EEN VERRASSENDE BIOGRAFE
De lichte
muziek
Compliment voor Carolientje
Kinderen zijn overal kinderen
Stuiveling over Jacques Perk
Litteraire
Kanttekeningen
FRIVOOL AANHANGSEL VAN
HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS
Combinatiewoorden
Het verkeer in de film
Wispelturig in beroepskeus
Volhardend in dichterschap
ZATERDAG 11 MEI 1957
Malcolm Arnold, Sidney Torch, Denis
Wright, William Byrd, William Alwyn, Sir
Arthur Bliss en Eric Coates.
Zoals wij reeds in de aanhef schreven
staat de B.B.C. in dit streven niet alleen.
Ook de Nederlandse omroepverenigingen
en inzonderheid de A.V.R.O. nodigen her
haaldelijk componisten uit werken voor
haar te schrijven. Ook in Frankrijk werd
nog onlangs een wedstrijd uitgeschreven
met hetzelfde doel: de voortdurende ver
frissing van het populaire repertoire. Wij
willen tenslotte nog op één belangrijk facet
van deze activiteit wijzen, dat met name
in Nederland nogal eens wordt verwaar
loosd. Het is namelijk niet voldoende om
opdrachten te verstrekken en het daaruit
ontstane werk een keer uit te voeren. De
bevordering van het muziekscheppen krijgt
pas zin wanneer de partituren niet na een
eerste uitvoering in de bibliotheken liggen
te verstoffen, maar wanneer zij bewust op
gezette tijden in daartoe geëigende pro
gramma's worden opgenomen.
Speciaal aanbevolen: zondag 12 mei:
„Stabat mater" van Poulenc (Hilversum I),
Jean Martinon dirigeert (19.45 uur Paris-
Inter, 1829 meter). Gavarieerd programma
met Georges Brassens (21.05 uur, Parijs'
programma, 280, 259 en 218 meter): maan
dag 13 mei: orkesten werken van Roussel,
Satie, Sauguet, Honegger en Martinu
(B.B.C. III, 464 meter); Gounod's opera
„Faust" van de opera in Monte Carlo uit
(21 uur, Paris-Inter, 1829 meter),
J. H. Bartman
TUSSEN de talrijke mis
verstanden waarop onze
maatschappelijke samen
leving steunt en waardoor al
les op deze wereld zo als op
rolletjes loopt, is dat van het
beschermheerschap een alge
meen verbreid en aanvaard
verschijnsel. Er is in Neder
land nagenoeg geen organi
satie of vereniging, die zich
niet genesteld heeft onder de
bescherming van een of an
dere hooggeplaatste persoon
lijkheid. De leden van ons
Koninklijk Huis vervullen
ontelbaar van deze functies,
doch ook burgemeesters, wet
houders, fabrikanten, nota
belen van beiderlei kunne
zijn op een of andere manier
geroepen tot bescherming van
een of andere groep mensen.
Fanfares en muziekgezel
schappen zeer speciaal kun
nen blijkbaar zonder be
schermheer of -vrouwe moei
lijk in stand worden gehou
den, wat de vraag doet rijzen
wie toch de bedreigers en
aanvallers van deze nuttige
verenigingen zijn.
De feitelijke betekenis van
deze functie berust op een
principe, dat ongeveer over
eenkomt met de functie van
peetoom of peettante. Een
verschil is, dat peettante en
peetoom meestal moreel ver
plicht zijn, hun petekinderen
een aanzienlijk deel van hun
vermogen na te laten en ge
durende hun leven op ge
regelde tijden zogenaamde
extraatjes toe te stoppen aan
hun beschermeling. Dat ge
at, toen de ge
rm andië landden,
order >A7an maar-
voIgérK krachtig
drukkelijke oecumenische belangstelling.
De laatste zal zeker mede bevorderden
dooi^fe omstandigheid, dat de grootvader
vermoed erszij de van de nieuwe secretans
De Nëderiands-
begin vorige maa
nen, zijn vanochtf
Buitenlandse Zak
kken,
ln 1934 dirateur
5tadelhelm i\ge-
tn Eieke» volgens
op Röhm haddöfc
1 Beschermheer. Prins Bernhard heeft
I van het curatorium- van het Reactorcentrum
I Nederland de uitnodiging ontvangen om te
willen optreden als beschermheer van het
1 Reactorcentrum Nederland. De Prins heeft
Ideze uitnodiging aanvaard.
l Voor Nederland
gevo^fl door
en NVest^u i tsl an
digd dcor prof. E
mj<Wfig in- Den H;
Jnet zwaartepun
ddcn.
an* het gerechts-
in décharge te
binds s<srm°-
WierzOT^ runtieK is flJ; ft.VftW ÖHr
Xm, zoals hij het zelf noemt, „blanco" f
..ÖC kan niet tegen verdeeldheid" Jret-
geen henl voor zijn toekomstige timctle
zoals geifield zulle
duitse financiële
aan het gesprei
beurt meestal op verjaar
dagen en bij Oud en Nieuw.
Een beschermheer of
-vrouwe draagt die verplich
ting niet.
Meestal is de loutere ver
melding van naam en kwali
teit reeds voldoende, om de
betreffende organisatie te
vrijwaren voor alle euvelen
des levens.
Zij doen dan ook meestal
niets anders dan hun naam
en kwaliteit voor vermelding
beschikbaar stellen en dat is
trouwens al een heel ding,
in aanmerking genomen hoe
onophoudelijk op hen een
desbetreffend beroep wordt
gedaan.
Het moet in de provincie
eens in oeroude tijden zijn
voorgekomen, dat een plaat
selijk muziekrecensent het
gewaagd had, een uitvoering
van de eveneens plaatselijke
zangvereniging te gerieven
met een zeer lakende critiek.
De volgende dag kreeg hij
bezoek van een gezet heer,
die niet zeer lang van stof
was hij zei eigenlijk geen
stom woord doch na zijn
binnentreden onmiddellijk
overging tot datgene, waar
toe hij gekomen was: hij
diende de verslaggever een
hechtdoortimmerd pak slaag
toe en verliet daarna voldaan
het gebouw, uitroepend, dat
hij niet voor niets Bescherm
heer was.
Dat is een manier van be
schermen, die de meeste be
schermheren niet zal liggen.
Het zou trouwens teveel van
hun inspanningen en tijd kos
ten, wanneer zij op deze wijze
voor de belangen van hun or
ganisatie in de bres zouden
moeten staan. De meesten be
perken zich tot het in ont
vangst nemen van zeer spe
ciale welkomstwoorden van
de voorzitter tijdens de jubi
leumvergadering. Dat is een
veilige, beschaafde en toch
symbolisch van belang zijnde
wijze van beschermen.
Het zo-even genoemde ge
val van misverstand, levend
bij een beschermheer zelf,
doet denken aan een eveneens
verkeerd begrip van deze
functie, doch dan bij buiten
staanders.
Het is namelijk gebeurd,
dat de burgemeester van
Dwingelanddorp iedereen
weet waar dat ligt, dus een
nadere aanduiding lijkt ons
overbodig des nachts om
tien minuten over half vier
door de rijksveldwacht uit
zijn bed werd gebeld voor een
zeer belangrijke aangelegen
heid. De burgemeester ver
scheen in zeer haastig bijeen-
geknoopte, ontoepasselijke
kledingstukken in de hal van
zijn huis, waar de martiale
veldwachter stram in de hou
ding op hem wachtte.
„Meneer de burgemeester",
zei de dienaar der Rijksveld
wacht wet dat is een andere
wet dan de gewone wet
„meneer de burgemeester, is
het feit juist dat u bescherm
heer van de plaatselijke fan
fare „Droplos" bent?"
De burgemeester haastte
zich deze feitelijkheid te be
vestigen, vaagjes denkend
aan het geval-Köpenick en
zich afvragend of hij op een
of andere manier zou kunnen
worden beschuldigd van
fraude met de fanfarekas.
„Is het feit juist, dat het
verenigings- annex repetitie
lokaal gevestigd is in het per
ceel aan de Waterloopweg
13 C. kadastraal bekend als
13 C B-weg Waterloop?"
vroeg de Rijksdienaar verder.
„Juist", zei de burgemeester
prijzend, nauwkeurigheid
waarderend als de hoogste
deugd van een ambtenaar.
„Dan wil ik u erop attent
maken", vervolgde de veld
wachter, „dat ik heden de
voordeur van genoemd per
ceel ongesloten en op een
kier heb aangetroffen, zodat
een situatie ontstond waarbij
eventuele insluipers de ge
legenheid zou worden ge
geven zonder braak in te slui
pen. Het is onze taak daarop
toe te zien en ik wil u dus,
als beschermheer, verzoeken
in het vervolg voor een zorg
vuldiger sluiting van genoem
de lokaliteit te willen zorg
dragen".
Bom-bom-bom rechtsom
keert en de veldwachter
was weg. Het is voorzeker
een gewichtig vraagstuk, of
men beschermheren kan la
ten opdraaien voor dergelijke
toestanden. Doch gelukkig
hebben vele lieden een open
oog voor het symbolische ka
rakter van het beschermheer
schap en nemen zij niet alles
letterlijk. Onze samenleving
hangt tenslotte van symboliek
en tradities-zonder-reële-be-
tekenis aan elkaar. Men ont
moet tegenwoordig steeds
meer mensen die dat allemaal
willen afschaffen, omdat het
volgens hen onwaarachtig is.
Daar kom ik tegen op. Ik
ben volkomen bereid onmid
dellijk het beschermheer
schap op me te nemen van
iedere willekeurige vereni
ging die zonder zit.
Misschien hebben ze er al
lemaal één. Welnu, dan kom
ik weer, zoals zo vaak,
R. Agteran
WAS NIET EEN dichterleven als dat van Jacques Perk wel
haast voorbestemd om, betrekkelijk kort na zijn dood al,
tot een legende te vervluchtigen? In allerijl scheen het zich
poëtisch verdicht te hebben om zijn kortstondigheid in
schoonheid, die hem het hoogste was, te bestendigen. Een
broze gezondheid, een felle leefdrang, een extatisch-ideële
danteske liefde, een kort ziekbed, een overrompelende dood
dat was met elkaar romantisch genoeg om in de ver
beelding zijn tweeëntwintig levensjaren als „een zucht van
de ziedende zee" te zien opglanzen gelijk de Iris, waarvan
hij dichtte: een boog van tintlende kleuren is mijn
spoor als ik wijk naar het droomerig rijk Perk dat was
niet de dichter die leefde van 1859 tot 1881. Hij was in
zijn werk opgegaan, was zélf „de" Mathildekrans, zelf „de"
Iris een anonymus bijna, die naar het zeggen van
Kloos „de goden jong tot zich namen omdat zij hem
liefhadden" en bij zijn dood de dichterfakkel had overgereikt
aan hèm, de „grote Kloos".
Met zijn hooggestemde, programmatische Inleiding, die
de beknopte biografische Voorrede van Carel Vosmaer in
de schaduw leek te stellen, had Kloos zijn „vriend Perk"
die zich in zijn laatste levensmaanden allesbehalve als zo
danig meer beschouwdeverheven tot „de Perk van
Kloos" en daarmee tot de heraut van de nieuwe litteraire
beweging, waarvan hij zichzelf het leiderschap toedichtte.
Hij had Perk ingelijfd bij de „Beweging van Tachtig".
Voor de
microfoon
WAT WIST MEN van de eigenmachtige
groepering der cyclische „Mathilde"-son-
netten, die Kloos zich bij de eerste uitgave
van Perks gedichten had veroorloofd? Wat
van de wijzigingen, die hij in de tekst had
aangebracht en onverantwoord druk na
druk handhaafde? En wat bleef er nog
van een levensschets, sinds alweer op
eigen hand de biografische voorrede
van Vosmaer door Kloos was weggelaten?
Hetgeen Betsy Perk, de tante van Jacques,
met haar levensbeschrijving („geschetst
voor 't jong Nederland der XXe eeuw") in
den jare 1902 bijdroeg tot een grondiger
kennis van dit efemere dichterleven mag
belangwekkend feitenmateriaal aan de
dag hebben gebracht, het droeg als per
soonlijke herinnering een te subjectief ka-
rakter, het was al te klaarblijkelijk de
pennevrucht van een dwepende verering,
om de figuur van Perk biografisch vast te
leggen. Zelfs het nadien verspreid gepubli
ceerde ik denk aan de studie van Alei-
da Nijland ontkwam noch aan de legen
de, noch aan de signatuur, waarmee Kloos
de jonge god Perk had mistekend. Garmt
Stuiveling, doorgedrongen als geen ander
in de achtergronden van onze litteraire
negentiende eeuw, komt en dat is geen
geringe verdienste de eer toe Perk aan
zichzelf te hebben teruggegeven. Was zijn
nauwgezette tekstuitgave van de brief
wisseling tussen Vosmaer en Perk (ge
volgd door die van de correspondentie
Kloos-Vosmaer) een onthullend document,
de publikatie van „De Mathildekrans" in
1941, de eerste die zich getrouw aan de
handschriften hield, herstelde zestig jaar
na de dood van de dichter een onrecht,
dat men diens werk en daarmede hem als
litteraire verschijning, roekeloos had aan
gedaan. Op deze „definitieve" Perk im
mers, hoe gering ogenschijnlijk in nuance
verschillend, was een wezenlijk ander
licht gaan vallen: niet langer was hij de
alleen-maar-Tachtiger, zijn gestalte ver
scheen op de grens van twee litteraire
tijdvakken: romantisch èn impressionis
tisch, retorisch èn lyrisch, traditioneel èn
nieuw, moralistisch èn esthetisch een
poëtische karakteristiek, die wonderwel
overeenstemde met het biografische fei
tenmateriaal, dat Stuiveling moeizaam uit
de chaos van gegevens verzamelde en
samenvatte tot een levensverhaal, tot een
eenheid van leven en dichten, zoals deze
zich verrassend is gaan aftekenen in „Het
korte leven van Jacques Perk" (Arbeiders
pers).
Zonder in het geringste aan de weten
schappelijkheid en objectiviteit van zijn
onderzoekingen te kort te doen heeft
Stuiveling de romantisch-bewogen levens
loop van Jacques Perk niet beschreven,
maar vertéld. Hijzelf noemde zijn biografie
eer een mozaiek dan een schilderij. Nu,
men kan zich moeilijk een levendiger por
tret denken. Kundig en kunstig groepeerde
hij de stenen, die hij uit het jarenlang
veronachtzaamde bouwmateriaal, her en
der verspreid, bijeenzocht tot een boeiend
tegelplateau een „tableau vivant" bijna,
dat men als een schouwspel kan gade
slaan. Zo had men zich Perk, de lévende
Perk, nauwelijks gedacht: uitdagend en
dromerig, hoffelijk en scherp, weerbarstig
en uitbundig, wispelturig in zijn beroeps
keuze en volhardend in het geloof aan zijn
dichterschap. Wie aanvankelijk mocht me
nen, dat Stuiveling in de eerste vijftig
bladzijden wel wat al te veel in bijzonder
heden trad, waar de „faits et gestes" van
de vader, van de Waals-modernistische
predikant Perk, worden beschreven, wordt
door hetgeen volgt van de onmisbaarheid
dezer details overtuigd: zó was het geeste
lijk milieu, waarin de jonge dichter op
groeide: deftig, conventioneel, stichtelijk,
ondanks de modernistische wind die er
woei. Zou er in deze onstuimige dichter-
U wordt verzocht 2 keer 8 woorden te zoe
ken, waarvan de betekenissen hieronder ge
geven worden, en daarvan dan 8 combinatie
woorden te maken, dat wil zeggen 8 woor
den, die zijn samengesteld uit een woordje
van de eerste rij en één van de tweede rij.
Deze 8 woorden bestaan ieder uit 8 letters.
Verder wordt u verzocht deze 8 zó in volg
orde te schrijven, dat de laatste letters een
woord vormen, dat is open gebleven in het
volgende zinnetje:
„Ik zoek een mij betrekking."
Eerste rij:
1. voorgerecht
2. vervoermiddel
3. eetkamermeubel
4. vervoermiddel
5. niet sta, niet zit, niet lig, maar....
6. zoetigheid
7. stam van het werkwoord kennen.
8. stam van het werkwoord leven.
Tweede rij:
1. opbergplaats
2 sein
3. manier
4. andere bergplaats
5. ren
6 lichtbron
7. waarvan men eet
8. derde bewaarplaats
Om in aanmerking te komen voor een van
de drie geldprijzen ad f 7,50, f 5,en f 2,50,
dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplos
sing per briefkaart in te zenden aan een van
onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstr. 93
en Soendaplein; in IJmuiden, Lange Nieuw-
straat 427.
Jacques Fabrice Herman Perk
jeugd, verwend aan de ene kant, tekort
komend aan begrip voor zijn anderszijn en
diepste aandrift, ooit zoveel weerstand, zo
veel verkenningsdrift, zoveel twijfel in ge
loofszaken en zoveel geloof in de schoon
heid als hoogste idee, zijn wakkergeroepen
onder andere condities van plaats en tijd?
Natuurlijk, de vraag is retorisch: zó, gelijk
Stuiveling hem op zijn korte levensweg
heeft vergezeld, moest Perk zich ontwik
kelen: tot een jongeman, die voor eigen
risico en rekening zichzelf moest verken
nen, zichzelf moest beproeven en prijs
geven, om tot zichzelf te kunnen komen.
En zo verbaast het niet hem, deze dichter
van de hoge liefde die schoonheid, van de
schoonheid die opperste levenszin voor
hem betekende, door Amsterdam te zien
gaan „gedost in een lichtgrijs kostuum,
met lichtgrijze helmhoed, grijze schoenen
en handschoenen en als tegenaccent een
vuurrode das" als een dandy dus, die
zich uitdagend van de gemene man in
dracht en in doen onderscheidde, zoals die
andere, die hij in Laroche had ontmoet:
de vijfentwintigjarige Oscar Wilde. Zou
men zich Ten Kate of Cremer of zelfs de
olijke Beets kunnen indenken, flanerend
in een smetteloos wit, gracieus balan
cerend met een wit-ivoren wandelstok?
Want men zou er verkeerd aan doen de
betekenis van dit dandyisme te onder
schatten: er was een kentering op handen,
niet in de dichterwereld alleen, maar in
de structuur van de tijd, die de dichter op
de vlucht zou drijven in zijn ivoren toren,
om van daar, hoog van de tinnen, de lof
van de schoonheid te zingen, van de „kunst
om de kunst": de zwanezang van het in
dividualisme?
Perk, zoals hij hier, op de grens der tijden,
in de roman van zijn leven staat beschre
ven, was een symptoom, een symbool, een
signaal, Stuiveling, de objectieve biograaf,
heeft zich van commentaar onthouden.
Terecht. Hij riep de dichter van de „Ma-
thilde"-krans terug tot zijn werk en her-
bezielde het werk met de geest van de
dichter. Hoe voortreffelijk hij zich kweet
van deze regeringsopdracht zal in de naas
te toekomst blijken, zodra de aangekon
digde, onder zijn leiding tot stand gekomen
uitgaven van Perks „Verzamelde Gedich
ten" en „Proeven in dicht en ondicht" als
mede de „Brieven en Documenten" ver
schenen zullen zijn.
C. J. E. Dinaux
DE OMROEPORGANISATIES in geheel
Europa streven er de laatste jaren bewust
naar het repertoire in de sector van de
lichte muziek uit te breiden. Wellicht dat
sommigen zich afvragen of dit wel nodig
is gezien het betrekkelijk hoge percentage,
dat de radio reeds aan lichte muziek
pleegt uit te zenden. De enorme consump
tie aan lichte muziek, om het eens in
cafetariatermen uit te drukken, is er juist
de oorzaak van, dat men zich zorgen maakt
omtrent de samenstelling van het reper
toire. Natuurlijk verschijnt er ook zonder
dat de omroeporganisaties op allerlei ma
nieren de produktie bevorderen lichte mu
ziek aan de lopende band. Maar deze werk
jes worden vrijwel
altijd gekenmerkt
door een zeer geringe
standvastigheid in de
voortdurende slij
tageslag om het laat
ste succes. Hoewel wij
geen statistici zijn op
dit gebied hebben wij sterk de indruk, dat
het luisterend publiek hoe langer hoe kor
ter wordt geboeid door de wijsjes van de
dag en dat men steeds meer gaat terug
grijpen op de melodieën en liedjes die het
voor de oorlog vaak op voortreffelijke
wijze hebben „gedaan". Gestroomlijnd met
een nieuw arrangement krijgen deze com
posities dan het aantrekkelijke etiket
„evergreen" opgeplakt. De programma
directies zoeken het echter liever in een
genre, dat op zuiver muzikale kwaliteiten
gedurende een lange reeks van jaren kan
standhouden, omdat het enerzijds wel ge
makkelijk genoeg in het gehoor ligt om nog
als lichte muziek te kunnen worden aan
gekondigd, anderzijds echter van opbouw
en instrumentatie voldoende interessant is
om de degelijke luisteraar te kunnen blij
ven boeien. Men komt dan op een sterk
aan een concertmuziek verwant terrein, in
de buurt van de ouvertures, marsen, wal
sen, dansvormen, rhapsodieën, soms zelfs
van de symfonische gedichten. Vrijwel alle
serieuze componisten hebben hun bijdrage
tot dat genre geleverd, van Bach tot Ba-
dings toe. Frank Wade het hoofd van de
afdeling Lichte muziek van de B.B.C.
schrijft in een inleiding tot het Muziek
feest van het Light Programme, dat juni
aanstaande met een reeks openbare con
certen in de Royal Festival Hall in Londen
wordt gehouden, dat dit vol is met melo
dieën die nimmer zullen sterven, van
Tsjaikofsky en Verdi via Sullivan en
Coates tot Romberg en Gershwin aan toe.
Maar hij voegt eraan toe, dat ook wel is
gebleken, dat bepaalde stappen gedaan
moesten worden om te bereiken dat de
lichte muziek voortgaat in stijlen welke
aanvaardbaar zijn voor hedendaagse oren,
wil de meerderheid van het gehoor er on
middellijk genoegen van ondervinden. Van
daar dat de B.B.C. een aantal opdrachten
aan componisten heeft verleend.
De zes concerten, welke op de zaterdag
avonden 1, 8, 15, 22 en 29 juni en 6 juli
worden gegeven, bestaan uiteraard vooral
uit Engelse werken. Het vernieuwde
B.B.C.-concertorkest staat daarbij onder
leiding van zijn eigen dirigent Vilem Taus-
ky en onder een aantal gastdirigenten die
eigen werken leiden, zoals Robert Farnon,
Oplossing van de vorige puzzel: 1 Panner-
den, 2. Spandoek, 3. Loppersum, 4. Grijps-
kerk, 5. Santpoort, 6. Oostappen, 7. Doorn
spijk, 8. Westdorpe, 9. Hoofddorp.
De prijswinnaars zijn:
7,50 M. Pot-De Vries, Spaarnelaan 2,
Haarlem; 5,M. Gerhardt, Linden-
straat 61, IJmuiden; 2,50 P. J. Braaksma,
Vondelweg 416b, Haarlem-Noord.
In Joegoslavië,maar het had overal elders in
Europa kunnen zijn, maakte onze fotograaf
deze opname van een jeugdig trio.
verkeer: de knipperbollen. Nu is het met
die knipperbollen een vreemde zaak. Ze
zouden per 1 mei in werking treden, maar
men vindt er praktisch nog niet een. De
film „Carolientje" is haar tijd ongewild
dus ver vooruit. Dat zegt alles ten nadele
van de verkeersmagistraten, die overigens
wel alle medewerking verleenden aan het
tot stand komen van de film en dat was
ook wel nodig. Om de gevaren, die de
voetganger bedreigen, goed in beeld te
kunnen brengen, moest scenarioschrijver
cameraman en regisseur Joop van Essen
zulke benarde situaties scheppen, dat hij
er het fiat der politie wel voor nodig had.
Hermandad verschijnt zelf ook nog vaak
in het beeld, straffend, manend en be
hoedend. Men begrijpt dat het maar een
dorre vertoning zou worden, wanneer we
alleen te maken kregen met stoplichten,
zebra's, verkeersborden en knipperlichten.
Van Essen heeft dat gevaar heel gevat be
zworen door een charmante jongedame op
het doek te brengen, die wij eerst in de
pruikentijd over 's heren wegen zien rond
dartelen om haar vervolgens midden op
straat in onze eigen dagen tegen te komen.
Dan volgen wij de aanvallige juffrouw op
de voet en leren met haar hoe ons in het
verkeer te gedragen. Zodra de film „Caro
lientje" haar eigen gang laat gaan om zich
zonder haar op het geleerde te bezinnen,
missen wij de lieftallige verschijning wel
heel bijzonder, maaar iedereen voelt het:
aan het slot duikt ze weer op. Dat is een
ondeugend staaltje van psychologie, dat
intermezzo. Het verzwakt de bewijsvoe
ring, al kan men er niet ten onrechte de
vermaning uit putten, dat we in het ver
keer op onze eigen benen moeten staan.
Dat het filmpje door de heldin een tijd
lang prijs te geven aan spanning in
boet, moet men de maker dan ook maar
niet te erg verwijten. Hij behandelt zijn
stof op zo'n frisse en ongekunstelde wijze
en is zo'n aangenaam docent, dat men zich
graag door hem laat meevoeren, zelfs op
paden, die hij ons kennelijk dwingt in te
slaan. Van Essen hanteert het instrument
van de film in „Carolientje" met groot ge
mak, met geest en zin voor oorspronkelijk
heid.
CONVENTIONELER is het filmpje, dat
hij in opdracht van de rijwielfabriek
maakte, al valt op het stuk van technische
beheersing niet op af te dingen. De fiets
tocht door Nederland, welke in beeld
wordt gebracht, is gelukkig met zoveel
geestige momenten gekruid, dat men er
geïnteresseerd naar kijkt. Vooral een
jeugdig publiek wordt met heel wat leven
de aardrijkskunde verrast en vergast. Al
steekt dit filmpje „Carolientje" niet naar
de kroon, het is berekend op haar nuttig
effect en slaagt. Waarmee opnieuw een
serieus woord van waardering gezegd wil
wezen.
P. W. Franse
DE AMSTERDAMSE filmonderneming
„Mirror-film" heeft bij de lezers eigenlijk
geen introductie meer van node. Mirror-
film legt zich voornamelijk toe op het
maken van films in opdracht zoals be
drijfsfilms van een modern bakkerij-
bedrijf in Haarlem bijvoorbeeld, waarover
ik indertijd met veel lof kon gewagen.
De laatste jaren heeft men zich geheel ge
specialiseerd op verkeersfilms, die in deze
rubriek ook al eens aan de orde zijn ge
weest. De jongste produkten over dit on
derwerp heb ik dezer dagen kunnen aan
schouwen. De eerste werd in opdracht van
Vredestein vervaardigd ten nutte van het
Verbond van Veilig Verkeer. De tweede,
met hetzelfde doel, in opdracht van Ver
kade. Men kan van geen van beide films
zeggen dat ze in de strikte zin reclame
films zijn. Het filmpje „Carolientje" bij
voorbeeld, dat werd „gesponsored" dooi
de Zaanse fabriek, bevat hoogstens twintig
seconden een verwijzing naar de opdracht
geefster, terwijl de vertoningsduur twintig
minuten bedraagt. En die verwijzing is
dan nog heel logisch binnen het raam van
het verhaaltje van de film gehouden. Uit
gangspunt is en blijft het verkeer. De ma
niet waarop dat thema wordt behandeld
is wel zo sympathiek en tegelijk zo vak
kundig, dat men er gerust met de ogen
van de filmcriticus naar kan gaan kijken.
DAT IS BIJZONDER belangrijk. Niet
de inhoud, ook de vormgeving van die
inhoud is dus welverzorgd. Er zijn nu al
zeven filmpjes gemaakt. Ze trekken elk
jaar een half miljoen kijkers. Van elk
filmpje zijn dertig copieën in omloop. Ze
brengen derhalve een maximum aantal
Nederlanders de lessen van het verkeer
onder ogen, maar ze maken al die toe
schouwers ook vertrouwd met een film
makelij, die alleszins verantwoord is. Na
tuurlijk zijn de zeven filmpjes niet alle
ware voltreffers van cinematografisch
vermogen. We overdrijven niet. Ze moeten
De titelheldin uit de film „Carolientje".
wel eens omstandiger dingen uit de doeken
doen dan men zou wensen. Ze houden
vooral rekening met een jeugdig publiek
en de belangstelling van een jeugdig pu
bliek. Maar ze zijn dan toch altijd nog wel
op een niveau, dat het talent van de maker
verraadt. Af en toe krijgt dat talent ge
legenheid zich op een natuurlijke wijze te
ontplooien. Dat is beslist het geval met de
film „Carolientje", die de toeschouwers
vertrouwd wil maken met de rechten en
plichten van de voetgangers bij de ver
schijning van een nieuw factotum in het