetten en dan een dutje onder
de dekens doen, de wekker la
ten aflopen en uit zijn bed
springen. Maar dan zou het
zo gevaarlijk zijn geworden,
dat men gerust van roekeloos
heid .zou hebben kunnen spre
uken.
Die inbreker had misschien
nóg meer mensen geïmponeerd
wanneer hij zich naar deze
karwei had begeven toen de
commissaris en de inspecteur
allebei thuis waren. Maar men
moet tenslotte niet al te hoge
eisen stellen.
Intussen hebben de commis
saris en zijn schoonzoon toch
wel even raar gekeken, toen
zij thuiskwamen. De mogelijk
heid dat men een inbreker in
huis krijgt, wordt niet dage
lijks door iedereen overwogen,
ofschoon we er toch allemaal
aan bloot staan. Maar dat
twee hoge politiefunctionaris
sen er eveneens aan bloot
staan, is een zo gloednieuw
aspect dat men zich de ver
bazing van de jongeman en
zijn schoonvader levendig kan
voorstellen. Trouwens, wat
doet die schoonzoon met drie
honderd gulden in zijn bu
reau als schoonpapa helemaal
niets heeft? De verhoudingen,
ook die uit gezagsoogpunt,
raken op deze wijze wel op
jammerlijke wijze zoek. Het
hele verhaal werpt trouwens
allerlei benauwde vragen op.
Hebben de twee politiefunc
tionarissen er al iets aan ge
daan? Laten zij dat zomaar op
zich zitten? Hebben zij de spo
ren verzameld en met ver
grootglazen gewerkt? Gaan zij
maar gewoon door met iedere
dag samen naar het bureau te
rijden, in afwachting van het
moment waarop anderen de
brutale snaak vangen?
Dat zou toch al te gek zijn.
Als ik hoofdcommissaris was
en ik zou een dochter hebben
en die zou getrouwd zijn en
haar man zou inspecteur zijn
en we zouden samen in een
huis wonen en er zou in dat
huis worden ingebroken en we
zouden niet thuis zijn en .later
thuiskomen en ontdekken wat
er gebeurd was dan zou ik
zeggen:
„Schoonzoon, die vent moe
ten we hebben voordat ieder
een het te weten komt. Trek
je kaplaarzen en je revolver
aan en kom mee we gaan
R. Agteran".-"^J
4»