Driehonderdvijf tig jaar geleden onze namen
ging Engeland koloniseren
Bijgeloof en broos geluk
Franse litteratuur
M
i Onze vaderen hadden
alle mogelijke
vrijheid
Geheimzinnige relaties tussen mens en dier
Kilat, de man die ongewapend tijgers weerloos maakte
ZATERDAG 11 MEI 1957
E R B IJ 2
S. Elte
Landelijk
DOOR WOLVEN OPGEVOED
Originaliteit
Fraaie vondst
INDIEN een overzicht bijgehouden werd
van de talrijke buiten Frankrijk wonende
auteurs, die zich van het Frans als voer
taal bedienen, dan zou de met een Neder
landse medicus getrouwde romancière
Lucie Marchal, schrijfster van twee uit
stekende romans „La Mèche" en het in
dit blad besproken „La Rancune" daarin
een goede plaats innemen. Zij zou thans
niet meer alleen Nederland vertegen
woordigen. Sedert kort zou aan dat over
zicht toegevoegd zijn de naam van de be
kende Amsterdamse hoogleraar in de
Romaanse linguistiek en de letterkunde
der middeleeuwen Paul Zumthor, wiens
eerste roman „La Griffe" (De Klauw) de
vorige maand bij Pion verschenen is. Deze
eersteling is niet, zoals heel dikwijls het
geval is, door de auteur geschreven uit
drang zich te bevrijden van particuliere
problemen of gevoelservaringen: het ge
geven berust op objectieve feiten.
De gebeurtenissen, die in de roman
verhaald worden, zijn kort na de oorlog
in het kanton Wallis, in Zwitserland
voorgevallen. De schrijver laat ze zich
afspelen in Salles, een gehucht in een af
gelegen vallei. De boeren leven daar in
een afgesloten gemeenschap, vol argwaan
jegens vreemden. In de rust van de lente
morgen gebeurt daar iets raadselachtigs
en wreeds: de geit van een arme boerin
wordt in de weide gevonden, de buik
opengereten door een klauwslag. Steeds
opnieuw worden andere dieren het slacht
offer van deze „griffe". De dorpelingen
kunnen deze niet identificeren. Behoort
zij aan een hond, een wilde, een boven
natuurlijk wezen?? Het „monster" gaat al
meer en meer het leven en de primitieve
mentaliteit der boeren beheersen: bijge
loof, geheimzinnige overleveringen en
vooral angst voor het onverklaarbare doen
gevoelens van haat en afgunst losbreken,
verdachtmakingen en sluimerende veten
komen tot uiting. De schrijver heeft deze
steeds groeiende angst en het toenemen
de onderlinge wantrouwen der dicht op
elkaar levende dorpelingen zeer sugges
tief beschreven. Hij maakt daarbij ge
bruik van een stijlprocédé - uiterst korte
zinnen dat eerst bevreemdt, doch spoe
dig op de lezer inwerkt en een onontkoom
baar beklemmende sfeer schept.
De belangstelling gaat niet in de eerste
plaats uit naar de personen. Het doel van
de auteur was blijkbaar minder het
scheppen van individuen dan het schil
deren van een collectiviteit en haar pri
mitieve reacties tegenover het angstwek
kend geheimzinnige. Daarin is hij uit
stekend geslaagd. De personen blijven
daardoor wel enigszins schematisch, maar
zij zijn toch voldoende getekend om de
collectieve sfeer te nuanceren en te ver
levendigen. De ontknoping laten wij als
verrassing voor de lezer. Schijnbaar werkt
deze, na de opgevoerde spanning van het
geen voorafgaat, als een anticlimax. Zij is
echter de psychologisch juiste illustratie
van het feit, dat een beklemming tot zo
iets vertrouwds kan worden, dat zij als een
vanzelfsprekend verschijnsel in het dage
lijkse leven opgenomen wordt.
DE EVENEENS bij Pion verschenen
roman „Les Trompeuses Espérances" van
Michel Déon is evenals „la Griffe" een
welkome verrassing tussen de vele romans
die de laatste maanden verschenen zijn.
Het is een van die boeken, die ten onrechte
door de massapublikatie en het lawaai
rond de „prix" niet de aandacht krijgen,
die zij verdienen. Deze laatste roman van
Déon is somberder dan zijn vorige. Zij is
doortrokken van een melancholische poë
zie, die de moderne, gelaten droefenis en
onsentimentele tederheid omgeeft van twee
mensen die hun geluk lijken te zullen mis
sen omdat zij al jong door het leven ge
kwetst zijn. Dat poëtische weet Déon te
bereiken dankzij vooral zijn buitengewoon
voorname stijl, die sierlijk is en beheerst,
subtiel zonder preciositeit, helder en direct.
De auteur laat, in chronologische discon
tinuïteit, drie belangrijke gebeurtenissen
door èlkaar lopen, die zich afspelen in drie
verschillende milieus. In Montmartre, waar
Olivier, de verhaler, een nogal naïeve, niet
erg daadkrachtige leraar aan een lyceum,
Inès leert kennen, die „soms een inner
lijke droom scheen te volgen" waaraan hij
geen deel had. In het zonnige Italië vol
trekt zich, als blijkt dat Inès reeds lang
een gedwongen verhouding heeft met haar
enigszins sadistische neef Michel, een af
schuwelijk drama. In Canada tracht Oli
vier tevergeefs Inès te vergeten. Daar
trachten beiden toch met de brokstukken
van hun liefde een broos geluk op te bou
wen. Hoewel „Les Trompeuses Espérances"
is opgedragen aan Frangoise Sagan mist
Déon's roman het negatieve van de wer
ken van de jonge succesrijke romancière.
Olivier tracht zijn droevige ervaring posi
tief te richten en met Inès te leven op een
plan dat het verleden zal doen vergeten.
Waar is het kwade, waar is het goede,
vraagt hij zich af. „Op de dag des oordeels
zal God een onderscheid weten te maken
tussen hen die in het kwaad zuiver bleven
en hen die in wezen onzuiver waren".
Déon's roman heeft de weemoedige be
koring van een gewonde glimlach.
Het honderd ton metende vlaggeschip Susan Constant 11, dat als
een der eerste drie kolonistenschepen de James-rivier opvoer.
Festival te James
town in de Ameri
kaanse staat Virgi
nia, waar de eerste
nederzetting als
onderdeel van de
herdenking werd
herbouwd.
OP 13 MEI 1607, drie
honderdvijftig jaar ge
leden, voeren drie
kleine Engelse schepen
-de Susan Constant,
de Godspeed en de
Discovery een prach
tige brede rivier op aan
Amerika's oostkust. De
kapiteins besloten deze
rivier de naam van hun
Koning lacobus I te
geven. De stad die zij
stichtten kreeg even
eens diens naam. De
prachtige lames-rivier
bestaat altijd nog, maar
de stad lamestown is
nagenoeg van de kaart
verdwenen. Of juister:
wès nagenoeg van de
kaart, want thans leiden
veel wegwijzerbordjes
de toeristen weer naar
lamestown en men ver
wacht, dat er dit jaar
ongeveer drie miljoen mensen de plaats
zullen bezoeken waar voor het eerst een
permanente Britse nederzetting werd ge
vestigd en waar de expansie begon van
Engeland's cultuur, die thans over de
hele wereld voor zeshonderd miljoen
mensen de grondslag is van hun bescha
ving. President Eisenhower zal op 13 mei,
de jubileumdag, naar lamestown gaan.
In de loop van de zomer verwacht men
er verder de president van Frankrijk, de
aartsbisschop van Canterbury, dr. Ade
nauer en misschien Koningin Elisa
beth van Engeland.
op DE PLAATS, waar driehonderdvijf
tig jaar geleden de Engelsen aan land
kwamen liggen nu weer drie kleine sche
pen. Het zijn copieën van de vaartuigen
waarmee de eerste kolonisten de oceaan
zijn overgestoken. Honderd twin tig mannen
gingen in 1606 met Kerstmis scheep naar
de nieuwe wereld, naar Virginia, dat door
de dichter Michael Drayton het enige pa
radijs op aarde werd genoemd. Zestien
mannen stierven onderweg. In het voor
jaar van 1608 waren er nog maar drieën
vijftig in leven! Wel een bewijs, dat men
niet bepaald een paradijs had ontdekt
Op de oever, vlakbij de schepen, vindt
de bezoeker het oude fort terug, zoals dat
er drie en een halve eeuw geleden moet
hebben uitgezien: een omheining en daar
binnen achttien kleine huisjes van hout en
leem. Zo'n fort was namelijk met stevig
genoeg om het enkele eeuwen uit te hou
den en men heeft op de oorspronkelijke
plaats de primitieve vesting zo getrouw
mogelijk nagebootst. Op de schepen en in
de vesting worden de bezoekers rondge
leid door Amerikanen in het kostuum van
de zeventiende eeuw. Meer landinwaarts
kunnen de toeristen, die dit jaar naar Ja
mestown komen, een bijzonder mooie ten
toonstelling bezichtigen die de betekenis
accentueert Van die eerste Engelse vesti
ging buiten het moederland. Het centrale
informatiebureau in Londen heeft deze
expositie ingericht en zelden of nooit heb
ben wij zulk goed werk gezien van rege
ringsvoor lichters. Virginia krijgt natuurlijk
alle eer die het toekomt, als eerste onder
de Britse nederzettingen buiten het eigen
rijk, maar tevens wordt zonder pathos
het belang onderstreept van Engelands
godsdienst, rechtspraak en constitutie, die
de grondslag vormden voor de nieuwe cen
tra van cultuur. Men heeft zelfs een der
oudste copieën van de Magna Charta voor
deze gelegenheid naar Jamestown overge
bracht, het document dat de vrijheid van
de individuele mens garandeerde. De staat
Virginia, die ook zijn eigen geschiedenis
hier heeft weergegeven, heeft de kosten
betaald voor de twee gebouwen, waarin
de Britse en Virginiaanse exposities te zien
zijn. Kosten: anderhalf miljoen dollar.
MET DIE EERSTE permanente Engelse
vestiging in Amerika is het een dubbeltje
op zijn kant geweest. De Virginia Compag
nie hoopte goud te vinden en een doorgang
naar de Stille Oceaan, men vond echter.
muggen en vrij gevaarlijke Indianen. Toch
hebben de kolonisten volhard en dat is des
te verwonderlijker, omdat hun groep, zo
op het eerste gezicht, waarlijk niet op zo'n
hoog peil stond. De bekende Amerikaanse
geschiedschrijvers Morison en Steele Com-
mager hebben vastgesteld, dat die eerste ko
lonie grotendeels bestond uit heren aan la
ger wal, ontslagen gevangenen plus een
paar eerbare, werkloze handwerkers. De
e.erste jaren waren bijzonder moeilijk. De
malaria bleek een ware plaag en het voed
sel was krap. Men vond wat hout en ge
neeskrachtige kruiden om naar Engeland
te zenden, maar de heren van de compag
nie in Londen moeten niet bijster onder de
indruk geweest zijn van de eerste resulta
ten van hun onderneming. Toen kwam er
onverwacht uitkomst. Het roken raakte in
Engeland zeer in de mode. Wel beweende
Koning Jacobus dat roken slecht was voor
het oog, irriterend voor de neus, schadelijk
voor de hersenen en gevaarlijk voor de
longen, maar het gebruik raakte steeds
meer in zwang en sloeg naar het vasteland
van Europa over- De kolonisten begrepen,
o o dat er ineens geld te verdienen viel. De
tabak, die al door Indianen in deze streken
verbouwd werd, was echter bijtend scherp.
Daarom liet John Rolfe, een kolonist, die
een Indiaans meisje getrouwd had, tabaks-
zaad uit West-Indië komen- Dit zaad deed
het uitstekend op de grond van Virginia
en in 1616 werd reeds vijfentwintighon
derd pond naar Engeland uitgevoerd.
TRANSPORT DOOR het woeste, dicht-
beboste en vaak moerassige land zou heel
duur geweest zijn. Vandaar dat de plan
tages zoveel mogelijk aan het water wer
den aangelegd. Virginia'met zijn vele ri
viermonden en inhammen bood ruim ge
legenheid voor zulke vestigingen. Het feit,
daj de bevolking zich moest uitbreiden
langs de riviermonden en op die manier
zeer verspreid kwam te wonen, bracht met
zich mede, dat Virginia in de eerste eeuw
een zeer landelijk karakter hield. Pas te
gen het eind van de eeuw werden Wil
liamsburg en Norfolk gesticht en pas toen
kwam er ook enig stadsleven in dat deel
van de nieuwe wereld. De Amerikanen
zijn er echter trots op, dat zelfs die lande
lijke bevolking er vroeg in geslaagd is een
zekere vorm van democratie in te voeren.
De actualiteit van het onderwerp, dat
hieronder in het eerste artikel In een reeks
van zes wordt behandeld, blijkt wel duide
lijk uit deze foto. De
jongen rechts werd
deze week in de buurt
van Agra bij de In
diase stad Delhi ge
vonden door een
groep wolvenjagers.
De jongen rende op
handen en voeten met
een troep wolven mee.
Een in de omgeving
wonende boer heeft
hem herkend als zijn
zesjarige zoon die,
toen hy achttien
maanden oud was,
door een wolf werd
meegenomen. Hij
heeft de gewoonten
van een wolf, drinkt
bijvoorbeeld op han
den en voeten. Hij
uit dezelfde geluiden.
Toen hy deze week
werd gevangen, kon
hy geen woord spre
ken. Nu heeft hy een
paar woorden ge
leerd. Maar hij kan
nog niet als een mens
rechtop staan.
WE ZAGEN dat er met onze ge-
slachtsnamen soms wonderlijk omge-
sprongen werd. Dit gebeurde zelfs nog
nadat in het najaar van 1811 de regis-
ters van de Burgerlijke Stand in ge-
bruik kwamen en de bestaande namen
dus onveranderlijk werden. In de eerste
jaren verscheen men echter bij een ge-
boorteaangifte nog steeds zonder pa-
pieren bij de ambtenaar, deze kon dus
slechts op zijn oren vertrouwen. Het is
duidelijk, dat de in deze periode opge-
maakte akten ettelijke verkeerde in-
schrijvingen bevatten. Dit verklaart het
feit dat leden van één familie hun ge-
slachtsnamen soms op verschillende
wijze spellen.
BLIJKBAAR heeft zelfs de Invoering
van het trouwboekje aan deze foutieve
registratie geen eind gemaakt. Althans,
j no. 19 van het maandblad „De Bevol-
kingsboekhouding" bevatte de verzuch-
ting: „De registers van de Burgerlijke
Stand, in het byzonder die van voor
1 januari 1935, wemelen van misslagen,
dwalingen, enz.". Hoe zeer dit gewemel
een nauwgezet ambtenaar ook kan be-
nauwen, al te ernstig behoeven we het
nu ook weer niet te nemen. Deze mis-
slagen betreffen vrywel uitsluitend
spellingskwesties. En het is de ambte-
naren waariyk niet kwalijk te nemen,
dat zij soms faalden. Toen de namen in-
eens onveranderlijk werden, spelden de
families ze vaak op een manier, die
reeds lang in onbruik was geraakt. Dan
raadt men niet gemakkeiyk dat Wtte-
waall de verlangde spelling van de
naam is, die als Utewaal uitgesproken
j wordt. Zo is het evenmin mogelijk de
naam De Graeff uitsluitend volgens de
klank correct te spellen. Uiteraard ont-
brak het in die tyd al evenmin aan
lieden, die hun namen een bepaald ca-
chet gaven door bij de ambtenaren op
het bezigen van een verouderde spel-
ling aan te dringen.
OOK ONTSTONDEN in deze tyd en-
kele „dubbele" namen doordat men de
oorspronkelijke familienaam eenvoudig
doormidden knipte. Het fraaiste voor-
beeld was stellig de inmiddels weer
verdwenen familienaam Augur Kies-
man, gevoerd door een burger, die het
kenneiyk achteraf betreurde, dat hy in
1812 de keuze Augurkiesman gedaan
had.
Deze kleine vryheden daargelaten,
met de grote ongebondenheid van het
verleden was het afgelopen. Het kon
hier te lande niet meer gebeuren dat de
familienaam Reeb ontstond omdat men
de naam Beer voor de variatie maar
eens omdraaide. Op gelijke wij ze ver-
vormde men de namen Von Ende en
Van Haren tot Endenov en Van Nerah.
Andere voorbeelden van dit genre zijn
Kydsmeir en Snitsevorg. Deze „omge-
keerde" namen ontstonden in het voor-
malige Nederlands Indië. Een specimen
uit de „West" is de naam Madretsma,
die er wei ietwat Fries uitziet, maar in
werkelijkheid een letteromzetting van
Amsterdam is.
VELE NAMEN zien er onverklaar
baar uit. Ten dele is dit het gevolg van
de vryheden, die onze vaderen zich op
het gebied der naamgeving veroorloven
konden. Hoe ontstond bijvoorbeeld de j
naam Sinck, te Amsterdam populair
geworden door het Sinck-toestel, dat
er vele jaren in gebruik was? Wel, de
stamvader heette zo omdat in de twee
de helft van de achttiende eeuw een
boreling bij de doop in de Oude Kerk
slechts de helft van de vaderlijke naam
Hartsinck ontving.
By de naamgeving van vondelingen
was het hek helemaal van de dam! Het
heeft er zelfs de schijn van dat de be
denkers elkaar in originaliteit probeer
den te overtreffen. Als resulvaat ken
nen we onder andere de familienaam
Laarengiet. Deze ontstond toen men in
1760 te Gieten een jongetje vond, waar
van de moeder volgens de dorps
opinie te Zuidvaarderveen woonde.
Dit vermoeden werd aangegrepen om
het kind bij de doop met de naam Cy
rus Laarengiet op te knappen. Hel is
maar een weet.
J. G. de Boer van der Ley
AF EN TOE VERSCHI1NEN er in de wereldpers berichten over
kinderen, die in hun prille jaren door dieren werden opgevoed
en daardoor volkomen vertrouwd zijn met de schepselen der
wildernis. Nu eens is het een gazellenknaap, die even vlug ter
been is als die ranke dieren. Dan weer is het een wolfsmeisje
of een tijgerjongen, die werden grootgebracht door verscheu
rende dieren en hun jeugd onder dierlijke leiding en bescher
ming doorbrachten in het oerwoud of in woeste bergen. Kipling
heeft de geschiedenis van zo'n „wolfsjongen in zijn beroemde
„jungle Book" verteld. Het is heel moeilijk om precies na te
gaan, hoeveel waarheid en hoeveel verdichtsel er in dergelijke
berichten en verhalen schuilt. Maar wie enigszins vertrouwd
is gemaakt met de verhalen, die in Afrika, Australië en de tro
pische delen van Azië de ronde doen, weet dat er mensen
zijn, die een geheimzinnige macht over de dieren, althans over
sommige diersoorten uitoefenen. laren geleden vernamen wij
van een bejaarde Chinees in het stadje Ipoh op het schier
eiland Malakka een relaas, dat diepe indruk op ons maakte.
VROEGER, in zijn jonge jaren, vertelde onze rimpelige zegs
man, kwamen er in de buurt van Ipoh veel tijgers voor, veel
meer dan tegenwoordig. Soms waren die gestreepte rovers een
ware plaag voor de mensen. Werden de tijgers al te driest, roof
den zij vrouwen en kinderen, dan zette men tijgerjachten op
touw. Alle weerbare mannen werden bijeengetrommeld en me
nige tijger viel in de strijd. Afdoende waren de maatregelen
toch niet. De drieste heersers van het oerbos kon men niet
terugdringen naar onbewoonde streken.
Op zekere dag stapte een jonge man een der nabij Ipoh ge
legen dorpjes binnen. Hij maakte een gespierde indruk. Het
bleek, dat hij lenig was als een aap. Hoe hij heette? Toen de
dorpelingen hem dit vroegen, antwoordde hij: „Kilat" en toen
zij wilden weten, waar hij geboren was en waar vandaan hij
kwam, zweeg hij en wees glimlachend in de richting van de
jungle. Natuurlijk werd er veel over de geheimzinnige vreem
deling gesproken en omdat hij een vriendelijk en behulpzaam
man was, mochten de mensen uit de streek hem wel De sluier
van geheimzinnigheid, die zijn herkomst bedekte, maakte echte
vriendschap echter onmogelijk. De tijgerplaag hield aan, be
reikte zelfs enige maanden na Kilat's komst een hoogtepunt.
Twee tijgers bleken ongewoon roofzuchtig en brutaal. Zij dood
den en verscheurden het vee, zij vielen vrouwen en kinderen
aan, in een paar gevallen met dodelijke afloop. Er begon onrust
te heersen in het dorp. Tot tweemaal toe organiseerde men een
jacht, echter zonder resultaat. Kilat had zo nu en dan belang
stellend de gesprekken over de beide tijgers gevolgd. Ook had
hij geholpen bij de voorbereiding der pogingen om de dieren
te vangen. Eenmaal liet hij zich ontvallen, dat de tijgers die
toen in de aanval gingen, te slim waren om zich te laten
verschalken door gewone mensen. Die opmerking werkte arg
waan. De dorpsbewoners wilden weten, hoe Kilat dat zo stellig
kon beweren. De geheimzinnige vreemdeling gaf ten antwoord,
dat hij de beide tijgers had horen brullen en in staat was om
op grond van het geluid vast te stellen, welke eigenschappen
het dier had. Het gebrul der beide gevreesde tijgers had hem
geleerd, dat de dieren sluw waren en „mensenkennis" hadden.
Natuurlijk wilden de mensen weten, hoe Kilat de tijgertaai had
leren verstaan. Kilat's antwoord bestond uit een glimlach en
een armgebaar in de richting van de jungle.
EEN PAAR WEKEN waren de streekbewoners al bezig ge
weest om te trachten de beide rovers onschadelijk te maken.
Toen succes uitbleef ontstond er in het dorp een fluistercam
pagne. Men ging Kilat wantrouwen en schreef aan hem de
slechte afloop der tijgerjachten toe. Kilat was doof noch blind
voor de stemming der dorpelingen. Hij zag in, dat zijn leven wel
eens gevaar kon gaan lopen. Daarom besloot hij een in de buurt
wonende Chinees in de arm te nemen en hem om raad te vra
gen. Die Chinees was (later) onze zegsman. Kilat vertelde de
Chinees over de tijgers en de stemming in het dorp. Hij zei, zich
in staat te achten om de beide roofdieren helemaal alleen te
vangen. Uit vrees voor een tovenaar te worden gehouden had
hij dat niet aan de dorpelingen verteld, want hij wist, dat tove
naars maar al te vaak hun „kunst" met de dood moesten be
talen. De Chinees twijfelde wel enigszins aan de woorden van
de jonge Maleier, maar toch besloot hij hem een kans te geven.
Hij wierp zich op als makelaar tussen het dorp en Kilat, die
bij de bespreking aanwezig was. Hem ontging geen woord van
het gesprokene. Aan het einde der conferentie knikte hij van ja.
Diezelfde avond nog ondernam Kilat zijn jachtexpeditie.
Naakt trok hij de jungle in. De volgende ochtend keerde hy in
het dorp terug. Niemand vertelde hij ook maar een woord over
wat er gebeurd was en wat hy gedaan had. Onze zegsman zei,
dat een paar uur na Kilat's terugkomst uit het oerbos de dorpe
lingen de beide tijgers in voor hen gegraven valkuilen hadden
gevonden. Het leek wel of de dieren gehypnotiseerd waren. Zij
waren traag en maakten een versufte indruk. Niettemin werden
zij snel gedood. Van die dag af gold Kilat als een groot tijger-
jager en de dapperste man uit de streek.
Daarna riep men steeds Kilat te hulp, zodra de tygers in de
streek al te driest werden. En steeds slaagde hij er in om de
roofdieren onschadelyk te maken. Nooit wilde hij echter enig
aandeel nemen in het doden der door zyn ingrypen gevangen
tygers. De dorpelingen waren al spoedig verzoend met deze
wat zy noemden eigenaardigheid en lieten Kilat met rust.
Ruim twee jaar lang trad Kilat als ongewapend tygerjager in
de buurt van Ipoh op. Nooit vertelde hij hoe hy de dieren in zyn
macht kreeg en aan zijn wil onderwierp. En nog nooit heeft
iemand een afdoende verklaring gevonden voor dit raadsel. Er
zyn nu eenmaal, zei onze nuchtere Chinese zegsman, in het
oerbos veel geheimzinnige dingen en verschynselen.
KILAT ZAL ONGEVEER drie jaar in het dorp hebben ver
toefd toen hij het oerbos introk om daar kruiden te zoeken. Bij
zijn terugkeer tegen zonsondergang zagen de dorpelingen on
middellijk, dat er iets met hem was gebeurd. Zijn armen ver
toonden gapende wonden. Zijn benen bloedden. Had.hij gevoch
ten? Was hij aangevallen door een roofdier? Kilat zweeg. Op
geen enkele vraag ging hij in. Enige tijd later riep men zijn hulp
in om een tijger te vangen. Kilat aarzelde en staarde peinzend
voor zich uit. Toch was hij bereid om de jacht op zich te nemen,
's Avonds trok hij, als vanouds, alleen en ongewapend het oer
woud in. 's Ochtends keerde hij terug. Voor het eerst zonder
succes. Hij herhaalde zijn poging nog twee of drie keer. Alle
keren faalde hij. Kort nadien bleek Kilat met de noorderzon
vertrokken te zijn. Hij liet geen spoor na. Niemand had hij
iets over zijn plannen verteld. Zelfs de Chinees, die hem zulke
goede diensten had bewezen, had hij volmaakt onkundig gelaten.
En ook later is nooit gebleken, waarheen Kilat is gegaan. Door
het oerbos verzwolgen, zeiden de mensen uit de streek, de man
die ongewapend ruim vijfentwintig tijgers onschadelijk maakte.
Wil HEBBEN de Chinees gevraagd of hij een verklaring kon
geven. „Misschien", zei deze, „was Kilat één van die mensen,
die niet weten wat angst is. Misschien leerde hij de angst ken
nen nadat hij door een roofdier was aangevallen. Maar waar
schijnlijker acht ik het, dat die lenige tijgerjager als kind door
tijgers werd grootgebracht, zodat hij hun geheimen kende.
(Uit „Sans Paroles")