EEN VERRASSENDE BIOGRAFE De lichte muziek Compliment voor Carolientje Kinderen zijn overal kinderen Stuiveling over Jacques Perk Litteraire Kanttekeningen FRIVOOL AANHANGSEL VAN HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS Combinatiewoorden Het verkeer in de film Wispelturig in beroepskeus Volhardend in dichterschap ZATERDAG 11 MEI 1957 Malcolm Arnold, Sidney Torch, Denis Wright, William Byrd, William Alwyn, Sir Arthur Bliss en Eric Coates. Zoals wij reeds in de aanhef schreven staat de B.B.C. in dit streven niet alleen. Ook de Nederlandse omroepverenigingen en inzonderheid de A.V.R.O. nodigen her haaldelijk componisten uit werken voor haar te schrijven. Ook in Frankrijk werd nog onlangs een wedstrijd uitgeschreven met hetzelfde doel: de voortdurende ver frissing van het populaire repertoire. Wij willen tenslotte nog op één belangrijk facet van deze activiteit wijzen, dat met name in Nederland nogal eens wordt verwaar loosd. Het is namelijk niet voldoende om opdrachten te verstrekken en het daaruit ontstane werk een keer uit te voeren. De bevordering van het muziekscheppen krijgt pas zin wanneer de partituren niet na een eerste uitvoering in de bibliotheken liggen te verstoffen, maar wanneer zij bewust op gezette tijden in daartoe geëigende pro gramma's worden opgenomen. Speciaal aanbevolen: zondag 12 mei: „Stabat mater" van Poulenc (Hilversum I), Jean Martinon dirigeert (19.45 uur Paris- Inter, 1829 meter). Gavarieerd programma met Georges Brassens (21.05 uur, Parijs' programma, 280, 259 en 218 meter): maan dag 13 mei: orkesten werken van Roussel, Satie, Sauguet, Honegger en Martinu (B.B.C. III, 464 meter); Gounod's opera „Faust" van de opera in Monte Carlo uit (21 uur, Paris-Inter, 1829 meter), J. H. Bartman TUSSEN de talrijke mis verstanden waarop onze maatschappelijke samen leving steunt en waardoor al les op deze wereld zo als op rolletjes loopt, is dat van het beschermheerschap een alge meen verbreid en aanvaard verschijnsel. Er is in Neder land nagenoeg geen organi satie of vereniging, die zich niet genesteld heeft onder de bescherming van een of an dere hooggeplaatste persoon lijkheid. De leden van ons Koninklijk Huis vervullen ontelbaar van deze functies, doch ook burgemeesters, wet houders, fabrikanten, nota belen van beiderlei kunne zijn op een of andere manier geroepen tot bescherming van een of andere groep mensen. Fanfares en muziekgezel schappen zeer speciaal kun nen blijkbaar zonder be schermheer of -vrouwe moei lijk in stand worden gehou den, wat de vraag doet rijzen wie toch de bedreigers en aanvallers van deze nuttige verenigingen zijn. De feitelijke betekenis van deze functie berust op een principe, dat ongeveer over eenkomt met de functie van peetoom of peettante. Een verschil is, dat peettante en peetoom meestal moreel ver plicht zijn, hun petekinderen een aanzienlijk deel van hun vermogen na te laten en ge durende hun leven op ge regelde tijden zogenaamde extraatjes toe te stoppen aan hun beschermeling. Dat ge at, toen de ge rm andië landden, order >A7an maar- voIgérK krachtig drukkelijke oecumenische belangstelling. De laatste zal zeker mede bevorderden dooi^fe omstandigheid, dat de grootvader vermoed erszij de van de nieuwe secretans De Nëderiands- begin vorige maa nen, zijn vanochtf Buitenlandse Zak kken, ln 1934 dirateur 5tadelhelm i\ge- tn Eieke» volgens op Röhm haddöfc 1 Beschermheer. Prins Bernhard heeft I van het curatorium- van het Reactorcentrum I Nederland de uitnodiging ontvangen om te willen optreden als beschermheer van het 1 Reactorcentrum Nederland. De Prins heeft Ideze uitnodiging aanvaard. l Voor Nederland gevo^fl door en NVest^u i tsl an digd dcor prof. E mj<Wfig in- Den H; Jnet zwaartepun ddcn. an* het gerechts- in décharge te binds s<srm°- WierzOT^ runtieK is flJ; ft.VftW ÖHr Xm, zoals hij het zelf noemt, „blanco" f ..ÖC kan niet tegen verdeeldheid" Jret- geen henl voor zijn toekomstige timctle zoals geifield zulle duitse financiële aan het gesprei beurt meestal op verjaar dagen en bij Oud en Nieuw. Een beschermheer of -vrouwe draagt die verplich ting niet. Meestal is de loutere ver melding van naam en kwali teit reeds voldoende, om de betreffende organisatie te vrijwaren voor alle euvelen des levens. Zij doen dan ook meestal niets anders dan hun naam en kwaliteit voor vermelding beschikbaar stellen en dat is trouwens al een heel ding, in aanmerking genomen hoe onophoudelijk op hen een desbetreffend beroep wordt gedaan. Het moet in de provincie eens in oeroude tijden zijn voorgekomen, dat een plaat selijk muziekrecensent het gewaagd had, een uitvoering van de eveneens plaatselijke zangvereniging te gerieven met een zeer lakende critiek. De volgende dag kreeg hij bezoek van een gezet heer, die niet zeer lang van stof was hij zei eigenlijk geen stom woord doch na zijn binnentreden onmiddellijk overging tot datgene, waar toe hij gekomen was: hij diende de verslaggever een hechtdoortimmerd pak slaag toe en verliet daarna voldaan het gebouw, uitroepend, dat hij niet voor niets Bescherm heer was. Dat is een manier van be schermen, die de meeste be schermheren niet zal liggen. Het zou trouwens teveel van hun inspanningen en tijd kos ten, wanneer zij op deze wijze voor de belangen van hun or ganisatie in de bres zouden moeten staan. De meesten be perken zich tot het in ont vangst nemen van zeer spe ciale welkomstwoorden van de voorzitter tijdens de jubi leumvergadering. Dat is een veilige, beschaafde en toch symbolisch van belang zijnde wijze van beschermen. Het zo-even genoemde ge val van misverstand, levend bij een beschermheer zelf, doet denken aan een eveneens verkeerd begrip van deze functie, doch dan bij buiten staanders. Het is namelijk gebeurd, dat de burgemeester van Dwingelanddorp iedereen weet waar dat ligt, dus een nadere aanduiding lijkt ons overbodig des nachts om tien minuten over half vier door de rijksveldwacht uit zijn bed werd gebeld voor een zeer belangrijke aangelegen heid. De burgemeester ver scheen in zeer haastig bijeen- geknoopte, ontoepasselijke kledingstukken in de hal van zijn huis, waar de martiale veldwachter stram in de hou ding op hem wachtte. „Meneer de burgemeester", zei de dienaar der Rijksveld wacht wet dat is een andere wet dan de gewone wet „meneer de burgemeester, is het feit juist dat u bescherm heer van de plaatselijke fan fare „Droplos" bent?" De burgemeester haastte zich deze feitelijkheid te be vestigen, vaagjes denkend aan het geval-Köpenick en zich afvragend of hij op een of andere manier zou kunnen worden beschuldigd van fraude met de fanfarekas. „Is het feit juist, dat het verenigings- annex repetitie lokaal gevestigd is in het per ceel aan de Waterloopweg 13 C. kadastraal bekend als 13 C B-weg Waterloop?" vroeg de Rijksdienaar verder. „Juist", zei de burgemeester prijzend, nauwkeurigheid waarderend als de hoogste deugd van een ambtenaar. „Dan wil ik u erop attent maken", vervolgde de veld wachter, „dat ik heden de voordeur van genoemd per ceel ongesloten en op een kier heb aangetroffen, zodat een situatie ontstond waarbij eventuele insluipers de ge legenheid zou worden ge geven zonder braak in te slui pen. Het is onze taak daarop toe te zien en ik wil u dus, als beschermheer, verzoeken in het vervolg voor een zorg vuldiger sluiting van genoem de lokaliteit te willen zorg dragen". Bom-bom-bom rechtsom keert en de veldwachter was weg. Het is voorzeker een gewichtig vraagstuk, of men beschermheren kan la ten opdraaien voor dergelijke toestanden. Doch gelukkig hebben vele lieden een open oog voor het symbolische ka rakter van het beschermheer schap en nemen zij niet alles letterlijk. Onze samenleving hangt tenslotte van symboliek en tradities-zonder-reële-be- tekenis aan elkaar. Men ont moet tegenwoordig steeds meer mensen die dat allemaal willen afschaffen, omdat het volgens hen onwaarachtig is. Daar kom ik tegen op. Ik ben volkomen bereid onmid dellijk het beschermheer schap op me te nemen van iedere willekeurige vereni ging die zonder zit. Misschien hebben ze er al lemaal één. Welnu, dan kom ik weer, zoals zo vaak, R. Agteran WAS NIET EEN dichterleven als dat van Jacques Perk wel haast voorbestemd om, betrekkelijk kort na zijn dood al, tot een legende te vervluchtigen? In allerijl scheen het zich poëtisch verdicht te hebben om zijn kortstondigheid in schoonheid, die hem het hoogste was, te bestendigen. Een broze gezondheid, een felle leefdrang, een extatisch-ideële danteske liefde, een kort ziekbed, een overrompelende dood dat was met elkaar romantisch genoeg om in de ver beelding zijn tweeëntwintig levensjaren als „een zucht van de ziedende zee" te zien opglanzen gelijk de Iris, waarvan hij dichtte: een boog van tintlende kleuren is mijn spoor als ik wijk naar het droomerig rijk Perk dat was niet de dichter die leefde van 1859 tot 1881. Hij was in zijn werk opgegaan, was zélf „de" Mathildekrans, zelf „de" Iris een anonymus bijna, die naar het zeggen van Kloos „de goden jong tot zich namen omdat zij hem liefhadden" en bij zijn dood de dichterfakkel had overgereikt aan hèm, de „grote Kloos". Met zijn hooggestemde, programmatische Inleiding, die de beknopte biografische Voorrede van Carel Vosmaer in de schaduw leek te stellen, had Kloos zijn „vriend Perk" die zich in zijn laatste levensmaanden allesbehalve als zo danig meer beschouwdeverheven tot „de Perk van Kloos" en daarmee tot de heraut van de nieuwe litteraire beweging, waarvan hij zichzelf het leiderschap toedichtte. Hij had Perk ingelijfd bij de „Beweging van Tachtig". Voor de microfoon WAT WIST MEN van de eigenmachtige groepering der cyclische „Mathilde"-son- netten, die Kloos zich bij de eerste uitgave van Perks gedichten had veroorloofd? Wat van de wijzigingen, die hij in de tekst had aangebracht en onverantwoord druk na druk handhaafde? En wat bleef er nog van een levensschets, sinds alweer op eigen hand de biografische voorrede van Vosmaer door Kloos was weggelaten? Hetgeen Betsy Perk, de tante van Jacques, met haar levensbeschrijving („geschetst voor 't jong Nederland der XXe eeuw") in den jare 1902 bijdroeg tot een grondiger kennis van dit efemere dichterleven mag belangwekkend feitenmateriaal aan de dag hebben gebracht, het droeg als per soonlijke herinnering een te subjectief ka- rakter, het was al te klaarblijkelijk de pennevrucht van een dwepende verering, om de figuur van Perk biografisch vast te leggen. Zelfs het nadien verspreid gepubli ceerde ik denk aan de studie van Alei- da Nijland ontkwam noch aan de legen de, noch aan de signatuur, waarmee Kloos de jonge god Perk had mistekend. Garmt Stuiveling, doorgedrongen als geen ander in de achtergronden van onze litteraire negentiende eeuw, komt en dat is geen geringe verdienste de eer toe Perk aan zichzelf te hebben teruggegeven. Was zijn nauwgezette tekstuitgave van de brief wisseling tussen Vosmaer en Perk (ge volgd door die van de correspondentie Kloos-Vosmaer) een onthullend document, de publikatie van „De Mathildekrans" in 1941, de eerste die zich getrouw aan de handschriften hield, herstelde zestig jaar na de dood van de dichter een onrecht, dat men diens werk en daarmede hem als litteraire verschijning, roekeloos had aan gedaan. Op deze „definitieve" Perk im mers, hoe gering ogenschijnlijk in nuance verschillend, was een wezenlijk ander licht gaan vallen: niet langer was hij de alleen-maar-Tachtiger, zijn gestalte ver scheen op de grens van twee litteraire tijdvakken: romantisch èn impressionis tisch, retorisch èn lyrisch, traditioneel èn nieuw, moralistisch èn esthetisch een poëtische karakteristiek, die wonderwel overeenstemde met het biografische fei tenmateriaal, dat Stuiveling moeizaam uit de chaos van gegevens verzamelde en samenvatte tot een levensverhaal, tot een eenheid van leven en dichten, zoals deze zich verrassend is gaan aftekenen in „Het korte leven van Jacques Perk" (Arbeiders pers). Zonder in het geringste aan de weten schappelijkheid en objectiviteit van zijn onderzoekingen te kort te doen heeft Stuiveling de romantisch-bewogen levens loop van Jacques Perk niet beschreven, maar vertéld. Hijzelf noemde zijn biografie eer een mozaiek dan een schilderij. Nu, men kan zich moeilijk een levendiger por tret denken. Kundig en kunstig groepeerde hij de stenen, die hij uit het jarenlang veronachtzaamde bouwmateriaal, her en der verspreid, bijeenzocht tot een boeiend tegelplateau een „tableau vivant" bijna, dat men als een schouwspel kan gade slaan. Zo had men zich Perk, de lévende Perk, nauwelijks gedacht: uitdagend en dromerig, hoffelijk en scherp, weerbarstig en uitbundig, wispelturig in zijn beroeps keuze en volhardend in het geloof aan zijn dichterschap. Wie aanvankelijk mocht me nen, dat Stuiveling in de eerste vijftig bladzijden wel wat al te veel in bijzonder heden trad, waar de „faits et gestes" van de vader, van de Waals-modernistische predikant Perk, worden beschreven, wordt door hetgeen volgt van de onmisbaarheid dezer details overtuigd: zó was het geeste lijk milieu, waarin de jonge dichter op groeide: deftig, conventioneel, stichtelijk, ondanks de modernistische wind die er woei. Zou er in deze onstuimige dichter- U wordt verzocht 2 keer 8 woorden te zoe ken, waarvan de betekenissen hieronder ge geven worden, en daarvan dan 8 combinatie woorden te maken, dat wil zeggen 8 woor den, die zijn samengesteld uit een woordje van de eerste rij en één van de tweede rij. Deze 8 woorden bestaan ieder uit 8 letters. Verder wordt u verzocht deze 8 zó in volg orde te schrijven, dat de laatste letters een woord vormen, dat is open gebleven in het volgende zinnetje: „Ik zoek een mij betrekking." Eerste rij: 1. voorgerecht 2. vervoermiddel 3. eetkamermeubel 4. vervoermiddel 5. niet sta, niet zit, niet lig, maar.... 6. zoetigheid 7. stam van het werkwoord kennen. 8. stam van het werkwoord leven. Tweede rij: 1. opbergplaats 2 sein 3. manier 4. andere bergplaats 5. ren 6 lichtbron 7. waarvan men eet 8. derde bewaarplaats Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7,50, f 5,en f 2,50, dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplos sing per briefkaart in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstr. 93 en Soendaplein; in IJmuiden, Lange Nieuw- straat 427. Jacques Fabrice Herman Perk jeugd, verwend aan de ene kant, tekort komend aan begrip voor zijn anderszijn en diepste aandrift, ooit zoveel weerstand, zo veel verkenningsdrift, zoveel twijfel in ge loofszaken en zoveel geloof in de schoon heid als hoogste idee, zijn wakkergeroepen onder andere condities van plaats en tijd? Natuurlijk, de vraag is retorisch: zó, gelijk Stuiveling hem op zijn korte levensweg heeft vergezeld, moest Perk zich ontwik kelen: tot een jongeman, die voor eigen risico en rekening zichzelf moest verken nen, zichzelf moest beproeven en prijs geven, om tot zichzelf te kunnen komen. En zo verbaast het niet hem, deze dichter van de hoge liefde die schoonheid, van de schoonheid die opperste levenszin voor hem betekende, door Amsterdam te zien gaan „gedost in een lichtgrijs kostuum, met lichtgrijze helmhoed, grijze schoenen en handschoenen en als tegenaccent een vuurrode das" als een dandy dus, die zich uitdagend van de gemene man in dracht en in doen onderscheidde, zoals die andere, die hij in Laroche had ontmoet: de vijfentwintigjarige Oscar Wilde. Zou men zich Ten Kate of Cremer of zelfs de olijke Beets kunnen indenken, flanerend in een smetteloos wit, gracieus balan cerend met een wit-ivoren wandelstok? Want men zou er verkeerd aan doen de betekenis van dit dandyisme te onder schatten: er was een kentering op handen, niet in de dichterwereld alleen, maar in de structuur van de tijd, die de dichter op de vlucht zou drijven in zijn ivoren toren, om van daar, hoog van de tinnen, de lof van de schoonheid te zingen, van de „kunst om de kunst": de zwanezang van het in dividualisme? Perk, zoals hij hier, op de grens der tijden, in de roman van zijn leven staat beschre ven, was een symptoom, een symbool, een signaal, Stuiveling, de objectieve biograaf, heeft zich van commentaar onthouden. Terecht. Hij riep de dichter van de „Ma- thilde"-krans terug tot zijn werk en her- bezielde het werk met de geest van de dichter. Hoe voortreffelijk hij zich kweet van deze regeringsopdracht zal in de naas te toekomst blijken, zodra de aangekon digde, onder zijn leiding tot stand gekomen uitgaven van Perks „Verzamelde Gedich ten" en „Proeven in dicht en ondicht" als mede de „Brieven en Documenten" ver schenen zullen zijn. C. J. E. Dinaux DE OMROEPORGANISATIES in geheel Europa streven er de laatste jaren bewust naar het repertoire in de sector van de lichte muziek uit te breiden. Wellicht dat sommigen zich afvragen of dit wel nodig is gezien het betrekkelijk hoge percentage, dat de radio reeds aan lichte muziek pleegt uit te zenden. De enorme consump tie aan lichte muziek, om het eens in cafetariatermen uit te drukken, is er juist de oorzaak van, dat men zich zorgen maakt omtrent de samenstelling van het reper toire. Natuurlijk verschijnt er ook zonder dat de omroeporganisaties op allerlei ma nieren de produktie bevorderen lichte mu ziek aan de lopende band. Maar deze werk jes worden vrijwel altijd gekenmerkt door een zeer geringe standvastigheid in de voortdurende slij tageslag om het laat ste succes. Hoewel wij geen statistici zijn op dit gebied hebben wij sterk de indruk, dat het luisterend publiek hoe langer hoe kor ter wordt geboeid door de wijsjes van de dag en dat men steeds meer gaat terug grijpen op de melodieën en liedjes die het voor de oorlog vaak op voortreffelijke wijze hebben „gedaan". Gestroomlijnd met een nieuw arrangement krijgen deze com posities dan het aantrekkelijke etiket „evergreen" opgeplakt. De programma directies zoeken het echter liever in een genre, dat op zuiver muzikale kwaliteiten gedurende een lange reeks van jaren kan standhouden, omdat het enerzijds wel ge makkelijk genoeg in het gehoor ligt om nog als lichte muziek te kunnen worden aan gekondigd, anderzijds echter van opbouw en instrumentatie voldoende interessant is om de degelijke luisteraar te kunnen blij ven boeien. Men komt dan op een sterk aan een concertmuziek verwant terrein, in de buurt van de ouvertures, marsen, wal sen, dansvormen, rhapsodieën, soms zelfs van de symfonische gedichten. Vrijwel alle serieuze componisten hebben hun bijdrage tot dat genre geleverd, van Bach tot Ba- dings toe. Frank Wade het hoofd van de afdeling Lichte muziek van de B.B.C. schrijft in een inleiding tot het Muziek feest van het Light Programme, dat juni aanstaande met een reeks openbare con certen in de Royal Festival Hall in Londen wordt gehouden, dat dit vol is met melo dieën die nimmer zullen sterven, van Tsjaikofsky en Verdi via Sullivan en Coates tot Romberg en Gershwin aan toe. Maar hij voegt eraan toe, dat ook wel is gebleken, dat bepaalde stappen gedaan moesten worden om te bereiken dat de lichte muziek voortgaat in stijlen welke aanvaardbaar zijn voor hedendaagse oren, wil de meerderheid van het gehoor er on middellijk genoegen van ondervinden. Van daar dat de B.B.C. een aantal opdrachten aan componisten heeft verleend. De zes concerten, welke op de zaterdag avonden 1, 8, 15, 22 en 29 juni en 6 juli worden gegeven, bestaan uiteraard vooral uit Engelse werken. Het vernieuwde B.B.C.-concertorkest staat daarbij onder leiding van zijn eigen dirigent Vilem Taus- ky en onder een aantal gastdirigenten die eigen werken leiden, zoals Robert Farnon, Oplossing van de vorige puzzel: 1 Panner- den, 2. Spandoek, 3. Loppersum, 4. Grijps- kerk, 5. Santpoort, 6. Oostappen, 7. Doorn spijk, 8. Westdorpe, 9. Hoofddorp. De prijswinnaars zijn: 7,50 M. Pot-De Vries, Spaarnelaan 2, Haarlem; 5,M. Gerhardt, Linden- straat 61, IJmuiden; 2,50 P. J. Braaksma, Vondelweg 416b, Haarlem-Noord. In Joegoslavië,maar het had overal elders in Europa kunnen zijn, maakte onze fotograaf deze opname van een jeugdig trio. verkeer: de knipperbollen. Nu is het met die knipperbollen een vreemde zaak. Ze zouden per 1 mei in werking treden, maar men vindt er praktisch nog niet een. De film „Carolientje" is haar tijd ongewild dus ver vooruit. Dat zegt alles ten nadele van de verkeersmagistraten, die overigens wel alle medewerking verleenden aan het tot stand komen van de film en dat was ook wel nodig. Om de gevaren, die de voetganger bedreigen, goed in beeld te kunnen brengen, moest scenarioschrijver cameraman en regisseur Joop van Essen zulke benarde situaties scheppen, dat hij er het fiat der politie wel voor nodig had. Hermandad verschijnt zelf ook nog vaak in het beeld, straffend, manend en be hoedend. Men begrijpt dat het maar een dorre vertoning zou worden, wanneer we alleen te maken kregen met stoplichten, zebra's, verkeersborden en knipperlichten. Van Essen heeft dat gevaar heel gevat be zworen door een charmante jongedame op het doek te brengen, die wij eerst in de pruikentijd over 's heren wegen zien rond dartelen om haar vervolgens midden op straat in onze eigen dagen tegen te komen. Dan volgen wij de aanvallige juffrouw op de voet en leren met haar hoe ons in het verkeer te gedragen. Zodra de film „Caro lientje" haar eigen gang laat gaan om zich zonder haar op het geleerde te bezinnen, missen wij de lieftallige verschijning wel heel bijzonder, maaar iedereen voelt het: aan het slot duikt ze weer op. Dat is een ondeugend staaltje van psychologie, dat intermezzo. Het verzwakt de bewijsvoe ring, al kan men er niet ten onrechte de vermaning uit putten, dat we in het ver keer op onze eigen benen moeten staan. Dat het filmpje door de heldin een tijd lang prijs te geven aan spanning in boet, moet men de maker dan ook maar niet te erg verwijten. Hij behandelt zijn stof op zo'n frisse en ongekunstelde wijze en is zo'n aangenaam docent, dat men zich graag door hem laat meevoeren, zelfs op paden, die hij ons kennelijk dwingt in te slaan. Van Essen hanteert het instrument van de film in „Carolientje" met groot ge mak, met geest en zin voor oorspronkelijk heid. CONVENTIONELER is het filmpje, dat hij in opdracht van de rijwielfabriek maakte, al valt op het stuk van technische beheersing niet op af te dingen. De fiets tocht door Nederland, welke in beeld wordt gebracht, is gelukkig met zoveel geestige momenten gekruid, dat men er geïnteresseerd naar kijkt. Vooral een jeugdig publiek wordt met heel wat leven de aardrijkskunde verrast en vergast. Al steekt dit filmpje „Carolientje" niet naar de kroon, het is berekend op haar nuttig effect en slaagt. Waarmee opnieuw een serieus woord van waardering gezegd wil wezen. P. W. Franse DE AMSTERDAMSE filmonderneming „Mirror-film" heeft bij de lezers eigenlijk geen introductie meer van node. Mirror- film legt zich voornamelijk toe op het maken van films in opdracht zoals be drijfsfilms van een modern bakkerij- bedrijf in Haarlem bijvoorbeeld, waarover ik indertijd met veel lof kon gewagen. De laatste jaren heeft men zich geheel ge specialiseerd op verkeersfilms, die in deze rubriek ook al eens aan de orde zijn ge weest. De jongste produkten over dit on derwerp heb ik dezer dagen kunnen aan schouwen. De eerste werd in opdracht van Vredestein vervaardigd ten nutte van het Verbond van Veilig Verkeer. De tweede, met hetzelfde doel, in opdracht van Ver kade. Men kan van geen van beide films zeggen dat ze in de strikte zin reclame films zijn. Het filmpje „Carolientje" bij voorbeeld, dat werd „gesponsored" dooi de Zaanse fabriek, bevat hoogstens twintig seconden een verwijzing naar de opdracht geefster, terwijl de vertoningsduur twintig minuten bedraagt. En die verwijzing is dan nog heel logisch binnen het raam van het verhaaltje van de film gehouden. Uit gangspunt is en blijft het verkeer. De ma niet waarop dat thema wordt behandeld is wel zo sympathiek en tegelijk zo vak kundig, dat men er gerust met de ogen van de filmcriticus naar kan gaan kijken. DAT IS BIJZONDER belangrijk. Niet de inhoud, ook de vormgeving van die inhoud is dus welverzorgd. Er zijn nu al zeven filmpjes gemaakt. Ze trekken elk jaar een half miljoen kijkers. Van elk filmpje zijn dertig copieën in omloop. Ze brengen derhalve een maximum aantal Nederlanders de lessen van het verkeer onder ogen, maar ze maken al die toe schouwers ook vertrouwd met een film makelij, die alleszins verantwoord is. Na tuurlijk zijn de zeven filmpjes niet alle ware voltreffers van cinematografisch vermogen. We overdrijven niet. Ze moeten De titelheldin uit de film „Carolientje". wel eens omstandiger dingen uit de doeken doen dan men zou wensen. Ze houden vooral rekening met een jeugdig publiek en de belangstelling van een jeugdig pu bliek. Maar ze zijn dan toch altijd nog wel op een niveau, dat het talent van de maker verraadt. Af en toe krijgt dat talent ge legenheid zich op een natuurlijke wijze te ontplooien. Dat is beslist het geval met de film „Carolientje", die de toeschouwers vertrouwd wil maken met de rechten en plichten van de voetgangers bij de ver schijning van een nieuw factotum in het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 15