EVELIENTJE en de illegaliteit HET GELAAT VAN SPAARNDAM Tlieume WEER OF GEEN WEER Fletse herdenking UITGAVEN Plaatselijk Een soldaatje Kort verhaal door Lizzy Sara May - igiiis Ruim 180 hoofdredacteuren naar Amsterdam FRIVOOL AANHANGSEL VAN HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS 1 ZATERDAG 4 MEI 1957 ERBT'J 4 TERWIJL IK naar de voordeur liep om open te doen, schoot die zin me te binnen. Een zin die me even ademloos met ver bazing liet. „Haal de oude dame van de muur!" luidde hij. Waar voor den drom mel had ik die zin meer gehoord en waar stond hij mee in verband? Terug in de ka mer ging ik er bij zitten en begon te pein zen. Het eerste schaap dat over de dam van het denkvermogen kwam waren de „badmutsen" twee oude dames, vrien dinnen van een lieve, oude tante die ons tijdens de oorlog zo ongelooflijk met haar goede hart en bijbehorende bedoelingen geholpen had. Die badmutsenWe noemden ze zo naar haar potsierlijke hoofddeksels, een soort badmuts uit 1914, die bij de allereerste zwemkostuums be hoorden. Verder vonden de twee dames het blijkbaar zonde om kleren weg te doen. Ze droegen al haar japonnen af, tot in lengte van dagen. Daarbij behoorden dan ook robes uit de twintiger jaren, vol ledig met sleepjes, stenen en pailletten. Maar aangezien de hoofddeksels de meest in het oogspringende waren en voor ons de toon aangaven, noemden we deze dames dus „de badmutsen". Schaap twee was natuurlijk de oorlog zelf, dat wil zeggen de spanning en at mosfeer waarin we leefden. Ondergedoken op valse namen en ingeschreven op een vals adres leefden we in een volkomen verpauperde buurt. Wij woonden op een tweede etage, omringd door lieden die hand-en-spandiensten verrichtten voor de vijand of aangesloten waren bij de N.S.B. of haar zusterverenigingen. Een buurt waar de één de ander voor een nietigheid verried. Enfin, zo was dus de situatie van schaap twee. Schaap drie was ons dochtertje van vier jaar, Evelientje, dat volleerd was in de wetten der illegaliteit. Ze kon zwijgen als het graf en was „contactman" bij het rondbrengen van illegale lectuur. Rest schaap vier. Schaap vier was eigenlijk volkomen onbelangrijk, had het geen door slaggevende rol in dit verhaal gespeeld. Het bestond uit het tekenen van karika turen, waarin ik, dat moet ik bekennen, niet erg bedreven was, maar dat mij in een tijd van veel thuiszitten en zenuwen nogal wat afleiding bezorgde. NU ALLE SCHAPEN dan over de dam zijn, kan ik overgaan tot het in elkaar schuiven van de legpuzzel. Men is nu ge noeg van de situatie op de hoogte om het verhaal te kunnen volgen. Op een avond tegen etenstijd werd er gebeld. Juist voordat er gebeld werd had ik heel toevallig een tekening, voorstellen de een zeer gezette, lelijke oude dame die grote gelijkenis vertoonde met een der „badmutsen" afgemaakt en aan de muur bevestigd als verrassing voor mijn echtgenoot, die elk ogenblik verwacht kon worden. Ik begaf mij dus naar de trap, gaf een ruk aan het touw, riep het stereo type „wie is daar?" en vernam tot mijn verbazing de namen van de twee „bad mutsen". Reeds onder aan de eerste ver dieping klonken er tussen het gepuf en gehijg door flarden van volzinnen, die mij duidelijk moesten maken dat ze zó gezocht hadden, dat niemand ons in de buurt bleek te kennen, dat ze huis aan huis gevraagd hadden of we daar soms woonden, dat men haar uiteindelijk dit huis aangewezen had. Ik stond enkele ogenblikken ver stomd van schrik. Stel je voor, dit kon ons de hals kosten! Ik kreeg echter niet veel tijd lang verstomd te staan. De dames wa ren inmiddels al bijna boven aan de twee de verdieping gekomen, toen me plotseling de afgrijselijke tekening te binnen schoot. Hij hing recht tegenover de deur en was met zulk dik houtskool getekend, dat hij wel moest opvallen. Evelientje, fluisterde ik mijn spruit toe, die naast mij de dames stond op te wachten, haal de oude dame van de muur. Evelientje knikte wijs en begrijpend en spoedde zich de kamer in. Met veel om haal begroette ik onderwijl de dames, Evelientje de tijd gunnend haar opdracht uit te voeren. Hè, hè, hijgden de dames, is me dat een klim: Ja, ja, "we moesten jullie even spreken. Het gaat over Kareltje. Ik loodste ze, voor ze meer op het open trapportaal konden zeggen, snel de kamer in. Tot mijn grote ontsteltenis ontdekte ik echter dat de tekening nog even grijnzend en gruwelijk aan de muur hing. Vlug stelde ik mij zo strategisch op, dat ik met mijn hoofd en tekening bedekte, de dames ver zoekend te gaan zitten. Een half uur stond ik zo, van het ene been op het andere, ter wijl de „badmutsen" me haar aanwezig heid verklaarden. Ons Kareltje, zeiden ze, lust geen brood. En nu wilden we jullie vragen of je soms een vleesbonnetje over hebt. Ik was razend. Daar hadden ze ons aan de hele buurt verraden om een vleesbon netje voor de kat! Straks hadden we het aan hun kat te danken als de SD ons kwam halen. Bovendien, wie kon er nu in 1944 vleesbonnen missen? Had ik mijn strategische positie kunnen verlaten, ik was ze aangevlogen. Inplaats daarvan trok ik mijn gezicht in de vriendelijkste „Costaldos was hier" (uitgave van De lezige Bij, Amsterdam, in haar serie .Schrik in plastic") is een nieuwe toevoe ging door Dick Bender aan zijn detective serie, die met „Drie blinde muizen" is be gonnen. Dit nieuwste verhaal is weer ge situeerd in het naoorlogse Duitsland, waar oud-naRonaal-socialistische industriebon- zen met een duivels project bezig zijn, dat verijdeld wordt door de Amerikaanse su- oerspeurder Lester Ste'enson, met behulp van zijn factotum W tty Costaldos en de Duitse commissaris Redeker. In zekere zin vormt het thema van dit boek een herha ling van it van Benders eersteling. Hoe wel naar onze smaak het peil van „Drie blinde muizen" niet wordt bereikt, is de afwikkeling van het verhaal van de ver dwijning van de Amerikaanse Z-bom-ex- pert toch aantrekkelijk genoeg uitgewerkt om te blijven boeien. De stijl van Bender zweemt echter naar onze mening iets te veel naar het tè populaire genre, hetgeen niet altijd een punt in zijn voordeel is. plooien, waartoe ik op dat moment in staat was en vertelde ze met veel over tuigingskracht, dat mijn gezin geen vlees bonnen missen kon. Ik geloof niet dat ze het helemaal begrepen. Voor haar was een kat tenminste een mens. Ze keken dan ook zoekend mijn kamer rond, alsof ze toch nog ergens vleesbonnen konden ontdek ken en bleven enige tijd zwijgend en hul peloos zitten. Plotseling kreeg ik mede lijden, een medelijden vermengd met een gevoel van paniek. Ik zou ze toch kwijt moeten raken, want ik kon toch niet eeuwig voor die tekening blijven staan. Ik verzocht daarom aan Evelientje, die „de badmutsen" al die tijd muisstil met achterdochtige blikken had zitten mitrail leren, mij even het doosje met bonnen aan te geven. Hebt u iets aan een paar beschuit bonnen? vroeg ik. Hè ja, dat was ook wel goed, die zouden ze misschien wel kunnen ruilen. Na deze vangst vertrokken ze onmiddellijk, alsof ze bang waren dat ik spijt van mijn schen king zou krijgen en de bonnen weer terug zou vragen. Achter hen verliet ik mijn stel ling om ze uitgeleide te doen. Ik had ze de deur nog niet horen dichttrekken, of ik wendde mij tot Evelientje: Waarom heb je de oude dame niet van de muur ge haald? vroeg ik een beetje boos. Maar dat heb ik gedaan, Mamma, antwoordde ze. En ze trok me mee naar haar kamertje. Tussen haar poppenkleer- tjes vandaan haalde ze een verkreukelde krantenfoto, die ze van de muur van haar kamertje gehaald had. Het was het portret van Koningin Wilhelmina. IN LIJN 7 naar Spaarndam (onder chauffeurs ook wel de „palingexpress" ge noemd) stapte een jongetje in met een vlieger. Hij werd door de bestuur der hartelijk ontvangen met de woorden: „Je heb gelijk jongen, in Spaarndam staat veel meer wind". De jongen knikte en ging met het air van een forens op de bank achter mij zitten. Hij tuurde deskundig naar de warrelige wolken boven Spaarn dam en af en toe ritselde het papier van zijn vlieger, dat weldra tientallen meters boven hem tegen de wind zou leunen. Het silhouet van de Hervormde Kerk van Spaarndam, waardoor reeds een forse dwarsstreep wordt gehaald door de kraan van een expansieve scheepswerf, stak nog maar zeer bescheiden af bij een paar schuine krassen van rode menie tegen de horizon: de nieuwe brug in geheven stand boven de verbrede sluis. Zo verandert het gelaat van Spaarndam. Wanneer men de toeleidingswegen naar de brug consequent wil gaan verbreden, dan zullen de bewoners van de huisjes on der aan de dijk allen hun voordeur in de zolder moeten laten maken. En de verbrede dijkweg zou Pietje Brinker zozeer naderen, dat hij letterlijk zijn vinger in de dijk zou kunnen steken. Het zou misschien een ge noegdoening gevèn voor die Amerikaanse journalist, die kort geleden verslagen naar huis»seinde „no finger in the dyke...." Wellicht zal ook die groene auto met het woord „Waterleiding" erop verwijderd worden, die bij de ingang van het dorp ter zijde van de weg in de berm gereden is. Het is kennelijk al vele jaren geleden ge beurd, maar men maakt zich toch nog zorgen over het lot van de chauffeur. Een dankbaar onderwerp voor legendevorming, vooral in Spaarndam. Wij hebben heel lang voor de brug moe ten wachten, maar het was een indruk wekkend gezicht, deze omhoog te zien staan. De meeste automobilisten die ervoor stonden te wachten, sliepen vergenoegd V ÜH MEN KAN natuurlijk het KMNI vragen elke dag een weerbericht spe ciaal voor Kennemerland te maken, want dat zou kunnen. Maar dan willen Maastricht en Groningen iets dergelijks voor hun gebied en daarom is een weersverwachting voor-het-hele-land praktischer, al moet die noodgedwongen wat grover zijn genuanceerd dan die voor één plaats. Vandaar de noodzaak van het gebruik van plaatselijkheids termen, die echter nogal eens aanlei ding geven tot misverstand. Niet voor misverstand vatbaar zijn natuurlijk ter men als: nergens regen, of: overal zonneschijn. Maar de narigheid begint meestal als we lezen: „plaatselijk" en dan niet precies weten wat dit betekent. Voor het geval u het wilt onthouden, hebt u houvast aan de volgende tabel: Nergens: 0 Bijna nergens:010 Hier en daar, of op enkele plaatsen: 530 Plaatselijk: 2575 Op vele plaatsen: 7095 Bijna overal: 90100 Overal: 100 De cijfers duiden aan op hoeveel per cent van het gebied waarvoor de weers verwachting geldt, als regel: heel Ne derland, de gebruikte term betrekking heeft. „Plaatselijk enige regen" be tekent dus dat er in 25 tot 75 percent van Nederland „enige" (dat wil zeggen: tussen de één en de vijf millimeter) regen te verwachten is. En dat is dan heel wat meer dan „op enkele plaatsen enige regen". Want in het laatste geval zal men maar in 5 tot 30 percent van het betrokken gebied regen kunnen verwachten. Ons land. is maar klein. Toch blijkt het nu en dan noodzakelijk de weers verwachting te splitsen voor gedeelten van het land, waarbij ook weer allerlei spraakverwarring kan optreden voor wie niet weet dat het zuidwesten van het land iets heel anders is dan de zuidwestelijke helft van het land. Vol gende week dus aardrijkskunde. G. v. W. achter hun sturen. Wij vernamen van om standers, dat de noodbrug kapot was en de nieuwe brug nog niet klaar. Dus het spande daar bij die werkers die er omheen hingen en er in zaten. Men hoorde hameren en roe pen en in een opening van een der hamei stijlen werd een rood hoofd zichtbaar. Er stond een ladder onder dit luik, waarlangs de zojuist versohenen man zich naar be neden begaf. „De brug is al een keer naar beneden geweest", merkte een bejaarde Spaarndam- mer achter mij op, „maar toen wouen ze hem weer omhoog halen en toen wou die ene boom niet mee. En nou benze die brug benze aan het vermoeren". (Het dubbei gebruik van het werkwoord en het lid woord zoals hier met „benze" is zeker geen specifiek Spaarndams spraakgebruik. Men hoort zoiets veelal doen om de aandacht op te eisen, zoals ook in de regels van een Sinterklaasliedje „stoute kindren, zegt hij, krijgen knorre, zegt hij...."). Voor mij zaten een paar straatmakers losjes de ste nen van de nieuwe oprit te kloppen. „Over veertien dagen moet de boel er tóch weer uit", lachte de een. „En dan gaan ze de brug ook weer verplaatsen", schampte de ander. Wat ervan waar is heb ik niet kun nen onderzoeken, maar het was duidelijk, dat hier gezinspeeld werd op de aanslui tende wegverbeteringen. De straatmakers merkten dat deze joligheid indruk maakte op de toeschouwers. Toen hief er één het lied aan „O, wat ben ik blij, net lee ik op me linker en nou op me rechterzijDe rest van het lied werd helaas niet gezongen. Ook navraag bij allerlei experts leverde wat dit aangaat niets op. Toen een der autobestuurders ontwaakte en vreselijke heibel begon te maken, werd de brug neergelaten en van weerszijden reden er reeds tamelijk aangegroeide ver- keersslierten overheen. HET GELAAT van Spaarndam veran dert. En het innerlijk ook? Waar zijn de dagen van de strijd tussen het „effe meer christelijke" Crescendo" en de „effe meer socialistische Kunstkring, toen de partijen zelfs melkboeren, slagers en andere mid denstanders uit het andere kamp conse quent boycotten? Waarom komen de Bel- zen nooit meer, die in de omliggende pol ders de oogsten hielpen binnenhalen en in hun vrije tijd zelfs gewichtige functiona rissen onder de tafel dronken? Het „witte bootje" van de Alkmaar Paket, dat vroe ger de verbinding met Haarlem onder hield vaart niet meer. En zal men er óóit Chiel Wichers terugzien, de koeiendrijver, die temidden van zijn vee op de hoge dijk placht te overnachten om het bij het krie ken op de boot te zetten voor de tocht naar de markt in Purmerend? Och neen. De tijden veranderen en Spaarndam met hen. Binnenkort zal ook dat bordje niet meer ergens voor het raam hangen met de woorden: „Leesboeken 10 ct. per week". En verder rookt men er zijn sigaar van dertig centen en zijn paling van drie gulden vijftig en het -leven ebt rustig voort. Maar alles verandert, daar helpt geen mooie Nel aan. Ko B rugbier ZüRICH (UP) Een record aantal van tenminste 180 hoofdredacteuren uit 20 lan den zal deelnemen aan de zesde algemene vergadering van het. Internationaal Pers instituut, die van 14 tot 16 mei aanstaande in Amsterdam gehouden wordt, aldus is in Zürich bekendgemaakt. GRATIS RECLAME in de redactionele kolommen is zeer ongewenst en wordt dan ook resoluut bestreden, dus het is helemaal niet zeker dat u deze letteren ooit onder ogen zult krijgen. Maar als ze er door glip pen, dan zal ik me daarover uitbundig ver heugen. Een Nederlandse chocoladefabriek, die sinds oeroude tijden haar repen op de markt heeft gebracht onder bescherming van het leger op iedere reep stond een parate veldsoldaat in volle rust is op de weldadige gedachte gekomen thans haar enigszins verouderde embleem op te poet sen en haar soldaatje de oude glorie der populariteit te doen herwinnen. Het sol daatje heeft zware tijden doorgemaakt. De ontwikkeling van het oorlogstuig heeft het militaire uniform zijn vroegere glans ont nomen en de dienstplicht is niet direct een instelling die voortdurend enthousiast wordt toegejuicht. A_ en H-profetieën en radioactiviteits--theorieën hebben in onze dagen de figuur van de militair een grimmige dreiging gegeven, die niets .vro lijks oproept. En nu komt de chocoladefabriek met een soort soldaat op de proppen, die ieders hart onmiddellijk moet stelen. Hij is ge kleed in een opzichtig operette-uniform met sjako en epauletten, zijn gezicht drukt de grootste levensvreugde uit en hij is helemaal een opwekkende grolfiguur, die het tegendeel van oorlog en dood sug gereert. Bovendien en dat is het be langrijkste kan men hem laten doen wat men van geen enkele andere soldaat gedaan kan krijgen: men kan hem op één been laten balanceren met zijn beide han den tegelijk saluerend aan zijn hoed. Men kan hem met de benen uitgestrekt laten zitten, terwijl hij een blijkbaar voorbijko mend overste uitbundig groet. Men kan hem in de raarste houdingen laten mar cheren, met de handen omhoog, met zijn hoofd achterstevoren, met zijn voeten dwars en met zijn armen gekruist. Hij is echt een soldaat, die aan alles denkt behalve aan vechten. Een soldaat zoals de meisjes graag zien, olijk en char mant, in een pak van helle kleuren en overlopend van frivoliteit. Deze soldaat is er echt een, die kinderen kan amuseren. Oorlogsspeelgoed is uit den boze, maar dit is juist het tegenovergestelde. En niet al leen kinderen. Hij staat op mijn bureau. Hij zou ook aardig staan op alle regerings bureaus. Iedere morgen commandeer ik hem in een andere houding. Meestal zit hij belangstellend toe te zien, zoals ook nu, op dit. moment. En ik meen zelfs, dat hij knipoogt. Maar dat zal wel verbeelding zijn. Want hij is tenslotte maar van plastic. Hij is voor iedereen verkrijgbaar die zijn beeltenis spaart, nadat de chocolade is op gegeten. Méér kan er niet van gezegd wor den. Want anders komt er helemaal niets over hem in de krant. L. HET „nationale programma" dat ter ge legenheid van de vierde mei vanavond door de Nederlandse Radio Unie wordt uitge zonden beslaat juist een uur, van half acht tot half negen. Een „bijzondere" in houd heeft het niet. Men heeft ermee vol staan wat passende muziek om de twee minuten stilte te groeperen. De omroep verenigingen, die na half negen haar eigen programma afzonderlijk voortzetten, heb ben in elk geval door een toepasselijk luis terspel getracht de uitzendingen van Hil versum op deze gedenkavond een wat karakteristieker inhoud te geven. Al met al demonstreert dit armetierige gezamen lijk programma beter dan wat ook hoe veel geestelijke armoede er in sommige kringen met betrekking tot een stijlvolle herdenking der gevallenen heerst. De draadomroep, zo werd ons deze week mee gedeeld, zal zijn progrmma's over de derde en vierde lijn in afwijking van de gepubli ceerde keuze uit de buitenlandse zenders in overeenstemming Voor de microfoon met de aard van deze dag brengen. Even als het vorig jaar, toen het programma ook op het laatste Vy ogenblik moest wor den gewijzigd, werd de keuze voor de derde en vierde lijn oorspronkelijk gemaakt alsof de vierde mei een dag is als elke andere. Wij vernamen, dat zulks geschiedde, omdat het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen verzuimde tijdig daartoe richtlijnen te ver strekken, maar wij vragen ons af aan wat voor ambtenaren dit werk wordt toever trouwd, indien deze niet-uit eigen beweging beseffen dat het niet aangaat op de ge denkavond dansmuziek, variété of cabaret door te geven. Eén avond in het jaar wat zelfbeheersing en ingetogenheid lijkt ons toch niet teveel gevraagd als overigens ontoereikend eerbetoon aan de voor onze vrijheid gevallenen. En hoeveel temeer geldt dit trouwens voor degenen die bij de omroep en zijn ne venorganen werkzaam zijn. Behalve de pers heeft ook de omroep in de bezettings tijd een geestelijke slavernij gekend, welke haar weerga moeilijk zal vinden. De Be vrijding betekende ook voor de omroep een nieuw leven, een wedergeboorte en schone mogelijkheden voor een verdere ontplooiing, de betekenis van de uitvinding van Branly en Ferré waardig. Het is waar, dat de in 1945 geboden kansen niet ten volle zijn gebruikt, dat er op menig be langrijk punt plichten tegenover de luis teraars verzaakt zijn, dat in organisato risch opzicht de Nederlandse omroep op nieuw verworden is tot een speelbal voor politieke koehandelaars. Maar zelfs in zijn onvolmaaktheid blijft de Nederlandse om roep een instrument, dat ons leven verrijkt, niet alleen als middel tot informatie en verstrooiing, maar ook als weerspiegeling van belangrijke facetten in ons volksbe staan. Het was nu juist dat laatste, dat te enenmale ontbrak aan de Hilversumse uit zending in de donkere jaren der Duitse be zetting. De omroep was een vreemde voor ons geworden, zelfs een doodsvijand. De stemmen van andere landen waren ons dier baarder geworden dan die van de land genoten die onder de protectie van Seyss Inquart de passie preekten. Deze totale vervreemding tussen hen en ons culmi neerde in 1943 in de vordering der radio toestellen. Daarmee gaven de bezetters en hun trawanten toe, dat hun propaganda middel bij uitstek jammerlijk had gefaald. Geen maatregel kon de kloof beter demon streren. Wie echter dit alles in deze weken op nieuw overdenkt en opnieuw beleeft kan moeilijk begrijpen, waarom de uitzendingen vandaag en morgen geen betere reflectie van onze gevoelens en van de betekenis van deze dagen voor ons volk en zijn om roep vormen. Speciaal aanbevolen: zondag 5 mei. Uit het nationaal programma (Hilversum I en II): Toespraak door dr. W. Drees (20.00), Vredescantate van Van Beethoven (20.05), Dagboek uit Arnhem, luisterspel (20.40), Klankbeeld over het herstel van de Lau- renskerk in Rotterdam (22.00), Nederlandse muziek met Jules de Corte als intermez zo (22.20) en Nederlandse moderne muziek van Hern tn Strategier en Hugo Godron (23.15). Frangoise Rosay en Berthe Bovy in een stuk van Troyat: „Madame d'Arches a dit peut-être" (Frankrijk national, 347, 249 en 235 meter, woensdag 8 mei, 21.05 uur). Concert ter gelegenheid van het vijftigja rig bestaan van de Salle Gaveau in Parijs, met werken van Debussy, Fauré en Ravel uitgevoerd door Marguérite Long, iily Laskine, Pierre Bernard en Francis Pou- lenc, het trio Pasquier en Jean-Prerre Rampal (Paris-Inter 1829 meter, vrijdag 10 mei, 21 uur). II. Bartman „Meermin, waar bleef je?" door J. M. Scott, uitgegeven bij Jan van Tuyl n.v. te Zaltbommel, is opgezet als een detectieve- roman. Door een reeks van geheimzinnige advertenties in één del- Engelse dagbla den komt de schrijver achter een oorlogs geschiedenis, waarin drie mannen en een vrouw maanden lang op een vlot drijven, nadat hun schip is getorpedeerd. De be schrijving van de dagen op het vlot, van de spanningen tussen de drie mannen, waarvan één een kleurling is, die steeds moeilijkheden schijnt te geven, en van de bemiddelende functie van de vrouw, is on danks de monotonie van de dagen op zee boeiend gehouden, hetgeen zeker geen kleine verdienste van de schrijver is. Het element van spanning ontstaat al in het begin van het boek, als twee van de opva renden van het vlot, jaren later, door mid del van advertenties in contact proberen te komen met de vrouw, die uit hun leven verdwenen is. Juist door het niet opda gen van deze vrouw, die de bijnaam Meer min kreeg, vraagt men zich af, wat de ge heimzinnige achtergrond van dit alles is. De oplossing is in zijn eenvoud verrassend en het boek laat zich dan ook lezen als een goede detectieveroman. „Inspecteur Kielstra" door L. J. Schmidt, uitgegeven dooor n.v. Pax te Den Haag, is een detectiveroman, die zich in de hofstad afspeelt. Geheimzinnige moorden doen de titelfiguur terecht komen in een louche gezelschap met mooie vrouwen, waarvan zich één tenslotte in zijn blijvende belang stelling mag verheugen. Tussen de be drijven door lost de inspecteur nog een ingewikkelde cocaïnesmokkelarij op. De roman is echter, wat litteraire kwaliteiten en wat de intrige betreft, uiterst zwak. Vooral de dialogen zijn bijzonder onge nietbaar, omdat zij van een onnatuurlijk heid zijn, die zelfs de meest nonchalante lezer moet opvallen. De ontwikkeling van de intrige is al op de helft van het boek geen verrassing meer en de serene onaan tastbare figuur van de inspecteur is rond weg onverteerbaar. VERGISSEN is menselijk ofschoon ook onze poes zich herhaaldelijk pleegt te vergis sen in de biefstuk en daar om is het niemand euvel te duiden, dat het hoofd van het bericht over de inbraak bij de hoofdcommissaris inbreuk maakt op de traditionele wijze van berichtgeving. De veron derstelling dat een typograaf gemeend heeft, een hoofdcom missaris niet op de tweede rij te kunnen wegzetten, is ab surd. Merkwaardig genoeg maakt het bericht nu op het eerste gezich' de indruk, dat de hoofdcommissaris zelf er gens in het Rotterdamse heeft ingebroken, doch dat is slechts een voorbijgaande impressie. En men behoeft de twee re gels slechts onderling te ver wisselen om precies te weten, wat er aan de hand is ge weest, zodat het een kwestie van blakende eenvoud is, die elke discussie verder overbo dig maakt. We willen ook nief over deze kwestie discussiëren Wat we wel willen is, de aan dacht vestigen op het stoute van het staaltje. Een inbreker, die het zich niet gemakkelijk wil maken en blijkbaar een sportieve opvatting van' zijn beroep hèeft, gaat kraken bij de hoofdcommissaris zelf, die bovendien nog een inspecteur- trof men de leer- deelnemende NedeT- de Belgische .grens hap welkom gaietei de Belgische riinyf- trwijs vertegen" n een toneelst oden, waarbij/onder rd gegeven «Toon het m Brugge"/ hield een/verteaen- gische minister Aen werd de algemfne mdse groep, mejuf- ;n, gehuldigd, ezoek gebracht aan in de loop van de- naar hoofdcommissaris Inbraak bij Rotterdams Terwijl er niemand thuis was, heeft een inbreker een bezoek gebracht aan het huis van de hoofdcommissaris van politie te Rotterdam. Een schrijfbureau is door zocht, maar er wordt niets vermist. Ook op de bovenétage van het huis, die wordt bewoond door een schoonzoon, een inspecteur van politie, is de inbreker een kijkje gaan nemen. Met f 300 is hij ver dwenen. kes en mr. dr. Eerste klasse^ generaal voor de r risme van hét min W. L. borstbeeld aan dat de beeldhouwster C feld. Voorts was e schoonzoon op zijn bovenka mer heeft. Een dergelijke zin voor de complicaties van het vak treft men tegenwoordig in weinig beroepen meer aan. De meeste mensen streven naar de ge makkelijkste weg, naar de ra tionaliserende standaardisatie. Maar deze onbekende man, die zich blijkbaar te hoog achtte om een gemakkelijk en onbetekend karwei op te knappen, verdient mijns in ziens aparte vermelding. Hij heeft wellicht wekenlang gezocht voor hij een zo ideale combinatie ontdekte voor zijn prestatielust: een hoofdcom missaris annex inspecteur. Zelfs het inbreken bij een doodgewone, alleenwonende politiefunctionaris lokte hem niet aan. Dan kan je overal wel gaan inbreken. Er moet tenslotte ook nog wat inspan ning en bekwaamheid over blijven. Ik ken die man niet, doch ik kan mij voorstellen dat hij zich moet hebben gevoeld als de circusartiest op het slappe koord, die ik mij uit de glorie dagen van het variété herin ner: een man, die het niet ge noeg vond op twaalf meter hoogte op een slap touw te wandelen, doch er ook nog een tafeltje bijzette en toen in een stoel behaaglijk achteroverleu nend een fles wijn gedeeltelijk consumeerde. En om het ril- feest te vervolmaken, maakte hij tenslotte een hoogstand op zijn rechterduim, die hij op de rand van het tafeltje had ge plant. Een echte artiest, die het on derste uit zijn beroep haalt en er een eer in stelt, goed voor de dag te komen: zo is onze onbekende vriend de inbreker ook, en dat siert hem. Natuur lijk had hij het zich nóg moei lijker kunnen maken. Net als die koorddanser in het variété. Maar dat zou dan enkel zijn om de onverzadigbare sensa tieliefhebbers te gerieven. Die artiest op het touw had bij voorbeeld ook nog een slaap kamerameublement met lits jumeaux op het koord kunnen zetten en dan een dutje onder de dekens doen, de wekker la ten aflopen en uit zijn bed springen. Maar dan zou het zo gevaarlijk zijn geworden, dat men gerust van roekeloos heid .zou hebben kunnen spre uken. Die inbreker had misschien nóg meer mensen geïmponeerd wanneer hij zich naar deze karwei had begeven toen de commissaris en de inspecteur allebei thuis waren. Maar men moet tenslotte niet al te hoge eisen stellen. Intussen hebben de commis saris en zijn schoonzoon toch wel even raar gekeken, toen zij thuiskwamen. De mogelijk heid dat men een inbreker in huis krijgt, wordt niet dage lijks door iedereen overwogen, ofschoon we er toch allemaal aan bloot staan. Maar dat twee hoge politiefunctionaris sen er eveneens aan bloot staan, is een zo gloednieuw aspect dat men zich de ver bazing van de jongeman en zijn schoonvader levendig kan voorstellen. Trouwens, wat doet die schoonzoon met drie honderd gulden in zijn bu reau als schoonpapa helemaal niets heeft? De verhoudingen, ook die uit gezagsoogpunt, raken op deze wijze wel op jammerlijke wijze zoek. Het hele verhaal werpt trouwens allerlei benauwde vragen op. Hebben de twee politiefunc tionarissen er al iets aan ge daan? Laten zij dat zomaar op zich zitten? Hebben zij de spo ren verzameld en met ver grootglazen gewerkt? Gaan zij maar gewoon door met iedere dag samen naar het bureau te rijden, in afwachting van het moment waarop anderen de brutale snaak vangen? Dat zou toch al te gek zijn. Als ik hoofdcommissaris was en ik zou een dochter hebben en die zou getrouwd zijn en haar man zou inspecteur zijn en we zouden samen in een huis wonen en er zou in dat huis worden ingebroken en we zouden niet thuis zijn en .later thuiskomen en ontdekken wat er gebeurd was dan zou ik zeggen: „Schoonzoon, die vent moe ten we hebben voordat ieder een het te weten komt. Trek je kaplaarzen en je revolver aan en kom mee we gaan R. Agteran".-"^J 4»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 18