MIJN TWEELING EN IK... ACTIE VOOR EEN GOED FIGUUR freurend veulentje Wat Amerika ons daarvan allemaal kan leren GAZANIA 'S Variatie mèt en in de groente Erbij Aan Mies Bouhuys Twechooj ruimte eia WIES VAN BEEVEREN ZATERDAG 15 JUNI 1957 PAGINA ZES ER WAS EENS een kikkervisje. Een naam had hij niet, want hij had drie duizend zusjes en broertjes en zijn moe der had te veel aan haar hoofd om drie duizend namen te verzinnen. Daarom was hij gewoon nummer tweeduizend- tien. Eerst zweefde hij dicht tegen zijn drieduizend broertjes en zusjes aan door de ondiepe sloot, niet te ver van de mod der, die warm en zacht was en ook niet te ver van de zonnestralen die in de golfjes van de sloot spiegelden. Na een dag of tien waagden ze het wat verder uit elkaar te gaan en hun staartjes wat sneller te bewegen zodat ze vlugger konden opschieten. Nummer tweeduizendtien was de snelste van al lemaal en toen hij één keer de slag te pakken had schoot hij weg van zijn fa milie en probeerde om het hardst te zwemmen met de kleine stekelbaarsjes die ook in de sloot woonden. Nu is zoiets leuk voor een uurtje, twee uurtjes of misschien voor een hele zonnige middag, maar tegen de avond wil je dan toch wel je familie weer zien. Dat wou nummer tweeduizendtien ook en hij schoot dus bij de stekelbaarsjes weg, een beetje langzamer dan eerst, want hij was moe geworden van het spelen en verlangde nu naar zijn modderbedje tussen de drieduizend anderen in. De moeilijkheid was alleen, dat hij niet meer wist welke kant hij op moest, de zon ging onder en de sloot werd zo zwart als de nacht. Hij zwom nog een hele poos door, jammer r genoeg net de verkeerde kant op en be sloot toen hij niet meer kon van moeheid om dan maar in zijn eentje in de modder te gaan slapen. Het was erg ongezellig en stil en vlak bij hem stond een reusachtige snoek te slapen, voor wie het kikkervisje eigen lijk erg bang was. Hij nam zo gauw het licht werd de vlucht en zocht opnieuw naar zijn grote familie. Maar twaalf uur 's middags had hij ze nog niet gevonden en hij liet zich heel treurig maar zo'n beetje drijven aan de oppervlakte van het water. En toen.... „Kijk eens, kijk eens", riep een opge togen stem, „een kikkervisje, ik heb zo maar een kikkervisje gevangen!" „Kom mee, dan doen we het in het aquarium", riep een andere stem terug. Het kikkervisje trilde en sloeg met zijn staartje, maar het gaf niets. Hij moest mee in de hand, die als een kooitje om hem heen sloot. „Wie ben je? Hoe heet je?" vroegen een heleboel stemmetjes tegelijk toen het kikkervisje weer water om zich heen voelde. Hij keek om zich heen. „Ooo", zei hij vol bewondering, „wat zijn jullie mooi! Jullie zijn zeker op de zon gebo ren 'want je bent net zo goud als de zonnestralen in mijn sloot". „Jaja", riepen de vissen, „maar wij zjjn ook goudvissen. En jij, wat ben jij?" „Ik weet het niet", zei het kikkervis je", ik weet het niet wat ik ben en hoe ik heet, maar ik heb wel een nummer: tweeduizendtien". „Poeh", fluisterden de goudvissen, „dan zul je wel niet veel bijzonders zijn als je niet eens weet wat je bent. Trou- Een lezer of lezeres van deze rubriek stuurde ons het met „treurend veulen tje" ondertekende versje naar aanlei ding van een gedichtje, dat Mies Bou- huys op 4 mei in deze rubriek schreef onder de titel „Groot". Dat gedichtje ging over een veulen, dat, na de lange winter in de stal te hebben gestaan, eindelijk naar buiten mag, maar tuig om krijgt en een kar moet trekken in plaats van in de wei te mogen rennen. Het vierde couplet van dat gedichtje luidde: Daar loopt het boerenpaardje nu net als een groot echt paard. Met kleppen om en in het tuig van voor tot aan zijn staart. Het gaat om de derde regel in dit couplet. Lees het versje van het treurig veulentje maar: „Ziezo", zegt 't boerenveulentje, „We zitten in de put". Ach, beste Mies, wat deed je toch, Was je soms ingedut? Of weet je niet dat lange strijd En steeds herhaald betoog, ons eindelijk toch heeft bevrijd van kleppen voor oris oog. En wat doe jij ons nu weer aan! Gun ons een vrije blik, Laat ons vrijuit zien, links en rechts, Bevrijd ons van die schrik. Treurend veulentje DE BOER rijdt op zijn kar naar 't land en wij, we mogen mee. Zo ver men zien kan staat het hooi in bergjes, twee aan twee. En al dat hooi moet binnen zijn voordat het avond wordt. Hup, jongens, steek je handen uit, een boerendag duurt kort. Nee Bles, de kar is nog niet vol. Toe, sta nog even stil. Mijn zusje komt met water aan Voor wie wat drinken wil. Daar komen regenwolken aan, de boer werkt wat hij kan en berg voor berg valt op de kar, die kraakt en steunt ervan. Zes uur. We rijden terug naar huis; hoog op de laatste vracht zitten wij samen in het hooi. Je zit er heerlijk zacht. We zingen van tevredenheid al zijn we nog zo moe. De koeien kijken slaaprig op; „boe.., dank je wel... boe... boe". Mies Bouhuys ZE ONTVANGT ME ALS een rasechte zakenvrouw, gezeten achter haar bureau met uitzicht op de Amsterdamse Leliegracht een kittige krullebol van tweeën twintig lentes, die zojuist is teruggekeerd van een driemaandelijkse reis naar Amerika. Enkele jaren geleden is er al eens over Marion Witjas uit Heemstede geschreven: dat gebeurde, nadat zij ter gelegenheid van het eindexamen van de Haarlemse Meisjes H.B.S. haar eigen pennevrucht „Mijn eerste bal" had voor gedragen. Daarna heeft ze een cursus aan een huishoudschool in Zwitserland gevolgd en vervolgens is ze in het zakenleven gestapt na eerst wat rondgeneusd te hebben op kantoor bij papa. „IK WAS EERST helemaal niet enthou siast om naar Amerika te gaan", vertelt ze. „Ik dacht nog: was hét maar in Italië, fijn romantisch! Maar nu ik terug ben, denk ik er heel anders over. Ik vind Amerika een fantastisch land en ik zou er na Holland dan het liefst willen wonen. Voor alles blaak ik van energie om hier in Nederland aan het werk te gaan en dat gene uit te dragen wat me in New York en Chicago geleerd is." En zo belandt Marion, die nu met een diploma „corsettenschool" in haar zak rondloopt bij het eigenlijke thema, waar over ze met vuur uitwijdt: „De Ameri kaanse vrouw heeft veel meer belangstel ling voor haar uiterlijk en speciaal voor haar figuur dan de Nederlandse. Het is opmerkelijk hoe slank de ook wat oudere vrouw daar nog is. Dat komt mede doordat ze als prille bakvis op school tijdens be paalde lessen al heeft geleerd welke step- in of beha het best is voor haar figuur type. Men begint al bij de eerste klassen van de middelbare scholen, bij twaalf jarigen dus, die er natuurlijk omdat ze graag groot willen zijn bepaald wild enthousiast voor zijn. Er bestaan speciale centimeters, met be hulp waarvan men na het maatnemen pre cies kan berekenen tot welk figuurtype men behoort. Een Amerikaanse, die naar een corsettenwinkel stapt, heeft meestal zelf al uitgekiend tot welke van de vier basisfiguren ze behoort: het figuurtype, dat normaal is in onderlinge verhoudingen slank of dik doet er niets toe het forse figuurtype, waarbij het nodig is te gepro nonceerde gedeelten logisch weg te werken, zonder dat daardoor op andere plaatsen „oneffenheden" onstaan, het type met de zware heupen en het type met de smalle heupen. „Dat ga ik in Nederland nu ook doen. In september begin ik op de scholen, natuurlijk het eerst op mijn geliefde Haarlemse Meisjes H.B.S. en wel in de eerste klasse, want die is het belang rijkst. Naderhand komen de hogere klassen aan de beurt." Voor die tijd gaat Marion echter Ne derlandse corsetteriezaken afreizen om lezingen te houden voor het personeel, om te helpen passen en om zo uitge breid mogelijk te vertellen hoe men in Amerika de klanten in de zaken voor licht en bijstaat om de juiste keuze te doen. „Als je niet in de eerste plaats zorgt een goede basis te dragen, waardoor het lichaam steun krijgt, dan faalt de aardig ste japon. Het verhoogt ook zo je zelf vertrouwen, wanneer alles tot in de puntjes in orde is. Dan voel je je zekerder, je loopt rechter-op, je beweegt je gemakkelijker en je voelt je dus gelukkiger. Op die school- lezingen ga ik ook iets over „houding" vertellen. In het kort komt die hierop neer: hoofd hoog, kin parallel met de grond, borst vooruit, schouders ontspannen, heu pen gestrekt, buik ingetrokken, knieën licht gebogen, voeten recht naar voren. Een goede houding plus de juiste foun dation zorgen er tevens voor, dat de kle ding geen rimpels vertoont of trekt, maar gladder om het lichaam valt. Ik ben ook van plan de meisjes te laten show-lopen en ze het verschil te laten zien tussen een meisje, dat onder haar jurk geen en een meisje, dat wel een foundation draagt. Ik laat foto's en modellen zien, vertel hoe ze moeten passen on waarom ze zo vroeg moeten beginnen en daarna mo gen ze vragen stellen. Kijk, hier heb ik schat'.lge kleine step- innetjes, broekjes en beha's in de bobby- line, speciaal voor heel jonge leeftijden. Je hebt heus heel jong al een steuntje Marion Witjas Oranje is een warme kleur in uw tuin. Vooral gezellig als men het warme oranje van de Gazania weet te combineren met blauw-bloeiende planten. Gazania's zijn al ouderwetse planten, doch tegenwoordig worden ze weer veel door de bloemist ge kweekt. Het is de moeite waard ze in uw eigen tuin te poten. Ze worden in potjes gekweekt, doch bij ontvangst dient u eerst goed te gieten want de potkluitjes laten maar met grote moeite de potwand los en toch moeten ze in de volle grond zonder pot gepoot worden. De mooie donkere ring in het hart van de oranje bloem zal u echt wel in de verleiding brengen er enkele aan te schaffen. De Gazania is een echte zon- nebloeier; de bloemen zullen in de scha duw niet open komen. Zoekt u voor hen dus een gezellig hoekje in de felle zon. Na het poten de eerste weken goed begieten. Zijn ze eenmaal aan de groei dan kunt u ze best 'aan hun lot overlaten. Zet ze maar op een onderlinge afstand van ongeveer ALS zoveel jonge stellen woonden wij de eerste jaren van ons huwelijk op twee kamers twee-hoog. In het begin was deze behuizing vorstelijk te noemen, doch toen onze tweeling er was, werd het schipperen met de ruimte. Overdag diende een ruime zonnige achterkamer - met een prachtig uitzicht over de polder - als woon-, eet-, speel- en werkkamer. We hadden het ge luk, dat langs die kamer over de volle breedte van het huis een balkon liep. Hier kwam ook de noodkeuken op uit. Wij wa ren dus - vooral 's zomers als het niet woei of regende - door de leden van de huisves tingscommissie gemakkelijk te overtuigen, dat wij er lang niet het ergst aan toe wa ren. Maar 's winters, als de kachel niet wilde branden, als de sneeuw door kieren en gaten naar binnen drong, als in de slaapkamer - zelfs bij gesloten deuren en ramen - een kaars van de tocht uitging, als de babies, hoewel dik ingepakt, blauw zagen en huilden van de koude, ja, dan zongen wij een ander liedje. Nummer drie bracht echter uitkomst, want toen werden we tot „krepeer-geval" gepromiveerd. Dan vallen er zaken te doen op huisvestingsge- bied, als je tenminste voet bij stuk houdt! INTUSSEN, het balkon was een uit komst. Toen Stap en Stien zes maanden oud waren, een levendige belangstelling begonnen te krijgen voor alles wat er om haar heen gebeurde, van de wieg uit haar nieuwsgierigheid niet meer konden be vredigen en daarom wat lastig werden, dachten wij natuurlijk het eerst aan een box. Wij deden daarmee ontdekkingen, die voor velen misschien vanzelfsprekend waren, maar die voor mij (en misschien voor andere onervaren moeders) toch heel belangrijk zijn geweest. Zo bleek, om te beginnen, onze box veel en veel te klein. Misschien zijn er „twee vijftien centimeter; de stengels kruipen wel over de grond heen en vullen dat plekje best. Indien u zo'n zonnig hoekje op de voorgrond in uw border kunt vinden, zult u er veel succes mee bereiken. Poot dan een hoekje blauwe lobelia's of lila- kleurige ageratum in de onmiddellijke om geving. U zult eens zien hoe goed die twee kleuren het s&men in uw tuin doen. G. Kromdijk persoons-boxen" te krijgen, maar wij had den een gewone. Stien, de kleinste en ak- tiefste van de twee, kreeg het al gauw te kwaad. Natuurlijk ging zij er samen met haar zusje in. Eerst dacht ik, dat alles goed zou gaan. Ik werd ook inderdaad spoedig gerustgesteld door de eerste scha terlach, die ik van de kinderen te horen kreeg. Het was Stan, die zich vrolijk maakte over Stien, die zich om en om rollend door de box bewoog. Al spoedig zaten ze elkaar evenwel in de weg. Zij schopten elkaar en deden zich pijn. We probeerden dus een andere oplos sing te vinden- Eerst lieten we een van de twee meetals Stien, die al vroeg begon te kruipen en zich op te trekken; Stan kwam maanden later met deze vaardig heden in de kamer los. Dit betekende natuurlijk, dat er altijd iemand bij moest zijn. Daarom namen we onze toevlucht tot het afzetten van een hoek van de ka mer. De box werd uitgeslagen, zodat er slechts twee zijden van dubbele lengte overbleven, die in L-vorrn opgesteld met twee muren een prachtig speelhok vormden, waar Stan en Stien voorlopig de ruimte hadcjen. Natuurlijk ontdekten de peuters snel het genot van scheuren. Het behang droeg van die ontdekking de sporen. Oude kran ten en dozen waren niet in staat om de belangstelling te boeien. Ouders reageren nu eenmaal levendiger, als je ze 'n flink stuk behangselpapier voorhoudt. Een an der nadeel was, dat de kamer veel kleiner was geworden. Voor ons was echter het belangrijkste, dat Stan en Stien zich rui mer konden bewegen! Met mooi weer kwam het onvolprezen balkon ons te hulp. Twee plaids dach ten wij waren voldoende om de „Le- bensraum" van de babies te verruimen. Dat wij daarmede onze benedenburen in de „gevarenzone" hadden gebracht, be merkten wij te laat. Met zijn tweeën ver zin je meer dan alleen! Dit hadden Stien en Stan snel door. Op een ochtend was ik bezig luiers te wassen in de keuken. Plotseling hoorde ik een doffe slag be neden in de tuin, gevolgd door een vrese lijke gil, die mij door merg en been drong- Mijn hart stond stil. Plotseling stoof onze benedenbuurvrouw binnen, rood, hijgend van de twee trappen. Trillend van ver ontwaardiging toonde zij mij de was keteldeksel, het voorwerp dat de slag had veroorzaakt, die mij zo deed schrikken. Voorts bracht ze mij een koperen asbak, een beer en een briket. Het baldadige ge gil van' mijn lievelingen had mij al ge rustgesteld omtrent hun lot. Terwijl mijn buurvrouw, stotterend van boosheid, spoed-noodmaatregelen eiste, was ik al op het balkon gegaan om moederlijke verma ningen uit te delen. Maar ziet, de schattgn hadden zich meester gemaakt van een par tijtje kolen, die brok voor brok onder ge juich overboord gingen. Die avond maakte mijn man langs de ballustrade een ander halve meter hoge gaasversperring, waar door je alleen nog maar de inhoud van Mammie's naaidoos kon peuteren. BINNENSHUIS waren we er nog niet met onze „aanpassingsproblemen", zoals dat zo mooi heet in de sociologische leer boeken. Toen de -tweelingen stevig begon nen te zitten Stien was weer eerder dan Stan en „echte" maaltijden tot zich namen, moesten we aan kinderstoelen gaan denken. Eerst kocht ik er één en voerde ik de kinderen na elkaar. Dat von den ze ongezellig. Bovendien was het tijd rovend. Verder bleken ze zelf wel te weten, hoe je je eten naar binnen moet werken en die kennis wilden ze met alle geweld, zonder hulp van vader of moeder, in praktijk brengen. Dit bracht mij op het idee haar „woonkamer' 'in de hoek tevens tot „eetkamer" te maken- Daar konden ze dan ongestoord de zelfverzor- ging beoefenen. Ik kocht twee stevige pitrieten stoeltjes met bijpassend tafeltje. Ze waren groot genoeg om het gemak van de jongedames tot het vierde jaar te die nen. Ze konden er ook mee spelen. Toen Stien ging lopen, sleepte zij haar stoeltje overal achter zich aan om bij alles dat wij buiten haar bereik waanden, te kun- nen klimmen. Op het tafeltje werden pop pen uitgekleed, duchtig gewassen en weer aangekleed Later diende het tafeltje (in omgekeerde toestand) als boot. En het ding is nog steeds niet aan het einde van zijn bestaan. Dat een tweelingwagen niet ideaal is, vertelde ik al. Nu ga ik een lofzang wijden aan de wandelwagen. Tijdens het eerste levensjaar van de tweeling waren we aan huis gebonden. Ik kon de grote wagen on mogelijk twee trapen op- en afsjouwen. Althans niét iedere dag. Mijn spruiten dreigden er bovendien voortdurend uit te vallen. Winkels kon ik er niet mee binnen komen- Dat verwekte teveel opschudding. Toen ik een tweeling-wandelwagen ca deau kreeg, was ik dus zeer in mijn schik. Zo'n wandelwagen is opvouwbaar en ge makkelijk in trein of bus mee te nemen. Eensklaps konden we weer overal heen. Wij genoten van iedere mooie dag, maak ten lange wandelingen, gingen met de kinderen naar het park in de buurt en ik kon mijn boodschappen op mijn ge mak afwerken. Alle kinderen hebben van hun prilste jeugd af behoefte aan ruimte en vrijheid, twee dingen die steeds zelfdzamer worden. Daarom zou ik iedere jonge moeder op het hart willen binden can hoe moeilijk de woonomstandigheden ook zijn alles in het werk ta stellen om de ruimte te scheppen, die de kinderen nodig hebben in het werk te stellen om de ruimte te groeien. „Vergeleken met Amerika is het hier nog zo anders", vervolgt ze. „Daar is het doodgewoon zes beha's tegelijk te kopen, bijvoorbeeld vier dezelfde en twee bij zondere. Idem met de step-ins en corsetten. Je doet er op die manier ook langer mee, want elastiek moet uitrusten en in de vorm terugkomen, dan blijft het materiaal langer goed." De Amerikaanse vrouw draagt niet zulke dure jurken; dat hoeft ook niet bij goede foundations. Een beetje kritiek had Marion ook wel: te veel uitbundige sieraden, een uitvloeisel van een eigenaardige smaak voor valse bijoux. Over de gastvrijheid en hartelijkheid, die ze in New York en Chicago heeft onder vonden in beide steden verbleef Marion ruim anderhalve maand heeft ze niets dan lof. Terwijl ze me in haar wagen terugrijdt naar Haarlem, vertelt ze nog wat van haar ervaringen, van de efficiency in de huishouding, van hulpmiddelen, zoals afwasmachines e.a. in de keuken en van alle op afbetaling gekochte luxe. „Ik ben van plan hard te werken en als ik dan veel geld heb verdiend, wil ik later een huis met een zwembad in Florida", zegt Marion in jeugdige overmoed. Lachend hebben we haar van harte succes gewenst. Tineke Raat Voorjaargroentesoep1 liter water of bouil lon, 100 g. spinazie, een paar worteltjes, een handjevol radijsjes, een stuk bloem kool, peterselie- of selderij groen, boter of margarine, zout, airoma of bouillonblokjes (aardappelmeel) De groenten schoonmaken, wassen en klein snijden. De boter of margarine smelten en de groenten ondier af en toe omscheppen tien minuten verwarmen. Het water of de bouillon toevoegen en het geheel aan de kook brengen. De soep op smaak afmaken met zout, aroma of bouillonblokjes en des gewenst binden met aardappelmeel dat met koud water is aangemengd. wens, je bent ook erg lelijk, veel te dik voor zo'n klein visje en die kleur.... het is niet eens een kleur. We zullen ja zwartvisje noemen, want iets anders valt er over jou niet te vertellen". Ze spraken verder niet meer tegen hem want ze vonden dat ze veel te def tig waren voor zo'n visje dat niet eens wist waar hij vandaan kwam. Hij zwom maar rond en stootte zich moe en ziek tegen de glazen wand van het aquarium. „Ik wil eruit, ik wil eruit!" huilde hij. Het kikkervisje kroop in een klein groen hoekje weg en huilde, huilde een hele nacht. Maar toen hij wakker werd huilde hij nog harder. „Mijn staart! Mijn staartje!" riep hij, „wie heeft mijn staartje gezien?" De goudvissen proestten van 't lachen. „Jullie hebben hem natuurlijk op gegeten", riep hij, „nu kan ik helemaal niet meer terug naar mijn familie. Ze zouden me niet eens herkennen, want alle drieduizend hebben een keurig zwart staartje". Nog treuriger dan de eerste dag zwom hij ronrl in zijn gevangenis, uitgelachen door alle goudvissen. Of het nu van het huilen kwam of omdat hij zich zo schaamde, wist hij niet, maar zijn kop werd steeds groter en dikker en zijn ogen begonnen een beetje uit te puilen. Hij kon het zelf natuurlijk niet zien, maar de goudvissen praatten de hele dag met elkaar over hem. „Dikkop", noemden ze hem. Hij probeerde om de rare kleine handjes, die uit zijn vissen- lijfje groeiden, te verbergen, maar ze zagen het toch en lachten nog veel har der. Hij zei maar niets meer terug en riep alleen nog maar: ik wil eruit, er uit.... eruit!" „Hoor eens", gichelden de goudvissen, „nu gaat hij nog zingen ook. En lelijk! Lelijk! Houd je mond, kwaker". „Kwaker?" dacht het kikkervisje, „kwaker vind ik helemaal niet zo'n gek ke naam" Hij zei het een paar keer hardop. Het leek net of er in zijn keel een orgeltje begon. „Ik wil eruit, ik wil er uit kwak..kwak..kwaker", zong hij. „Ga er dan toch uit", schreeuwde een grote goudvis, „ga dan toch, lelijk kwaakmonster, we worden gek van jou. Hij kwam dreigend op het kikkervisje af en die zag geen andere uitweg dan omhoog. Hoe 'hij het deed wist hij zelf later niet meer. Hij suisde door de lucht kwam neer en was uit het water met de nare goudvissen. Hij probeerde nog zo'n sprong en hij merkte opeens waarvoor die vreemde kleine handjes waren. Hop hop, hop, hipte hij weg, over een tafel, in een vensterbank, door een open raam heen, door het gras, en toen zag hij in de verte weer water glinsteren. Geen klein bakje dit keer, maar zijn eigen heer lijke sloot. Kwak..kwak..kwak ging het orgeltje van blijdschap in zijn keel. Opeens zat hij onbeweeglijk stil, want uit de sloot kwam een antwoord: drieduizend stemmetjes, hoge en lage, riepen kwakkwakkwak terug. Drieduizend kikkertjes, zonder staartjes en met net zulke pootjes en niet zo'n dik kopje als hij zaten hem op te wachten. En van alle drieduizend kikkertjes, die daar in de sloot zitten te zingen over de zomer en de zon is er nu niemand zo gelukkig als nummer tweeduizendtien. nodig, wil je ook later een goed figuur be houden." HET ZIJN INDERDAAD alleraardigste gevalletjes, met lieve roosjes geborduurd. Amerika, waar de lichaamsverzorging een soort cultus is en men heel ver gaat om het ideale figuur te bereiken, biedt ook voor volwassenen een keur van modellen. Marion laat me verschillende nieuwtjes zien: een broekje met een extra steun- gedeelte in de rug, bestemd voor vrouwen en meisjes, die een lange pantalon dragen; step-ins met gekruiste elastieken banden in de taille, die niet knellen; corselets, die toch alle mogelijke bewegingsvrijheid toe laten en speciale beha's voor diepe décolle- té's en een heel laag uitgesneden rug, waarbij de bandjes in de taille worden gekruist en aan de voorkant gesloten. Er zijn al veel modellen in dacron, dat min der warm in het dragen is dan nylon. „Wat ik hier in Nederland ga doen is heel nieuw", zegt Marion, die zich het ideaal stelt de Nederlandse vrouw meer bewust te maken van de mogelijkheden een goed figuur te bezitten. Mies Bouhuys

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 18