AMERIKAANSE MUZIEK VAN DEZE TIJD I ZALMEN EN FORELLEN TE KUST EN TE KEUR Revolutie als anekdote VERBIJSTERENDE VERSCHEIDENHEID VAN VORMEN EN STIJLEN DOOR Donald V. Mehus ZATERDAG 15 JUNI 1957 f Erbij PAGINA VIJF Aandacht voor RESIDENTIE-ORKEST In Noorse meren en rivieren „Sportieve" rivier geeft de vis de beste kansen Netvissers werden hengelvissers Men heeft verlengde armen nodig Een luchttaxi naar de blokhut „ALS een jongeman van halverwege de twintig al een dergelijke symfonie schrijft, waar zal hij dan over vijf jaar toekomen". Met deze verzuchting, die vermoedelijk op de „bandeloosheid" van het werk sloeg, introduceerde de be roemde Duits-Amerikaanse dirigent Wal ter Damrosch omstreeks dertig jaar ge leden bij het New Yorkse publiek de eer ste symfonie van een toen nog vrijwel volledig onbekende Amerikaanse compo nist. Of het gehoor de opinie van Dam rosch deelde is niet bekend, maar de jongeman, Aaron Copland, liet zich door deze scherpe aanmerking niet afschrik ken en ontwikkelde zich tot een van Amerika's belangrijkste hedendaagse componisten. DE COMMENTAAR van Damrosch, wiens muzikale smaak zeer conservatief was, is overigens kenmerkend voor de moeilijkheden, die Amerikaanse compo nisten hebben ontmoet in hun strijd om erkenning. Langzamerhand winnen zij echter terrein. In de Verenigde Staten be steden nu de meeste orkesten een niet on belangrijk deel (ongeveer tien percent) van hun programma's aan eigentijdse Ameri kaanse muziek. Ook in Europa waar deze muziek heel wat minder bekendheid geniet dan Amerikaanse populaire mu ziek zijn er op het ogenblik zowel over de radio als in de concertzaal steeds vaker werken van Amerikaanse componisten te horen. Vorig seizoen speelde het BBC- orkest bijvoorbeeld in twaalf weken twaalf verschillende Amerikaanse compo sities. Ook in Nederland zijn de laatste jaren verschillende werken van Ameri kanen uitgevoerd door Concertgebouw- Orkest, Residentie-Orkest, Nederlandse Opera, radio enzovoorts. Wie zijn deze nieuwe Amerikaanse com ponisten en wat voor muziek schrijven zij? In hoeverre bestaat er verband tussen hun werk en populaire of volksmuziek en in hoeverre wijkt het af van de Europese muziektraditie? DE MODERNE Amerikaanse muziek is grotendeels geschreven in de laatste dertig a vijfendertig jaar. Deze ontwikkeling valt samen met de nieuwe richting, die de Amerikaanse letterkunde en beeldende kunsten na de eerste wereldoorlog zijn in geslagen. Naar schatting van Aaron Cop land zijn er op het ogenblik in de Verenig de Staten „omstreeks driehonderdvijftig componisten die serieuze muziek van enige verdienste schrijven". Zij zijn afkomstig uit alle delen van het land en hun per soonlijke „achtergrond" is zeer verschei den. Velen hebben in Europa gestudeerd. anderen hebben gewerkt bij vooraan staande Europese componisten, die in de jaren tussen de beide wereldoorlogen naar Amerika trokken, zoals Hindemith, Mil- haud, Strawinsky en Schönberg, maar de meesten hebben hun vakstudie gedaan bij Amerikaanse leraren. Omstreeks vijftien of twintig van hen hebben een zekere mate van internationale erkenning en be kendheid verworven, doordat hun muziek herhaaldelijk zowel in Europa als in hun eigen land wordt uitgevoerd. Amerikaanse componisten hebben tal rijke en dikwijls succesrijke werken ge schreven in vrijwel elke bestaande mu ziekvorm, zoals symfonieën, concerten, kamermuziek, opera's, balletten en koor werken en daarnaast veel specifiek Ameri kaanse en experimentele muziek. Men zou hen oppervlakkig kunnen rangschikken naar de stijl van hun belangrijkste wer ken en komt dan ongeveer tot een indeling in Amerikanisten, traditionelen, eclectici, twaalf-toons-componisten en experimen telen. In feite is de waarde van een der gelijke indeling in de muziek natuurlijk maar zeer beperkt en betrekkelijk, maar zij is nuttig ter aanduiding van bepaalde karakteristieke tendenties in deze muziek. Voor de jaren twintig hadden velen der Amerikaanse componisten van wat ge woonlijk „serieuze" muziek genoemd wordt de neiging de traditionele Europese muziek na te volgen. Na 1920 begon een aantal componisten, de zogenaamde Ame rikanisten, zich steeds sterker cultureel zelfstandig te voelen en zich van deze heersende stroming af te keren. Zij wend den zich; om inspiratie tot, het Amerikaan se leven, maakten vrijelijk gebruik van de muziekbronnen van hun land, zoals volks muziek, negro spirituals, populaire muziek enzovoorts en streefden welbewust naar het scheppen van een Amerikaanse muziek die duidelijk als zodanig te herkennen zou zijn. De befaamdste van hen is stellig George Gershwin, die aan jazz ontleende elementen combineerde met bestaande Europese muziekvormen. Tot zijn bekend ste werken behoren de „Rhapsody in Blue" en „An American in Paris" en de volks opera „Porgy and Bess". Als andere vertegenwoordigers van deze groep zijn Aaron Copland en Roy Harris te noemen. Copland, door velen beschouwd als Amerika's belangrijkste componist, heeft vele soorten muziek geschreven en is bovendien zeer bekend als dirigent, pedagoog en schrijver over muziek. Tot zijn beste werken horen enkele symfo nieën en twee balletsuites op thema's uit de folklore, namelijk Billy the Kid" en „Appalachian spring". Harris streeft er naar in zijn muziek een algemenere uit drukking te scheppen van het karakter en de geest die hij kenmerkend voor Amerika acht. Zijn eerste symfonie (1933) noemde een voorvechter van moderne muziek als de Russisch-Amerikaanse dirigent Serge Koussevitzky „de eerste werkelijk drama tische symfonie door een Amerikaan". De traditionelen, zoals bijvoorbeeld Wal ter Piston, Samuel Barber en Bernard Ro gers, volgen een van de grote tradities der Europese muziek. Hun muziek is daardoor gewoonlijk klassiek of romantisch van geest, maar over het algemeen gebruiken zij moderne technieken. Elk van de drie bovengenoemden heeft behalve vele an dere werken een aantal zeer goed ont vangen symfonieën geschreven. Hun be kendste „andere" werken zijn Pistons bal letmuziek „The Incredible Flutist" bij voorbeeld, een kleurrijke, amusante en populaire partituur, Barbers ouverture tot Sheridans „Lessen in laster" en zijn Ada gio voor Strijkers (één van de weinige Amerikaanse werken die Toscanini ge speeld heeft) en Rogers' oratorium „The Passion". Een eclectisch componist vindt, zoals de naam al aanduidt, zijn inspiratie bij ver schillende bronnen of wordt beïnvloed door meer dan één componist of stijl. Hij kan zich om maar enkele voorbeelden te noemen aangetrokken voelen tot vroegere Europese scholen, eigentijdse muziek, de vele bronnen van de Verenigde Staten zelf, of elk van 's werelds talrijke stromingen en beschavingen, oosters of westers of wat dan ook. Hoewel men dus eigenlijk niet kan zeggen, dat eclecticisme nu één be paalde, welomschreven school of richting omvat, is dit in Amerika, waar in zo sterke mate een versmelting van vele in vloeden optreedt, toch een vrij talrijke groep. Het succes van de eclecticus hangt er ten dele van af hoe grondig hij de ver schillende invloeden in zich opgenomen en verwerkt heeft en hoe hij dan daaruit een persoonlijke vorm van uiting vindt. Zulk een componist is Roger Sessions, wiens werk invloeden toont van Schön berg, Bloch, Strawinsky en anderen, maar toch een krachtig, persoonlijk en integraal karakter heeft. Typerend voor hem zijn de symfonische suite „The Black Maskers" (sterk bewogen muziek van grote verbeel dingskracht) en de extreme Tweede Sym fonie, een dissonant werk van complexe harmonie, aantrekkelijk om te horen, zij het misschien zeer verrassend. Andere prominente eclectici zijn Paul Creston, William Schuman en Virgil Thomson. De Italiaans-Amerikaan Gian-Carlo Me- notti, die zeer veel heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de Amerikaanse ope ra, behoort ook tot deze groep. Zijn opera's, die invloeden van Verdi, Puccini, Richard Strauss en anderen vertonen, worden zowel in Amerika als in Europa veelvuldig opgevoerd. Wij noemen het muziekdrama „De Consul", komische opera's zoals „De Telefoon", de kamer opera „Amahl en de nachtelijke bezoe kers", die alle in de laatste tien jaar ge schreven zijn. Het twaalftoonstelsel en zijn grote Weense voorganger Arnold Schönberg hebben in de Verenigde Staten een vrij grote invloed gehad. Vele belangrijke wer ken van Amerikaanse componisten zijn op het twaalftoonstelsel gebaseerd. De be kendste dezer dodecafonisten is Walling- ford Riegger, die deze toonschaal gebruikt heeft in symfonische muziek zowel als in muziek voor kamerorkest en voor strijk kwartet. De vignetten by dit artikel zyn over genomen uit diverse nummers van het door Anthony Gischford geredigeerde viermaandelijkse tijdschrift voor mo derne muziek „Tempo" (een uitgave van Boosey Hawkes te Londen). moet men het belang en de waarde van hun werk niet onderschatten. Zij hebben nieuwe compositievormen geschapen, nieuwe geluiden en combinaties doen ho ren en .zelfs nieuwe of gewijzigde oude instrumenten uitgevonden. De Amerikaan se experimentele componist, die zich de grootste bekendheid of beruchtheid heeft verworven, is waarschijnlijk wel George Antheil, het enfant terrible der Amerikaanse muziek. Dertig jaar geleden behaalde hij in de New Yorkse Carnegie Hall een „succès de scandale" met de uit voering van zijn Ballet Mécanique, ge schreven voor tien piano's en een assorti ment lawaaierige werktuigen en instru menten aambeelden, bellen, hoorns, een vliegtuigpropeller, een cirkelzaag. Al is de esthetische waarde van dit werk discu tabel, toch zijn wij zo langzamerhand wel wat meer gewend geraakt aan dergelijke muziek. Twee andere voorbeelden zijn in deze categorie vermelding waard, Henry Co- well en Harry Partch, van wie eerstge noemde reeds tientallen jaren geleden op zeer jeugdige leeftijd in San Francisco zijn toehoorders met zijn „tone clusters" cho queerde, die hij produceerde door met on derarm of vlakke hand op de piano een hele „ftps'* héten gelijk aan te slkan. Later' heeft hij deze noten trossen ook nog in zijn orkestwerk „Synchrony" gebruikt. Partch heeft een nieuwe toonladder ontwikkeld, die 43 noten in het octaaf telde inplaats van de gebruikelijke twaalf. Hij paste deze toonladder toe in zijn opera „King Oedi pus". WIJ KUNNEN ons overzicht van stro mingen in het Amerikaanse muziekleven niet besluiten zonder de experimentelen te vermelden. Zij hebben dikwijls „stormen in een glas water" ontketend, maar toch DIT ZIJN slechts enkele voorbeelden van Amerikaanse componisten, wier wer ken de radioluisteraar of concertbezoeker wellicht vandaag of morgen zal tegen komen. Zo er al enige overheersende ken merken van deze Amerikaanse muziek zijn aan te wijzen, dan zouden wij mis schien als zodanig kunnen beschouwen het gedurfd experimentele en de verbijsteren de verscheidenheid in vorm en stijl, het geen stellig een weerspiegeling is van de snelle ontwikkeling van een nog niet be zonken cultuur. Veel critici en musici zijn het er over eens, dat veel van deze muziek zich qua artistieke verdienste uitstekend kan meten met wat er op het ogenblik in Europa geschreven wordt. Alles wijst er op, dat wij steeds meer Amerikaanse mu ziek te horen zullen krijgen, want de voortdurende creatieve activiteit, die er in Amerika ontplooid wordt, houdt uit stekende beloften voor de toekomst in. In het vandaag beginnende Holland Fes- tival 1957 speelt het Residentie-Orkest, hiernaast afgebeeld tijdens een concert in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschap- s pen te Den Haag onder leiding van Willem van Otterloo, een belangrijke rol. De vaste dirigent leidt het programma op 26 juni in Scheveningen, dat met Pijpers tweede s symfonie begint. Eveneens in Scheve- ningen worden op 3 en 10 juli concerten gegeven waarbij respectievelijk Pierre =j Monteux en Bernard Haitink de scepter zwaaien. Onder leiding van Monteux wordt onder meer, met Arthur Grumiaux als solist, het Vioolconcert van Strawinsky ten gehore gebracht. Eén der hoogtepunten van het festival belooft de Messa de Ré- p quiem van Verdi te worden, welk werk door het Residentie-Orkest met solisten (als Nederlandse: de sopraan Gré Brou- wenstijn) onder directie van Carlo Maria s Giulini op 15 juni in Scheyeningen, op 18 juni in Rotterdam en op 20 juni in Am- sterdam tot klinken komt. Aan het door Van Otterloo geleide con- n eert werk Clifford Curzon mee, die solist is in Beethovens vierde pianoconcert. Het pianoconcert in d van Bach wordt uitge- voerd in het door Haitink gedirigeerde programma, waarbij Rosalyn Tureck zich solistisch laat horen. DE TEGENWOORDIG wel vaker toege paste methode om op een „filmische" wijze geschiedenis te schrijven door het onder ling verband van gebeurtenissen in een zelfde tijdsbestek, hoewel zich dikwijls op ver van elkander verwijderde plaatsen af spelende, relief te verlenen door de daarop betrekking hebbende stof ook zoveel mo gelijk als het ware simultaan te rangschik ken, ligt ook ten grondslag aan het bij de uitgeverij H. J. Paris in Amsterdam ver schenen boek van Raymond Postgate, dat het bewogen jaar 1848 behandelt. Inderdaad is het jaar 1848 een dergelijke populariserende beschrijving ten volle waard; het werd immers het geboortejaar van de moderne democratie, zelfs al ein digden de meeste revoluties tegen de aristocratische gezagsdragers met een sis ser. Als regel kwamen de opgekropte ver langens naar politieke, sociale en econo mische democratie, zoals die in 1848 uit barstten, pas veel later aan hun trekken. Postgate is een boeiend verteller van wat er in 1848 allemaal voorviel, maar men ont komt niet aan de indruk, dat hij toch wel heel sterk de nadruk legt op het anekdo tische element en minder op de geestes stromingen, waaruit de politieke gebeurte nissen voortkwamen. Volgens zijn eigen verantwoording heeft hij dat bredere ver band ook niet nagestreefd. Hij wilde 1848 slechts laten zien, zoals ook de tijdgenoot het heeft aanschouwd en beleefd. Het is echter een bekend verschijnsel, dat juist de contemporaine geschiedenis het moeilijkst |1 valt te verklaren en te interpreteren - „om- dat wij slechts ten dele kennen en profe- teren". Daarom wekt Postgate eigenlijk slechts het verlangen wakker naar dat andere boek, dat nog geschreven moet wor- den, waarin 1848 niet meer zal zijn een jaar van onrust en merkwaardige gebeur- tenissen, maar een der hoogtepunten in de strijd van de mens om zijn emancipatie. In het bereiken van het bescheiden doel, E dat de schrijver zich stelde, is hij alleszins |1 geslaagd. Zijn boek is een plezierig stuk lectuur, dat wat het Nederlandse aspect ervan betreft door de bewerkers, dr. A. Alberts en de heer F. Kool, werd aange- 1 vuld met tal van minder bekende bijzon- s derheden over de voor alle betrokkenen nogal plotselinge „liberalisatie" van koning Willem II. Deze fragmenten zijn er niet bepaald toe geëigend onze dunk van het politieke inzicht in Nederland te verhogen. In een enkel geval opent Postgate via een =j gebeurtenis uit 1848 een perspectief op het jongste verleden, de februari-revolutie in Parijs bijvoorbeeld. Het verraad van de bourgeoisie aan de arbeidersklasse, zoals dat zich toen voltrok, blijkt ook voor Post- gate de oorzaak te zijn van de diepe kloof s welke er sindsdien tussen beide bevolkings- groepen heeft bestaan en die nog heden het politieke leven in Frankrijk beheerst. J. H. Bartman (Van een bijzondere medewerker) Het verhaal van de boerenknecht, die slechts bij een boer in dienst wilde treden, mits hij niet meer dan tweemaal per week zalm behoefde te eten, is geen sterk verhaal. Vroeger was dat zelfs een gebruikelijke arbeidsvoorwaarde in Noorwegen De tijden zijn inmiddels veranderd en de „zalmbepaling" komt in geen enk»' arbeidscontract meer voor. Doch evenals vroeger kan men in Noorwegen nog steeds een record-zalm of record-forel verschalken. Ik behoef slechts te wijzen op de twaalfjarige knaap, die een paar jaar geleden met zijn moeder wat ging roeien op de rivier de Drammen en na een uurtje thuis kwam met een forel van ten naastebij veertien kilo. GEOGRAFEN en statistici kwamen tot de conclusie, dat er in Noorwegen meer dan honderdduizend meren zijn. En niemand heeft ooit de moeite genomen om te tellen hoeveel rivieren en beken er zijn. Maar ook hun aantal is zeer groot! Er zijn tenminste tweehonderd rivieren bekend, waar men met succes op zalm kan vissen. De vangstmogelijkheden zijn nog steeds groot. Dit komt mede, omdat de overheid tijdig maatregelen treft, zodra blijkt, dat in sommige meren en stromen de visstand achteruit dreigt te gaan. In enige meren, vooral nabij Noor wegens zuidkust, is er soms zoveel forel dat de vangst er niet meer lonend is. Het klinkt paradoxaal, maar toch is het waar. Een voorbeeld: het Nedre Heim- dalsvatn Meer in de bergen van Jotun- heimen krioelde zozeer van forellen, dat de dieren niet genoeg te vreten hadden en dus klein bleven. De vissers gingen elders heen om grotere vis te vangen. Men is toen met wetenschappelijke be strijdingsmiddelen de forellen te lijf ge gaan. Het aantal vissen nam af. Ze kre gen toen weer genoeg te vreten en groeiden uit tot „flinke knapen". De vangst werd weer lonend. Vóór het grote offensief verschalkten de sport- hengelaars in dat meer zelden een forel van een pond. Nu zijn forellen van een a twee kilo er heel gewoon. Forellenvissen is een „allemanssport" in Noorwegen, ja meer dan dat, want ook vrouwen beoefenen deze met graag te. De foto onder dit artikel toont een schilderachtig viswater, zoals er vele in Noorwegen te vinden zijn. De zalmen en forellen hebben er uitstekende kan sen om niet gevangen te worden! Voor de hengelaar betekent dat de sensatie van het gevecht met wat men noemt „een flinke knaap". ZELFS in de buitenwijken van Oslo - het grondgebied van de Noorse hoofdstad is heel groot - kan men goed op forellen vissen. De autoriteiten geven zich erg veel moeite om de hengelsport daar aan te moedigen ten bate van de volksvoeding in de hoofdstad en ook ten pleziere van de vreemdelingen, die Oslo bezoeken. Driehonderd a vierhonderd meren en meertjes, benevens talrijke rivieren en beken liggen binnen de grenzen van Oslomarka. Herhaaldelijk rapporteert men de vangst van forellen van een tot drie kilo, soms zelfs van zwaardere. Een der beste plekjes is het Bogstadvatn Meer, dat men binnen twintig minuten per bus van het hartje van Oslo uit kan bereiken. En de „stedelijke" forellen smaken net zo lekker als die welke men hoog in de bergen vangt. NOORWEGENS MEREN en rivieren krioelen van vis. Betekent dit, dat men altijd veel vangt, als men ter visvangst gaat? Het beste antwoord op de vraag is: misschien. Meer dan eens was het mijn taak om mensen, die in hun vakantie in Noorwegen op zalm wilden vissen, van advies te dienen. Vaak bleken zij te denken, dat de heerlijke zalmen niets liever begeerden dan aan hun haken te worden ge slagen. Ik vertelde deze optimisten altijd het relaas van Thomas-Stanford over een Britse hengelaar. Deze man klaagde er bij een Noorse boer over, dat hij al dagen lang geen vis had gezien. Hij zei, dat er zijns inziens geen enkele vis in het water was. „O", zei de boer, „denkt u dat? Goed, we zullen eens een net halen door een der stukken van uw viswater!" Zo gezegd zo gedaan. Het resultaat was een vangst van zesendertig zalmen in korte tijd. „U ziet dus", zei de boer toen, „dat er veel vis in het water zit!" „Er zat vis", antwoordde de Engelsman, „maar nü heeft het stellig geen zin meer voor mij om te blijven hengelen...." „O", zei de boer weer, „denkt u dat?" Hij wierp zijn net opnieuw uit en haalde eenentwin tig zalmen binnen. De moraal van dit verhaal is duidelijk. Er is vis genoeg, maar de hengelaar moet voldoende bekwaam zijn om de zalm te verschalken! De Noorse visserij-deskundigen hebben er wel eens over geklaagd, dat de boeren in sommige streken wat al te vlot zijn met het gebruik van netten. De oorlog heeft op dit punt in het hoge noorden van mijn vaderland iets goeds bewerkstelligd. De bevolking daar veranderde dankzij de vijand van netvissers in hengelvissers. Dat kwam zo. Toen de Duitsers het noorden van Noorwegen ontruimden, vernielden ze alle roerende en onroerende have, die binnen hun bereik kwam. Toen de bevolking in het district van de Komag-Rivier terugkeerde, beschikten de mensen niet meer over netten. Zij vervaardigden echter enig vistuig en sneden hengels. Hiermede gewapend gingen zij op de zalmvangst. Zij genoten zo van de hengelsport, dat zij nog heden ten dage die sport gaarne beoefenen. Er is een boer daar, die in één hengelseizoen ruim duizend kilo zalm met de hengel uit het water haalde. Als regel echter moet de omschakeling van net op hengel onder dwang geschieden. Toen in de Repparfjordelf de zalmvangst achteruit ging, nam een hengelaars vereniging de rivier onder zijn hoede. Vissen met een net werd verboden. Na enige jaren bleek, dat de zalmstand weer behoorlijk op peil was gekomen. Nog steeds mag er in de Repparfjordelf alleen met de hengel worden gevist. IEDERE NOORSE STROOM, ieder Noors meer heeft zijn eigenaardigheden. Deze moet men kennen alvorens te gaan hengelen. Zoudt u bijvoorbeeld uw geluk willen beproeven in de Aarö Rivier (Sogne-Fjord) dan is het goed om tevoren te weten, dat er meer moeite vereist wordt om één Aarö-zalm binnen te halen dan ver scheidene vissen in andere wateren. Dat komt, omdat de Aarö zó wild is, dat men er niet per boot noch in waterlaarzen kan vissen. Jack Scott schreef eens terecht, dat de Aarö de sportiefste rivier is, omdat hij de zalm de beste kansen biedt. Iedere zomer worden nochtans in de Aarö tal van zalmen van twintig kilo, een enkele keer zelfs van meer dan dertig kilo verschalkt. Dit verklaart, dat de sterkste vissersverhalen van de Aarö gaan over „die reuzenkanjer van een zalm, die men net op het nippertje verspeelde." Van een Oosters potentaat, die tot de waarlijk dikke mannen behoorde, gaat het verhaal, dat hij om aan te duiden hoe groot de vissen waren, die hij net niet ving, verlengstukken voor zijn korte armen had laten vervaardigen. „Zo'n grote!" placht hij dan te zeggen tegen zijn bewonderende vrienden en volgelingen. Aan de andere kant van de Sogne-Fjord ligt de rivier de Aurlandself, die meer nog om zijn zeeforellen dan om zijn zalmen bekendheid geniet. In die streek doet het volgende verhaal de ronde. Een sportvisser kwam een boer tegen, die van de rivier kwam en op weg was naar huis. „Nu, iets gevangen?" vroeg de sportvisser. „Nu, veel zaaks was het niet," antwoordde de boer wat mistroostig. „Ik kon geen enkele zeeforel buitmaken, ik bemachtigde alleen maar vier zalmenDit ver haal wijst er op, dat er in de Aurlandself geen gebrek is aan zalm. Vissen van twintig kilo zijn er geen uitzondering. De grootste zeeforel, die er ooit gevangen werd, woog omstreeks twaalf kilo. Zeeforellen van vijf tot zeven kilo worden niet ot de „bijzondere vangsten" gerekend. Flinke knapen dus! VISSEN OP DE FOREL is in Noorwegen een allemanssport. Duur is het beslist net. Schilderachtige blokhutten staan ter beschikking van de hengelaars. Zij stel- len hen in staat om op goedkope manier ook in afgelegen bergdistricten hun mooie sport te beoefenen. Als regel is het niet moeilijk om zo'n blokhut te bereiken Gaat men in groepjes van twee of drie, dan kan men voor betrekkelijk weinig geld per uchttaxi by het viswater en de blokhut komen. De ambtenaren en wetenschappe lijke adviseurs van het Noorse visserijwezen maken eveneens gebruik van vlieg- machines. En wel om vis uit te zetten in afgelegen, eenzame wateren, doch ook om de stroperij te bestrijden. Het komt nog wel voor, dat zalmen in strijd met de voorschriften met netten gevangen worden. Van de lucht uit is het niet moeilijk om hierop te letten en de schuldigen te betrappen. Zo groot was het succes der mcht-Zalmpolitie, dat vele stropers reeds zenuwachtig worden, zodra ze een vlieg- uig in de lucht horen, ook al is het maar een gewone luchttaxi of een verkeers- 'liegtuig. De wetenschap doet veel om de Noorse visstand op peil te houden en te ver reteren. Daaraan is het bijvoorbeeld te danken, dat Noorwegens langste rivier de ^rlomma, thans een prima zalmrivier is, die jaarlijks ongeveer vijftigduizend 'kilo zalm „opbrengt Wie van de noordelijke natuur houdt, wie een paar dagen qoede sport aan de oevers van meren en rivieren weet te waarderen, doet er verstandig aan, zyn hengelaarsgeluk eens in Noorwegen te gaan proberen. De meren en rivie- en er.v,an ms fhet zou best kunnen zijn, dat uw vrienden thuis c.uilen menen, dat u visserslatijn spreekt, als u van uw successen vertelt terwiil u och werkelijk de waarheid en niets dan de waarheid, zult vertellen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 17