MIJN TWEELING EN IK...
ACTIE VOOR EEN GOED FIGUUR
freurend veulentje
Wat Amerika
ons daarvan
allemaal kan leren
GAZANIA 'S
Variatie mèt en in
de groente
Erbij
Aan Mies Bouhuys
Twechooj
ruimte eia
WIES VAN BEEVEREN
ZATERDAG 15 JUNI 1957
PAGINA ZES
ER WAS EENS een kikkervisje. Een
naam had hij niet, want hij had drie
duizend zusjes en broertjes en zijn moe
der had te veel aan haar hoofd om drie
duizend namen te verzinnen. Daarom
was hij gewoon nummer tweeduizend-
tien. Eerst zweefde hij dicht tegen zijn
drieduizend broertjes en zusjes aan door
de ondiepe sloot, niet te ver van de mod
der, die warm en zacht was en ook niet
te ver van de zonnestralen die in de
golfjes van de sloot spiegelden.
Na een dag of tien waagden ze het
wat verder uit elkaar te gaan en hun
staartjes wat sneller te bewegen zodat
ze vlugger konden opschieten. Nummer
tweeduizendtien was de snelste van al
lemaal en toen hij één keer de slag te
pakken had schoot hij weg van zijn fa
milie en probeerde om het hardst te
zwemmen met de kleine stekelbaarsjes
die ook in de sloot woonden. Nu is zoiets
leuk voor een uurtje, twee uurtjes of
misschien voor een hele zonnige middag,
maar tegen de avond wil je dan toch wel
je familie weer zien. Dat wou nummer
tweeduizendtien ook en hij schoot dus
bij de stekelbaarsjes weg, een beetje
langzamer dan eerst, want hij was moe
geworden van het spelen en verlangde
nu naar zijn modderbedje tussen de
drieduizend anderen in. De moeilijkheid
was alleen, dat hij niet meer wist welke
kant hij op moest, de zon ging onder en
de sloot werd zo zwart als de nacht. Hij
zwom nog een hele poos door, jammer
r genoeg net de verkeerde kant op en be
sloot toen hij niet meer kon van moeheid
om dan maar in zijn eentje in de modder
te gaan slapen.
Het was erg ongezellig en stil en vlak
bij hem stond een reusachtige snoek te
slapen, voor wie het kikkervisje eigen
lijk erg bang was. Hij nam zo gauw het
licht werd de vlucht en zocht opnieuw
naar zijn grote familie. Maar twaalf uur
's middags had hij ze nog niet gevonden
en hij liet zich heel treurig maar zo'n
beetje drijven aan de oppervlakte van
het water. En toen....
„Kijk eens, kijk eens", riep een opge
togen stem, „een kikkervisje, ik heb zo
maar een kikkervisje gevangen!"
„Kom mee, dan doen we het in het
aquarium", riep een andere stem terug.
Het kikkervisje trilde en sloeg met zijn
staartje, maar het gaf niets. Hij moest
mee in de hand, die als een kooitje om
hem heen sloot.
„Wie ben je? Hoe heet je?" vroegen
een heleboel stemmetjes tegelijk toen
het kikkervisje weer water om zich heen
voelde. Hij keek om zich heen. „Ooo",
zei hij vol bewondering, „wat zijn jullie
mooi! Jullie zijn zeker op de zon gebo
ren 'want je bent net zo goud als de
zonnestralen in mijn sloot".
„Jaja", riepen de vissen, „maar wij
zjjn ook goudvissen. En jij, wat ben jij?"
„Ik weet het niet", zei het kikkervis
je", ik weet het niet wat ik ben en hoe ik
heet, maar ik heb wel een nummer:
tweeduizendtien".
„Poeh", fluisterden de goudvissen,
„dan zul je wel niet veel bijzonders zijn
als je niet eens weet wat je bent. Trou-
Een lezer of lezeres van deze rubriek
stuurde ons het met „treurend veulen
tje" ondertekende versje naar aanlei
ding van een gedichtje, dat Mies Bou-
huys op 4 mei in deze rubriek schreef
onder de titel „Groot". Dat gedichtje
ging over een veulen, dat, na de lange
winter in de stal te hebben gestaan,
eindelijk naar buiten mag, maar tuig
om krijgt en een kar moet trekken in
plaats van in de wei te mogen rennen.
Het vierde couplet van dat gedichtje
luidde:
Daar loopt het boerenpaardje nu
net als een groot echt paard.
Met kleppen om en in het tuig
van voor tot aan zijn staart.
Het gaat om de derde regel in dit
couplet. Lees het versje van het treurig
veulentje maar:
„Ziezo", zegt 't boerenveulentje,
„We zitten in de put".
Ach, beste Mies, wat deed je toch,
Was je soms ingedut?
Of weet je niet dat lange strijd
En steeds herhaald betoog,
ons eindelijk toch heeft bevrijd
van kleppen voor oris oog.
En wat doe jij ons nu weer aan!
Gun ons een vrije blik,
Laat ons vrijuit zien, links en rechts,
Bevrijd ons van die schrik.
Treurend veulentje
DE BOER rijdt op zijn kar naar 't land
en wij, we mogen mee.
Zo ver men zien kan staat het hooi
in bergjes, twee aan twee.
En al dat hooi moet binnen zijn
voordat het avond wordt.
Hup, jongens, steek je handen uit,
een boerendag duurt kort.
Nee Bles, de kar is nog niet vol.
Toe, sta nog even stil.
Mijn zusje komt met water aan
Voor wie wat drinken wil.
Daar komen regenwolken aan,
de boer werkt wat hij kan
en berg voor berg valt op de kar,
die kraakt en steunt ervan.
Zes uur. We rijden terug naar huis;
hoog op de laatste vracht
zitten wij samen in het hooi.
Je zit er heerlijk zacht.
We zingen van tevredenheid
al zijn we nog zo moe.
De koeien kijken slaaprig op;
„boe.., dank je wel... boe... boe".
Mies Bouhuys
ZE ONTVANGT ME ALS een rasechte zakenvrouw, gezeten achter haar bureau
met uitzicht op de Amsterdamse Leliegracht een kittige krullebol van tweeën
twintig lentes, die zojuist is teruggekeerd van een driemaandelijkse reis naar
Amerika. Enkele jaren geleden is er al eens over Marion Witjas uit Heemstede
geschreven: dat gebeurde, nadat zij ter gelegenheid van het eindexamen van de
Haarlemse Meisjes H.B.S. haar eigen pennevrucht „Mijn eerste bal" had voor
gedragen. Daarna heeft ze een cursus aan een huishoudschool in Zwitserland
gevolgd en vervolgens is ze in het zakenleven gestapt na eerst wat rondgeneusd te
hebben op kantoor bij papa.
„IK WAS EERST helemaal niet enthou
siast om naar Amerika te gaan", vertelt ze.
„Ik dacht nog: was hét maar in Italië, fijn
romantisch! Maar nu ik terug ben, denk
ik er heel anders over. Ik vind Amerika
een fantastisch land en ik zou er na
Holland dan het liefst willen wonen.
Voor alles blaak ik van energie om hier in
Nederland aan het werk te gaan en dat
gene uit te dragen wat me in New York
en Chicago geleerd is."
En zo belandt Marion, die nu met een
diploma „corsettenschool" in haar zak
rondloopt bij het eigenlijke thema, waar
over ze met vuur uitwijdt: „De Ameri
kaanse vrouw heeft veel meer belangstel
ling voor haar uiterlijk en speciaal voor
haar figuur dan de Nederlandse. Het is
opmerkelijk hoe slank de ook wat oudere
vrouw daar nog is. Dat komt mede doordat
ze als prille bakvis op school tijdens be
paalde lessen al heeft geleerd welke step-
in of beha het best is voor haar figuur
type. Men begint al bij de eerste klassen
van de middelbare scholen, bij twaalf
jarigen dus, die er natuurlijk omdat ze
graag groot willen zijn bepaald wild
enthousiast voor zijn.
Er bestaan speciale centimeters, met be
hulp waarvan men na het maatnemen pre
cies kan berekenen tot welk figuurtype
men behoort. Een Amerikaanse, die naar
een corsettenwinkel stapt, heeft meestal
zelf al uitgekiend tot welke van de vier
basisfiguren ze behoort: het figuurtype, dat
normaal is in onderlinge verhoudingen
slank of dik doet er niets toe het forse
figuurtype, waarbij het nodig is te gepro
nonceerde gedeelten logisch weg te werken,
zonder dat daardoor op andere plaatsen
„oneffenheden" onstaan, het type met de
zware heupen en het type met de smalle
heupen.
„Dat ga ik in Nederland nu ook doen.
In september begin ik op de scholen,
natuurlijk het eerst op mijn geliefde
Haarlemse Meisjes H.B.S. en wel in de
eerste klasse, want die is het belang
rijkst. Naderhand komen de hogere
klassen aan de beurt."
Voor die tijd gaat Marion echter Ne
derlandse corsetteriezaken afreizen om
lezingen te houden voor het personeel,
om te helpen passen en om zo uitge
breid mogelijk te vertellen hoe men in
Amerika de klanten in de zaken voor
licht en bijstaat om de juiste keuze te
doen.
„Als je niet in de eerste plaats zorgt een
goede basis te dragen, waardoor het
lichaam steun krijgt, dan faalt de aardig
ste japon. Het verhoogt ook zo je zelf
vertrouwen, wanneer alles tot in de puntjes
in orde is. Dan voel je je zekerder, je loopt
rechter-op, je beweegt je gemakkelijker en
je voelt je dus gelukkiger. Op die school-
lezingen ga ik ook iets over „houding"
vertellen. In het kort komt die hierop neer:
hoofd hoog, kin parallel met de grond,
borst vooruit, schouders ontspannen, heu
pen gestrekt, buik ingetrokken, knieën
licht gebogen, voeten recht naar voren.
Een goede houding plus de juiste foun
dation zorgen er tevens voor, dat de kle
ding geen rimpels vertoont of trekt, maar
gladder om het lichaam valt.
Ik ben ook van plan de meisjes te laten
show-lopen en ze het verschil te laten zien
tussen een meisje, dat onder haar jurk
geen en een meisje, dat wel een foundation
draagt. Ik laat foto's en modellen zien,
vertel hoe ze moeten passen on waarom ze
zo vroeg moeten beginnen en daarna mo
gen ze vragen stellen.
Kijk, hier heb ik schat'.lge kleine step-
innetjes, broekjes en beha's in de bobby-
line, speciaal voor heel jonge leeftijden.
Je hebt heus heel jong al een steuntje
Marion Witjas
Oranje is een warme kleur in uw tuin.
Vooral gezellig als men het warme oranje
van de Gazania weet te combineren met
blauw-bloeiende planten. Gazania's zijn al
ouderwetse planten, doch tegenwoordig
worden ze weer veel door de bloemist ge
kweekt. Het is de moeite waard ze in uw
eigen tuin te poten. Ze worden in potjes
gekweekt, doch bij ontvangst dient u eerst
goed te gieten want de potkluitjes laten
maar met grote moeite de potwand los en
toch moeten ze in de volle grond zonder
pot gepoot worden. De mooie donkere ring
in het hart van de oranje bloem zal u echt
wel in de verleiding brengen er enkele aan
te schaffen. De Gazania is een echte zon-
nebloeier; de bloemen zullen in de scha
duw niet open komen. Zoekt u voor hen
dus een gezellig hoekje in de felle zon. Na
het poten de eerste weken goed begieten.
Zijn ze eenmaal aan de groei dan kunt u
ze best 'aan hun lot overlaten. Zet ze maar
op een onderlinge afstand van ongeveer
ALS zoveel jonge stellen woonden wij
de eerste jaren van ons huwelijk op twee
kamers twee-hoog. In het begin was deze
behuizing vorstelijk te noemen, doch toen
onze tweeling er was, werd het schipperen
met de ruimte. Overdag diende een ruime
zonnige achterkamer - met een prachtig
uitzicht over de polder - als woon-, eet-,
speel- en werkkamer. We hadden het ge
luk, dat langs die kamer over de volle
breedte van het huis een balkon liep. Hier
kwam ook de noodkeuken op uit. Wij wa
ren dus - vooral 's zomers als het niet woei
of regende - door de leden van de huisves
tingscommissie gemakkelijk te overtuigen,
dat wij er lang niet het ergst aan toe wa
ren. Maar 's winters, als de kachel niet
wilde branden, als de sneeuw door kieren
en gaten naar binnen drong, als in de
slaapkamer - zelfs bij gesloten deuren en
ramen - een kaars van de tocht uitging,
als de babies, hoewel dik ingepakt, blauw
zagen en huilden van de koude, ja, dan
zongen wij een ander liedje. Nummer drie
bracht echter uitkomst, want toen werden
we tot „krepeer-geval" gepromiveerd. Dan
vallen er zaken te doen op huisvestingsge-
bied, als je tenminste voet bij stuk houdt!
INTUSSEN, het balkon was een uit
komst. Toen Stap en Stien zes maanden
oud waren, een levendige belangstelling
begonnen te krijgen voor alles wat er om
haar heen gebeurde, van de wieg uit haar
nieuwsgierigheid niet meer konden be
vredigen en daarom wat lastig werden,
dachten wij natuurlijk het eerst aan een
box. Wij deden daarmee ontdekkingen, die
voor velen misschien vanzelfsprekend
waren, maar die voor mij (en misschien
voor andere onervaren moeders) toch
heel belangrijk zijn geweest.
Zo bleek, om te beginnen, onze box veel
en veel te klein. Misschien zijn er „twee
vijftien centimeter; de stengels kruipen
wel over de grond heen en vullen dat
plekje best. Indien u zo'n zonnig hoekje op
de voorgrond in uw border kunt vinden,
zult u er veel succes mee bereiken. Poot
dan een hoekje blauwe lobelia's of lila-
kleurige ageratum in de onmiddellijke om
geving. U zult eens zien hoe goed die twee
kleuren het s&men in uw tuin doen.
G. Kromdijk
persoons-boxen" te krijgen, maar wij had
den een gewone. Stien, de kleinste en ak-
tiefste van de twee, kreeg het al gauw te
kwaad. Natuurlijk ging zij er samen met
haar zusje in. Eerst dacht ik, dat alles
goed zou gaan. Ik werd ook inderdaad
spoedig gerustgesteld door de eerste scha
terlach, die ik van de kinderen te horen
kreeg. Het was Stan, die zich vrolijk
maakte over Stien, die zich om en om
rollend door de box bewoog. Al spoedig
zaten ze elkaar evenwel in de weg. Zij
schopten elkaar en deden zich pijn.
We probeerden dus een andere oplos
sing te vinden- Eerst lieten we een van de
twee meetals Stien, die al vroeg begon
te kruipen en zich op te trekken; Stan
kwam maanden later met deze vaardig
heden in de kamer los. Dit betekende
natuurlijk, dat er altijd iemand bij moest
zijn. Daarom namen we onze toevlucht
tot het afzetten van een hoek van de ka
mer. De box werd uitgeslagen, zodat er
slechts twee zijden van dubbele lengte
overbleven, die in L-vorrn opgesteld
met twee muren een prachtig speelhok
vormden, waar Stan en Stien voorlopig
de ruimte hadcjen.
Natuurlijk ontdekten de peuters snel
het genot van scheuren. Het behang droeg
van die ontdekking de sporen. Oude kran
ten en dozen waren niet in staat om de
belangstelling te boeien. Ouders reageren
nu eenmaal levendiger, als je ze 'n flink
stuk behangselpapier voorhoudt. Een an
der nadeel was, dat de kamer veel kleiner
was geworden. Voor ons was echter het
belangrijkste, dat Stan en Stien zich rui
mer konden bewegen!
Met mooi weer kwam het onvolprezen
balkon ons te hulp. Twee plaids dach
ten wij waren voldoende om de „Le-
bensraum" van de babies te verruimen.
Dat wij daarmede onze benedenburen in
de „gevarenzone" hadden gebracht, be
merkten wij te laat. Met zijn tweeën ver
zin je meer dan alleen! Dit hadden Stien
en Stan snel door. Op een ochtend was
ik bezig luiers te wassen in de keuken.
Plotseling hoorde ik een doffe slag be
neden in de tuin, gevolgd door een vrese
lijke gil, die mij door merg en been drong-
Mijn hart stond stil. Plotseling stoof onze
benedenbuurvrouw binnen, rood, hijgend
van de twee trappen. Trillend van ver
ontwaardiging toonde zij mij de was
keteldeksel, het voorwerp dat de slag had
veroorzaakt, die mij zo deed schrikken.
Voorts bracht ze mij een koperen asbak,
een beer en een briket. Het baldadige ge
gil van' mijn lievelingen had mij al ge
rustgesteld omtrent hun lot. Terwijl mijn
buurvrouw, stotterend van boosheid,
spoed-noodmaatregelen eiste, was ik al op
het balkon gegaan om moederlijke verma
ningen uit te delen. Maar ziet, de schattgn
hadden zich meester gemaakt van een par
tijtje kolen, die brok voor brok onder ge
juich overboord gingen. Die avond maakte
mijn man langs de ballustrade een ander
halve meter hoge gaasversperring, waar
door je alleen nog maar de inhoud van
Mammie's naaidoos kon peuteren.
BINNENSHUIS waren we er nog niet
met onze „aanpassingsproblemen", zoals
dat zo mooi heet in de sociologische leer
boeken. Toen de -tweelingen stevig begon
nen te zitten Stien was weer eerder
dan Stan en „echte" maaltijden tot zich
namen, moesten we aan kinderstoelen
gaan denken. Eerst kocht ik er één en
voerde ik de kinderen na elkaar. Dat von
den ze ongezellig. Bovendien was het tijd
rovend. Verder bleken ze zelf wel te
weten, hoe je je eten naar binnen moet
werken en die kennis wilden ze met alle
geweld, zonder hulp van vader of moeder,
in praktijk brengen. Dit bracht mij op het
idee haar „woonkamer' 'in de hoek
tevens tot „eetkamer" te maken- Daar
konden ze dan ongestoord de zelfverzor-
ging beoefenen. Ik kocht twee stevige
pitrieten stoeltjes met bijpassend tafeltje.
Ze waren groot genoeg om het gemak van
de jongedames tot het vierde jaar te die
nen. Ze konden er ook mee spelen. Toen
Stien ging lopen, sleepte zij haar stoeltje
overal achter zich aan om bij alles dat
wij buiten haar bereik waanden, te kun-
nen klimmen. Op het tafeltje werden pop
pen uitgekleed, duchtig gewassen en weer
aangekleed Later diende het tafeltje (in
omgekeerde toestand) als boot. En het
ding is nog steeds niet aan het einde van
zijn bestaan.
Dat een tweelingwagen niet ideaal is,
vertelde ik al. Nu ga ik een lofzang wijden
aan de wandelwagen. Tijdens het eerste
levensjaar van de tweeling waren we aan
huis gebonden. Ik kon de grote wagen on
mogelijk twee trapen op- en afsjouwen.
Althans niét iedere dag. Mijn spruiten
dreigden er bovendien voortdurend uit te
vallen. Winkels kon ik er niet mee binnen
komen- Dat verwekte teveel opschudding.
Toen ik een tweeling-wandelwagen ca
deau kreeg, was ik dus zeer in mijn schik.
Zo'n wandelwagen is opvouwbaar en ge
makkelijk in trein of bus mee te nemen.
Eensklaps konden we weer overal heen.
Wij genoten van iedere mooie dag, maak
ten lange wandelingen, gingen met de
kinderen naar het park in de buurt
en ik kon mijn boodschappen op mijn ge
mak afwerken.
Alle kinderen hebben van hun prilste
jeugd af behoefte aan ruimte en vrijheid,
twee dingen die steeds zelfdzamer worden.
Daarom zou ik iedere jonge moeder op
het hart willen binden can hoe moeilijk
de woonomstandigheden ook zijn alles
in het werk ta stellen om de ruimte te
scheppen, die de kinderen nodig hebben
in het werk te stellen om de ruimte te
groeien.
„Vergeleken met Amerika is het hier
nog zo anders", vervolgt ze. „Daar is het
doodgewoon zes beha's tegelijk te kopen,
bijvoorbeeld vier dezelfde en twee bij
zondere. Idem met de step-ins en corsetten.
Je doet er op die manier ook langer mee,
want elastiek moet uitrusten en in de
vorm terugkomen, dan blijft het materiaal
langer goed."
De Amerikaanse vrouw draagt niet zulke
dure jurken; dat hoeft ook niet bij goede
foundations. Een beetje kritiek had Marion
ook wel: te veel uitbundige sieraden, een
uitvloeisel van een eigenaardige smaak
voor valse bijoux.
Over de gastvrijheid en hartelijkheid, die
ze in New York en Chicago heeft onder
vonden in beide steden verbleef Marion
ruim anderhalve maand heeft ze niets
dan lof. Terwijl ze me in haar wagen
terugrijdt naar Haarlem, vertelt ze nog
wat van haar ervaringen, van de efficiency
in de huishouding, van hulpmiddelen, zoals
afwasmachines e.a. in de keuken en van
alle op afbetaling gekochte luxe.
„Ik ben van plan hard te werken en als
ik dan veel geld heb verdiend, wil ik later
een huis met een zwembad in Florida",
zegt Marion in jeugdige overmoed. Lachend
hebben we haar van harte succes gewenst.
Tineke Raat
Voorjaargroentesoep1 liter water of bouil
lon, 100 g. spinazie, een paar worteltjes,
een handjevol radijsjes, een stuk bloem
kool, peterselie- of selderij groen, boter of
margarine, zout, airoma of bouillonblokjes
(aardappelmeel)
De groenten schoonmaken, wassen en klein
snijden. De boter of margarine smelten en
de groenten ondier af en toe omscheppen
tien minuten verwarmen. Het water of de
bouillon toevoegen en het geheel aan de
kook brengen. De soep op smaak afmaken
met zout, aroma of bouillonblokjes en des
gewenst binden met aardappelmeel dat met
koud water is aangemengd.
wens, je bent ook erg lelijk, veel te dik
voor zo'n klein visje en die kleur....
het is niet eens een kleur. We zullen ja
zwartvisje noemen, want iets anders
valt er over jou niet te vertellen".
Ze spraken verder niet meer tegen
hem want ze vonden dat ze veel te def
tig waren voor zo'n visje dat niet eens
wist waar hij vandaan kwam. Hij zwom
maar rond en stootte zich moe en ziek
tegen de glazen wand van het aquarium.
„Ik wil eruit, ik wil eruit!" huilde hij.
Het kikkervisje kroop in een klein
groen hoekje weg en huilde, huilde een
hele nacht. Maar toen hij wakker werd
huilde hij nog harder. „Mijn staart!
Mijn staartje!" riep hij, „wie heeft mijn
staartje gezien?"
De goudvissen proestten van 't lachen.
„Jullie hebben hem natuurlijk op
gegeten", riep hij, „nu kan ik helemaal
niet meer terug naar mijn familie. Ze
zouden me niet eens herkennen, want
alle drieduizend hebben een keurig
zwart staartje".
Nog treuriger dan de eerste dag zwom
hij ronrl in zijn gevangenis, uitgelachen
door alle goudvissen. Of het nu van het
huilen kwam of omdat hij zich zo
schaamde, wist hij niet, maar zijn kop
werd steeds groter en dikker en zijn
ogen begonnen een beetje uit te puilen.
Hij kon het zelf natuurlijk niet zien,
maar de goudvissen praatten de hele
dag met elkaar over hem. „Dikkop",
noemden ze hem. Hij probeerde om de
rare kleine handjes, die uit zijn vissen-
lijfje groeiden, te verbergen, maar ze
zagen het toch en lachten nog veel har
der. Hij zei maar niets meer terug en
riep alleen nog maar: ik wil eruit, er
uit.... eruit!"
„Hoor eens", gichelden de goudvissen,
„nu gaat hij nog zingen ook. En lelijk!
Lelijk! Houd je mond, kwaker".
„Kwaker?" dacht het kikkervisje,
„kwaker vind ik helemaal niet zo'n gek
ke naam" Hij zei het een paar keer
hardop. Het leek net of er in zijn keel
een orgeltje begon. „Ik wil eruit, ik wil
er uit kwak..kwak..kwaker",
zong hij.
„Ga er dan toch uit", schreeuwde een
grote goudvis, „ga dan toch, lelijk
kwaakmonster, we worden gek van
jou.
Hij kwam dreigend op het kikkervisje
af en die zag geen andere uitweg dan
omhoog. Hoe 'hij het deed wist hij zelf
later niet meer. Hij suisde door de lucht
kwam neer en was uit het water met de
nare goudvissen. Hij probeerde nog zo'n
sprong en hij merkte opeens waarvoor
die vreemde kleine handjes waren. Hop
hop, hop, hipte hij weg, over een tafel,
in een vensterbank, door een open raam
heen, door het gras, en toen zag hij in de
verte weer water glinsteren. Geen klein
bakje dit keer, maar zijn eigen heer
lijke sloot. Kwak..kwak..kwak
ging het orgeltje van blijdschap in zijn
keel. Opeens zat hij onbeweeglijk stil,
want uit de sloot kwam een antwoord:
drieduizend stemmetjes, hoge en lage,
riepen kwakkwakkwak terug.
Drieduizend kikkertjes, zonder staartjes
en met net zulke pootjes en niet zo'n dik
kopje als hij zaten hem op te wachten.
En van alle drieduizend kikkertjes, die
daar in de sloot zitten te zingen over de
zomer en de zon is er nu niemand zo
gelukkig als nummer tweeduizendtien.
nodig, wil je ook later een goed figuur be
houden."
HET ZIJN INDERDAAD alleraardigste
gevalletjes, met lieve roosjes geborduurd.
Amerika, waar de lichaamsverzorging een
soort cultus is en men heel ver gaat om
het ideale figuur te bereiken, biedt ook
voor volwassenen een keur van modellen.
Marion laat me verschillende nieuwtjes
zien: een broekje met een extra steun-
gedeelte in de rug, bestemd voor vrouwen
en meisjes, die een lange pantalon dragen;
step-ins met gekruiste elastieken banden
in de taille, die niet knellen; corselets, die
toch alle mogelijke bewegingsvrijheid toe
laten en speciale beha's voor diepe décolle-
té's en een heel laag uitgesneden rug,
waarbij de bandjes in de taille worden
gekruist en aan de voorkant gesloten. Er
zijn al veel modellen in dacron, dat min
der warm in het dragen is dan nylon.
„Wat ik hier in Nederland ga doen is
heel nieuw", zegt Marion, die zich het
ideaal stelt de Nederlandse vrouw meer
bewust te maken van de mogelijkheden
een goed figuur te bezitten.
Mies Bouhuys