Driehonderdvijf tig jaar geleden onze namen ging Engeland koloniseren Bijgeloof en broos geluk Franse litteratuur M i Onze vaderen hadden alle mogelijke vrijheid Geheimzinnige relaties tussen mens en dier Kilat, de man die ongewapend tijgers weerloos maakte ZATERDAG 11 MEI 1957 E R B IJ 2 S. Elte Landelijk DOOR WOLVEN OPGEVOED Originaliteit Fraaie vondst INDIEN een overzicht bijgehouden werd van de talrijke buiten Frankrijk wonende auteurs, die zich van het Frans als voer taal bedienen, dan zou de met een Neder landse medicus getrouwde romancière Lucie Marchal, schrijfster van twee uit stekende romans „La Mèche" en het in dit blad besproken „La Rancune" daarin een goede plaats innemen. Zij zou thans niet meer alleen Nederland vertegen woordigen. Sedert kort zou aan dat over zicht toegevoegd zijn de naam van de be kende Amsterdamse hoogleraar in de Romaanse linguistiek en de letterkunde der middeleeuwen Paul Zumthor, wiens eerste roman „La Griffe" (De Klauw) de vorige maand bij Pion verschenen is. Deze eersteling is niet, zoals heel dikwijls het geval is, door de auteur geschreven uit drang zich te bevrijden van particuliere problemen of gevoelservaringen: het ge geven berust op objectieve feiten. De gebeurtenissen, die in de roman verhaald worden, zijn kort na de oorlog in het kanton Wallis, in Zwitserland voorgevallen. De schrijver laat ze zich afspelen in Salles, een gehucht in een af gelegen vallei. De boeren leven daar in een afgesloten gemeenschap, vol argwaan jegens vreemden. In de rust van de lente morgen gebeurt daar iets raadselachtigs en wreeds: de geit van een arme boerin wordt in de weide gevonden, de buik opengereten door een klauwslag. Steeds opnieuw worden andere dieren het slacht offer van deze „griffe". De dorpelingen kunnen deze niet identificeren. Behoort zij aan een hond, een wilde, een boven natuurlijk wezen?? Het „monster" gaat al meer en meer het leven en de primitieve mentaliteit der boeren beheersen: bijge loof, geheimzinnige overleveringen en vooral angst voor het onverklaarbare doen gevoelens van haat en afgunst losbreken, verdachtmakingen en sluimerende veten komen tot uiting. De schrijver heeft deze steeds groeiende angst en het toenemen de onderlinge wantrouwen der dicht op elkaar levende dorpelingen zeer sugges tief beschreven. Hij maakt daarbij ge bruik van een stijlprocédé - uiterst korte zinnen dat eerst bevreemdt, doch spoe dig op de lezer inwerkt en een onontkoom baar beklemmende sfeer schept. De belangstelling gaat niet in de eerste plaats uit naar de personen. Het doel van de auteur was blijkbaar minder het scheppen van individuen dan het schil deren van een collectiviteit en haar pri mitieve reacties tegenover het angstwek kend geheimzinnige. Daarin is hij uit stekend geslaagd. De personen blijven daardoor wel enigszins schematisch, maar zij zijn toch voldoende getekend om de collectieve sfeer te nuanceren en te ver levendigen. De ontknoping laten wij als verrassing voor de lezer. Schijnbaar werkt deze, na de opgevoerde spanning van het geen voorafgaat, als een anticlimax. Zij is echter de psychologisch juiste illustratie van het feit, dat een beklemming tot zo iets vertrouwds kan worden, dat zij als een vanzelfsprekend verschijnsel in het dage lijkse leven opgenomen wordt. DE EVENEENS bij Pion verschenen roman „Les Trompeuses Espérances" van Michel Déon is evenals „la Griffe" een welkome verrassing tussen de vele romans die de laatste maanden verschenen zijn. Het is een van die boeken, die ten onrechte door de massapublikatie en het lawaai rond de „prix" niet de aandacht krijgen, die zij verdienen. Deze laatste roman van Déon is somberder dan zijn vorige. Zij is doortrokken van een melancholische poë zie, die de moderne, gelaten droefenis en onsentimentele tederheid omgeeft van twee mensen die hun geluk lijken te zullen mis sen omdat zij al jong door het leven ge kwetst zijn. Dat poëtische weet Déon te bereiken dankzij vooral zijn buitengewoon voorname stijl, die sierlijk is en beheerst, subtiel zonder preciositeit, helder en direct. De auteur laat, in chronologische discon tinuïteit, drie belangrijke gebeurtenissen door èlkaar lopen, die zich afspelen in drie verschillende milieus. In Montmartre, waar Olivier, de verhaler, een nogal naïeve, niet erg daadkrachtige leraar aan een lyceum, Inès leert kennen, die „soms een inner lijke droom scheen te volgen" waaraan hij geen deel had. In het zonnige Italië vol trekt zich, als blijkt dat Inès reeds lang een gedwongen verhouding heeft met haar enigszins sadistische neef Michel, een af schuwelijk drama. In Canada tracht Oli vier tevergeefs Inès te vergeten. Daar trachten beiden toch met de brokstukken van hun liefde een broos geluk op te bou wen. Hoewel „Les Trompeuses Espérances" is opgedragen aan Frangoise Sagan mist Déon's roman het negatieve van de wer ken van de jonge succesrijke romancière. Olivier tracht zijn droevige ervaring posi tief te richten en met Inès te leven op een plan dat het verleden zal doen vergeten. Waar is het kwade, waar is het goede, vraagt hij zich af. „Op de dag des oordeels zal God een onderscheid weten te maken tussen hen die in het kwaad zuiver bleven en hen die in wezen onzuiver waren". Déon's roman heeft de weemoedige be koring van een gewonde glimlach. Het honderd ton metende vlaggeschip Susan Constant 11, dat als een der eerste drie kolonistenschepen de James-rivier opvoer. Festival te James town in de Ameri kaanse staat Virgi nia, waar de eerste nederzetting als onderdeel van de herdenking werd herbouwd. OP 13 MEI 1607, drie honderdvijftig jaar ge leden, voeren drie kleine Engelse schepen -de Susan Constant, de Godspeed en de Discovery een prach tige brede rivier op aan Amerika's oostkust. De kapiteins besloten deze rivier de naam van hun Koning lacobus I te geven. De stad die zij stichtten kreeg even eens diens naam. De prachtige lames-rivier bestaat altijd nog, maar de stad lamestown is nagenoeg van de kaart verdwenen. Of juister: wès nagenoeg van de kaart, want thans leiden veel wegwijzerbordjes de toeristen weer naar lamestown en men ver wacht, dat er dit jaar ongeveer drie miljoen mensen de plaats zullen bezoeken waar voor het eerst een permanente Britse nederzetting werd ge vestigd en waar de expansie begon van Engeland's cultuur, die thans over de hele wereld voor zeshonderd miljoen mensen de grondslag is van hun bescha ving. President Eisenhower zal op 13 mei, de jubileumdag, naar lamestown gaan. In de loop van de zomer verwacht men er verder de president van Frankrijk, de aartsbisschop van Canterbury, dr. Ade nauer en misschien Koningin Elisa beth van Engeland. op DE PLAATS, waar driehonderdvijf tig jaar geleden de Engelsen aan land kwamen liggen nu weer drie kleine sche pen. Het zijn copieën van de vaartuigen waarmee de eerste kolonisten de oceaan zijn overgestoken. Honderd twin tig mannen gingen in 1606 met Kerstmis scheep naar de nieuwe wereld, naar Virginia, dat door de dichter Michael Drayton het enige pa radijs op aarde werd genoemd. Zestien mannen stierven onderweg. In het voor jaar van 1608 waren er nog maar drieën vijftig in leven! Wel een bewijs, dat men niet bepaald een paradijs had ontdekt Op de oever, vlakbij de schepen, vindt de bezoeker het oude fort terug, zoals dat er drie en een halve eeuw geleden moet hebben uitgezien: een omheining en daar binnen achttien kleine huisjes van hout en leem. Zo'n fort was namelijk met stevig genoeg om het enkele eeuwen uit te hou den en men heeft op de oorspronkelijke plaats de primitieve vesting zo getrouw mogelijk nagebootst. Op de schepen en in de vesting worden de bezoekers rondge leid door Amerikanen in het kostuum van de zeventiende eeuw. Meer landinwaarts kunnen de toeristen, die dit jaar naar Ja mestown komen, een bijzonder mooie ten toonstelling bezichtigen die de betekenis accentueert Van die eerste Engelse vesti ging buiten het moederland. Het centrale informatiebureau in Londen heeft deze expositie ingericht en zelden of nooit heb ben wij zulk goed werk gezien van rege ringsvoor lichters. Virginia krijgt natuurlijk alle eer die het toekomt, als eerste onder de Britse nederzettingen buiten het eigen rijk, maar tevens wordt zonder pathos het belang onderstreept van Engelands godsdienst, rechtspraak en constitutie, die de grondslag vormden voor de nieuwe cen tra van cultuur. Men heeft zelfs een der oudste copieën van de Magna Charta voor deze gelegenheid naar Jamestown overge bracht, het document dat de vrijheid van de individuele mens garandeerde. De staat Virginia, die ook zijn eigen geschiedenis hier heeft weergegeven, heeft de kosten betaald voor de twee gebouwen, waarin de Britse en Virginiaanse exposities te zien zijn. Kosten: anderhalf miljoen dollar. MET DIE EERSTE permanente Engelse vestiging in Amerika is het een dubbeltje op zijn kant geweest. De Virginia Compag nie hoopte goud te vinden en een doorgang naar de Stille Oceaan, men vond echter. muggen en vrij gevaarlijke Indianen. Toch hebben de kolonisten volhard en dat is des te verwonderlijker, omdat hun groep, zo op het eerste gezicht, waarlijk niet op zo'n hoog peil stond. De bekende Amerikaanse geschiedschrijvers Morison en Steele Com- mager hebben vastgesteld, dat die eerste ko lonie grotendeels bestond uit heren aan la ger wal, ontslagen gevangenen plus een paar eerbare, werkloze handwerkers. De e.erste jaren waren bijzonder moeilijk. De malaria bleek een ware plaag en het voed sel was krap. Men vond wat hout en ge neeskrachtige kruiden om naar Engeland te zenden, maar de heren van de compag nie in Londen moeten niet bijster onder de indruk geweest zijn van de eerste resulta ten van hun onderneming. Toen kwam er onverwacht uitkomst. Het roken raakte in Engeland zeer in de mode. Wel beweende Koning Jacobus dat roken slecht was voor het oog, irriterend voor de neus, schadelijk voor de hersenen en gevaarlijk voor de longen, maar het gebruik raakte steeds meer in zwang en sloeg naar het vasteland van Europa over- De kolonisten begrepen, o o dat er ineens geld te verdienen viel. De tabak, die al door Indianen in deze streken verbouwd werd, was echter bijtend scherp. Daarom liet John Rolfe, een kolonist, die een Indiaans meisje getrouwd had, tabaks- zaad uit West-Indië komen- Dit zaad deed het uitstekend op de grond van Virginia en in 1616 werd reeds vijfentwintighon derd pond naar Engeland uitgevoerd. TRANSPORT DOOR het woeste, dicht- beboste en vaak moerassige land zou heel duur geweest zijn. Vandaar dat de plan tages zoveel mogelijk aan het water wer den aangelegd. Virginia'met zijn vele ri viermonden en inhammen bood ruim ge legenheid voor zulke vestigingen. Het feit, daj de bevolking zich moest uitbreiden langs de riviermonden en op die manier zeer verspreid kwam te wonen, bracht met zich mede, dat Virginia in de eerste eeuw een zeer landelijk karakter hield. Pas te gen het eind van de eeuw werden Wil liamsburg en Norfolk gesticht en pas toen kwam er ook enig stadsleven in dat deel van de nieuwe wereld. De Amerikanen zijn er echter trots op, dat zelfs die lande lijke bevolking er vroeg in geslaagd is een zekere vorm van democratie in te voeren. De actualiteit van het onderwerp, dat hieronder in het eerste artikel In een reeks van zes wordt behandeld, blijkt wel duide lijk uit deze foto. De jongen rechts werd deze week in de buurt van Agra bij de In diase stad Delhi ge vonden door een groep wolvenjagers. De jongen rende op handen en voeten met een troep wolven mee. Een in de omgeving wonende boer heeft hem herkend als zijn zesjarige zoon die, toen hy achttien maanden oud was, door een wolf werd meegenomen. Hij heeft de gewoonten van een wolf, drinkt bijvoorbeeld op han den en voeten. Hij uit dezelfde geluiden. Toen hy deze week werd gevangen, kon hy geen woord spre ken. Nu heeft hy een paar woorden ge leerd. Maar hij kan nog niet als een mens rechtop staan. WE ZAGEN dat er met onze ge- slachtsnamen soms wonderlijk omge- sprongen werd. Dit gebeurde zelfs nog nadat in het najaar van 1811 de regis- ters van de Burgerlijke Stand in ge- bruik kwamen en de bestaande namen dus onveranderlijk werden. In de eerste jaren verscheen men echter bij een ge- boorteaangifte nog steeds zonder pa- pieren bij de ambtenaar, deze kon dus slechts op zijn oren vertrouwen. Het is duidelijk, dat de in deze periode opge- maakte akten ettelijke verkeerde in- schrijvingen bevatten. Dit verklaart het feit dat leden van één familie hun ge- slachtsnamen soms op verschillende wijze spellen. BLIJKBAAR heeft zelfs de Invoering van het trouwboekje aan deze foutieve registratie geen eind gemaakt. Althans, j no. 19 van het maandblad „De Bevol- kingsboekhouding" bevatte de verzuch- ting: „De registers van de Burgerlijke Stand, in het byzonder die van voor 1 januari 1935, wemelen van misslagen, dwalingen, enz.". Hoe zeer dit gewemel een nauwgezet ambtenaar ook kan be- nauwen, al te ernstig behoeven we het nu ook weer niet te nemen. Deze mis- slagen betreffen vrywel uitsluitend spellingskwesties. En het is de ambte- naren waariyk niet kwalijk te nemen, dat zij soms faalden. Toen de namen in- eens onveranderlijk werden, spelden de families ze vaak op een manier, die reeds lang in onbruik was geraakt. Dan raadt men niet gemakkeiyk dat Wtte- waall de verlangde spelling van de naam is, die als Utewaal uitgesproken j wordt. Zo is het evenmin mogelijk de naam De Graeff uitsluitend volgens de klank correct te spellen. Uiteraard ont- brak het in die tyd al evenmin aan lieden, die hun namen een bepaald ca- chet gaven door bij de ambtenaren op het bezigen van een verouderde spel- ling aan te dringen. OOK ONTSTONDEN in deze tyd en- kele „dubbele" namen doordat men de oorspronkelijke familienaam eenvoudig doormidden knipte. Het fraaiste voor- beeld was stellig de inmiddels weer verdwenen familienaam Augur Kies- man, gevoerd door een burger, die het kenneiyk achteraf betreurde, dat hy in 1812 de keuze Augurkiesman gedaan had. Deze kleine vryheden daargelaten, met de grote ongebondenheid van het verleden was het afgelopen. Het kon hier te lande niet meer gebeuren dat de familienaam Reeb ontstond omdat men de naam Beer voor de variatie maar eens omdraaide. Op gelijke wij ze ver- vormde men de namen Von Ende en Van Haren tot Endenov en Van Nerah. Andere voorbeelden van dit genre zijn Kydsmeir en Snitsevorg. Deze „omge- keerde" namen ontstonden in het voor- malige Nederlands Indië. Een specimen uit de „West" is de naam Madretsma, die er wei ietwat Fries uitziet, maar in werkelijkheid een letteromzetting van Amsterdam is. VELE NAMEN zien er onverklaar baar uit. Ten dele is dit het gevolg van de vryheden, die onze vaderen zich op het gebied der naamgeving veroorloven konden. Hoe ontstond bijvoorbeeld de j naam Sinck, te Amsterdam populair geworden door het Sinck-toestel, dat er vele jaren in gebruik was? Wel, de stamvader heette zo omdat in de twee de helft van de achttiende eeuw een boreling bij de doop in de Oude Kerk slechts de helft van de vaderlijke naam Hartsinck ontving. By de naamgeving van vondelingen was het hek helemaal van de dam! Het heeft er zelfs de schijn van dat de be denkers elkaar in originaliteit probeer den te overtreffen. Als resulvaat ken nen we onder andere de familienaam Laarengiet. Deze ontstond toen men in 1760 te Gieten een jongetje vond, waar van de moeder volgens de dorps opinie te Zuidvaarderveen woonde. Dit vermoeden werd aangegrepen om het kind bij de doop met de naam Cy rus Laarengiet op te knappen. Hel is maar een weet. J. G. de Boer van der Ley AF EN TOE VERSCHI1NEN er in de wereldpers berichten over kinderen, die in hun prille jaren door dieren werden opgevoed en daardoor volkomen vertrouwd zijn met de schepselen der wildernis. Nu eens is het een gazellenknaap, die even vlug ter been is als die ranke dieren. Dan weer is het een wolfsmeisje of een tijgerjongen, die werden grootgebracht door verscheu rende dieren en hun jeugd onder dierlijke leiding en bescher ming doorbrachten in het oerwoud of in woeste bergen. Kipling heeft de geschiedenis van zo'n „wolfsjongen in zijn beroemde „jungle Book" verteld. Het is heel moeilijk om precies na te gaan, hoeveel waarheid en hoeveel verdichtsel er in dergelijke berichten en verhalen schuilt. Maar wie enigszins vertrouwd is gemaakt met de verhalen, die in Afrika, Australië en de tro pische delen van Azië de ronde doen, weet dat er mensen zijn, die een geheimzinnige macht over de dieren, althans over sommige diersoorten uitoefenen. laren geleden vernamen wij van een bejaarde Chinees in het stadje Ipoh op het schier eiland Malakka een relaas, dat diepe indruk op ons maakte. VROEGER, in zijn jonge jaren, vertelde onze rimpelige zegs man, kwamen er in de buurt van Ipoh veel tijgers voor, veel meer dan tegenwoordig. Soms waren die gestreepte rovers een ware plaag voor de mensen. Werden de tijgers al te driest, roof den zij vrouwen en kinderen, dan zette men tijgerjachten op touw. Alle weerbare mannen werden bijeengetrommeld en me nige tijger viel in de strijd. Afdoende waren de maatregelen toch niet. De drieste heersers van het oerbos kon men niet terugdringen naar onbewoonde streken. Op zekere dag stapte een jonge man een der nabij Ipoh ge legen dorpjes binnen. Hij maakte een gespierde indruk. Het bleek, dat hij lenig was als een aap. Hoe hij heette? Toen de dorpelingen hem dit vroegen, antwoordde hij: „Kilat" en toen zij wilden weten, waar hij geboren was en waar vandaan hij kwam, zweeg hij en wees glimlachend in de richting van de jungle. Natuurlijk werd er veel over de geheimzinnige vreem deling gesproken en omdat hij een vriendelijk en behulpzaam man was, mochten de mensen uit de streek hem wel De sluier van geheimzinnigheid, die zijn herkomst bedekte, maakte echte vriendschap echter onmogelijk. De tijgerplaag hield aan, be reikte zelfs enige maanden na Kilat's komst een hoogtepunt. Twee tijgers bleken ongewoon roofzuchtig en brutaal. Zij dood den en verscheurden het vee, zij vielen vrouwen en kinderen aan, in een paar gevallen met dodelijke afloop. Er begon onrust te heersen in het dorp. Tot tweemaal toe organiseerde men een jacht, echter zonder resultaat. Kilat had zo nu en dan belang stellend de gesprekken over de beide tijgers gevolgd. Ook had hij geholpen bij de voorbereiding der pogingen om de dieren te vangen. Eenmaal liet hij zich ontvallen, dat de tijgers die toen in de aanval gingen, te slim waren om zich te laten verschalken door gewone mensen. Die opmerking werkte arg waan. De dorpsbewoners wilden weten, hoe Kilat dat zo stellig kon beweren. De geheimzinnige vreemdeling gaf ten antwoord, dat hij de beide tijgers had horen brullen en in staat was om op grond van het geluid vast te stellen, welke eigenschappen het dier had. Het gebrul der beide gevreesde tijgers had hem geleerd, dat de dieren sluw waren en „mensenkennis" hadden. Natuurlijk wilden de mensen weten, hoe Kilat de tijgertaai had leren verstaan. Kilat's antwoord bestond uit een glimlach en een armgebaar in de richting van de jungle. EEN PAAR WEKEN waren de streekbewoners al bezig ge weest om te trachten de beide rovers onschadelijk te maken. Toen succes uitbleef ontstond er in het dorp een fluistercam pagne. Men ging Kilat wantrouwen en schreef aan hem de slechte afloop der tijgerjachten toe. Kilat was doof noch blind voor de stemming der dorpelingen. Hij zag in, dat zijn leven wel eens gevaar kon gaan lopen. Daarom besloot hij een in de buurt wonende Chinees in de arm te nemen en hem om raad te vra gen. Die Chinees was (later) onze zegsman. Kilat vertelde de Chinees over de tijgers en de stemming in het dorp. Hij zei, zich in staat te achten om de beide roofdieren helemaal alleen te vangen. Uit vrees voor een tovenaar te worden gehouden had hij dat niet aan de dorpelingen verteld, want hij wist, dat tove naars maar al te vaak hun „kunst" met de dood moesten be talen. De Chinees twijfelde wel enigszins aan de woorden van de jonge Maleier, maar toch besloot hij hem een kans te geven. Hij wierp zich op als makelaar tussen het dorp en Kilat, die bij de bespreking aanwezig was. Hem ontging geen woord van het gesprokene. Aan het einde der conferentie knikte hij van ja. Diezelfde avond nog ondernam Kilat zijn jachtexpeditie. Naakt trok hij de jungle in. De volgende ochtend keerde hy in het dorp terug. Niemand vertelde hij ook maar een woord over wat er gebeurd was en wat hy gedaan had. Onze zegsman zei, dat een paar uur na Kilat's terugkomst uit het oerbos de dorpe lingen de beide tijgers in voor hen gegraven valkuilen hadden gevonden. Het leek wel of de dieren gehypnotiseerd waren. Zij waren traag en maakten een versufte indruk. Niettemin werden zij snel gedood. Van die dag af gold Kilat als een groot tijger- jager en de dapperste man uit de streek. Daarna riep men steeds Kilat te hulp, zodra de tygers in de streek al te driest werden. En steeds slaagde hij er in om de roofdieren onschadelyk te maken. Nooit wilde hij echter enig aandeel nemen in het doden der door zyn ingrypen gevangen tygers. De dorpelingen waren al spoedig verzoend met deze wat zy noemden eigenaardigheid en lieten Kilat met rust. Ruim twee jaar lang trad Kilat als ongewapend tygerjager in de buurt van Ipoh op. Nooit vertelde hij hoe hy de dieren in zyn macht kreeg en aan zijn wil onderwierp. En nog nooit heeft iemand een afdoende verklaring gevonden voor dit raadsel. Er zyn nu eenmaal, zei onze nuchtere Chinese zegsman, in het oerbos veel geheimzinnige dingen en verschynselen. KILAT ZAL ONGEVEER drie jaar in het dorp hebben ver toefd toen hij het oerbos introk om daar kruiden te zoeken. Bij zijn terugkeer tegen zonsondergang zagen de dorpelingen on middellijk, dat er iets met hem was gebeurd. Zijn armen ver toonden gapende wonden. Zijn benen bloedden. Had.hij gevoch ten? Was hij aangevallen door een roofdier? Kilat zweeg. Op geen enkele vraag ging hij in. Enige tijd later riep men zijn hulp in om een tijger te vangen. Kilat aarzelde en staarde peinzend voor zich uit. Toch was hij bereid om de jacht op zich te nemen, 's Avonds trok hij, als vanouds, alleen en ongewapend het oer woud in. 's Ochtends keerde hij terug. Voor het eerst zonder succes. Hij herhaalde zijn poging nog twee of drie keer. Alle keren faalde hij. Kort nadien bleek Kilat met de noorderzon vertrokken te zijn. Hij liet geen spoor na. Niemand had hij iets over zijn plannen verteld. Zelfs de Chinees, die hem zulke goede diensten had bewezen, had hij volmaakt onkundig gelaten. En ook later is nooit gebleken, waarheen Kilat is gegaan. Door het oerbos verzwolgen, zeiden de mensen uit de streek, de man die ongewapend ruim vijfentwintig tijgers onschadelijk maakte. Wil HEBBEN de Chinees gevraagd of hij een verklaring kon geven. „Misschien", zei deze, „was Kilat één van die mensen, die niet weten wat angst is. Misschien leerde hij de angst ken nen nadat hij door een roofdier was aangevallen. Maar waar schijnlijker acht ik het, dat die lenige tijgerjager als kind door tijgers werd grootgebracht, zodat hij hun geheimen kende. (Uit „Sans Paroles")

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 10