Begin van het Internationale Geofysische Jaar
HET GEVAARLIJKE ROKEN
Hongaarse
kunstenaars
kiezen hun
eiMem weg
OVERWELDIGENDE MAJESTEIT IN
OORD VAN BLIJVEND LICHT
DE ENIGE LANDSTREEK in ons druk bevolkte Europa, die het predikaat
ongerept nog met ere draagt, is Lapland, het hoge noorden van
Scandinavië: steden en verkeerswegen zijn er niet. Planten en dieren
hebben er het rijk alleen en zijn nog even soortenrijk ais eeuwen
her. Daar kunnen we het barre klimaat en de onherbergzame steen
massieven dankbaar voor zijn. Tegenwoordig neemt de belangstelling
voor dit unieke gebied echter hand over hand toe. Niet alleen in
Zweden maar ook in het buitenland breidt de faam van het land
van de middernachtzon zich uit, want wie ooit de stemming van de
arctische bergen heeft ondergaan, die komt er zeker terug.
De macht der muggen en
de ziekte der wildernis
ALS ONDERWERP VAN EEN PROEFSCHRIFT
MIDDEL TOT VERMIJDEN VAN ONLUST
GIFTIGE STOFFEN IN TABAKSROOK
MEN MOET
DE JEUGD ER
TOE BRENGEN
VOORAL GEEN
SIGARETTEN
TE ROKEN
V;
-
TEGENWOORDIG is het voor toeristen
mogelijk Lapland te bezoeken, bij de gra
tie van de ertsbaan Kiruna-Narvik name
lijk. Bij Kiruna, een typisch Noord-Zweed
se stad met verspreid staande, roodgeverf
de houten huizen en ongeplaveide wegen,
wordt in zogenaamde dagbouw het hoog
waardige ijzererts gewonnen. Om dat te
kunnen afvoeren heeft men met veel moei
te en kosten een spoorlijn aangelegd dwars
door de Scandinaafse bergen naar de Noor
se haven Narvik, die door de warme golf
stroom van de Atlantische Oceaan 's win
ters niet dichtvriest. (Tussen twee haakjes:
Kiruna gaat er prat op de uitgestrekste
stad van de wereld te zijn, want de ge
meentegrenzen omsluiten dan ook een ge-
bied van maar liefst één miljoen vierhon
derdduizend hektare bos, moeras en toen
dra!) In Abisko, langs deze enkelbaans-
spoorweg, heeft de Zweedse Toeristenver
eniging een comfortabel hotel laten bou
wen, dat dienst doet als uitgangspunt voor
boottochten op het langgerekte Tornetrask
en voor „hikes" te voet en op de ski. Hier
in Abisko begint het Kungsleden, een drie
honderdvijftig kilometer lang pad, dat door
een majestueus landschap naar het zuiden
voert. De richting is met steenhopen aan
gegeven. Op een dagmars afstand van
elkaar staan hutten, waarin overnacht kan
worden. In de laatste jaren is het netwerk
van wandelroutes sterk uitgebreid. Op vele
plaatsen staan tegenwoordig- houten lood
sen en bergstations, die enige hotelaccom
modatie bieden. Het materiaal hiervoor is
in het voorjaar per slede aangevoerd door
Lappen, die hun nomadenbestaan geruild
hebben voor een betrekking als gids of be
stuurder van een motorboot in dienst van
het toerisme. Voedsel is in deze streken
de verharende ren-
diervellen in de Lap-
penhut, die opge
trokken is van plag
gen en die in het
puntdak een gat
heeft, waaruit de
rook kan ontsnappen.
Eén ding is echter te hopen: dat we de
muggen buiten kunnen houden. Want de
muggen vormen in Lapland een niet te
onderschatten macht. In het stilstaande
smeltwater ontwikkelen zich door de lang
durige zonneschijn ontelbare larven, die
in korte tijd geen meter van het uitgestrek
te land onbezet laten. In wolken zeuren
de muggen tergend om onze bezwete
hoofden en wanneer we een plekje van
de huid bij het insmeren met „jungle-
olja" vergeten hebben, dan straffen de
muggen dat onverbiddellijk af. Ook als de
muggenolie na enkele uren uitgewerkt is,
merken we dat direct aan het aantal ste
ken. Ongelukkig is hij, die geen verdedi
gingsmiddel meer bij zich heeft.
Ook de rendieren hebben er last van. In
de zomer leiden deze dieren, de veestapel
van de Lappen, een ongebonden leventje.
Om enigszins tegen de muggen beveiligd
te zijn, zoeken zij hun heil hoog op de ber
gen, waar zij lui in de sneeuw liggen. In
de herfst worden de dieren verzameld en
enkele honderden kilometers zuidelijker
geleid om in de beschuttende bossen de
langdurige winter door te brengen. Maar
elk voorjaar weer zijn de Lappen blij wan
neer ze naar hun geliefde bergen terug
kunnen, naar het oord van het blijvende
licht, het land, dat er nog precies zo uit
ziet als ten tijde van hun verre voor
ouders.
DICK DEKKER
Kadar heeft vrijwel geen enkele belofte
gehouden waarmee hij het Hongaarse volk
op 4 november voor zich trachtte te win
nen. De Russische troepen blijven in het
land, verzetstrijders worden aan de lopen
de band terechtgesteld, andere partijen
worden niet toegelaten, de levensstan
daard daalt en met alle middelen worden
de boeren bewerkt om weer lid van de
kolchozen te worden en hun produkten af
te leveren. De nationale Hongaarse cultuur
zou worden bevorderd, maar in plaats
daarvan doet de regering alles om het „so
cialistische realisme" weer tot doorbraak
te brengen. Dit gelukt echter niet, zoals
blijkt uit de jongste kunsttentoonstelling
in Boedapest. Het regeringsgezinde blad
„Elet es irodalmi" klaagt dat geen van de
vier salons het gewaagd heeft voor het
„socialistische realisme" uit te komen. Dit
begrip is nu al maanden lang iets onbe
kends zegt het blad zowel in de
programma's als in de werken van de
kunstenaars. Met grote verontwaardiging
constateert het, dat jonge en begaafde
kunstenaars, die het „socialistische realis
me" huldigen, op deze tentoonstelling geen
plaats hebben gekregen. Het eist der
halve weer onmiddellijk controle van de
staat op de kunst alsmede afschaffing van
de „artistieke vrijheid", die volgens het
blad niets anders is dan „kleinburgerlijke
anarchie".
Hier en daar hebben de Lappen plag
genhutten gebouwd, die generaties
lang dienst hebben gedaan voor de
veehoeders. Nu kunnen zij gebruikt
worden zie foto hierboven door
de zwerflustige toerist. De andere af
beelding bij dit artikel toont de ma
jestueuze Kebnekaise wie herinnert
zich deze naam niet uit het boek over
de reis met de wilde ganzen van Niels
Holgersson door Selma Lagerlöv? - in
wolken gehuld. Met zijn ruim eenen
twintighonderd meter hoge zuidtop is
dit de machtigste berg van Lapland,
waarbij de mens temidden der oer-
natuur zich nietig voelt.
Op 19 juni publiceerden wij een bespreking door Bob Buys van het monu
ment door Hubert van Litli dat ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan
van de n.v. Philips Gloeilampenfabrieken te Eindhoven aangeboden zal
worden door het gezamenlijk personeel aan de raad van bestuur. „Ik had
niet verwacht, dat één der jongere beeldhouwers tot een dergelijke conceptie
zou komen!" zei professor Bronner in zijn waarderende inleiding tot de
tentoonstelling van de blokken met vierentwintig reliëffiguren in het Stede
lijk Museum van de hoofdstad. En daarom plaatsen wij er nu deze bijzondere,
door Cas Oorthuys vervaardigde foto van.
DOKTER C. VAN PROOSDIJ, als internist
verbonden aan het sanatorium en revalida
tiecentrum „Zonnestraal" te Hilversum, pro
moveerde op 27 juni tot doctor in de ge
neeskunde aan de universiteit van Amster
dam met een proefschrift, dat „Roken" is
getiteld. Het is een kenmerkend verschijnsel
voor de grote betekenis, die de laatste jaren
in de medische kringen aan het roken wordt
gehecht, dat de medische en psychologische
aspecten van het roken thans tot onderwerp
van een dissertatie zijn geworden. In de om
vangrijke studie, welke dr. Van Proosdij aan
de diverse facetten van het roken heeft ge-
- aldus een stelling wijd, loopt ais een rode draad het thans wel
vaststaande feit, dat men door te roken aller-
Van dr. Van Proosdij lei ernstige aandoeningen kan opdoen.
VERSCHEIDENE OMSTANDIGHEDEN hebben de bevordering van het roken
als gewoonte in de hand gewerkt. De wijziging in het arbeidstempo, de levensge
woonten deden de laatste halve eeuw in toenemende mate de behoefte aan een
dagelijks te gebruiken genot-en-ontspanningsmiddel naar voren komen. Hierin
voorzag vooral de sigaret in hoge mate. De achtergrond van deze behoefte is aan
te duiden als het menselijk tekort in het psychologische vlak. Het streven naar
geluk en het vermijden van onlust is namelijk een probleem, dat de mensheid
steeds heeft bezig gehouden, maar dat nimmer bevredigend is opgelost. De re
clamemethodes hebben vooral de toeneming van het sigarettenverbruik sterk be
ïnvloed. Maar volgens dr. Van Proosdij staat het wel vast, dat het roken als ge
woonte een poging van de moderne mens is om te ontsnappen aan onaangename,
onlustverwekkende situaties. Het rookgenot geeft een zekere aangename prikke-
ling in de reuk, de smaak en de gezichtszin en een bevrediging van de onrustige
geest. Het roken kan de mens ook helpen als gemeenschapsmens te verkeren in
de samenleving. Men herkent immers in het roken een element van gezelligheid,
de mogelijkheid tot situatiewijziging en de verhoging van het zelfbewustzijn.
Aldus verklaart dr. Van Proosdij de drang naar het roken. Blijkbaar werken de
onlustgevoelens in onze maatschappij wel sterk en in toenemende mate. Want
in dertig jaar tijd steeg het sigarettenverbruik in Nederland per hoofd der bevol
king tot het drievoudige, in 1956 was het zelfs gestegen tot viermaal het gebruik
in 1923. Gemiddeld worden per roker in ons land tien sigaretten per dag gerookt,
tegen vijftien in Engeland en zelfs vijfentwintig in Amerika.
Dr. VAN PROOSDIJ wijst er op, naar aanleiding van alle mogelijke studies, ook
uit het buitenland, dat het vast staat dat tabaksrook schadelijke stoffen, zoals
nicotine en kankerverwekkende bestanddelen bevat. Nicotine is speciaal voor het
zenuwstelsel een vergif. Het beïnvloedt direct of indirect, ook de organen van de
bloedsomloop zoals het hart en de bloedvaten. Dat de kans op het ontstaan van
longkanker regelmatig toeneemt met het verbruik van sigaretten, staat wel vast.
Van elke elf onmatige sigarettenrokers van vijfentwintig jaar zal er één voor het
vijfenzeventigste jaar aan longkanker sterven. Voor niet-rokers is deze kans veer
tig keer zo klein, een dus wel zeer groot verschil. Opgemerkt dient te worden dat
het risico van pijproken ten aanzien van longkanker klein is vergeleken met dat
van het roken van sigaretten. Bronchitis en astma worden ook ongunstig door
roken beïnvloed. Eveneens is het ontstaan van aandoeningen van de bloedvaten
van het hart als gevolg van roken bekend. Ook maagzweren worden door roken in
hun genezing gestoord.
Het is in hoge mate afhankelijk van de rooktechniek en van de samenstelling
van de tabak in welke mate de schadelijke stoffen door het lichaam worden op
genomen. Het belangrijkste is evenwel hoeveel er gerookt wordt. Het staat vast
dat van de verschillende vormen, waarin tabaksgebruik kan plaats hebben, het
roken van sigaretten de gevaarlijkste is. Deze vorm voert blijkens de ervaring het
meest tot onmatig gebruik en heeft bovendien het nadeel dat de rook gemakkelijk
diep ingeademd kan worden. Het onttrekken van schadelijke bestanddelen aan
de rook (waar door de tabaksindustrie ijverig naar gezocht wordt) is tot nu toe
niet mogelijk gebleken zonder de genotswaarde van het roken afbreuk te doen.
Voorlopig blijft dus alleen het veranderen van de rookgewoonten over.
De eerste eis is, aldus dr. Van Proosdij, dat het onmatig roken wordt bestreden.
Daarnaast is het mogelijk door verandering van de techniek van het roken een
deel van de gevaren te ondervangen. Rookhygiënische maatregelen zoals niet in
haleren en roken in niet te snel tempo (weinig trekken doen aan een sigaret) be
tekenen een stap in de goede richting. Het niet te ver oproken van een sigaret (in
Amerika, waar de sigaretten goedkoper zijn dan in ons land, worden halve siga
retten weggegooid) is eveneens van groot belang. Het vervangen van sigaret door
sigaar of pijp is zeker aan te bevelen, mits dan niet geïnhaleerd wordt.
Matiging in het roken betekent ook meer genot van de weinige keren dat men
dan nog wel rookt. Echter: de jeugd, die nog niet rookt, moet van het roken afge
houden worden. Het belang van de volksgezondheid eist, aldus dr. Van Proosdij
in een der stellingen, dat de jeugd er toe gebracht wordt niet te roken. Een rook
verbod voor de jeugd komt echter niet in aanmerking. Het drankverbod in Ame
rika heeft ook niet veel bijgedragen tot het afwennen van de gewoonte van het
alcoholgebruik. De beste weg om de jeugd het roken niet te laten aanleren, is het
scheppen van een geestelijk gezond klimaat door middel van een juiste opvoeding.
Het gedrag van de volwassene is hierbij van grote betekenis. De volwassene moet
de jongere leren begrijpen, dat men ook flink en volwassen kan zijn, zonder dat
men rookt, integendeel, dat het flinker is niet toe te geven aan een algemene
verslavingsdrang en een wijd verbreide gewoonte, dan wel op te gaan in de massa
van rokers.
DE STUDIE van dr. Van Proosdij is een samenvatting van vele onderzoekin
gen, die in de gehele wereld gewijd zijn aan de oorzaken en vooral ook aan de
medische gevolgen van het roken. Van belang is ook, dat hij er op wijst, dat het
ontwennen van het roken geen enkel schadelijk gevolg heeft, men verslapt niet
en wordt niet suf of minder energiek, zoals wel eens gedacht wordt. Het gebruik
van koffie en thee zou iemand van het roken kunnen afhouden of althans zijn
behoefte naar genotsprikkels kunnen bevredigen, die hij anders in het roken meent
te vinden. Het ware te wensen, dat vele verslaafde rokers deze studie ter hand
zouden nemen. Zü zouden zeker onder de indruk komen van de velerlei gevaren,
waaraan zij zichzelf bloot stellen.
Z. Baruch
echter moeilijk te krijgen. Wie voor enige
dagen de bergen in wil, dient zijn leeftocht
op de rug mee te nemen.
Maar dan zijn we ook geheel vrij. De
bewoonde wereld keren we radicaal de
rug toe. Auto's en andere verkeersmidde
len zien we niet meer. Fabriekswalm en
stadslawaai laten we achter ons. De rust is
volkomen. De veelkleurige vegetatie is
paradijselijk gaaf en het blauwborstje be
gluurt ons nieuwsgierig uit de hagelwitte
berken. Maar voor sommigen is de majes
teit van de met sneeuw gedekte bergen,
die zich glashelder spiegelen in de roer
loze meren aan hun voet, al te overwel
digend. Zij worden bedwelmd door de
grootse onaantastbaarheid van moeder
aarde. Zij voelen zich klein en onmachtig
in deze oernatuur en lusteloos hangen zij
op een steen. Zij lijden aan de ziekte van
de wildernis. De oorspronkelijke bewoners
van deze streken, de Lappen, kennen deze
gemoedsstemming. Het is de ziekte van
Lapland.
Ergens op de berg krast diep en schor
de raaf. Op de stenige toendra krijsen
uiterst snelle roofmeeuwen. Piepers en
gorzen en tapuiten spelen onbekommerd
tussen de vele bloemen en de kleurende
bessen, die gerijpt worden door de warme
zon, die zonder ophouden schijnt en rond
de gehele horizon draait. Met geweld moe
ten we de onwezenlijke stemming van ons
af schudden. De frisse wind, die van de
Noordpool komt, helpt ons daarbij en met
nieuwe moed nemen we de zware rugzak
op en kiezen met regelmatige pas onze weg
over stenen, puinlawines, sneeuwslierten
en door wildstromende beken. We koken
ons potje op een schraal vuurtje van
MORGENAVOND, als de klok twaalf
slaat, begint het Internationale Geofysi
sche Jaar. Een vreemd jaar, want het duurt
achttien maanden. Vreemd is ook zijn
naam: geofysisch betekent letterlijk: „aard-
natuurkundig".
DE AARDE is namelijk het studieobject
van de geleerden die dit geofysische jaar
in het leven hebben geroepen. Zij hopen
aan het eind van die achttien maanden,
op 31 december 1958 over een een zuiver
der portret van onze aarde te beschikken
dan nu. Met dat doel voor ogen hebben zij
zichzelf „tien geboden" opgelegd, die als
volgt te formuleren zijn:
Gij zult de meteorologie verbeteren. Gij
zult het aardmagnetisme intenser onder
zoeken. Gij zult het poollicht en het licht
van de nachthemel bestuderen. Gij zult de
ionosfeer (hoge lagen van de dampkring)
onderzoeken. Gij zult de activiteit van de
zon in deze periode bespieden. Gij zult de
kosmische straling meten. Gij zult nauw
keurige lengte- en breedtebepalingen doen.
Gij zult de glaciologie (gletsoherkunde be
oefenen. Gij zult oceanografie bedrijven.
Gij zult raket-onderzoek verrichten en
kunstmanen oplaten.
AAN DEZE tien onderwerpen zouden
nog vele „gij zults" toe te voegen zijn, on
der andere: gij zult intense kou lijden aan
de zuidpool, maar dat is geen wetenschap
pelijke opdracht, doch een bijkomstigheid.
Het idee van een wetenschappelijke
waarnemingscampagne die de geleerden
van de gehele wereld in gecoördineerde
actie brengt is niet nieuw. Vroeger heetten
dergelijke campagnes Pooljaren (1882
1883 en 19321933). Nieuw is, behalve de
naam, ook het grotere waarnemingsveld.
Bij eerdere gelegenheden was de aandacht
voornamelijk gericht op die toen nog gro
tendeels onverkende gebieden van onze
aardbol: de poolstreken.
Het doel van de campagne is zuiver-we-
tenschappelijk. Het gaat om het inzicht en
om meer niet. „Wij willen weten!" zeggen
de geleerden. „Eventueel praktisch nut
van wat wij ontdekken is, althans voor
ons, niet van primair belang". Wat zij
hiermee bedoelen illustreert bijvoorbeeld
het kunstmaanplan duidelijk. Het is name
lijk niet ingegeven door de gedachte dat
wij zo nodig naar de maan of naar Mars
moeten kunnen reizen. De taak die de
kunstmaan heeft is: waarnemen. Meten,
welke stralingen en misschien andere in
vloeden er van buitenaf doordringen tot
(of tot in) de buitenste lagen van de
dampkring van onze aarde.
Dat men hierben „en passant" inlichtin
gen zal inwinnen waarmee te zijner tijd
de ruimtevaarders hun voordeel kunnen
doen, is voor de plannenmakers van het
Internationale Geofysische Jaar geen
hoofdzaak geweest.
DAT JUIST déze achttien maanden zijn
uitgekozen voor het beramen van deze in
ternationale waarnemingsactiviteit hangt
samen met de verwachting dat het hoogte
punt van de elfjarige periode van zonne-
activiteit in deze anderhalf jaar zou val
len. Nauwkeurig is dat hoogtepunt nooit
te voorspellen (de elf jaren vormen name
lijk maar een gemiddelde) en in dit op
zicht heeft de zon de geleerden een lelijke
poets gebakken: haar maximale activiteit
(veel zonnevlekken) viel namelijk al in
november 1956, waarop niemand had ge
rekend.
Voor de leek zal er aan het Internatio
nale Geofysische Jaar weinig spectaculairs
te beleven zijn of hij moet aan de zuid
pool de ontberingen gaan bekijken die tal
loze geleerden zich daar in die witte wil
dernis gaan getroosten.
Maar in Nederland, dat geen gletsjers
bezit en dat ook geen kunstsatelliet lan
ceert (en waar zelfs geen camera staat op
gesteld om de baan van de kunstmaan fo
tografisch vast te leggen) zal er heel wei
nig van te zien zijn. Niet omdat Nederland
niet actief zou deelnemen aan de waar
nemingen die men op het programma heeft
gezet, eigenlijk juist om het tegendeel hier
van. Want afgezien van glaciologie en na-
kettenonderzoek doen Nederlandse geleer
den juist overal aan mee en al lang.
Honderddrie jaar oud al is immers het
Koninklijk Meteorologisch Instituut dat
zich niet alleen met de weerkunde bezig
houdt maar ook met bijvoorbeeld aard-
magnetisch onderzoek, met ionosfeerpeilin-
gen en met oceanografie (bestudering van
de aarde beneden het zee-oppervlak. Ne
derlands sterrenwachten zijn beroemd om
hun veelzijdige onderzoekingen op astro
nomisch gebied.
Extra-inspanningen van Nederland zijn
alleen de vestigingen van onderzoeksta-
tions te Paramaribo en Hollandia, waar
het aardmagnetisme, de ionosfeer en de
radiostraling van de zon zullen worden on
derzocht. Voor het overige is het Interna
tionale Geofysische Jaar voor Nederland
niets bijzonders: wij zijn al, zo zou men
het kunnen zeggen, minstens een geofysi
sche eeuw lang actief op hetzelfde terrein
dat het Internationale Geofysische Jaar
bestrijkt. G. v. W.
(Van onze correspondent in Wenen)