GELUK W
Het uuivH
1882 - 7 MEI - 1957
99-
99
Litteraire
Kanttekeningen
:zel
EEN NIEUWE OPLAGE
van het boek
Informatief van belang
voor de lezer
met eigen oordeel
voor Amsterdam
„TREK NAAR HET OOSTEN" BEGINT WEER
ZATERDAG 4 MEI 1957
ert 5
WILLEM ELSSCHOT OP zijn vijfenze
ventigste jaardag gelukwensen - wil dat
eigenlijk niet zoveel zeggen als: onszèlf
gelukwensen met hem, met zijn werk, met
zijn persoon in dat werk? Daar ligt het,
dit „oeuvre" van bijna een halve eeuw,
verzameld voor het eerst in een boekdeel
van zevenhonderdvijftig bladzijden druks,
door zijn uitgever P. N. van Kampen te
Amsterdam met zorg uitgegeven- en pro
testeert er met zijn taal, zijn inhoud, zijn
vorm, met alles wat er in ademt en spran
kelt en sputtert, met al zijn ironie, zijn
sarcasme, zijn menselijkheid tegen om een
„oeuvre" te zijn. Werk is het. Handwerk
en geen romanfabrikaat. Elke bladzij is
Elsschot, regel voor regel herkenbaar. Elke
zin heeft zijn stem, met geen andere ver
wisselbaar. Alle figuren zijn zijn figuren,
Ze zijn mensen. Van Elsschot, deze önlit-
teraire meester, kan zonder pathos gezegd
worden wat Goethe zijn Prometheus in de
mond legde: „Hier zit ik en vorm mensen"
GRUNEWALD uit „Villa des Roses", Ka-
reltje met het grote hoofd uit „Een ont
goocheling", Van Domburg uit „De verlos
sing", Laarmans en Boorman uit „Lijmen"
en dan, in het latere werk, nóg eens Boor
man en steeds weer Laarmans in „Kaas"
in „Tsjip" in „De Leeuwentemmer", in
„Het tankschip" ze zijn al lang uit hun
boeken gestapt. Ze kwamen uit het leven
Voor belangstellenden in het werk en
de persoon van Willem Elsschot heeft
de uitgeverij P. N. van Kampen een
brochure laten vervaardigen met twee
overdrukken van artikelen, die in het
maandblad „De Gids" zijn verschenen,
namelijk „Alfons de Ridder" door Jan
Greshoff en een bijzonder karakteri
stieke „Autobiografie in briefvorm".
Elsschot beschrijft hierin (zichzelf be
leefd voor reclame-op drachten aanbe
velend) zijn commerciële loopbaan, en
passant zijn litteraire activiteit ver
meldend als niet winstgevend.
levensdilemma, zijn lot. Men is niet die
men zijn wil, men wil niet zijn wat men
is: wat kwam er van de „kaasdroom", de
kaaswereld", de „kaasbol" terecht, waar
van Laarmans zich gouden bergen droom
de? Hij vluchtte vergeefs uit het kleine
burgerlijke kantoorleven in de grote kaas
zaken. Het werd een misère, een „kaas
draak", een „kaasbeproeving", een „kaas
wond". Zo is het niet alleen het noodlot
van Frans Laarmans, zo vergaat het „de"
mens, in zijn kleine en grote tragedie. Elke
mensenhemel begint zijn dag met het
smetteloze blauw der verwachting. Maar
zo tegen het middaguur komen de wolkjes,
drijvende schapen vachtjes, wit eerst en
dan grijzer en ruiger. Dat zijn Elsschots
„gongslagen". Het lijkt alles nog zo schuld
loos blauw! Maar de grote slag komt, de
donderslag, laten we manmoedig zijn en
het noodlot trotseren zolang de onheilsbui
niet is losgebarsten. En ook dan nog, diep
in ons hart gelovende dat er ergens een
„Tsjip" is, een kind, een ongeschonden
argeloosheid, waarnaar we op reis kunnen
gaan om Laarmans een zomerochtend
lang aan de feilloze greep van Boorman te
onttrekken.
en keerden terug tot het leven, maar niet
als de willekeurige personen die ze waren.
Door Elsschot ontdekt, doorzien tot op hun
botten, betrapt op wat zij van zichzelf niet
weten wilden, zijn ze tot mensentypen ge
worden, zeer persoonlijk en tegelijk zeer
algemeen. Neem Boorman uit „Lijmen" bij
voorbeeld: hij is het vleesgeworden koop
manschap, waarvoor de wereld uit klanten,
het leven uit winstkansen, de moraal uit
debet- en creditposten bestaat. Boorman is
niet „een" burger, hij is „de" burger; nuch
terheid en carrière, zelfbewustheid en wils
kracht, de burger in het tijdperk van het
commercialisme. En Laarmans? Hij ver
tegenwoordigt Boormans tegenpool: de va
gebond, de dromer, de dichter, die altijd
op reis, altijd op zoek is naar andere oor
den dan „de wereld".
Aan de spanning tussen Boorman en
Laarmans hebben wij het werk van Els
schot te danken. Elsschot was een Laar
mans, een zwerver, een bohemien, een
„nietsnut", een straatslijper, herkenbaar
aan zijn lange haren, zijn pijp met een
kop die een doodshoofd verbeeldde, zijn
groenverschoten studentenpet en zijn
opstandigheid tegen alles wat naar „schijn"
zweemde. Hij paste niet in de school, noch
op de kantoorkruk, noch in de burger
maatschappij. Maar als burger koos deze
Laarmans, deze geboren nonconformist, de
handel, werd hij een Boorman, die de
Laarmans in zichzelf niet verloochenen
kon. En zo stond hij met het éne been in
de „affaire" en met het andere in de
„kunst'-'. Ziedaar zijn problematiek, zijn
Willem Elsschot
Dat is, geloof ik, het levensthema, dat
Elsschot in het metaal van zijn taal etste
met ja, met wat? Met een bijtend sar
casme? Met het zuur van het cynisme? Laat
al wie tegenover Elsschot, na „Kaas" en
„Het tankschip" met reserve staat, het Proficiat, Elsschot,
andere lezen :„Tsjip" en „De leeuwentem
mer", het werk van de grootvader, die in
zijn kleinkind herkent wat hijzelf eens was
en in stilte bleef dromen: vreugde, zomaar,
vertrouwen, zomaar speelsheid, zomaar
een blauwe hemel. „Halleluja! Mijn ver
losser is gekomen, jiij zal mij met mijzelf
verzoenen en mij genezen van al mijn kwa
len. Door hem zal ik wedervinden waar ik
radeloos naar zoek in het zand". En meteen
zijn er „de zonnebloemen, de bonen, de
erwten en de aalbessen. Terwijl ik de
doornen kap kan hij de bloemen plukken.
Langs de baan zal ik hem onderrichten. Ik
zal met hem het lied der bevrijding aan
heffen en zo bereiken wij samen het land
waar die gouden vogel jubelt". Daar gaat
Elsschot dan, als een Christoforus, en op
zijn schouders draagt hij het kind hoog
bov 'n de golven.
N.-oit is dat kind in hem gestorven. Boor
man leeft het niet klein gekregen. Laar
man* droeg het door de tijden heen, voor
vijfefreventig levensjaren, door twee oor
logen, door een „lijmende", sjacherende
wereld, 'vaarin het tankschip de sluizen
van het onheil openblaast, vroeg of laat.
Natuurlijk, ook Tsjip zal volwassen en door
Boorman ingelijfd worden. Wat rest er dan?
Tederheid, die zich verbergen moet. Bit
terheid, die tot verweer dient. Melancholie,
die te diep is om te klagen. Mildheid. Me
dedogen. Menselijkheid, die geen kamp
geeft, aan sentimentaliteiten noch aan ver
betenheden. Mannelijke menselijkheid,
waaruit een juweel van een novelle als
„Het Dwaallicht" kon voortkomen, waarin
een hart het opneemt voor de berooiden,
die wij, als het er op aankomt, allen zijn:
„Ja, broeders, dat het u goed mag gaan in
de wereld".
JA, ELSSCHOT, dat het u goed mag gaan
in de jaren, die u nog beschoren zijn na
deze vijfenzeventig, die ge straks, op de
zevende mei voltooid zult hebben. Niet vol
maakt allicht, maar dan toch voltooid, in
de zin van volbracht. Want er is aan ge
hakt en gebeiteld. Voor eigen rekening:
Alléén dus. Ook Mozes stond op de Horeb
alleen. Ook Job en ge houdt, meen ik,
van Job zat vereenzaamd op de mest
vaalt. En wanneer ge, als dichter pas door
„Forum" herkend, als prozaïst nog niet zo
lang geleden op volle waarde geschat, al
leen in „de litteratuur" staat, alleen ook
allicht in dit leven weet dan dat er ge
noeg zijn in de lage landen, die hoge
verwachtingen koesteren van het werk, dat
in die komende jaren nog zou kunnen
groeien en rijpen, wie weet. Een werk,
waarin de dichter Laarmans tot de schrij
ver Elsschot zegt: kom, laten we terugke
ren tot het begin, tot wat we, alle Boor-
lieden ten spijt, heimelijk bleven: Alfons
de Ridder, Fonnie van de bakker, die in
zijn jeugdjaren dichtte:
„dan ben ik blij en 'k zing een lied
van groot geluk en diepe vree".
C. J. E. Dinaux
3ent u goed in aardrijkskunde? Dan moet u
eens proberen in bijgaande figuur negen
namen van woonoorden horizontaal in te
vullen, waarbij de letter P geplaatst kan
worden zoals in de figuur is aangegeven.
1. Dorp bij de scheiding van Rijn en Waal.
2. Dorp tussen Obdam en Hoogwoud.
3. Dorp in Groningen.
4. Dorp in't Wester kwartier op de Friese
grens.
5. Dorpsgemeenschap in Velsen en Bloemen-
daal.
6. Buurtschap in de N. Brab. gem. Asten.
7. Dorp bij Elburg
8. Dorp in Zeeland ten Z.W. van Axel.
9. Plaats in de Haarlemmermeer.
Te gebruiken letters: 4xa;lxb;5xd;
8 x e. 1 x f, 1 x g, 1 x h. 4 x k, 1 x 1, 1 x m,
7 x n, 12 x o. 11 x p; 9 x r; 7 x s, 4 x t, 1 x u.
1 x w, 2 x ij.
Om in aanmerking te komen voor een van
de drie geldprijzen ad 7,50, 5,en 2.50,
dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplos
sing in te zenden aan een van onze bureaus
in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soenda-
plein; in IJmuiden: Lange Nieuwstraat 427.
Oplossing vorige puzzel:
Horizontaal: 1. slungel, 6. boa, 7. sim, 9. r.m.
10. ere. 12. pa, 13. krant, 15. merk, 16. kolk,
17. oever, 19. os, 21. rol, 22. Ee, 23. lid, 25. dis,
26. koekoek.
Verticaal: 1. söm, 2. la, 3. Nora, 4. es, 5. lip,
6 bromtol 8 markies, 10. erker, 11. enkel,
13. K. R. 14. tor, 18. vork, 20. sik, 22. eik,
24. do, 25. de.
Prijswinnaars van de vorige puzzel
7,50 L. Winter, v. Broekhuizenstr. 2, IJmui-
den-Oost; 5,C. C J. Wacha-Kurtz, Curie-
str. 3, Haarlem; 2.50 M. Oldenburg, v.
Speijkstr. 39, IJmuiden.
1
p
2
P
3
P
U
P
5
P
6
P
7
P
8
P
9
P
DE TWEEDE DRUK van de Nederlandse
uitgave „Heeft het uur-H voor de wereld
geslagen?" een oorspronkelijk Frans
boek van de atoomgeleerde Charles-Noël
Martin*) is van de persen en daaruit
blijkt, dat dit ophefmakende relaas over
het gevaar der atoomactiviteiten ook in
ons land grote belangstelling heeft onder
vonden. Het boek is wel met grote be
langstelling, doch niet zonder critiek en
scepticisme ontvangen. Dat behoeft niets
af te doen aan het klemmend appèl, waar
toe het oproept, integendeel, het ligt in
de aard van het onderwerp besloten dat
een grote verdeeldheid bij ieder geluid
over deze kwestie zich demonstreert. Ge
leerden van naam hebben Charles-Noël
Martin gesteund, andere grootheden in de
wetenschap hebben hem misprijzend van
overdrijving beschuldigd. Dat de atoom
gevaren strijdvragen opwerpen en tegen
stellingen oproepen, ligt voor de hand, en
is bevorderlijk voor een uiteindelijke op
wekking der mensheid.
WANT DAT een opwekking nodig is,
staat buiten twijfel. De gevaren zijn zo
evident en de dreigingen zo reëel, dat
niemand ze kan ontkennen. De vraag of
er een direct levensgevaar wordt opge
roepen door de toeneming der radio
activiteit in de atmosfeer of niet, is eigen
lijk zeer ondergeschikt aan de algemene
kwestie, die ieder mens zich moet aan
trekken en waarbij iedereen te rade zal
moeten gaan bij eigen gezond verstand
en geweten: Is het verantwoord, dat de
atoomenergie als oorlogswapen wordt ge
bruikt in de koude en de eventueel vol
gende warme oorlog - is het verantwoord
dat de regeringen doorgaan op de weg die
zij hebben ingeslagen, namelijk de voor
bereiding tot een atoomoorlog in het be
lang van politieke doeleinden? Over deze
gewetensvraag gaat het thans, méér dan
over detailkwesties.
Het boek van Martin opent een perspec
tief op twee zeer belangrijke aspecten van
het onderwerp atoomenergie: ten eerste,
op datgene wat de mensheid in haar strijd
om exploratie der aardse energiebronnen
heeft bereikt en welke nu zij ervan kan
trekken - ten tweede, op de fatale zijweg
der militaire toepassingen dezer energie
bronnen, waarbij de fataliteit van haar
eigen vernietiging door de mensheid zelf
als dreigement wordt gebruikt. De dwaas
heid van dit laatste: de opperste waanzin
van het spreken over „bereidheid om het
risico te dragen in het belang der vrij
heid" wordt in het boek van Martin nuch
ter aan de kaak gesteld. Het is een boek
dat, afgezien van zijn wetenschappelijke
draagkracht, het gezonde verstand aan het
woord laat.
Het gezonde verstand, waarvan Einstein
in zijn voorwoord tot dit boek zegt: „Onze
wereld wordt bedreigd door een crisis,
waarvan de omvang schijnt te ontgaan
aan diegenen, die de macht bezitten om
grote beslissingen ten goede of ten kwade
te nemen. De ontketende atoomkracht
heeft alles veranderd, behalve onze manier
van denken en wij glijden aldus af naar
een catastrofe zonder weerga. Een nieuwe
denkhouding is noodzakelijk, wil de mens
heid voortbestaan". En elders: „Moet de
man der wetenschap zich laten meeslepen
tot „een dergelijk laag niveau? Is de tijd
voorbij, dat zijn innerlijke vrijheid, de on
afhankelijkheid van zijn denken en van
zijn onderzoek het leven van de mens kon
verlichten en verrijken? Heeft hij zijn
verantwoordelijkheid en zijn waardigheid
vergeten?"
HET BOEK van Martin kan verhelde
rend werken voor degenen, die zich niet
blindelings willen verlaten op wat ande-
ren zeggen en dicteren, doch zelf willen
nadenken over de simpele en zeer begrij
pelijke waarheid die in de toestand van
vandaag zo schitterend naar voren komt:
de waarheid dat de mens het recht heeft,
zijn stem te verheffen tegen het beleid van
een gezag dat het bestaan der ganse mens
heid lichtvaardig wil gebruiken als inzet
voor een politiek spel. In democratisch ge
regeerde landen heeft de mens de vrijheid
van dat protest via wettelijke wegen. Hij
is vrij zijn mening te zeggen en te schrij
ven, hij is medebestuurder van het schip
van staat en mede-verantwoordelijk voor
de koers. Hij heeft de plicht, zeer nauw
gezet en volgens de klemmende instructie
van zijn geweten te protesteren tegen on
verstand en dwaasheid, tekort aan inzicht
m srebrek aan werkelijkheidszin.
Bij de vorming van zijn mening kan hij
- als hij voorzichtig tewerk gaat - een boek
als dat van Martin beschouwen als één
der inlichtingenbronnen die hem ten dien
ste staan. Wie thans nog de voortgang tot
de atoomkatastrofe wil verdedigen met de
frase, dat de vrijheid van het vaderland
en van de democratie op het spel staan,
moet luid worden tegengeworpen dat niet
alleen hun vrijheid, doch ook hun leven
en voortbestaan op de rand van de ver
nietiging wankelen. En dat men de vrij
heid niet kopen kan met moord en zelf-»
moord.
Lodewijhs
AAN DE REEKS fotoboeken over
Amsterdam is door Het Wereldvens
ter n.v. in Baarn een nieuw boek
onder de titel „24 uur Amsterdam"
toegevoegd. Het is dus niet bepaald
een originele gedachte geweest en
dat de uitgever zich daarvan ook
wel bewust was blijkt uit de recla
metekst, waarmee hij het boek op de
flap aankondigt als „het origineelste
fotoboek". Men is geneigd hem deze
zelfverzekerdheid te vergeven en
begint te bladeren. Voor wie van
Amsterdam houdt en wie houdt
er niet van Amsterdam? is iedere
nieuwe reeks foto's een prettige ver
rassing. Men begint te bladeren als
in een familiealbum, zonder meteen
al te hoge eisen te stellen aan de
kwaliteit van de platen, in de eerste
plaats verlangend om bekende plek
ken te herkennen, oude herinnerin
gen weer levend te maken, te kijken
hoe het licht valt als het ochtend is
en hoe de lampen in het water schij
nen als het avond is geworden. En
dat is precies wat de fotograaf heeft
bedoeld. Vierentwintig uur lopen hij
en zijn tekstschrijver met ons mee.
Hij laat de nevel optrekken boven
het water van het IJ, de zon op
komen door de Hoogstraat op het
ogenblik, dat er alleen nog een
straatveger met zijn werk begonnen
is en een vroege fietser op weg is
gegaan. We zien de melkboer ver
schijnen, de stad wordt langzaam
drukker, het is een zonnige dag met
licht en schaduw over de gevels,
witte wolken boven de daken en
nerveuze spiegelingen in het water,
een arbeider pikt een haring, er
wordt gewerkt en er wordt geluierd
in de zon, zoals dat in Nederland
vooral in Amsterdam gedaan wordt.
En we wandelen met hen mee tus
sen de stroom fietsers, die naar huis
keert, door het begin van avond
schemering voordat de straatlan
taarns aan zijn, langzaam terwijl het
steeds donkerder wordt, totdat ten
slotte de straten weer leeg geworden
zijn en de nacht overgaat in de
grauwe nevel van de nieuwe dag.
Een wandeling van vierentwintig
uur is een lange wandeling. Men be
gint opgewekt en men is bereid met
iedereen op weg te gaan. Want per
slot van rekening is men gekomen
om Amsterdam te zien. En dat de
beide metgezellen niets liever wil
len dan de stad laten bekijken lijkt
een voldoende waarborg voor het
genoegen dat men zal beleven. Maar
als het later wordt en men raakt
moe, wordt men onvermijdelijk kri
tischer. Men begint zich te ergeren
aan de weg die ze kiezen, aan de
toon ivaarop ze praten. En als men
aan het eind van de dag onder de
Westertoren afscheid van hen neemt,
vraagt men zich af wat deze twee
gidsen waard waren en of ze de
zelfde liefde voor de stad hebben als
men zelf heeft, of dat hun liefde
misschien voor iets anders werd ge-
inspireerd. De liefde voor Amster
dam is een jaloerse liefde.
Het ligt voor de hand, dat ieder
een anders van beide mannen af
scheid zal nemen. Wij kunnen alleen
vertellen van onze eigen ervaring.
Toen wij afscheid namen wisten we
zeker, dat we met deze gidsen
de wandeling niet nog eens zouden
m.n.ken. Althans niet met Kees
Scherer, die de foto's maakte, noch
met Ed. Hoornik, die de begeleiden
de teksten schreef of bijeenzocht.
MEN MAG van een fotograaf ver
wachten, dat hij kans ziet om in
honderddertig foto's een portret te
geven, dat de stad typeert en dat
Charles Noël Martin: „Heeft het uur-H voor
de wereld geslagen?" (de ontstellende gevolgen
van atoomexplosies, met een voorwoord van Al-
bert Einstein, tweede druk der Nederlandse uit
gave, vertaling dr. R. van Kampen, uitgave J. H.
Gottmer, Haarlem).
De „trek naar het Oosten" gaat binnen
kort weer beginnen. Vele Amerikanen heb
ben hun plannen al gemaakt voor een vakan
tiereis naar Europa. Samen zullen zij aan die
reizen het bedrag van een driekwart miljard
dollar gaan besteden. West-Europa zal het
leeuwendeel van de toeristenstroom krijgen,
maar de reisbureaux in de Verenigde Staten
hebben een toenemende belangstelling waar
genomen voor reizen naar Japan, Hongkong
en de Philippijnen. Van het genoemde be
drag zal vermoedelijk een vijftig miljoen
dollar aan reizen naar het verre Oosten wor
den besteed. Als de toestand in het naburige
oosten nog lang zo onstabiel blijft als nu,
zullen landen als Japan waarschijlijk nog
meer Amerikaanse toeristen trekken, omdat
Amerikanen met reisplannen in de Arabische
landen het Verre Oosten zullen kiezen bo
ven Europa als zij hun plannen moeten wij
zigen. Het Amerikaanse toerisme naar West-
Europa zal vermoedelijk geen sensationele
uitbreiding ondergaan. Wel komen de meeste
Europeanen naar de Westeuropese landen.
haar laat zien door de ogen van één
man. Bij een stad als Amsterdam,
die al zo vaak en in zoveel standen
is gefotografeerd mag men dat zeker
verwachten. Kees Scherer is daar
voor ons gevoel niet in geslaagd, al
komt men een groot aantal goede ®n
enkele heel goede foto's tegen en al
raakt men ervan overtuigd, dat hij
met plezier heeft rondgelopen. Maar
hij is te snel tevreden geweest. Hij
heeft een aantal foto's opgenomen,
die een goedkoop effect beogen, hij
heeft zelfs een paar werkelijk slech
te foto's toegevoegd. Maar wat men
hem vooral kwalijk mag nemen, hij
heeft het karakter van Amsterdam
soms geweld aangedaan om tege
moet te komen'aan de mensen, die
in Amsterdam een tweede Parijs
willen zien. Voot* iemand, die per
soonlijk op Amsterdam gesteld ge
raakte, is dat laatste onvergefelijk.
Het resultaat is, dat men af en toe
door de ogen van Scherer kijkt naar
het Parijs, dat door anderen is gezien,
maar dit keer met een Amsterdamse
entourage. Dat is jammer. Met een
grotere zelfcritiek had hij tot een
betere keuze kunnen komen. Om de
lezer een indruk te geven van zijn
kwaliteiten als fotograaf en Om te
laten zien, dat hij Amsterdam hier
en daar wel getroffen heeft drukken
wij hiernaast een paar van zijn
beste foto's af, uiteenlopende stem
mingsbeelden.
Grotere bezwaren zijn er tegen de
teksten, die in twee talen zijn ge
steld, Nederlands in combinatie met
Engels, Duits of Frans, al naar ge
lang de editie. Ze zijn zelden func
tioneel. Men krijgt de indruk, dat ze
haastig bij elkaar werden gezocht en
ze zijn wanneer er niet gewoon
poëzie wordt geciteerd vaak zelfs
banaal. Dit wordt naar ons gevoel
het best getypeerd door het bij
schrift voor een foto van een vrouw
die uit een raam kijkt: „Zuster
Anna, ziet gij nog niets komen?"
Tenslotte doet de typografie van
A. Jagtenberg de foto's niet beter
tot hun recht komen. Ze accentu
eert evenals de tekst juist de zwak
ke kanten van de fotografie doordat
ze de bladzijde vaak een onnodig
rommelig uiterlijk geeft. Grotere
zorg en meer zelfcritiek hadden
Amsterdam beter recht gedaan. Dat
Amsterdam een ideaal fotomodel is,
betekent een verdienste, die men
goed beschouwd niet in rekening
van de uitgave mag brengen.
Johan Vosk::'.'